FEUILLETON. HET SCHIJNGELUK. N°. 4048. A0. 1878. Dinsdag 22 April. STADS-BERICHTEN. »Uti E1DSCB DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maandenƒ8.00. Franco per post8.85. Aizonderlijke Nomraers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER. ADVERTKNTIKN. Voor lederen regel70.11. Grootere letters naar de plaatsruimte die jqj beslaan. SURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN ID EN, lezien het adres van Theodoeus Heemanus aATHOF, grutter alhier, om vergunning tot het len en mesten van varkens in het perceel aan de regracht n°. 3; elet op art. 221 der Algemeene Politieverordening 21 October 1867 )oen te weten, dat tot het hooren der eigenaars bewoners van de naast bijgelegene en belendende den, ten opzichte der information de commodo et qdo, door Burgemeester en Wethouders zal den gevaceerd op het Raadhuis dezer Gemeente, Donderdag den 24sten April aanstaande, 's voor- 3 te elf uren; zullende de belanghebbenden plicht zijn hunne bezwaren tegen dat verzoek op tijd in te brengen, terwijl, bij verzuim daarvan, gehouden zullen worden zich tegen de inwilliging te hebben verzet. Burgemeester en Wethouders voornoemd, v. D. BRANDELER, Burgemeester. E. KIST, Secretaris. .EIDEN, 21 April 1873. LEIDEN, 21 April. Isterdag-avond ODgeveer te halftivaalf, is H. de een 24jarig meisje, op een stoof met vuur ip gevallen zijnde, doordien baar kleederen brand raakten deerlijk gebrand. Niettegen- inde zij door den heer chirurgijn Desertine, al zeer spoedig op de plaats van het ongeval entvoordig was, geneeskundig werd behandeld, op zijn attest in het Academisch Ziekenhuis ;cnomen, is zij des morgeus aan de gevolgen brandwonden overleden. laterdag werden in den Haag geëaxmineerd r het lager onderwijs: Voor het Hoogduitsch candidaten, waarvan werden afgewezen 1, gelaten 10, zijode de heerenJ. van As te lerdam; J. Appeldoorn te idem; G. H. Bou- olte in den HaagE. H. Breul te idem H. Eybergen te idem; J. Jansen teNoortheij; A. Günther te Rotterdam; Ch. J. E. C. L. legel, in den Haag; P. J. Theebaai te idem; H. J. van Wettum te Voorburg. Voor de gym itiek 4 candidaten, allen met gunstigen uitslag, de heereD: G. C. Baerends in den Haag, G. ioks te Leiden, W. E. H. Hyuians in den Haag C. van der Vlies te Sliedrecht. Voor de wis- nde 10 candidaten, afgewezen 4, toegelaten 6, ide de heeren: A. Baars te Kralingen, T. Bak te Katwijk, Ch. G. de Booy te Rotterdam, C. Corbach te Leiden, P. Hak te Rotterdam X. D. Leeman te idem. andag-namiddag werd bij het Departement Koloniën het navolgende telegram van den iverneur-Generaal ontvaDgeQ: [Bericht van den Commissaris van 17 April, troepen leden den vorigen dag een gevoelig ec bij den Kraton. Dientengevolge zijn zij naar strandbivouac teruggekeerd. De toestand is danig dat, in verband met den moussoo, de cing der expeditie in overweging zou worden omen." In de telegrammen uit Atchin wordt melding ge maakt van een kraton, die zeer versterkt en krach tig verdedigd werd. Voor onze lezers, die met de bijzonderheden van O. Indië onbekend zijn, zal het niet onbelangrijk zijn te vernemen wat een kraton is. Daaronder wordt het versterkt ver blijf van een inlandscben vorst verstaan, lo den regel bestaat het uit een zeer uitgestrekt, meest vier kant terrein, omgeven door eeD zwaren muur, waarop wachttorens zijn geplaatst. Bionen dezen ringmuur bevinden zich onderscheidene pleinen en gebouweo, eveneens door muren en poorten van elkaar gescheideo. In bet midden ligt de eigenlijke wooing van den vorst, op Java Dalewa genaamd; voor dezen is Sitinggil, eene verhevene plaats, waar de vorst zich aan zijne onderdanen vertoont, die bijeenkomen op den Aloen-Aloso, het groote voopleiD, waarop in het midden een paar heilige waringginboomen staan. De heer Taalman Kip meldt aan de Amst. Ct. bet