23 Mei.
FEUILLETON.
HET SCHIJNGELUK.
Vrijdag
Liidïn, 21 Mei 1873.
EEN ZEDELIJKE VERPLICHTING.
'Vi
«8
N°. 4074.
LEIDSCH
A0. 1873.
PRIJS DEZER COURANT:
Yoor Leiden per 3 maandenƒ3.00.
Franco per posta 3.85.
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVBRTENTMN:
Vin 1—6 regelsf 1.06.
Iedere regel meer.v .)V(,Y0.17%.
Grootere letters naar plaatsruimte.
STADS-BERICHTEN.
BURGEMEESTEE us WETBOUDEES vak
!11) EN,
Gezien het adres van de Gebroeders Van Wijk
imp, fabrikanten alhier, waarbij zij verzoeken om
hun pand aan de Uiterstegracht n°. 65, twee verf-
ris te mogen doen plaatsen;
Gelet op art. 4 van het Koninklijk besluit van
Januari i.824 (Staatsblad n°. 19)
Doen te weten, dat tot het hooren der eigenaars
bewoners van de naast bijgelegene en belendende
oden, ten opzichte der inforinatiën de commodo et
•ominodo, door Burgemeester en Wethouders zal
irden gevaceerd op het .Raadhuis dezer Gemeente,
Maandag den 26sten Mei aanstaande, 's voor-
ddags ie elf uren; zullende de belanghebbenden
•plicht zijn hunne bezwaren tegen dat verzoek op
q tijd in te brengen, terwijl, bij verzuim daarvan,
gehouden zullen worden zich tegen de inwilliging
öt te hebben verzet.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
v. d. BRAN DELER, Burgemeester.
E. KIST, Secretaris.
roeping van de verlolgaugers der Nationale
ilililie, lol hel bijwonen der Inspectie.
BURGEMEESTEE EK "WETHOUDEES VAK
E1DEN,
Uezieu het besluit van den Heer Commissaris des
nines m de provincie Zuid-Holland, vau den
April 1873, A n 1130 (2de ai'd.), P ovmciuut
ad u". 49, houdende regeling van het ouderzuck der
Ivjgangers vau de ihtvlie te land.
Hoepen dientengevolge op, al de binnen deze ge-
euie met onbepuald verlof aauwezige luuuschappen
Naiionale Militie, om te verschijnen in het
aecllia-tx»' Hiuls ia de JUolbulnatceg, ten
ode door den Heer Militie-Counuissaris te werden
«ïu.pscteerd, en w. 1:
de verlofgangers, behoorende tot de lichtingen van
*69 eu nero op Dinsdag den 3aen Juut 1873,
:s morgeus te 9 uren,
die, behoorende tut de lichting van 1871, mede
p dien dag, des namiddags te 1 uur,
de verlulguugers, beho rende tot de lichting
au 1872, op Woensdag den 4deu Juni 1873,
es morgeus te lo uren; in uniform gesleed en
uurzien van de kleeding- eu uitrustingstukken, hun
liet vertrek met verluf medegegeven, alsmede
,u huune zaKboekjes en verlofpusseu.
Eu vermanen Burgemeester en Wethouders de
etrukkeu veilolgangeis, aan deze oproeping nauw
euiig te beantwoorden, te zorgen dat nunue klee-
ing en uitrusting in goeden staat woruen voorge
leid alsook om zich, gedurende de Inspectie en bij
et gaan uaar eu terugkeeren van de daartue be-
lemde plaats, ordelijk te gedragen en alzuo zich te
ujwaren vuur de toepassing der strafbepalingen,
Ïimeld bij de artt. 13u, 141—14ó der Wet van 19
ugustus 1881 (Staatsblad n°. Vi), daar ongeregeld-
eutn als anderszins, tvolang de manschappen in uni-
zijn gekleed, worden gestraft volgens het crimi-
eel Wetboek en het Ei-glement van krijgstucht voor
et kry svolk te lande.
