LEIDSCH DAGBLAD. N°. 4211. Vrijda A0. 1873. 31 October. MODERNE BESCHAVING. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maandenf 1. Franco per posl1.40. Afzonderlijke Noramers0.02. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIE!*: Van 16 regelsf 1.05. Iedere regel meern 0.174. Grootcre letters naar plaatsruimte. STADS-BE RICH TEN, BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN, Gezien het adres van Willem Hoogenstraaten, fabri kant van verduurzaamde levensmiddelen alhier, daarbij verzoekende om de gemetselde fornuizen uit zijn huis aan de Sleenschuur te mogen overbrengen naar zijne in aan bouw zijnde fabriek in de Joden-kerksteeg; Gelet op art. 4 van het Koninklijk besluitflvan 31 Januari 1824 (Staatsblad n°. 19); Doen te weten, dat tot het hooren der eigenaars en be woners van de naast bijgelegene en belendende panden, ten opzichte der informa'.iën de commodo et incommodo, door Burgemeester en Wethouders zal worden gevaceerd op het Raadhuis dezer gemeente, op Maandag den 3den November aanstaande,'s voormiddags te elf uren; zullende de belanghebbenden verplicht zijn hunne bezwaren tegen dat verzoek op dien tijd in te brengen, terwijl, bij ver zuim daarvan, zij gehouden zullen worden zich tegen de inwilliging niet te hebben verzet. Burgemeester en Wethouders voornoemd, v. d. BRANDELER, Burgem. E. KIST, Secretaris. Leiden, 30 October 1873. Op het schoone Java is voor weinige weken weder een drama vertoond, dat alle ware vrien den van beschaving smartelijk moet aandoen. Te Soerabaja is op 1 September de wegens sluip moord tot den strop veroordeelde fuselier Reini ger geëxecuteerd. Bij ons te lande is de doodstraf afgeschaft, in Indië niet, wij weten het, en dat feit is betreu renswaardig genoeg, te meer wanneer men hoort, dat onder de motieven, die ter verdediging van dat onmenschelijk gebruik worden aangevoerd, er voorkomen, zoo zwaarwichtig als b. v. het vol gende: dat de slechte onvoldoende toestand van het gevangenwezen de afschaffing der doodstraf niet gedoogt. Waarlijk, een fraaie redeneering, zeker meer afdoende voor het wenschelijke van een spoedige verbetering der gevangenissen dan ian het behoud der doodstraf. Maar de schuldige was soldaat, zal men ons te gemoet voeren, en stond dus reeds als zooda nig bloot voor het thans aan hem voltrokken vonnis. Nog schooner argument! Men draagt de wapens ter verdediging van zijn land, ter hand having des noodig, wanneer de arm van politie en justitie niet machtig genoeg is, van de wet, en zelf is men buiten de wet gesteld. De toe passing der doodstraf in tijd van oorlog zou mis schien te verdedigen zijn, als men dan tevens slechts niet verzuimt een afkeurend votum over het oorlogvoeren zelf uit te spreken, de grootste wreedheid van alle, veel grooter dan die, waar van een enkele executie getuigt; waarom echter in vredestijd tusschen den burger en den mili tair in dit opzicht verschil wordt gemaakt, ver klaren wij niet te begrijpen. Maar de aard der straf wijst uit dat men hier louter aan een burgerlijk vonnis heeft te denken; immers de militair wordt gewoonlijk tot den kogel veroordeeld, de burger tot den strop. De soort van misdaad, ofschoon de Indische bladen het niet uitdrukkelijk vermelden, geeft dan ook alle recht om te vooronderstellen, dat de schuldige voor de civile rechtbank is veroordeeld, en de redenen, die men zou kunnen aanvoeren voor het behoud der doodstraf voor den soldaat, zijn hier dus niet van toepassing. In een land echter waar eenmaal die barbaar- sche, middeleeuwsche executie nog in zwang is, "was 't ten volle verklaarbaar dat zij in dit geval werd volvoerd. De ongelukkige had, althans wan neer de berichten juist zijn, genoeg op zijn ge weten, als er hier van geweten sprake kan zijn, om de maatschappij te kunnen doen eischen dat hij onschadelijk werd gemaakt; immers, wij her halen het, de gevangenissen in Indië schijnen geen genoegzamen waarborg op te leveren voor de be veiliging der welgezinden tegen de aldaar in ver- zekeide bewaring gebrachte misdadigers. Van hem, die twee sluipmoorden en een broedermoord pleegde, is voor hemzelf noch voor zijne mede- menschen meer veel goeds te verwachtenhet draagt evenwel alweder niet bij, tot verbetering van den slechten dunk, dien men in 't algemeen van de zoogenaamde kolonialen koestert. De ongelukkige heeft thans geboet voor zijne vergrijpen tegen de maatschappij, maar is die maatschappij zelve geheel en al onschuldig te achten Men zou den korten levensloop van den geëxecuteerde moeten kennen om op die vraag een volledig antwoord te kunnen geven. In het algemeen evenwel mag men aannemen, dat, mogen sommigen ook al beweren dat enkele lieden door een soort van zielsziekte huns ondanks tot het plegen van moorden worden aangedreven, de meeste, zoo niet alle moorden het gevolg zijn van ongunstige levensomstandigheden, een ver waarloosde opvoeding, het gemis der moederlijke liefde in de eerste jeugd, het slechte voorbeeld van een ontaard vader, grievende verongelijkingen enz. Zou in die gevallen de maatschappij wel het recht hebben den schuldige ter dood te verwijzen Heiniger telde slechts 26 jaren en had reeds bij het legioen van Garibaldi dienst gedaan. Hij was dus een zwerveling, die vroegtijdig de ouderlijke woning verliet, zoo