FEUILLETON.
HET SCHIJNGELUK.
N°. i-079.
Donderdag
A0. 1873.
29 Mei.
LEIDSCH
DAGBLAD
PRIJS DEZER COURANT
Voor Leiden per 3 maandenƒ3.00.
Franco per post3.86.
Afzonderlijke Nommersn 0.06.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVEBTENTIKN
Van 16 regelsf 1.06.
Iedere regel meerB 0.17%.
Grootere letters naar plaatsruimte.
STADS-BERICHT EN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
LEIDEN doen te weten, dat het kohier van de
plaatselijke directe belasting voor ls73 is goedge
keurd door de Gedeputeerde Staten, bij besluit van
den 19den Mei jl.en op heden aan don Gemeente
ontvanger ter invordering ter hand gesteld, en dat
ieder verplicht is zijnen aanslag op den bij de wet
bepaalden voet te voldoen.
En wordt deze door plaatsing in de Leidsche Cou
rant afgekondigd.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
v. d. BRANDELER, Burgemeester.
E. KIST, Secretaris.
Lilden, 28 Mei 1873.
BURGEMEESTER in WETHOUDERS tan
LEIDEN,
Gezien art. 8 der Verordening van 4 Mei 1872
(Gemeenteblad n°. 11);
Doen te weten, dat tot het laten inschrijven
van nieuwe leerlingen voor de openbare
scholen voor meer uitgebreid lager onder
was, gelegenheid gegeven wordt: voor die der 1ste
klasse, voor jongens, in het schoolgebouw op de Aal
markt;
voor die der late klasse, voor meisjes, in het school
gebouw op de Boommarkl
voor die der 2de klasse, voor jongens, in het school
gebouw in de Pietersktrkslraat;
voor die der 2de klasse, voor meisjes, in het school
gebouw op de Breéstraat
en wel van den 3den tot en met den 14den Juni
e.k., dagelijks (de Zondag uitgezonderd), des voor
middags van halfnegen tot negen uren, en op
Woensdag en Zaterdag, daarenboven, van twaalf
tot twee uren des namiddags.
En geschiedt hiervan afkondiging door plaatsing
in de Leidsche Courant.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
v. d. BRANDELER, Burgemeester
E. KIST, Secretaris.
Leiden, 28 Mei 1873.
Oproeping van de verlofgangers der Nationale
Uilitie, lol hel bijwonen der Inspectie.
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS tan
LEIDEN,
Gezien het besluit van den Heer Commissaris des
Konings in de provincie Zuid-Holland, van den
18 April 1878, A n'. 1130 (2de afd.), Provinciaal
blad nü. 49, houdende regeling van het onderzoek der
verlofgangers van de Militie le land.
Boepen dientengevolge op, al de binnen deze ge
meente met onbepaald verlof aanwezige manschappen
der Nationale Militie, om te verschijnen in het
CaeclUa-Gasthuis in de DolhuUsteeg, ten
einde door den Heer Militie-CommiBsaris te worden
geïnspecteerd, en wel:
de verlofgangers, behoorende tot de lichtingen van
1869 en 1879 op Dinsdag den3den Juni 1813,
des morgens te 9 uren,
die, behoorende tot de lichting van 1871. mede
op dien dag, des namiddags te 1 uur,
en de verlofgangers, behoorende tot dé lichting
van 1872, op Woensdag den dden Juni 1873,
des morgens te 19 uren; in uniform gekleed en
voorzien van de kleeding- en uitrustingstukken, hun
bij het vertrek met verlof medegegeven, alsmede
van hunne zakboekjes en verlofpassen.
En vermanen Burgemeester en Wethouders de
betrokken verlofgangers, aan deze oproeping nauw
keurig te beantwoorden, te zorgen dat hunne klee
ding en uitrusting in goeden staat worden voorge
steld, alsook om zich, gedurende de Inspectie en bij
het gaan naar en terugkeeren van de daartoe be
stemde plaats, ordelijk te gedragen en alzoo zich te
vrijwaren voor de toepassing der strafbepalingen,
vermeld bij de artt. 130, 141145 der Wet van 19
Augustus 1861 (Staatsblad n°. 72), daar ongeregeld
heden als anderszins, zoolang de manschappen in uni
form zijn gekleed, worden gestraft volgens het crimi
neel Wetboek en het Beglement van krijgstucht voor
het krij svolk te lande.
En geschiedt hiervan openbare kennisgeving door
plaatsing in de Leidsche Courant van den 23sten en
den 29sten dez6r maand.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
v. n. BBANDELEB, Burgemeester.
E. KIST, Secretaris.
Lelden, 21 Mei 1873.
liEIDEN, 28 Mei.