En geschiedt hiervan openbare kennisgeving door
laatsing in de Letdsche Lvurant.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
v. D. HKANDELi E, Burgemeester.
E. KIST, Secretaris.
Lkidin, 21 Mei 1873.
't Is een waarheid, al moet 't een treurige
waarheid genoemd worden, dat het eene schepsel
bestaat ten koste van het andere. De strijd, dien
alle levende wezens voor hun beslaan voeren,
plant zich voort van de eene soort op de andere,
zoodal het geheele wereldrond niets aanbiedt dan
een vooridureude worsteling, waaruit telkenmale
de sterkste partij zegevierend te voorschijn treedt
om op haar beurt onder te doeu voor een aan
valler die krachtiger is dan zij, totdat eindelijk
de machtigste vau allen, de tneuscb, al het an
dere aan zich onderwerpt. Leeft niet de vogel
van insecten, de tijger van audur woudgedierte?
Maar de meDsch roeit de schadelijke diereu uit
en mankt zich meester vau de Dutlige, ól om ze
terstond te dooden ter verkrijging van dierlijk
voedsel, óf wel out ze in levenden toestand tot
het verrichten van diensten aan te wenden, óf
ten slotte om ze in getemden staat te onderhou
den, ten einde er elk uogenhlik over te kunnen
beschikken, als hij ze voor zijn onderhoud meent
noodig te hebben. In die laatste handelwijze nu
is ontegenzeggelijk iets onedels gelegen. De man
die uit zellbebuud zich tegen eeu wild dier ver
dedigt, voert eeu strijd, die een gruotsch, ver
heffend schouwspel aanbiedt; het is de kamp
tegen een vrij dier iu den slaat vauWildheid,
dat alle gelegenheid heelt out vau zijne krachten
getiruik te Uiakeu; iu dien strijd behaalt de
uieusch een eervolle zege. Vervolgt, ui de tweede
plaats, de uieusch het ledelOo/.e dier omdat hij
er behoelte aau heeft voor zijn onderhoud, hij
oefeut eeu reebt uit dat hij untieent aan de na
tuur Ook hier is de drung van het zeil behoud
de drijfveer zijner handelwijze, maar het gioot-
sclie cu verheffende van het schouwspel is ver
dwenen; 't is hier geen verwering meer legen
een aanvaller, geen rechtmatige verdediging de
uieusch is vervolger gen orden, iu het guiiaiigsle
geval uit noodzaak, immers uieu kan de zoog
dieren volgens het maaksel der lauden mee-
uen wij veideelen iu diie soortendie, welke
alleen van dierlijk voedsel Leven, zoöals de leeuw,
die zich met plantaardig vuedsel geneerende, ge
lijk het rund, eu eindelijk die welke heide soor
ten vau vuedsel tot zich neuien, bijv. deinensch.
Nu is het ecliter de vraag en hierover is in
den laatsieu tijd al menige strijd gevoerd of
de laatste sourt alle dierlijk voedsel ten eenen-
uiale kun ontberenzoo ja, dau is liet dooden
van dieren door deu uieusch om zich dut levens
middel te verschaffen een ouuoodige daad, een
wreedheid. Meu behoult juist geen Bernardin de
St. Pierre te zijn out ernstig over die stelling na
te deuken. Wellicht tieeft men gelijk met te be
weren, dutzijo „Paul et Virginie" de blijkeu draagt
van een ziekelijke overgevoeligheid, en toch, wie
onzer denkt niet uiet eeu zeker gevoel van wel
dadige waruite terug aan de dagen zijner jeugd,
toen hij dweepte met die liefelijke voorstelling
van eeu tweede paradijs, betreden door een jeug-
(Vervolg.)
VI.
De twee schaduwen.
