LEIDSCH DAGBLAD. N°. 4288. A0. 1874. Maandag 2 Februari. STADS-BERICHTEN. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maandenf 1. Franco per postL40. Afzonderlijke Nommersn 0.02. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIES Van 16 regelsf 1.05. Iedere regel meern 0.171. Groolcre letters naar plaatsruimte. De BURGEMEESTER der gemeente LEIDEN, Ontvangen hebbende eene opgave, aanwijzende de uil komsten der naeting en schatting van gebouwde en onge bouwde eigendommen, bedoeld in de artt. 15, 23 en 43 der Wet van den 2Gsten Mei 1870 (Staatsblad n°. 82), betrekkelijk de grondbelasting; Doet te weten, dat die opgave gedurende dertig dagen, ter Secretarie dezer gemeente, ter inzage van de belang hebbenden is nedergelegd. En wordt deze door plaatsing in den Leidache Courant -afgekondigd. De Burgemeester voornoemd, v d BRANDELER. Leiden, 31 Januari 1874. De VOORZITTER vau den Gemeenteraad van Leiden noodigt bij deze, krachtens art. 7, 2de alinea der Wet van 4 Juli 1850 Staatsblad n°. 87), de inwoners dezer gemeente uit om, zoo zij elders in de directe belastingen zijn aangeslagen, daarvan vóór den \hden Februari e. A-, door overlegging der aanslagbiljetten ter Secretarie dezer gemeente, te doen blijken, ten einde zoo noodig hun recht te bewijzen om, bij de jaarlijksche herziening der lijsten van kiesbevoegden, daarop te worden geplaatst. En geschiedt hiervan afkondiging door plaatsing in de Leidsche Courant. De Voorzitter voornoemd, v. d. BRANDELER. Leiden, 31 Januari 1874. LEIDEN, 31 Januari. Een van den Gouv.-Gen. van Ned. Indië bij het Depart, van Koloniën ontvangen telegram, hetwelk overigens niets omtrent de krijgsver richtingen in Atjin bevat, vermeldt dat de val van den Kraton algemeen in Indië een grooten en goeden indruk maakt. Omtrent het „zeer gering verlies", waarvan het laatste telegram van den luitenant-generaal Van Swieten melding maakte, zijn nog geen nadere berichten uit Indië ont vangen. Gisteravond werd in het gebouw tot Nut van 't Algemeen de Algemeene Vergadering der leden van de Leidsche Vereeniging tot bevorde ring van geregeld schoolbezoek gehouden. Uit de verslagen der Secretarissen van de afdeelingen blijkt dat het eigenlijke schoolverzuim hier ter stede uiterst gering is te noemen. Evenwel blijft het aantal kinderen dat de school of in 't geheel niet bezoekt of die te vroeg verlaat om eenige vrucht van het onderwijs te kunnen hebben, nog zeer aanzienlijk. Reeds op zeer jeugdigen leeftyd worden zij in fabrieken of werkplaatsen toegelaten, tot groot nadeel van hunne zedelijke ■en stoffelijke ontwikkeling. Mochten heeren indus- trieelen toch inzien dat hierdoor zoowel hunne eigene belangen als die van de werklieden wor den benadeeld. Persoonlijke toespraak heeft bij enkelen gunstig gewerkt, van sommigen heeft men de verzekering ontvangen dat zij geen kinde ren in dienst zullen nemen die niet behoorlijk onderwijs hebben genoten. Wanneer het wetsvoorstel van den heer Van Houten bij de Staten-Generaal in behandeling zal tornen, heeft de vereeniging het voornemen krach tig hare adhaesie uit te spreken, doch alleen wat het werken van kinderen in fabrieken betreft. Het uitreiken van getuigschiften aan kinderen die na geregeld vier jaren de school te hebben bezocht aan 't werk gaan, werd mede ter sprake gebracht, en besloten nafnens de vereeniging zoodanige getuigschriften af te geven. Ten slotte sprak de aftredende voorzitter, Prof. Rauwenhoff, een