In de zitting der Tweede Kamer van heden is
het wetsvoorstel van den heer Nierstrasz, tot
herziening der bepaliDgen omtrent verhooging
van de militaire peosioeneD bij de zeemacht, ter
zake van verblijf binnen de keerkringen, na eenige
discussie verworpen met 32 tegen 25 stemmen.
De Minister van Marine was tegen partieele rege
ling, en in alle geval, zoo de regeling noodza
kelijk was, dan zou deze vooral de mindere sche
pelingen moeten betreffen. Daarna is de discussie
over de Kanaalmaatschappij aangevangen.
In de tweede helft der maand April zijn aan
het postkantoor alhier de volgende brieven be
zorgd met onbekende adressen
C. P. Beuke, Mej. van Heyden, Niekerk, Borck-
mans, H. van Wijk, Mulder, K. Snoek en R. R.
Bijlsma, allen te Amsterdam, F. Jansen te Arn
hem; W. Koningh te Dordrecht; Taalman Kip
te Groningen; D. H. Audier te Haarlemmermeer;
A. Nolles te Haukale; C. Phaffer te Nieuwediep;
Zuur te Oude Wetering-, C. van der Werf te
Stornpwijk; van Doorn te Warmond; Helena
Schiepers (niet vermeld).
De acte-examens voor het middelbaar onder
wijs hadden gisteren den volgenden uitslag
Toegelaten mej. D. W. A. van Bommel van
Vloten, van Arnhem voor Hoogduiische taal- en
letterkunde.
Afgewezen ééne candidaat voor aardrijkskunde,
ééne voor Engelsch eo éeue voor Duitsch.
Het stoomschip Prins van Oranje is den 22sten
dezer van Batavia naar Nieuwediep vertrokken
met volle lading, 6U passagiers, waaronder 34
kinderen, der 1ste klasse, 15 passagiers, waarbij
6 kinderen, der 2de klasse en 93 soldaten.
Daar de gemeenschap op den Fransch-Ameri-
kaanschen telegraafkabel, welke sedert den 30sten
April was gesioord, is hersteld, zijn weder twee
geleidingen voor het verkeer met Noord-Amerika,
Cuba, de Antillen en Britscb Guyana beschikbaar.
Dientengevolge wordt de tijaelijke tarielsverhoo-
ging van f 12,50 per telegram van 10 woorden
en f 1,25 voor ieder woord meer, met ingang van
den lsten Juui aanstaande buiten werking ge
steld en het vroeger tarief weder toegepast.
De seinkosten voor een enkelvoudig telegram
Daar New-York bijv. bedragen dus, na 1 Juni
1873, f 25 boven het gewone tarief tot Londen of
Brest.
De schriftelijke berichten uit Atchin, gisteren
per mail bij de Regeering ontvaDgen, loopen tot
den 26sten Maart, en bevatten de bevestiging der
vroeger openbaar gemaakte telegrammen.
Den 22sten Maart kwamen de Citadel van Ant
werpen, (waarop de gouvernements-commissaris
zich bevond), de Marnix, de Coehoorn en de Siak
voor Atchin ten anker. De tolk Sidi Tahil (de
zelfde die bij vroegere bezoekeD vaD oorlogschepen
ais tolk gefungeerd bad) werd dadelijk naar den
wal gezonden met een brief van den Gouverne-
ments-Commissaris aan den Sultan. Voor het over
brengen van den tolk was eene prauw, die men
den vorigen dag op zee ontmoet had, in dienst
genomeD, omdat de jongste berichten omtrent de
stemming in Atchin het niet raadzaam deden
achten onze manschappen naar den wal te zen
den. De vijandige gezindheid der Atcbineezen
bleek dan ook ai dadelijk hieruit, dat de bedrij
vigheid der visschers op het strand, die bij de
aankomst der schepen werd waargenomen, zeer
spoedig ophield, terwijl in hunne plaats eene
groote, steeds aangroeiende menigte gewapende
lieden zich aan het strand vertoonde, die den in
gang der rivier en een paar nabijgelegen bentiDgs
bezette en in aller ijl eenige aarden borstwerin
gen opwierp.
Id den brief vaD den Gouvernements-Commis-
saris werden de grieven van het Nederlandse!)
Indisch Gouveruemeut tegen Atchin uiteengezet,
en omtrent de bekende dubbelzinnige handelingen
van AtchiD, speciaal omtrent de verrichtingen der
Atchineesche gezanten te Singapore, ophelderin
gen gevraagd, terwijl de Gouvernements-Coinrnis-
saris zich voorbehield om, wanneer die ophelde
ringen zouden gegeven zijn, met de bestuurders
van Atchin in overleg te treden omtrent de wijze,
waarop eene gewenschte verhouding tusschen het
Nederlandsch Indische gouvernement en Atchin
zou zijn tot stand te brengen.