De graaf vau Saint-Loup kwam eerst Ziter-
lag6-avouds te tien uren op het kasteel aOD. De
letzaal was Dog verlicht. Sedert veertien dagen
was er open tafel op Saiot-Loup eu diueerden er
iertig personen. Dien avoud was de maaltijd
leer laat gerekt. De ramen stonden open en
men hoorde het luide gelach en het klinken
der glazen tot op het plein.
De graaf werd slechts door een katnerdieoaar
tergezeld, die een groote portefeuille droeg; hij
liet zich afzetten aau het kleine hek bij de keu
ken, aan den kant van de straat, die naar de kerk
leidt, en klom schielijk den stoep op, om door
geen zijner gasten bemerkt te worden. Hij wilde
memaüd storen, geeu enkel genot verhinderen,
eo zijne politieke zaken waren bovendien te
ernstig dau dat hij zou kunnen deelnemen aan
de l'eesteu op Saint-Loup; hij wilde alleen eeoige
uren eeo andere lucht inademen dun de ver
stikkende atuiusfeer der opgewonden hoofdstad,
en zijne schooue Sophrouie aanschouwen in al
deu luisier van haar eerste succes.
De gravin, door deu holmeester verwittigd,
die haar iets toefluisterde terwyl zij de dames
cigarettes aaubood, gaf Sophiouie eeu wenk. Ter
wijl de gasten vau tafel opstoudeu en naar den
tuin gingen, ontsuapieu zij ongemerkt en bega
ven zich naar de kamer vau deu graaf.
Na de eerste begroetingen en omhelzingen en
nadat de vader zijn geheld kind bad bewonderd
met haar fraaie kapsel eu baar met bouquetten
bezaaid lulle kleedje, koa hij een diepen zucht
niet weerhouden en zeide tol Sopbrome
„Zoo zullen dan de scbuouste droomen ver
vliegen; als de oorlog veiklaard is, wat zal er
dan van ons hu velijksplan komen?"
„Papa, zijt gij dan bepadld op dat huwelijk
gesteld vroeg zij op droevigen toon.
„Ik wed, mejuflrouw," zeide hij lachend, „dat
gij mij wilt verbergen, wat gij meent. Het is
onmogelijk dat de heer Valdieri, de knapste
man, u zou mishagen. En ik ben er zeker van dal
gij meer dan een stille traan zult storten, als
de gebeurtenissen hem naar Pruisen terugroepen."
dig menschenpaar, het beeld van onschuld en
reinheid. De tijd van dwepen, hij ligt achter
ons, en heeft - wat niemand zal wraken
plaats gemaakt voor dien van het denken, maar
juist daarom ook moeten wij uiet schromeü te
erkennen dat, volgen wij in vele opzichten de
natuur, wij niet minder de slaaf zi/n van die
tweede natuur, die tuen gewoonte noemt, geleid
door de voorschriften, volgens welke wij zekere
maatschappelijke doeleinden bereiken ter bevor
dering van gemak en genoegen.
Op die gewoonte berust de derde soort vau
strijd, dieo wij tegen de dieren voeren, door ous
een onedele strijd genoemd, 't Was den uieusch
te lastig ter jacht te gaau om zijn zucht uaar
dierlijk voedsel te bevredigen, en zijn vernuft gaf
heui bet middel aan de hand om hierin te voor
zien. Het rund en zoovele andere diereu heeft
hij getemd, cd hij onderüoudt het om het, teo
allen tijde, binnen zijn bereik te hebben ter be
vrediging van ztjn begeerte naar dierlijk voedsel.
Hij heelt er een levende provisie van gemaakt.
De weldaden die hij het bewijst, zijn slechts wel
daden io schijn, eu het dier moet hem doorzijn
dood vergoeden wat hij bij zijn leven van hem
untviug. Bovendien dragen wij voor onze veilig
heid zorg, dat het zich met kan verdeJigen tegen
het slachtmes; wij maken het weerloos, en zeker
wij hebben daarin gelijk, maar het verhoogt de
wreedheid van onze daad.
