behalve in Friesland, waar zij in de laatste weken
eene belangrijke uitbreiding heeft bekomen. Deze
staat van zaken was voorzien. De ontdekking dat
Holland en Utrecht telkens besmet werden door
Friesch vee, waaraan op het oogenblik van het
vervoer of op de markt nog geene teekenen der
ziekte te bespeuren waren, heeft geleid tot de
vaststelling van het koninklijk besluit van 3
October 1873 (Staatsblad n°. 135), waarbij o. a.
uitvoer van rundvee uit aangewezen besmette
kringen verboden is. Het gevolg van dit verbod
doet zich thans reeds gevoelen in sterke verminde
ring van het aantal ziektegevallen in Holland en
Utrecht, die hoofdzakelijk in de kringen voorko
men, waarop bovenvermeld besluit is toegepast
en in belangrijke toeneming der ziektegevallen
in de stallen in Friesland, ook daar voornamelijk
in de besmet verklaarde kringen, maar toch ook
herhaaldelijk daarbuiten. Tot ongerustheid behoeft
deze toestand geene aanleiding te geven. Met
volharding zullen de maatregelen, die elders met
zoo gunstigen uitslag aangewend zijn, ook in
Friesland bij voortduring worden toegepast. Een
tweede districts-veearts is m die provincie tijde
lijk aangesteld; al het in de besmette kringen
door de opzichters opgeschreven vee wordt weke
lijks onderzocht, zoodat het ontstaan der ziekte spoe
dig ontdekt wordt en de onteigening spoedig plaats
heeft. Toch blijft Friesland een gevaarlijk brandpunt
van besmetting voor de overige provinciën, indien
de veehouders Friesch vee aankoopen. Konden zij
gedurende een half jaar wellicht korter of
langer, naar gelang van den loop dien de ziekte
daar verder nemen zal zich onthouden van het
aankoopen van Friesch vee dan zouden zij niet
alleen voor zichzelven het gevaar van belangrijke
verliezen door de longziekte afwenden, maar ook
medewerken tot de veiligheid van den rijken
Nederlandschen veestapel. Al geschiedt de aankoop
buiten de kringen, waaruit de uitvoer verboden
is, geeft dit toch geene zekerheid, dat het aan
gekochte vee niet reeds de kiemen der ziekte in
zich draagt. Herhaaldelijk toch komen buiten die
kringen gevallen voor onder vee, dat waarschijnlijk
in de weide besmet is geworden. Volstrekte ont
houding van aankoop van Friesch vee, zoo dit
eenigszins mogelijk is, behoort dus aan alle vee
houders buiten Friesland met den meesten aandrang
te worden aangeraden.
De Minister van Financiën heeft goedge
vonden, bron- en mineraalwater op flesschen en
kruiken vatbaar te verklaren voor opslag in fictief
entrepot.
Bij resolutie van den Minister van Finan
ciën is goedgevonden de ontvangkantoren der
directe bel. en acc. te Onderdendam (gemeente
Bedum) c. a. en te Uithuizen c. a. te rangschik
ken in de 5de en het kantoor te Eenrum c. a.
in de 6de klasse.
De Minister van Justitie heeft aan de te
Werkendam gedetacheerde maréchaussées C. L.
Leersnijder en E. Koning zijne bijzondere tevreden
heid te kennen gegeven over den buitengewonen
ijver, waarmede zij dienst hebben gedaan op de
rivieren, ter beteugeling der vischstrooperij.
Z. M. heeft benoemd: tot adjunct-ijker der
maten, gewichten en weegwerktuigen, G. Van
den Berge, G. H. Geertsema, J. B. Henrard en
A. J. H. Sar; en tot ijker, de adjunct-ijkers A.
A. Welters, Oltman Venema en Dr. B. J. C.
Hazelhoff Roelfzema; tot voorzitter der Algemeene
Rekenkamer van Ned.-Indië den heer J. F. Mossel,
thans lid van dat college.
Gemengd Nieuws.
Een noodlottig onheil kostte dezer
dagen te Dodewaard een braven en oppassenden
jongen man het leven. Eenige werklieden waren
bezig boomen te vellen, toen er plotseling een
neerstortte, die een hunner de hersenpan ver
brijzelde.
De uitgever Ad. Spaar man teOber-
liausen heett voor de uitvoering van den nieuwen
druk van „Pierer's Conversationslexicon", waar
voor eene hoeveelheid papier van 70,000,000
vellen of 15,000 centenaars benoodigd is, de
drukpers aangekocht, welke op de Weener ten
toonstelling bekroond is. Zij is te Augsburg ver
vaardigd, heet „die Endlose1' en hare werkkracht
levert per uur 24,000 gedrukte vellen, die tevens
door haar genat, geplet, afgesneden en uitge
schoven worden. Eén man is voldoende voor het
bedienen van dit prachtige werktuig, 't welk naar
het voorbeeld der persen van de Times en van
de Weener Neue freie Presse gevolgd doch in
meerdere opzichten nog verbeterd is.