ernstig woord over het doel der vereeniging; hij wees op de reeds verkregen resultaten en verwachtte dat in de toekomst veel goeds door haar tot stand zal worden gebracht. Vooral achtte hij 't een merk waardig verschijnsel, dat in deze vereeniging de meest uiteenloopende richtingen zoo eendrachtig tot een goed doel samen werken. In plaats van de aftredende leden van het Hoofdbestuur, de heeren A. G. Quant, Dr. L. W. E. Rauwenhoff, C. Blansjaar en N. J. Sanders werden gekozen de heeren Dr. H. W.Van der Meij, J. L. A. Desertine, A. G. Hessels en Dr. H. G. Hagen. Z. K. H. Prins Alexander heeft ingeteekend op het door onzen stadgenoot, den heer J. K. De Regt, uit te geven tooneelwerk, getiteld: „Magdalena Moons tijdens het beleg van Leiden." Op Maandag 2 Februari a. s. zal in de Luthersche kerk alhier des avonds te 7 uren eene openbare bijeenkomst der Leidsche Afdeeling van het Nederl. zendelinggenootschap gehouden wor den. Als spreker zal daarbij optreden de heer Tendeloo, van hier geboortig, leerling indertijd van Ds. Brown en thans sedert vele jaren met vrucht werkzaam als zendeling op Celebes. Wederom viel deze week aan een der werklieden van de heeren D. Sala en Zonen alhier, G. A. De Bolster, het voorrecht le beurt 25 jaren bij de firma werkzaam te zijn. Bij die gelegenheid werd hij door zijn patroon met een zilveren hor loge vereerd, waarbij een cadeau in geld was gevoegd, terwijl hij van zijne medewerklieden een aandenken ontving. Gedurende deze week zijn dagelijks in het Werkhuis alhier opgenomen van 118133 vol wassen personen en van 4864 kinderen. Woensdag heeft hei Leidsche Studenten corps een telegram aan luitenant-generaal Van Swieten gezonden, om hem en zijn leger geluk te wenschen met de inneming van den Kraton. De Utrechtsche en Groningsche studenten corpsen, tusschen welke sedert 7 December 1871 de vriendschappelijke betrekkingen geheel afge broken waren, ten gevolge van het door de Utrechtsche studenten tot kastelein van hunne sociëteit aanstellen van den kastelein van de Gro ningsche studenten-sociëteit, zonder dat daarvan aan de Groningsche studenten kennis was gegeven, hebben den vrede weder hersteld, en wel door bemiddeling van hel Leidsche studentencorps. In de op 28 dezer gehouden openbare vergadering van den Baad van State, afdeeling voor de geschillen van bestuur, is o. a. behandeld een beroep van C. Loos c. s., te Roelof-Arends veen, gemeente Alkemade, van een besluit van Ged. Staten van Zuid-Holland van 7/14 October 11., houdende afwijzing hunner bezwaren tegen den legger der wegen en voetpaden in de gemeente. Rapporteur, de Staatsraad Boot; zijnde als ge machtigde opgetreden Mr. W. Thorbecke, advocaat in Den Haag. Het Centraal-Comité voor het kinderge schenk aan den Koning heeft aan de Comités bericht, dat de groole meerderheid van dezen tegen het houden eener algemeene vergadering is, en verder dat de heer W. Oostmeijer, hoofd onderwijzer aan de school voor Christelijk onder wijs op de Botermarkt te Amsterdam, zijn plaats als vice-voorzitter van het Centraal-Comité weder heefi ingenomen. Prof. T. Stracké heeft een ont werp voor het geschenk in klei geboetseerd, waar van de volgende beschrijving wordt gegeven: „De ontwerper heeft „de Tijd" het denk beeld van 't feest is in den grond een begrip van „Tijd" voorgesteld door een uurwerk, dat door vier zwevende geniën gedragen wordt. Om niet in conventioneele vormen te vallen, heeft hij de kast er van bolvormig