FEUILLETON.
DE KERSTBOOM.
N0. 4035.
Vrijdag
A°. 1873.
4 April.
LEIDSCH
MGBL4D.
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maandenƒ8.00.
Franco per post8.85.
Afzonderlijke Nommexss 0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENTIEN.
Voor lederen regelƒ0.16.
Grootere letters naar de plaatsruimte die zij beslaan.
LEIDEN, 3 April.
I. M. heeft den generaal-majoor Booms, chef
jo den geDeralen staf, op zijne aanviage een
■nsioen toegekend ten bedrage van f 2466, onder
ankbetuiging voor de vele en hoogst gewichtige
jensten, aan het leger en het laod bewezen.
Gedurende de maand Maart zijn in de Leid-
be Volkskeuken afgeleverd 5038 portiën, als
193 warme spijs, 199 vleesch en 46 spek.
Gisteren heeft de kroonprins van Pruisen per-
oonlijk, op de te Berlijn gehouden tentoonstel-
jog van visscherij-werktuigen, eenige onderschei.
:ingen uitgereikt.
Met veel genoegen zagen wij uit een deswege
ntvangen telegram, dat twee onzer landgenooten,
heeren Pollen, vice-consul van Pruisen en
)irk Spaan, reeder, beiden te Scheveningen, onder
bekroonden behoorden uiet de ridderorde van
m Rooden Adelaar 4de klasse.
Omtrent het vastvaren van een schip in de
rug aan den Vrouwenakker, wordt nader be-
icht, dat genoemd vaartuig, geladen met zink-
teen, door de zorg van de directie over het
mstel-kanaal is gelicht geworden, waardoor de
mmuQicatie te water reeds den volgenden mor-
eD te 8 uren was hersteld.
Bij den aanhoudenden lagen stand van bet boe-
emwater wordt in den laatsten tijd, vooral met
iepgaande vaartuigen, bij voorkeur van dit vaar-
ater gebruik gemaakt.
Ret hoofdbestuur van het Nederlandsche Onder
wijzersgenootschap heeft een adres aan den minis-
sr van binnenlandsche zaken gericht, eindigende
iet het verzoek, om aan de Staten-Geoeraal, zoo
v,edig mogelijk, eene wijzigiug voor te stellen
sq de wet op het lager onderwijs, waarbij de
xpaling van art. 19 nopens het minimum van
ractemeuten worde vervangen door een zinsnede
als de volgende
Gedeputeerde Staten stellen, voor een tijdvak
tan tien jaren, bet minimum vast der bezoldiging
tan de hoofd- en hulponderwijzers, in hun gewest.
Dit minimum wordt echter iu geene provincie
bepaald beneden 700 voor den hoofd- en 350
toor den hulponderwijzer.
Het vertrek van Z. Ms. stoomschip Metalen Kruit,
commandant kapitein-ter-zee Kip, is bepaald op
April, met bestemming Daar Oost-Indië door
het Suezkanaal.
Het gebeurt zeer zelden dat wij, zooals gister
avond, een oorspronkelijk Nederlandsch tooneel-
luk en dan een goed stuk zien opvoeren en
daarom verheugt het ons van harte, dat wij, èn
wat stak èn wat spel aangaat, het meest loffelijk
getuigenis kunnen geven.
Voor de derde maal in dezen winter zagen wij
a onzen schouwburg het uitstekend tooneelge-
lelschap van Rotterdam, onder directie van de
heeren Albregt en van Ollefen, optreden en dit
maal werd ten tooneele gevoerd: Uitgaan, een
oorspronkelijk tooneelspel in 4 bedrijven door
Glanor. Is de titel van het stuk eenvoudig, de
intrige is dat evenzoo, maar de iohoud zóo
boeiend en zóo waar geschreven, dat men het
stuk een greep uit het familieleven zou mogeD
noemen.
Eduard Valkenburg is een hooggeplaatst ambte
naar in de residentie, en heeft eene allerliefste
vrouw; door zijne betrekking is hij verplicht dik
wijls uit te gaan, nu eens naar een bal aan
't Hof, dan bij een of anderen gezant, iets dat
zijne lieve gade zeer onaangenaam vindt, want zij
mag nooit mee, voornamelijk omdat Eduard's kas
niet toelaat de groote uitgaven voor toiletten te doen,
die voor een dame uit den eersten stand nog al
iets bedragen. Geen wonder dus dat de lieve
Marie zich verschrikkelijk verveelt, te meer daar
Mw. Eugenie van Meerenbeek, een vriendin, haar
bij hare bezoekeu het hoofd op bol brengt over
prachtige toiletten, galante dansers en meer van
dien aard.