Dr. Paul Schroder, gezant van het
Duitsche Rijk te Constantinopel, heeft in Maart
en April van het vorig jaar het eiland Cyprus
bezocht en deelt daarover in zijn schrijven aan
Dr. Kiepert de volgende interessante bijzonder
heden mede: Toen hij in de nog door geen
Europeaan bezochte noordwestelijke bergstreek
Tellyria doordrong, vond hij bewoners, die met
de overige bevolking van het eiland schier in geen
verkeer stonden, en een eigen dialect spraken,
met vele oud-Grieksche woorden, voor nieuw-
Grieken onverstaanbaar. Ook in hun levenswijze
hadden zij een eenvoudigheid, die wel opmerkelijk
mocht heeten voor bewoners van een reeds zoo
vroeg beschaafd eiland. Zij woonden in openingen,
in den grond of in de rotsen gemaakt, sliepen
op de bloote aarde; tafels en bedden waren totaal
onbekend. De kleeding was voor beide geslachten
een grof linnen zak, stijfstaande van het vuil;
hun voedsel was bijna uitsluitend grof tarwebrood
wijn, anders het voornaamste product van het
eiland, en zelfs de zoo onontbeerlijke koffie, ont
braken geheel. De schuwheid, ook van de mannen,
tegenover den vreemdeling, (wel een bewijs van
het geheel vreemde van zulke bezoeken), was
zeer hinderlijk voor het verkeer; toen de reiziger
beproefde in de dennenbosschen, welke de geheele
noordwestelijke helling van het. gebergte van het
eiland bedekken, door te dringen, moest hij terug-
keeren, omdat hij in deze bijna geheel onbewoonde
streek geen onderkomen kon vinden.
't Zachte weer heeft reeds de kieviten
in den war gebracht. Naar men uit Rolde schrijft,
zijn er in een weiland reeds vier van die gasten
gezien, die zich geheel gedroegen alsof ze er wil
den blyven.
Vrij dag-ochtend omstreeks halfzes
is er brand ontstaan in de boerenhuizinge van
O. Rispens te Westergeest (Kollumerland en N.
Kruisland). De meubelen en de levende have zijn
gered, van de granen en het hooi weinig. Van
het huis is slechts het voorste gedeelte blijven
staan. Wegens den verren afstand kon de spuit
van Kollum eerst om halfnegen op de plaats des
onheils wezen; die van den heer H. L. baron
Van Heemstra, te Veenklooster, was er eerder
en heeft met de Kollumer spuit nog uitmuntend
gewerkt. De oorzaak van den brand is onbekend.
Het gebouw en, naar men verneemt, ook de
granen en meubelen waren geassureerd.
De Arnh. Ct. verhaalt het volgende:
Zeker handelaar uit Rotterdam, die vele relatiën
met Spanje heeft en voor zijne zaken jaarlijks
naar dat land reist, die dan ook het Spaansch
perfect spreekt werd afgeraden die reis te doen
doch hij meende, als Nederlander, geen gevaar te
duchten van de Carlisten en ging. In Spanje ge
komen raadde men hem, geen plaats te nemen
op de diligence, maar gebruik Ie maken van post
paarden. Zoo deed hij, en eerst ging alles goed.
Doch eindelijk ziet men de roode mutsen der
Carlisten, en de postiljon, gevraagd zijnde of men
zou terugkeeren, antwoordde dat dit de dood zou
zijn. Men rijdt dus den Carlisten tegemoet en
dadelijk begonnen de heeren den wagen te plun
deren en de personen, die er in zaten, gevanke
lijk weg te voeren naar het hoofdkwartier; men
hield ze voor spionnen en daartegen hielp geen
praten. In het hoofdkwartier gearriveerd, zouden
de gewaande spionnen ondervraagd worden. Nu
trad een Carlist voor, die in goed Hollandsch tot
onzen reiziger sprak: „Ge zegt Rotterdammer te
zijn?'1 Ja. Welnu, zeg me dan eens. wie
is burgemeester van Pvotterdam welk water
loopt er voorbij de stad, welke is de voornaamste
straat," enz. Toen al die vragen naar eisch waren
beantwoord, sprak onze Carlist„Nu is het goed.
Gij zult al uwe bagage terug hebben en zijt mijn
gast." Deze handelaar en zijne reisgenoolen had
den het thans zeer goed en ze werden van post
tot post onder escorte verder gebracht, tot ze op
onbetwist grondgebied waren.