gemaakt; de wijzer plaat wordt op de voorzijde aangebracht, aan de achterzijde een inscriptie. Op beide halfronden kunnen dan nog bandelieren en heraldische figu ren aangebracht worden, waardoor de strekking van 't geheel nader wordt toegelicht. Deze vorm wordt gekroond met de Muze der geschiedenis, die 't feit der 25-jarige regeering zal opteekenen. „De Tijd" zweeft boven een oranjeboom, aan welks voet kinderen in verschillende standen ge plaatst zijn. Aan de voorzijde een optocht, waar van het middelpunt gevormd wordt door een groep van vier jongens, die een draagbaar torschen, waarop een meisje gezeten is, dat een model van 't geschenk in de hand houdt. Een der vier dra- genden is als Javaan voorgesteld. De voor- en achterhoede vormen eenige jongens, die palm takken het symbool der vreedzame regeering en andere, die de teekenen der Koninklijke waar digheid dragen. In de takken van den boom zijn eenige kinderen geplaatst, die de voorbij trek- kenden beschouwen. Dit is niet zoozeer geschied uit een symbolisch oogpunt ofschoon er zeer goed de een of andere poëtische gedachte aan te verbinden zou zijn als wel om den kruin van den boom eenig leven hij te zetten. Aan den voet van den boom, aan de achterzijde, heeft de ont werper een Europeeschen jongen geplaatst, die een portret van den Koning toont aan een Neger jongen, wien de boeien van de handen gevallen zijn een herinnering aan de vrijmaking der negerslaven in Suriname. De zittende figuren aan de voorste hoeken van het voetstuk stellen stroomgoden voor, personificatiën van Maas en Waal, en brengen de menschlievendheid des Konings in herinnering bij gelegenheid der overstrooming in den Bommelerwaard. Dit laa'ste feit wordt nog in 't bijzonder op het voorvlak van het voetstuk aangewezen. De ont werper wil den Koning voorstellen, staande aan den oever en reddingsbooten uitzendende naar hen, die in gevaar verkeeren. Op de drie overige zijden van het voetstuk kunnen allegorische of historische reliefs aangebracht worden, waarvan het onder werp bij nader overleg kan worden vastgesteld. Aan de achterhoeken van het voetstuk staan herauten, die in hun middeleeuwsch costuum met vaan en klaroen zoo uitnemend geschikt zijn om te wijzen op een vorstelijk feest. Het voetstuk zelf wordt aan de uileinden gedragen van voren door dolfijnen en van achteren door klimmende leeuwen, een wapenschild houdende. Eenige inschrif ten, deviezen, jaarlallen en heraldische versienngen kunnen nog ter passender plaatse aangebracht worden." Heden heeft te 's-Hage ten overstaan van de notarissen Van de Watering en Feith de ver loting plaats gehad van kunstwerken, aange kocht voor den 15den jaargang der tweede serie van de Kunstkronijk. De uitslag daarvan is, dat op N°. 118 is getrokken eene schilderij van J. Ten Hagen: „Een strandgezicht"; op N°. 196 eene schilderij van J. H. Doeleman„een Boschgezicht"op N°. 223 eene schilderij van A. H. Ahrendsen: „Bloemen"; op N°. 294 eene schil derij van Louise v. d. Beek„een glas met goud- visschen"; op N°. 357 eene schilderij van H. Savry: „een Landschap"; op N°. 443 eene schil derij van J. v. d. Waarden: „Vruchten"; op N°. 468 eene schilderij van J. L. Moerman: „Over peinzing"; op N°. 548 eene schilderij van J. P. Van Wesselingh: „een Landschap"; op N°. 613 eene schilderij van J. FabiusJbz.„kinderspelen"; op N°. 653 eene schilderij van J. Freudenberg

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1874 | | pagina 1