Eduard's vertoogeü over het schadelijke en na-
deelige van het uitgaan van vrouweD, zijne be
weringen dat al dat uitgaan wulpsche vrouwen en
slechte moeders maakt, vallen in geen goede aarde.
Eduard gaat weer naar een voornaam bal en de
lieve Marie is verplicht den geheelen avond alleen
te blijvenzij is boos en verzoekt haar man, bij
zijne tehuiskomst, dien nacht maar in de kleine
logeerkamer te slapeDzij wil niet gestoo/d wor
den. Eduard vertrekt zonder afscheid te nemen.
Gerard van Torenheuvel is een jong mensch
van hooge geboorte, de vriend van Eduard; deze,
gebruik makende van Eduard's afwezigheid, komt
in den loten avond Marie een bezoek brengen,
waarom hij het bal verlaten heeft. Zij vraagt hem
verantwoording van zijn ongepast gedrag en belee-
digend bezoek en nu komt het huoge woord er
uit; hij is smoorlijk op haar verliefd en bidt om
wederliefde; Alarie is zeer beleedigd en dwingt
den verleider te vertrekken. Teleurgesteld en
vernederd gaat Gerard heen en neemt, in zijne
confusie, een verkeerden hoed tnede, van Marie's
vader, die onverwacht gekomen is, omdat zijn
dochter morgen jarig is en wteu de groote logeer
kamer tot verblijf wordt aangewezen.
Eduard komt in den nacht van het bal te buis
en vindt bet nog te vroeg om te gaan slapen,
schopt tegen een hoed en leest op een kaartje
dat die hoed behoort aan Gerard van Torenheu
vel; dat geeft hem vermoedens en beschuldigingen
in den mond, hij besluit niet naar bed te gaan,
maar op de canapé te blijven wachten, met den
hoed van Gerard voor zich op de tafel en de
slaapkamer in 't gezicht. Zoo slaapt Eduard in.
Het is de volgende morgen, 7 uren. Mina,
de dienstbode, komt iu de kamer, vindt haar mees
ter slapende, zij heeft een hoed in de hand, die
de heer van Torenheuvel verkeerd heeft mee
genomen en komt nu om dien met den zijne te ver
ruilen, waarvoor haar f 10 is toegezegd; zij
neemt Gerard's hoed weg en zet die van Marie's
vader in de plaats. De huisgenooten ontwaken
en Marie maakt haar echtgenoot wakker met
een kus. Eduard vraagt dadelijk wiens boed
hij gevonden heeft en hoe die daar komt; Marie
weet van geen hoed en nu ziet de jaloersche Eduard
dat hij gedroomd heeft, want de aan wezige hoed
is die van zijn papa.
De felicitaties op den jaardag volgen en zij
krijgt van papa een prachtige werkdoos, die niet
geopend worden mag voor den middag. Eenige
oogenblikken daarna komt een telegram voor
papa, die van blijdschap verschrikt op de canapé
valt en onmiddellijk verzoekt de werkdoos te
openen, waarin is geborgen een aandeel in de
Turksche loterij, en in het telegram wordt ver
meld dat op dat nummer de hoogste prijs, drie
maal honderdduizend francs is gevallen.
Nu is Marie rijk, nu mag eu nu zal zij uitgaan
en besluit onmiddellijk een prachtig balcostuum
te gaan koopen, waarmee zij dan ook later ver
schijnt. Allen ziju gelukkig en Eduard vraagt
Marie hem deozelfden avond naar een bal te
vergezellen, maar Marie zegtneen nu kan
ik uitgaan, maar ik blijf thuis om een goede vrouw
en eene zorgende moeder te blijven, terwijl
Eduard besluit, nu zij rijk zijn, voor zijne betrek
king te bedanken, om voortaan een huiselijk leven
te leiden.
Dit tooneelwerk heeft in samenstelling en uit
werking hooge verdiensten de geheele inhoud
is zeer gekuischt en elke figuur heeft een waar
en treffend karakter.
Het spel was voortreffelijk. De heer Moor, als
Eduard Valkenberg, Mej. Piceni, als Marie, waren
uitnemend. Zij beiden hadden hun rollen zoo
juist opgevat, dat elke beweging, elke innerlijke
opwelling van verdriet, verveling, jaloezie en
liefde volkomen aan de werkelijkheid beant
woordde.
De heer Albregt, als kolonel van der Degen,
de vader, gaf het karakter van een goedigen
man meesterlijk terug en was keurig in zijn
spel, als altijd. Mev. GötzScheps, als Mev.
