LEIDSCH
DAGBLAD.
N°. 4152.
Zaterdag
A0. 1873.
23 Augustus.
STADS-BERICHTEN.
HET KOORTSBEGRIP.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor leiden per 3 maandenf 1.
Franco per postn L40.
Afzonderlijke Nommcrs0.02.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Van 16 regelsf 1.05.
Iedere regel meern 0.171.
Groolere letters naar plaatsruimte.
BERICHT.
Met
1 September begint een nieuw kwar-
egmi een
taal van het Leidsch Dagblad. Zijdie zich
alsdan op deze Courant abonneeren, ontvan
gen de nog verschijnende nummers gratis.
OPROEPING
iu werkelijken dienst, van milicien-verlof
gangers der lichtingen van 1869 en 1870.
De BURGEMEESTER van LEIDEN,
Gezien de Circulaires van den Heer Commissaris des KoniDga
in de provincie Zuid-Holland, van den 30aten Mei en den
27sten Juni 11., A. n° 1581/1 en 1883/1 (2de afd.), Provin
ciaal blad n°. 60 en n°. 65
Brengt ter kennis van de belanghebbenden, dat het den Ko
ning behaagd heeft, bij Zr. Ms. beslnit van den 25 April dezes
jaars, d°. 16, o. a. te bepalen, dat tot het houden van prac-
tiache oefeningen in de verschillende legerplaatsen, van najaars-
otfeningen in het algemeen en tot verdere oefening in den
wapenhandel, te dezen jarc in werkelijken dienst zollen worden
opgeroepen de navermclde milicien-verlofgangers, met dien ver
stande. dat de opgekomen manschappen in het genot van onbe
paald verlof zullen worden hersteld: de infanteristen vóór of op
den 13den September; de artilleristen der lichting van 1869,
zoodra zij nit het kamp terogkeeren of gedurende 30 dagen in
activiteit zijn geweest; de artilleristen der lichting van 1870,
zoodra zij gedurende zes weken in werkelijken dienst zijn ge
weest;
dat ten gevolge daarvan de Heer Minister van Oorlog de
vereischte bevelen beeft uitgevaardigd tot het oproepen in wer
kelijken dienst:
tegen den 16 Juli e. k.:
van de milicien-verlofgangers der Vesting-artillerie van de lich
ting van 1870;
legen den 2 Augustus e. k.
van de milicien-verlofgangers der lichting van 1869 van het
late regiment Vesting-artillerie en van de helft van die van
het 2de regiment Vesting-artillerie)
tegen den 9 Augustus e. k.\
van de milicien-verlofgangers der lichtingen van 1869 en 1870
van het regiment Grenadiers en Jagers en van de overige re
gimenten Infanterieen
tegen den 28 Augustus daaraanvolgende
van de overige milicien-verlofgangers der lichting van 1869,
van het 2de, en van allen van dezelfde lichting van het 3de
regiment Vesting-artillerie)
met bepaling dat de manschappen der lichting van 1869, zoo
van de Infanterie als van de Artillerie, die voor den lsten
Augustus dezes jaars gehuwd zijn, ditmaal buiten oproeping wor
den gelaten;
dat mitsdien bedoelde miliciens verplicht zijn zich, voorzien
van al de voorwerpen van kleeding en uitrusting door hen bij
hun vertrek met groot verlof medegenomen, alsmede van huDne
verlofpassen en zakboekjes, op het bepaalde tijdstip bij hunne
corpsen te bevinden
dat aan die miliciens, welke, hetzij daartoe verplicht of op hun
verlangen, zich rechtstreeks naar hnnne corpsen begeven, nadruk
kelijk wordt aanbevolen om te zorgen, dat zij op 16 Juli, of op
den 2den, den 9den of den 28sten Augustus aanstaande, naar
gelang der categorie waartoe zij hehooren, des namiddags vóór
vier uren, bij hnnne corpsen zijn aangekomen
dat den overigen in detachement te vereenigen milicieus wordt
gelast, op den bepaalden dag, des voormiddags te NEGEN uren,
tegenwi ordig te zijn aan het lokaal van hel Provinciaal Bestuur
te 's Gravenhage)
dat de miliciens, die meer dan dertig kilometers moeten afleg
gen, van het gewone reisgeld tot aan de plaats van bestemming
zullen worden voorzien, tot de uitbetaling waarvau ter Secretarie
wordt gevaceerd gedurende twee of drie dagen vóór den tijd tot
de opkomst bepaald, van 's voormiddags 10 tot 's namiddags
2 uren
en eindelijk, dat, bijaldien ziekte of andere wettige redenen hen
mochten verhinderen aan deze oproeping te voldoen, zij daarvan
tijdig ter plaatselijke Secretarie behooren kenuis te geven, in het
eerste geval onder overlegging eener geneeskundige verklaring.