hij die ooit kende. De dag der terechtstelling was ook de 26ste jaardag van den rampzalige. Voorwaar, die wreed heid althans had men hem kunnen besparen zonder aan de wet. te kort te doen, en de „Euro- peesche dames, vergezeld van hare zoontjes," hadden even goed op een ander tijdstip de terecht stelling kunnen hij wonen, o Beschaving der 19de eeuw LEIDEN, 30 October. Met militaire eerbewijzing werd heden morgen op de begraafplaats aan de voormalige Heerenpoort ter aarde besteld het stoffelijk over schot van Johannes Van Leeuwen, oud-artillerist van 1830 en 31, ridder van de militaire Willemsorde 4de klasse, welke onderscheiding hem ten deel viel voor zijn manmoedig gedrag bij de verdediging van de Citadel van Antwerpen in December 1832. Vele oudstrijders van de jaren 1830 en 1831 brachten de laatste eer aan den overledene, door zijn stoffelijk overschot grafwaarts te vergezellen. In verband tot de vroeger gemelde con cessie-aanvrage voor spoorwegen in Nederland kan thans worden medegedeeld, dat de Minister van Binnenl. Zaken aan de aanvragers heeft te ken nen gegeven, dat hij met ingenomenheid heeft kennis genomen van de gemeenschappelijke aan vraag voor den aanleg en de exploitatie van spoorwegen hier te lande; dat hij zich voorstelt de plannen bij de aanvraag behoorende te onder zoeken en daarover later te onderhandelen. De aanvragers hebben eene Commissie van 5 leden benoemd, ten einde onderhandelingen met den Minister te voeren. Tevens is door hen eene Commissie van 3 leden uit hun midden aange wezen, om met het Bestuur van de Centraal- spoorwegmaatschappij te onderhandelen over het te sluiten exploitatie-contract. De Vereeniging ter bevordering van het Zeevaartkundig Onderwijs, te Amsterdam, heeft zich tot den Minister van Binnenl. Zaken gericht met het verzoek, dat het examen voor alle stuur lieden, met eenige uitzonderingen, verplicht gesteld, eene rijkscommissie tot het afnemen der examens worde benoemd, het onderwijs op de afzonderlijke zeevaartkundige scholen behouden en daaraan door subsidiën of andere middelen eene be hoorlijke uitbreiding gegeven worde. De Minister van Oorlog heeft bepaald, dat, gedurende het tijdvak van 1 November 1873 tot en met 31 October 1874, de schadeloostelling voor gemis van fourrages door de tot het houden van dienstpaarden gerechtigde generaals, hoofd en verdere officieren van het leger te genieten, per paard daags zal bedragen bij voortdurend of tijdelijk verblijf: te Amersfoort, Breda en Zutfen, 74 cent; Amsterdam 81; Arnhem en Utrecht 78; Deventer en Haarlem 75; 's-Gravenhage en Leiden 77; 's-Bosch 79; Roermond 71; Venlo 76; en in alle andere plaatsen 84 cent. Bij de te Amsterdam gehouden stemming ter verkiezing van een lid der Prov. Staten zijn uitgebracht op Jhr. G. A. Tindal 332 en op Mr. J. R. Corver Hooft 208 stemmen, tusschen welke heeren een herstemming moet plaats hebben. Het Soerab. Hbl. deelt mede: Wij ver nemen dat, op last van den Procureur-Generaal, de derde hofmeester aan boord van het stoom schip Java gevangen is genomen, beschuldigd van diefstal van effecten, bij een broodbakker te Am sterdam gepleegd. De zaak is dezeEenige maan den geleden werd er brand ontdekt in de woning van den broodbakker Meijer, terwijl de bewoners afwezig waren. Toen hulp kwam opdagen, be speurde men terstond aan eene opengebroken secretaire dat er diefstal gepleegd was. De brand werd spoedig gestuit. De waarde van het geslo- lene bedroeg aan effecten circa f 15.000. Drie personen van den diefstal verdacht werden in verhoor genomen, doch wegens gebrek aan be wijs weder ontslagen. Even voor het vertrek van het stoomschip Java uit Nieuwediep, vervoegde zich een heer bij den gezagvoerder, wien hij mededeelde, dat een der hofmeesters verdacht werd van den bedoelden diefstal, en verzocht hern tijdens de reis op dien man acht te geventevens gaf hij een lijst der gestolen effecten over. De gezagvoerder van de Java beloofde zijne hulp, doch hield de zaak zooveel mogelijk geheim om den verdachte geen argwaan te geven. Op Malta en andere stations bleek deze steeds zeer goed bij kas te zijn, wis selde veel geld, en daaronder coupons. Door een derde, wien hij de zaak mededeelde, liet de gezag voerder eenige coupons inwisselen, waarvan de nommers overeenkwamen met die, welke op de lijst van de gestolen effecten genoteerd waren. Er bleef toen niet meer aan te twijfelen of de dief was aan boord. De gezagvoerder van de Java begreep echter, dat het inmengen van de Justitie eener vreemde Mogendheid slechts eene twijfel achtige uitkomst beloofde, hield zich. stil en liet den hofmeester begaan, tot op een dag afslands van Java. Toen nam hij hem in verhoor, en liet zijn hut onderzoeken in tegenwoordigheid van een passagier en een scheepsofficier. Spoedig kwam eene portefeuille voor den dag, waarin onder ander geld verscheidene coupons, die alle het nommer der gestolen effecten droegen. De stukken werden verzegeld en de zaak by aankomst der Java op Batavia bij de Justitie aangegeven. Men zegl wel Nederland en Java zijn éen, doch de Nederlandsch-lndische Officier van Justitie kende geen termen om den persoon, wiens misdrijf, in Nederland gepleegd, zoo goed als bewezen was,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1873 | | pagina 1