Eugenie van Meerenbeek, deed; wat zij als tus-
schenpersone te doen had, goed, er is te weinig
in die rol om veel effect te uiakeD. De heer van
Zuylen, als Gerard van Torenheuvel, had eene
zeer gelukkige opvatting van deze rol en bleef
zich voortdurend gelijk. Mev. Albregt-EDgelman,
als Mina de dienstbode, was onbetaalbaar: de
echte type van een meid gaf zij getrouw terug;
zij bewoog zich zouder inspanning, en ongekun
steld.
De ondubbelzinnigste blijken van goedkeuring
vieleu van het talrijk publiek aan al de vertoo-
ners ten deel en mej. Picéni ontving een bou
quet van bet bestuur van den schouwburg.
Het naslukje Spijkers op laag water, eigenlijk
Zij is jaloersch, is zeer bedrijvig en daarvoor komt
allen lof toe aan Mej. Picéni en den heer van
Zuylen.
De Minister van Marine brengt ter kennis van
belanghebbenden, dat in dit jaar zes jongelingen
Da afgelegd examen als scheepsklerk zullen kun
nen worden aangesteld.
De jongelingen die tot dit examen, hetwelk in
de maaDd Augustus zal plaats hebben, wenschen
te worden toegelaten, moeten zijD Nederlanders,
en op 1 Januari 1873 den ouderdom van 15 jaren
hebben bereikt, doch mogen hun 18de jaar nog
niet zijn ingetredenalzoo komen alleen zij in
aanmerking, die geboren zijn in de jaren 1866
of 1857.
De Minister van Marine brengt ter kennis van
belanghebbenden, dat, krachtens bepaling des
Konings, in dit jaar twintig jongelingen als adel
borst 3de klasse voor den zeedienst (na behoorlijk
afgelegd exatneD) op het Koninklijk Instituut voor
de Marine te Willemsoord kunnen worden aan
genomen.
De admissie heeft plaats op 1 September aan
staande.
Ouders of voogden, die verlangen dat huDne
zonen of pupillen in dit jaar worden geplaatst,
dieneD vóór den laatsten Mei aanstaande aan den
Minister van Marine een op zegel geschreven ver
zoekschrift in.
De gewone audiëntie van den Minister van
Binnenlandsche Zaken zal op a. s. Zaterdag 6
dezer niet plauts hebben.
Z. M. heeft aan Mr. F. A. H. von Weckherlin,
secr. van H. M. de Koningin, vergunning verleend
tot het aannemen en dragen der versierselen van
ridder 1ste kl. der Frederiksorde, hem door Z.
M. den Koning van Wurtemberg geschoDkeD.
Z. M. heeft de benoeming van J. D. M. de
Klerk J. Cz., burgemeester van Landsmeer, tot
secr. dier gein., goedgekeurd.
Z. M. heeft goedgevonden 1°. met den laatsten
April aanstaande den commissaris der loodsen,
tevens ontvanger der loodsgelden te Maassluis,
C. Borstlap Jzd., vbd de laatstgemelde betrekking
eervol te ontheffeD 2°. te bepalen dat de ont
vanger der loodsgelden te Hrielle P. Brouwer
met den Isten Mei 1873 in gezegde betrekking
zal overgaan naar de standplaats Maassluisen
8'. met ingang van laatstgemelden datum den
commissaris der loodsen te Brielle, B. Snoek,
tevens te benoemen tot ontvanger der loodsgelden
aldaar.
Z. M. heeft, met ingaDg van den lsten dezer,
benoemd tot telegr. der 3de kl. J. B. van de Haar,
H. Moll, W. R. Barneveld en B. D. Reeser, allen
thans Rijkstelegraaf kl.
Z. M. heeft aan den apoth. van de 3de kl. H.
J. Helderman, van bet personeel van den geneesk.
dienst der laDdtn., op het daartoe door hem ge
daan verzoek, een eervol omslag uit den mil.
dienst verleend.
Z. M. heeft aan den met verlof hier te lande
teruggekeerden lsten luit. der inf. van het leger
in Ned.-Indiö J. M. W. Schlundt-Bodien, met
ingang van 1 April 1873, wegens ongeschiktheid
tot het gaan hervatten van den werkelijken dienst,
ten gevolge van lichaamsgebreken, een eervol
ontslag verleend nit Zr. Ms. militairen dienst, met
toekenning van pensioen.
Vervolg.)
Als razend snoof de trein door het denneDbosch,
ik was als krankzinnig. Ik schreeuwde dat men
tou ophouden, en niemand hoorde het
De lippen van den oude beefden, binnen en
buiten was het doodstil, ook de wind zweeg, en
de sneeuw kletterde niet meer tegen de ruiten.
vHet was geen droom zij brachten haar op
'et station, waar ik uitgestegen was, en zij wekte
"ij niet meer op, en mijne stem wekte haar niet
'eer. Een oogenblik van onbezonnenheid had
geluk voor eeuwig vernietigd zij ligt hier
°P het kerkhof begraven sedert rijd ik in dien
°scht alle jaren denzelfden weg en bezoek haar
Staf op den dag, waarop wij ons kind vreugde
dachten te bereiden."