Binnen den voor het antwoord gestelden termijn
van 24 uren, in den avond van 23 Maart, bracht
de tolk een schrijven van den Sultan terug. Daarin
was van ophelderingen geen spoor, en werden
de handelingen der Atchineesche gezanten zelfs
niet ter sprake gebracht. De Sultan schreef alleen
dat hij het antwoord afwachtte op zijn brief aan
Turkije. //Ware het ook niet zoo naar den wensch
van het Gouvernement"zoo drukte de Sultau
zich uit //het is tweemaal mijn wensch."
De 24sten Maart zond de Gouverneuients-Com-
missaris een tweeden brief aan den SultaD, waar
in hij nader op de verlangde ophelderingen
aandrong, onder opmerking dat, met het oog
op de krijgstoerustingen die in Atchin gemaakt
werden, geen genoegen kon worden genomen
met eenig verwijl, en dat tot beslissende stappen
zou moeten worden overgegaan, indien Diet bin
nen 24 uren antwoord kwam.
In den avond van den 25sten werd van den
SultaD een aDtwoord ontvangeD, waarbij hij zich
wederom van elke opheldering onthield en zich
er alleen over beklaagde dat men tot hem kwam
vóór dat de zes maanden, voor welke hij uitstel
van het vroeger aangekondigd bezoek van den
resident van Riouw had gevraagd, verloopen wa-
reD. //Wat is de reden zoo schreef de Sultan
dat het Gouvernement komt vóór het einde van
den termijn En nog eens//het Gouvernement
komt vóór dat de termijn verstreken is." En DOg-
maals: //het Gouvernement komt hier vóór dat
de termijn geëindigd is."
Te gelijkertijd met de brieven van den Gou-
vernements-Coinmissaris aan den Sultan, waren
door twee aanzieolijke inlanders, die den Gou-
vernemeots-Coinmissaris hadden vergezeld, brie.
ven gezonden aan een der voornaamste Atchi
neesche rijksgrooten, om hem aan te raden den
afgevaardigde vau het Nederlandsch iQdisch Gou
vernement aan boord een bezoek te brengen, en
de bestuurders van Atchin over te halen aan
diens vertoogen gehoor te geven. De bedoelde
rijksgroote verontschuldigde zich wegens ziekte
en gaf aan de briefschrijvers in overweging zich
goed te bedenken, ,/want de menschen van Atchin
baudelen langzaam en Diet ondoordacht"
Daar de Sultan van Atchin alzoo weigerachtig
bleef de verlangde ophelderingen te geven en
blijkbaar slechts trachtte tijd te winnen om zich
beter ten strijde te kunnen uitrusten en zich
bondgeDOOten tegen ons te verwerven, werd hem
den 26sten Maart door den Gouverneuients-Coin-
missaris de oorlog verklaard, bij het uianitest,
dat reeds in de Staatscourant van 13 Mei is opge
nomen. Zoodra dit stuk-imdes Sultans banden
was, is met de vijaodelijkbeden een aanvang ge
maakt.
Volgens de iulichtingen, door onzen tolk aan
den wal verkregen, was één district (of vereeni-
ging van moekins) zeer vijandig jegens ons ge
stemd en tot den oorlog genegen; was uien het
in een auder district over de wenseheUjkheid van
een oorlog niet eeDS; en was een derde district
ons zeer wèl gezind. Het hoofd van het laatst
bedoelde district drong er in een brief aan den
Gouvernemenis-Commissaris op aan dat men zijn
schoonvader, den radja moeda yan Troemon, zou
laten overkomen. //Wat betreft mijn land"
schreef hij ;/dat onder uiyn bestugr is, ik heb
het reeds aan Sidi Tabil gezegd, dat ik er erg
naar verlang orn my by de Kompagnie te
voegen."
Aan een particulier schrijven van Atchin in
de N. H. Cl, is het volgende ontleend.
Men richtte zich thans tegen den kraton,
eene bijzonder sterke van klipsteen opgetrokken
beniingzij is het verblijf van den Sultan. De
Sultan evenwel was reeds naar het gebergte ge
vlucht, doch aan bet bezit van den kraton was ons
zeer veel gelegen, daar hij de sleutel als het ware
was tot het biuneniand. Men marcheerde dan den
volgenden dag naar deo kraton. Men passeerde
een kampong, van waar de witte vlag woei, en
die dus ongedeerd werd gelalendoch nauwe-
Vervolg
Des nachts waren er altijd twee die waakten,
terwijl de derde sliep. Na het gevecht bij Chatil-
lon hadden zij gedurende drie dagen veertien ge
kwetste officieren te verzorgen. Een jonge dok
ter, die met eenige nationale gardes was gevan
gen genomen in een voorpostgevecht, kreeg de
vergunning om zich bij hare ambulance aan te
sluiten op verzoek van mevrouw Arena. Daar
hij een weinig Duitsch kende diende hij haar
tevens tot tolk.