volgend exlract uit Horsburghs Sailing Directions, betreffende de reede van Atchin, ten einde het publiek althans op dat hoogst belangrijke punt gerust te stelleD „De gewone ankerplaats op de reede van Atchin is van 8 tot 14 vadem water, op p. m. a mijl van de monding der rivier. Hier liggen de schepen tegen de zuidwest-mousson beveiligd, welke op die plaats gewoonlijk van April tot October de overhand heeftin het andere jaargetijde zijn de oostewinden zelden sterk," enz. In de Vrijdag per mail uit Indië ontvangen be richten wordt bevestigd, wat omtrent de sa menstelling der expeditie naar Atchin is medege deeld in de Staatscourant van 16 dezer. Voorts blijkt daaruit, dat Padang is aangewezen als militair statioD tijdens de krijgsverrichtingen in Atchin. Twee stoomschepen onderhouden eene geregelde gemeenschap tusschen Atchin en Padang. Daar mede worden ook de zieken en gewonden geëva cueerd, die te Padang en in de Padangsche bo. venlanden zullen worden verpleegd, en de benoo- digde manschappen aangevoerd om de expeditio naire troepen voltallig te houden. Brieven eD pakketten, tot een gewicht van 10 kilogrammen voor de ambtenaren, officieren en minderen bij de expeditie, worden van Java, Madura en Su matra van gouveruemenlswege vrachtvrij ver voerd. Wissekerke, zeer gunstig staat aangeschreven, evenals de chef der artillerie, de luit.-kol. H. G. Boumeester. De generaal-majoor L H. R. Köhler was gebo ren den 3den Juli 1818 en had dus den ouder dom van bijoa 55 jaieo bereikt. Op 14jarigeD leeftijd reeds trad hij in dienst bij de 9de afdeeliog iofanterie; in twee jaren werd hij bevorderd tot korporaal; in October 1839 werd hij als ouder officier overgeplaatst bij het Oost-Indische leger, waar hij reeds na een verblijf van drie maanden werd bevorderd tot 2den luitenant; in '52 werd hij benoemd tot kapiteio, en na betrekkelijk kleioe tusschenpoozen klom hij op tot den rang van generaal-majoor, waartoe hij werd benoemd den 17den Januari 11. Köhler droeg het onderscheidingsteeken voor langdurigen dienst en werd in '57 wegens zijD gedrag bij de Lampongsche expeditie vereerd met de Militaire Willemsorde 4de klasse. De benoeming van Köhler tot opperbevelhebber van de expeditie naar Atchin werd door allen die hem keDden met genoegen vernomeD men wist dat het leger het hoogste vertrouwen stelde in zijn kunde, zijn beleid; door allen bemind stierf hij den heldendood. Köhler was vaa militaire afkomstzijn vader was jaren lang adjudant-onderofficier, maar werd later ODgeschikt voor den dienst en, na door een ziekte zijn gehoor verloren te hebben, opgenomen in het doofstommen-iostituut te Groningen, zijn geboorteplaats, waar hij kort geleden zijn 91sten geboortedag vierde. om de troepen Daar behooren van voedsel en drinkwater te voorzien. De kust blijft geblok keerd. Van Router's Office is het volgend telegram uit Penang ontvangen, onder dagteekeniug van gis teren Al de Nederlandscbe troepen zijn tot aan het strand achter de palissaden teruggetrokken, waar hunne positie vermoedelijk onhoudbaar is. De Atcbineezen hebben groote strijdkrachten. Het regenseizoen is begonnen. Het aantal dooden en gekwetsten bij de Nederlanders wordt op 500 geschat. Van die der Atchineezen kan geen cijfer worden geraamd, maar bij hen zijn de verliezen aanzienlijk. De gesneuvelde generaal-majoor Köhler, geb. te Groningen, waar zijn hoogbejaarde vader nog woont, is geruimen tijd commandant ter West kust van Sumatra geweest en is daarom mot de leiding der expeditie belast geworden. Zijn opvol ger, de gen.-majoor G. M. Verspijck, is comman dant der 2de militaire afdeeling op Java en heeft zich verdienstelijk gemaakt door het eindigen van den BanjermassiDschen oorlog op Borneo. Hij wordt als een der beste aanvoeders van het In discho leger beschouwd, terwijl ook de chef van den generalen staf, de kolonel A. W. Egter van Blijkens een hedenmorgen bij het Dep. van Kolo niën ontvangen telegram van den Gouv.