De laatste woorden werden snikkend uitge
bracht, zijne vaste, voorname houding had hem
verlaten en met de hand tegen de oogen gedrukt,
bewoog hij het hoofd zwijgend heen eu weer.
De jonge man tegenover hem daarentegen was
opgesprongen en liep onrustig op en neer. Zijn
gelaat droeg de uitdrukking van diepe geschokt
heid, zijn oog ontweek schuw dat vaD den ouden
heer die, nu tot bedaren gekomen, voortgiDg
„Gij zult niet begrijpen, jonge man, waarom ik
u dat vertel en wat het met mijn bezoek hier
te maken heeft
De aangesprokene antwoordde verbijsterd
„Inderdaad, ik weet het niet ik beklaag, ik
gevoel met u maar het vreeselijke is geschied
o, mijn God, onherstelbaar
De landraad stond op en keek op zijD horloge.
„Het is tijd voor o, eveDzeer als voor mij,"zeide
hij. Wat gebeurd is, daaraan is niets te veran
deren, en geen berouw, geen wanhoop maakt
het goed. Maar van hetgeen nog is, laat zich nog
genezing en verbetering wacbteD, en daarom
kwam ik tot u
„Tot mij stamelde de ander half bewus
teloos, „o kon ik
„Ik zeide u reeds," hernam de oude man be
daard, „dat ik uwe opstellen en verhandelingen
over echtscheiding en de noodzakelijkheid er van
met de meeste belangstelling gelezen heb, daarom
hield ik u voor den rechten maD, om in dit ge
val raad en hulp te geven. Ik weet dat gij even
machtig zijt met het woord als met de pen, en
het woord heb ik thaDS noodig. Gij hebt wel ge
hoord van mijn kind, mijne dochter; zij is thans
geen kind meer, maar reeds sedert jaren de vrouw
van een jongeD man, dien zij bemint en door haar
bemind wordt, zooals mijne vrouw en ik het eens
deden. Maar met deze liefde hebben zij beiden
ook het andere erfdeel van ons ontvangen, waar-
vaD ik u het noodlottige gevolg heb medegedeeld.
Dezelfde prikkelbaarheid van temperament brengt
hen tot de hevigste oneenigheid. Het is mijn eenig,
en zoo gij deuken kunt teer geliefd kiDd, mijn
heer, en gij zult begrijpen, welk een angst mij
soms vermeestert, als ik denk waar dit op uit-
loopen kan. Ik moet dezen steeD, die mij aan den
avond mijns levens op het hart drukt, er af trach
ten te wentelen en daarom kom ik tot u, om u
te verzoeken, met mij naar mijn landgoed te gaan
om beiden door uw overtuigend woord van den
dwaalweg terug te brengen'
De doctor staarde hem wezenloos aan.
„Wat moet ik
„Mij den doodelijken angst ontnemen, mijne
dochter iD veiligheid te brengeD, door haar te
overreden zich van haar man te lateu scheiden,
alvorens een Dieuw ongeluk
Bij sprak niet uit, want de jonge man had zijne
hand gevat en krampachtig gedrukt. „Gij hebt
gelijk, mijnheer," stotterde hij, «ik daiik u dat
gij tot mij gekomen zijt ik hoop, dat het toe
val u tot den besten geneesheer voor dit geval
gevoerd heeft misschien omgekeerd ook men
helpt natuurlijk elkaar. Ik zal tot beide verblin
den spreken, hun zeggen dat hun een ongeluk,
eene naamlooze, nooit eindigende ellende dreigt,
als zij o ik wil het en dan wil ik kom,
mijnheer, de tijd gaat voorbij, ik reis met u, om
een uur bij u te vertoeven, voordat ik zelf
Hij sprak niet uit, maar schelde haastig en
herhaalde den binnenkomenden bediende bet be
vel, om zijne reistasch te breDgen en van het
noodigste voor eene korte afwezigheid te voor
zien. De oude heer had zijne smartelijke herin-
neringen bestreden, hij sloeg du een vroolijken,
bijna met eene listige uitdrukking vergezelden
blik op den joDgen raadgever, dien hij zich ge
kozen had, en glimlachte. Hij zou nog meer ge
lachen hebben, als hij in staat geweest was, om
te begrijpen waartoe de ander een wonderlijk
stuk bagage van de tafel nam en in zijn reis
tasch stoptemaar hij was zelf te zeer aange
daan, om daarover na te denken, waartoe een
kleine wieg mee op reis moest.
(Worth vervolgd.)