En ten einde niemand hieromtrent onwetendheid zoude kun
nen voorwenden, geschiedt hiervan openbare kennisgeving door
aanplakking en door plaatsing in de Leidsche Courant.
De Burgemeester voornoemd,
v. d. BRAN DELER.
Leiden, 8 Jnli 1873.
In een voorgaand nummer van dit blad hebben
wij er op gewezen in hoe menig geval de genees
kunde ten eenenmale machteloos blijkt te zijn
waar het geldt de bestrijding van snel verloopende
ziekten. Van den geneesheer te eischen, dat hij
voor elke ziekte een onfeilbaar geneesmiddel zou
weten aan te wenden, zou groote onbillijkheid
zijndoch maar al te vaak blijkt het dat hij zich
in het beloop eener ziekte, meer bepaaldelijk dei-
zoogenaamde acute, schromelijk heetl vergist. Men
redt zich dan met de gewone uitdrukkinger
is iets bijgekomen," zonder nader aan te geven
wat dat iets dan toch eigenlijk is. De arts kan
zichzelf de verschijnselen niet verklaren, die hij
waarneemt, en ziedaar waarom hij in het onzekere
verkeert omtrent de toe te passen middelen. Hoe
toch zal men het gevolg wegnemen, wanneer men
de oorzaak niet kent?
In onze dagen weet de sterrenkundige met de
grootste juistheid den loop der planeten aan te
geven en daaruit verschijnselen af te leiden en te
verklaren als daar zijnzons- en maansverduiste
ringen, het verschijnen van kometen en zooveel
meer. Niet altijd echter is men daartoe in slaat
geweest. En waarom niet? Dewijl men van een
onjuisten grondslag uitging en, daarop voort
bouwende, steeds bleek te falen in de daarop
gemaakte berekeningen en verkregen uitkomsten.
Men ging uit van de stelling dat de aarde stilstond
en de andere planeten zich om haar als middel
punt bewogen. Eerst nadat men van die dwaling
was teruggekomen en de omwenteling der aarde
met onomslootelijke bewijzen was gestaafd, mocht
men er 1 slagen op dien juisten grondslag zijne
sterrenkundige berekeningen te maken, die dan ook
proefondervindelijk bleken overeen te stemmen
met de aan het uitspansel waargenomen ver
schijnselen. Hetzelfde nu beweert men dat met de
geneeskunde het geval is, nl. dat zij uitgaat van
een onjuiste stelling en het daaraan is toe te
schrijven, dat hare ijverigste pogingen niet zelden
geheel en al blijken te falen.
Het mag merkwaardig heelen, dat die meening
door een bekwaam geneeskundige geuit niet alleen,
maar na zijn overlijden op zijn verlangen door den
druk meer algemeen verspreid is. Doch de kun
dige arts, de heer H. T. Folmer, in leven med.
doctor te 's-Gravenhage, heeft er zich in zijn ook
voor niet-geneeskundigen geschreven werk niet
toe bepaald, te verklaren dat naar zijn meening
de geneeskunde in sommige gevallen van een
verkeerd standpunt is uitgegaan, maar ook aan
getoond welken weg zij volgens zijn overtuiging
moet inslaan, wil zij beter resultaten verkrijgen
bij het behandelen vooral van snel verloopende
ziekten.
Elke hevige ziekte gaat gepaard met hetgeen
wij gewoon zijn koorts te noemen. Die vorm van
ongesteldheid, regelmatig werkende, drijft alle
ongewone bestanddeelen, die in ons lichaam aan
wezig zijn en dikwerf slechts ontstaan als het
gevolg van overtollige levenskracht, naar de opper
vlakte, de huid. Somtijds echter werkt die koorts
kracht niet in de natuurlijke richting en concen
treert zich, in plaats van zich naar de huid te
wenden, in een ander gedeelte, b. v. in de inge
wanden, zooals bij cholera plaats heeft. Nu beweert
de schrijver dat de geneeskundigen die koorts te
veel als hijzaak beschouwen, terwijl zij eigenlijk
de hoofdbron der ziekte zou zijn. Lijdt men b. v.
aan keelontsteking, gepaard met koorts, dan is
dit laatste ziekteverschijnsel niet het gevolg der
keelaandoening, maar veeleer de oorspronkelijke
ziekte die, in plaats van, zooals het gewone beloop
haar zou voorschrijven, op de huid te werken,
zich naar de door een of andere oorzaak daarvoor
vatbare keel wendt.