In deu laatsten tijd heeft meq dat meer en meer
ingezien, en het bewijs daarvan levert het be
toog, dat hei, op voor den voorbijganger zichtbare
wyze, dooden van het slachtvee alleszins geschikt
is om ruwheid vau zeden te bevordereu, vooral
bij jeugdige persoueu,
T is belaas maar ai te waar, dat eeu. zichtbare
slachtplaats steeds tal van toeschouwers lokt, die
zich veilusiigeu iu de stuiptrekkiugen van een
weerious dier. Dat bewijst ongetwijfeld, dat aan
velen onzer uatuurgeuooleu een groote mate Van
wreedheid eigen is, en wie waarborgt ons, dal
die uiet gevonden wordt ook bij sommigeo van
hen, die het slachtmes voeren?
Zooals wij boven zeiden, de gewoonte heeft een
maal het gebruik van vleesch gewettigd, en nie
mand zal er het nut van ontkennen, maar aan
het dier, dat ons door zyu dood zooveel voordeel
aanbrengt, zijn wij 'tdau ook verschuldigd, dien
dood zoo zacht mogelijk te maken.
In het buitenland heeft meu abattoirs opgericht
met het oog op zedelijkheid, zindelijkheid enz.,
en 't ware te wehschen, dat men' hiet tè lande
over de daartegen beslaande bezwaren heenstapte
en dat goede voorbeeld volgde; maar dat is, naar
het ons voorkomt, niet genoeg. In het belang van
het slachtvee zou wellicht meer kunnen worden
gedaan.
Er bestaan verdoovingsmiddelen, die bij den
mensch uiet gunstig gevolg worden aangevketid
bij het verrichten van operatiën. Wel heeft inen
daarmede ook bij slachtvee proeven genomen, ten
einde het van alle gevoel te berooven, bij het
toebrengen van den dood, maar wij vreezen niet
met den nóodigen ernst, althans zonder blijvend
resultaat.
Wanneer daardoor of door andere middelen de
dood geheel onpijnlijk kon worden gemaakt, de
mensch zou slechts eeu zedelijke verplichting ver-
vulleu tegenover het wecrloozé dier, waaraan hij
zooveel verschuldigd is. Dau zouden de abattoirs
een dubbele waarde verkrijgen, dewijl zij zouden
Strekken oin het aanwenden dier middelen te
verzekeren.
Wij weten het, dit onderwerp is niet nieuw,
maar de overtuiging^ dat 't hier het belang geldt
van redeloos vee, dat daarvoor zelf'niet kan op
treden, noopte ous weder te v» ijzeo op een zaak,
die, naar wij vreezen; uiet met genoegzame vol
harding is onderzocht. n
Mocht ous land, dat te recht roem draagt op
de liefdadigheid van zijne bewoners jegens na-
tuurgenooten, ook het voorbeeld geveu van lief
dadigheid ten opzichte van bet slachtvee, het zou
een schrede te meer hebbeir gezet op deo eer-
volleu weg der ware beschaviDg, en voor ous,
die deze weinige regelen nederschreven uit in-
uige overtuiging en niet als eeu gevolg van zie
kelijke overgevoeligheid, zou 'teen ware zelfvol
doening zijh, daartce te hebben medegewerkt.
(.l'J .IV JjJEIDEM, 21 Mei.
Blijkens het nader verslag omtrent het wets
ontwerp strekkende tot'goedkeuring der overeen
komst Van 14/28' November 1872 met de Amster
dumsche Kanaalmaatschappij gesloten, vulgeDS
welke aan deze tot verdere uitvoering harer on
derneming 5ü millioen van Staatswege ter leen
werd verstrek^ eu tevens eeuige wijzigingen in
de haar vroeger verleende concessie gebracht
werden, zijn de gevoelens over de huoldpuuteu
zeer verdeeld.