-Geoeraal van Nederl. Indië, is de krijgsraad voor AtchiD, gepresideerd door den Gouverneunents-commissa- ris, eenstemmig van gevoelen geweest dat de positie onhoudbaar was wegens de geleden ver liezen en vooral wegens de hevige mousson. Daarop heeft de Gouverneur-Generaal, in eene doorhem gepresideerde vergadering van den raad van Indië, welke werd bijgewoond door de commandanten der zee- en landmacht en door den generaal- majoor Verspijck, besloten tot stakiog der expe ditie, om haar in het najaar te hervatten. Dit besluit is genomeD, vooral met het oog op de moussoD, waardoor de gemeenschap tusschen de schepen en den wal weken lang kan verbro ken zijn, en dus de gelegenheid ontbreken kan Het telegram uit Singapore aan de Daily Te legraph gericht betreffende den oorlog met At chiD, waarvan wij reeds den hoofdinhoud mede deelden, luidt als volgt: „De Hollanders zijn bij hunnen aanval op de Atchineezen er bij eene tweede bestorming in geslaagd twee forten te nemen, maar zij werden teruggeslagen, toen zij poogden het voornaamste fort in bezit te nemen. „Het was een wanhopig gevecht en, ongeluk kig voor de Hollanders, werd hun bevelhebber, generaal Köhler, gedood. Op dit oogenblik zijn de Nederlandscbe troepen bezig het paleis van den Sultan te belegeren. Bij het bestormen der forten beliepen de verliezen der Hollanders 200 man. De AtchineezeD, die zeer armoedig gewa pend waren, leden zware verliezen. „Ik verneem dat er veel ziekte heerscbt onder de Hollandsche troepen, cd dat er bevelen tot versterking zijn gegeven. De lazareth-schepen zijn vol en hebben bevel gekregeo om naar Padang te vertrekken. De peperhavens zijn geblokkeerd en de handel staat stil." Naar men verneemt hebben in de laatste dagen een aaDtal onderofficieren en manschappen van het regiment grenadiers en jagers zich aangege ven om in den kolonialen dienst te treden en aan den oorlog tegen Atchin deel te nemeD. Ook eenige officieren van het Nederlandsche leger moeten verzocht hebben, naar het Indische te worden overgeplaatst. De 1ste luit. F. W. J. Buijs, van het 8ste reg. inf., in garnizoen te Utrecht, die de expeditie naar Abyssinië indertijd heett medegemaakt, en de late luit. J. K. Koot, mede van het 8ste reg. infanterie, in garnizoen te Utrecht, hebben, naar men ver neemt, aan de regeering vergunning gevraagd, om deel te mogen nemen aan de expeuitie naar Atchin. De N. Arnh. Cl. deelt mede, da dp, adelborst Titsiogh, afkomstig uit Geertrui leutierg, üeiiuurl tot de slachtoffers van het eeis e gevecht voor Atchin. Bij het Dep. van Kol. is wel bekend, dat de adelborst Zimmer, maar niet de adelborst Tit- singb is gesneuveld. (Fod.) Voor de noodlijdenden in Midden-Java is bij Dr. Bosch een gift van f 500 uit Brussel ontvaDgea. Naar wij vernemeo, is bij bet Departement van Oorlog een voorstel in behandeling tot ver- hoogiug der tractementen en uitbreiding van het personeel bij den militairen geneeskundigen dienst. Daarbij zou de 3de klasse worden afgeschaft en zouden de thans aanwezige officieren van gezond heid 2de klasse bevorderd worden tot late klasse. (itibl, i 1875 leeoiDj pCt; •tallies i steri 56 roil dolk k< I: '40 0 xil 'g 6/' m mi n>l satswfl idag 1 o. keu >r lelss- [Vervolg.) iet lang daarna kwam mijnheer de Saint- p op het kasteel. Het was in de maand Januari ijskoud. De sneeuw bedekte de wegeu en de leele omtrek scheen verlaten. De graaf beval bediendeD zijne tegenwoordigheid aan nie- |nd bekend te maken. Denzelfden avond nog hij de non bij zich kotnen, en zeide zonder iding, haar een photographic toonende: 'Dit is immers het portret van het meisje, gij drie weken geleden van Brioude