De gewoonlijk gevolgde geneeswijze brengt
mede dat men die keelontsteking door daarvoor
geschikte middelen tracht te genezen en de koorts
als een bijkomend iets beschouwt. Neen, zegt de
schrijver, het hoofdverschijnsel is juist die koorts
deze moet, eer zij een verkeerde richting aanneemt,
niet zoozeer bestreden als wel geleid worden in
haar werking op de oppervlakte des lichaams.
Dat doel nu bereikt men door het toedienen van
quinine. Zoo zal men, zoodra men tijdens het
heerschen van cholera de eerste beginselen van
diarrhee ontdekt, onmiddellijk de toevlucht moeten
nemen tot dat onschatbare geneesmiddel, tevens,
door zich te bed te begeven, zorg dragende dat
men de uitwaseming der huid bevordert, die door
de quinine wordt opgewekt. Het werkje van den
heer Folmer, reeds in 4870 door tusschenkomst
van een paar zijner vrienden uitgegeven, achten
wij hoogst merkwaardig. Bevat de daarin ver
kondigde stelling waarheid, dan zou er een alge-
heele omkeering in de tot dusver gevolgde ge
neeswijze moeten plaats grijpen, wat wij leeken
natuurlijk aan de beoordeeling van deskundigen
overlaten niet alleen, maar ook aanbevelen. Dit
is zekerhet geschrift getuigt van een hij genees
kundigen dikwijls maar al te zeldzame rondborstig
heid en van ernstige zucht tot onderzoek. Wij
achtten het niet ondienstig, in deze dagen van
elders heerschende cholera er de aandacht op te
vestigen zoowel van leeken als van geneeskundigen.
LEIDEN, 22 Augustus.
Het concert- en operetten-gezelschap onder
directie van den heer C. Pfliiging gaf gisteravond
op Zomerzorg de eerste van zijn twee aangekon
digde soirées. De vrij talrijke opkomst van het
publiek maakte een aangenamen indruk en gaf
duidelijk te kennen, dat men zich een genoegelijken
avond had voorgesteld. In die verwachting werd
men ook niet bedrogen. De verschillende nummers
van het zeer gevarieerd programma werden in
den regel flink voorgedragen. Bijzondere toejuiching
verwierven vooral het Aria uit den „Barbier von
Sevilla" de 2de acte uit den „Freischütz" en de
„Othello in Kyrilz". De in dit nummer ingelaschte
Violon-Solo uit het „Stabat Mater" van Rossini
werd door Mad. Reiff werkelijk schoon voorge
dragen en verwierf dan ook den meesten bijval.
De heer Stangen loonde zich in zijn „Hut-Couplet"
en „Ehestands Duet" een goed komiek, die mees
terlijk den tact bezit, de lachspieren van het
publiek in werking te brengenin het laatste
nummer stond Frl. Frey hern op waardige wijze
ter zijde.
Nog zelden waren zooveel personen op het
terrein van het Badhuis te Scheveningen bijeen
als gisteravond ter bijwoning van de buitenge
wone muziekuitvoering en het vuurwerk ter her
denking aan de Ruiters heldendaden bij Kijkduin
voor 200 jaar. Het terras en de toegangen daar
heen waren met de Nederlandsche en Oranje
vlaggen net versierd en voor het midden van
het Badhuis-gebouw prijkte eene gas-illuminatie
de Ruiters naam en de jaartallen 1673 en 1873.
Diezelfde naam en diezelfde jaartallen waren zicht-
1 haar op het terras en werden later nogmaals aan
1 den volke verkondigd in het vlammend letter-
I en cijferschrift dat door het woord Kijkduin ge
kroond het sloltableau van 't vuurwerk uitmaakte.
Die naam en die jaartallen zullen dus, dank zij
de zorgen der Badhuiscommissie, wel een onuit-
wischharen indruk hebben achtergelaten hij de
duizenden en duizenden toeschouwers die men
van tijd tot tijd in 't fantastisch schijnsel van