Öe Commissie van Rapporteurs had gowenscht,
dat, alvorens de overeenkomst met de Kanaal
maatschappij defiuitief wgrd goedgekeurd, de te-
langnjke vraagstukken betreffende de versierking
der haveuhootden en het kauaalpeil in overleg
met de belanghebbenden tot eeqe beslissing waren
gebracht. De iueou,t evepwel, vooral
niet het otig op, de weinige gezindheid van de
overgrppte meerderheid van de leden der Kamer
om hel tyerk vau Staatswege te voltooien en de
dringende noudzakelijkheid om liet tot eland ko-
i men daarvao te bespoedigen, dat over het bezwaar
kan tVorden heengestapt, mits bij de overeen
komst het geval van nader door de Regeering
voor te schrijven wijziging en de daaruit voor
de Maatschappij voortvloeiende verplichtingen,
behoorlijk wórden geregeld. De Commissie uieeut
dat dè Regeeriug vólkomen vrij blijlt in baar
oordeel over de wijzigingen, die laier noodig
mochten zijn.
Door eenige nieuw voorgestelde artikelen der
overeeukomst, wordt, naar liet oordeel der Com-
missie, groolendeels tegemoet gekomen aan be
zwaren van verscheiden kanten geopperd.
Aan liet Verslag is toegevoegd eene nota van
d«n beer Stieltjes over de verzekering van het
pgil iu het Noordzeekanaal.
„Ik verzeker u, papa, dat gij u vergist. Mijnheer
Valdieri valt volstrekt niet in mijn smaak," ant
woordde Sophronie ernstig.
„Kom, dat is een beetje coquetterie, gij wilt
gezocht worden; hoe deukt uw pleegmoeder er
over?"
„Ik denk," zeide de gravin, „dat beiden al
zeer zonderlinge verloofden zijn. De ridder zendt
Sophronie eiken morgen bloeuieo, die zij in de
voorkamer in de vazen laat zetten. De ridder
heelt haar gisteren een ïnooien' turkoois willen
geven, die geluk aanbrengt, en Sophronie heeft
geantwoord: „Mijn geluk zou het niet zijn!"
„Ik vind die takt.ek vrij sterk. Zij moet het
jonge mensch het hoofd op hol brengen; hij is
zonder twijfel zeer ongelukkig, maar ik heb geen
tijd om hem te beklagen, hij zal nog een leven voor
zich hebben om zich te troosten en bemind te
worden."
„Vader ik herhaal het u," antwoordde Sophro
nie, spijtig, „dat ik volstrekt niet van mijnheer
Alphonse Valdieri houd."
„Zeg dat niet, lief kind, gij weet niet hoezeer
ik dit huwelijk wensch en hoezeer mijn be
lang het vordert."
„In dat geval, vader, zwqg ik. Vergeef mij."
Op dit oogeDblik bracht men den graaf zijn
souper, dat hij in zjjn kamer bad besteld; de
bediende, die het plateau droeg, bood het kaartje
v»d ridder Valdieri aao en weldra kondigde
eetr tikkeu op de deur de komst van den schooneo
bruinen jongeling aao.
„Welkom, waarde heer Valdieri," riep de graaf
uit, „wij spraken juist over u, over uw gelukkige
toekomst."
Sophronie bloosde sterk. De ridder sloeg er
gèen acht op eo vroeg:
„Wel, hoe gaat het te Parijs?"
„O, ik begrijp u. -Gij vreest reeds te moeten
vertrekken, Otn het gezellige kasteel te verlaten."
„Zeer zeker, mijnheer de graaf, iluar laten wij
over de politiek spreken. De oorlog.
Wordt vervolgd.)
Naar uien verneemt, hebben de troepen, die
reeds in het kh.mp bij Soesterberg gedetacheerd
zijn, jl. Zondag zoo dpor deo regen geleden, dat
men schier geen uitkomst wist; de linnen teuten
werdon als het ware overstroomd van den regen.
Men heeft daar veel last van de weergesteldheid;
daaromiftookaan desoldatan een warmeredekking
voor den nacht uitgereikt. ((J. D.)