hebt mee dacht?" Ja, mijnheer de graaf." Is dat meisje even schoon en forsch als op dit tret Mijnheer de graaf zal haar ongetwijfeld aan sis zien." iJa, aanstonds. Groote drukte is de oorzaak i ik in geen twee jaar te Brioude ben geweest. Ik zou dit kind niet meer herkennen, maar u- zuster, herken ik wel. Gij hebt immers Sophronie niet veriatan van kindsbeen af?" „Drie weken slecbts, toen bij ons de typhus heerschte. Ik zou er aan bezweken zijn evenals uwe beschermeling, zonder de zorgen die men in het klooster „Dat weet ik... ik heb nog geen oogenblik spijt gehad baar aan uw huis te hebben toever trouwd, en zal u voor uwen ijver en volharding waardig beloonen." „Mijnheer de graaf weet bovendien, dat hij ons nooit de minste onbescheidenheid heeft kunnen verwijten. Sophronie is door ods opgevoed als de dochter van een armen putgraver, die bij een in storting is verdwenen. Hare moeder, die wij had den opgenomen nahaar ongeval Hier sloeg de non de oogen neer en zuchtte. Zij hernam „Na haar... ongeluk..." „Zeg door haar eigeu schuld, zoo gij wilt, zus ter, en laten wij voortgaan." „MijDheer de graaf zeide immers zoo even dat bij ons Sophronie had toevertrouwd En zij onderschrapte het woord „toevertrouwd". „Nu i" „Gij hebt zeker dit woord niet zoo bedoeld. De moeder was eene arme dienstbode, die lezen noch schrijven kon; toch heelt zij eenige verkla ringen kunnen afleggen alvorens te sterven aan de gevolgen van haar „Ja, door eigen schuld. Zij is gestorven aan eene ontsteking van het darmvlies, die..." De non maakte een kruis. „Ik, mijnheer de graaf, heb hare laatste woor den opgevangen. Ik heb ze om zoo te zeggeD onder hare oogeD geschreven, want het wasdendag voor haar dood, en nog altijd hoor ik haar door soikkeu gesmoorde stem mij in de ooreu kliüken." Hierop haalde de non een geel en vet gewor den papier voor den dag. „Dit heeft zij mij voor haar sterven willen zeggen Ik heb altijd in God en in zijn zoon ge loofd. Ik moet de waarheid zeggen voor mijne zaligheid. Ik heb tweelingen ter wereld gebracht. Sophronie is het eerst gekomen. Het andere kind was een jongen. Mijn... mijn..." vergeef mij, er staat: mijn minnaar... „mijn minnaar was woedend, hy balde de vuisten, liep woest heen en weer door de schuur, waar hij mij verborgen had en waar hij 6edert twintig ureD mijne ver lossing wachtte. Ziende dat er twee kinderen waren, terwijl een hem reeds te veel was, nam bij het tweede op eD smeet het met het hoofd tegen den muur „Genoeg, zuster," zeide de graaf, 4e hand voor zijn oogen breogende. „Waarom hebt gy deze mededeelingen opgeschreven, waarvan de zeker heid Diet eens kan bewezen worden „Voor uw gewetenvoor u alleen." „Nu, als gij u die moeite voor mij gegeven hebt, behoeft gij niet voort te gaan. Ik weet wat er gebeurd is, en beter dan iemand, beter dan de overledene, omdat ik de eenige schuldige ben Ja, nauwelijks twiotig jaar oud, uit lief dadigheid bij monniken opgevoed, terwijl ik dwaze en slechte boeken in stilte las, verteerd door de zucht om te genieten, te leven en te schitteren zender ooit iets geleerd te hebben, wanhopig om dat ik geen erfdeel te wachten bad, zelfs geen morgen heigrond om te ontginnen, zelfs geen vaderlijke woning, of een ploeg of eenig ander gereedschap, van het eerste uur mijns levens aan de zorgeD van kloosterlingen overgelaten, heb ik tot mij zeiven gezegd Wat zoudt gij met een zoon beginnen? een zoon die arm, vernederd, gebODden zal zijn, even als gij zeil I Eene dochter kan nog hod worden, maar als een zoon mijne vermogens, mijne lusten heeft, zal hij slechts opgroeien voor het bagno... Dat was de sombere redeneering, zuster, die mij er toe gebracht beeft, dat kleine onschuldige we zen te verpletteren. (Wordt- vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1873 | | pagina 1