In de eerste dagen van December, toen de
grond eepige duimen diep bevroren was en de
harde sneeuw elk spoor van een voetpad had
nitgewi8cht, gingen de dames nog naar buiten,
om in de kleine buitenplaatsen in den omtrek
eenige arme soldaten te verbinden en te troosten
die men daar vervoerd had en die niet geregeld
door den chirurgijn van het leger konden worden
opgezocht,
In die dagen hoorden zij het aanhoudend ge
donder van de batterij vao Brimborion ongeveer
twee mylen van daar. Op een avond, dat het bij
zonder hevig was, hoorde men buiten vloekon
en roepen. Een ruiter kwam hijgend aanrijden
en vroeg hulp voor eeuige gekwesten. Hij zelf
had eeue wond aan de linkerhand, die men met
warm water wiesch en daarna verbond, terwijl
hij zeer opgewonden was en met zijn rechter
arm gesticuleerde.
Haast u, er zijn makkers, erger dan ik, die
Op u wachten."
Hij verhaalde nu, dat er bij Bas-Meudon een
treffen had plaats gehad tusschen eene steike
partrouille uhlanen en eenige fraDcs-tireurs in
hinderlaag; dat drie uhlaoen waren gewond, een
gedood en van de Irancs-tireurs, veertien in ge
tal, de helft krijgsgevangen waren, en de andere
helft gesneuveld.
Meu nam twee lantarens en een kist met de
noodige hulpmiddelen mee en ging in de volgende
orde op wegvooraan de ruiter om den weg te
wijzen, daarop de zieken bezorgers, terwijl de dok
ter mevr. Saint-Loup en Sophronie begeleidde,
die zich in groote mantels gewikkeld hadden.
Eerst moesten zij het bosch door, dan eene ge
vaarlijke steilte af, voordat zij aan de kade kwa
men, die naar de brug van Sèvres leidt. De lief
hebbers van visschen en van watertochtjes keünen
te Bas Heudon wel de huizen van Contesenne,
de herbergen met groen latwerk. Men volgde een
smal voetpad dat van de hoogten van Ëellevue
beginnende, naar de Seine afloopt, langs den tuin
van de grootste dier herbergen gaande. Men kwam
eindelijk bij eene plek waar de francs tireurs
dikwijls met goed gevolg in hinderlaag lagen; er
kwamen er van den kant van Parijs, die de Seiüe
overgingen, ondanks een onophoudelijk geweer
vuur van de beide oevers. De Pruisische generale
staf, die kwartier genomen had in het hotel Tête-
Noire, op de hoogte, in de groote straal van Bel-
levue, was zeer beducht voor dat gedeelte der
kade, dat zich juist onder het vuur der batterij
van Brimborion bevond, en zond er vooral tegen
zonsondergang patrouilles ter verkenning heen;
en daar men er reeds een aantal maonen bij
verloren had, was het te begrijpen, dat als hij
ooit de fraucs-tireurs gevangen nam, de vijand
zich zonder genade zou tooneu.
Eeu vreeselijk schouwspel wachtte de kleine
groep zieken bezorgers en de ambulance, die de
uhlaan te hulp geroepen had. Toen zij bet de
tachement aau de kade bereikt hadden, wees men
hun eene soort van binnenplaats aan, waar zij
onder een vermolmd afdak gingen staan. De
gravin kon een kreet van schrik niet weerhouden,
terwijl Sophronie onwillekeurig den arm van den
dokter omklemde.
Bij bet schijnsel van eenige dievenlantaarns,
die naar den kant van den heuvel gewend wa
ren, om de aandacht van de overzijde der rivier
niet gaande te maken, groeven drie half ont-
kleede jonge mannen een grooten kuil in een boek
der binnenplaats. Zes hunner makkers met sterke
touwen gebonden wachtten zwijgend hun lot af.
Door een raam, dat op de plaats uitzag, zag men
in de herberg, zonder dat men hunne trekken
kon onderscheiden, verscheidene officieren die een
rapport schreven terwijl zij een lange pijp
rookten.
Daar de grond bevroren was vorderde het
graven van den kuil langzaam.
z/Kom I" riep een der officieren, die zich aan
het raam vertoonde, „zijt gij haast klaar? Wij
kunneD niet deD geheelen nacht wacbten. Laat
het peloton voorkomen en fusilleert ze een voor
een. Als het gat niet diep genoeg is, moeten de
twee laatsten die overblijven het ieder voor zich
maar graven."
Men maakte een der gevangenen los.
(Slot volgt.)