Het bekende Engelse he schip Chal
lenger is sedert eenige maanden bezig met diep
temetingen der zee. De grootste diepte, die tot
nu toe bij dit onderzoek is gevonden, treft men
bij het eiland St.-Thomas aan, in de golf van
Guinea; zij bedraagt 8000 meter ongeveer, ter
wijl de hoogste berg 8800 meter ongeveer bereikt.
De grootste waargenomen diepte in den noorde
lijken Atlantischen Oceaan, bevindt zich niet ver
van het eiland Porto-Rico, en bedraagt ten naaste
bij 7300 meters. De temperatuur der zee vond
men, beneden de diepte van 2700 meter, altijd
tusschen 0 en 2 graden Celsius, al was ook op
de oppervlakte der zee de warmtegraad 20 gra
den. Toen de Challenger in den bekenden golf
stroom trad, rees de warmte van het zeewater
aan de oppervlakte van 18 tot 22 graden. Men
bevond, dat die merkwaardige stroom, in de
richting van New-York, ongeveer 60 Eng. zee
mijlen of 20 uren gaans breed is, en het warme
water zich op eene diepte van 180 meters uit-
strektet
In Japan bestaan thans reeds twee
aardrijkskundige genootschappen. Het eene is in
1872 te Yokohama opgericht en draagt den naam
„Japan-branch of the Asiatic-Society." Het andere
is opgericht in Maart 1873 en wel door den
Minister-resident van het Duitsche Rijk, Maximi-
liaan Von Brandt. Het eerste nummer van het
tijdschrift van dit laatste genootschap, dat den
naam draagt van „Deutsche Gesellschaft für Natur-
und Völkerkunde Ost-Asiens" is reeds verschenen.
Die twee genootschappen in een land, dat voor
twintig jaar nog voor verscheidene natiën een
gesloten land was, is een opmerkelijk teeken des
tijds en een gevolg der vestiging van zoovele
wetenschappelijke vreemdelingen, door Japan bij
de organisatie van zijn onderwijs binnen zijn
grenspalen getrokken.
Uit Dodewaard wordt gemeld: Sedert
1 dezer is de openbare lagere school gesloten.
Van de bijna 200 leerlingen, die haar gewoonlijk
om dezen tijd bezoeken, zijn slechts zeer enkele
in staat de verklaring over te leggen, bedoeld in
de wet op de besmettelijke ziekten, dat zij met
voldoenden uilslag zijn gevaccineerd of gerevacci-
neerd. Deze verklaring namelijk moet afgegeven
en geteekend worden door den geneesheer zeiven,
die de kunstbewerking heeft verricht, en dit nu
is hier onmogelijk, daar de bedoelde geneesheer
sedert een paar jaar overleden is.
BUITENLAND.
Prankrij k.
De Minister van Binnenlandsche Zaken heeft
aan de prefecten eene circulaire gezonden, hou
dende instructiën voor de toepassing der wet van
20 dezer op het benoemen der maires Maar
al te dikwijls, zegt de hertog De Broglie daarin,
hebben de gemeenteraden hunne keuzen gevestigd
op onwaardige en onbekwame personen, en het
systeem van verkiezing der maires door de plaat
selijke vertegenwoordiging is daardoor onherroepelijk
veroordeeld. Doch De Broglie geeft verder de
hoop en de meening te kennen, dat de prefecten
in de meeste gevallen de tegenwoordige maires
in hun ambt zullen kunnen handhaven.
De Commissie van Dertigen heeft eenige
besluiten genomen ten aanzien van de wet, rege
lende het kiesrecht in de gemeenten. Dit beginsel
is in een artikel geformuleerd, dat art. 1 zal
worden. Het luidt aldus: „Elke Franschman, in
het genot zijner burger- en burgerschapsrechten,
is op 25jarigen leeftijd kiezer in de gemeente,
waar hij geboren is of waar hij geloot heeft." i
Art. 2 bepaalt, dat elk Franschman, oud 25 jaren,
van woonplaats veranderende, kiezer is in zyne
nieuwe gemeente, als hij er drie jaren gevestigd
is geweest, of gedurende twee jaren aldaar in de
personeele belasting was aangeslagen. De openbare
ambtenaren en bedienaars van den godsdienst zijn
van de bepaling omtrent het domicilie vrijgesteld.
JDïiitsch land.
De Norddeutsche Allg. Ztg. komt op tegen
de opvatting der dagbladen, alsof de Fransche
regeering bij hare jongste maatregelen zou hebben
toegegeven aan pressie uit 't buitenland. Het blad
noemt deze opvatting verkeerd en verzekert dat
geen van deze maatregelen door Duitschland is
verlangd geworden. Het Fransche Ministerie liet
zich daarbij slechts door het gevoel zijner waar
digheid leiden, en handelde, in overweging van
Frankrijks belangen, volkomen vrijwillig. De Duit
sche regeering had zich voorgenomen, gebruik te
maken van hetgeen Frankrijks wetten te dezer