DE KERSTBOOM. N°. 4012 Zaterdag A0. 1873. 8 Maart. see DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maandenƒ3.00. Franco per post3.85. Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTE.NTIKN, Voor iedercn regelƒ0.15. Grootere letters naar de plaatsruimte die zij beslaan. STADS-BERICHTEiX. BURGEMEESTEE EN WETHOUDERS VAN EIDEN, Gezien art. 11, 2e alinea, der Verordening van Mei 1872, op de openbare scholen voor gewoon er onderwijs voor on- en minvermogenden (Ge nteblad N°. 10); loen te weten, dat de inschrijving van nieuwe ingen op de openbare scholen voor on en miu- •mogenden zal plaats hebben van den 3den tot en t den löden Maart e. k in de schoollokalen in Rijnstraat, in de Brandewijnsteeg, op de Binnen bracht aan het Plantsoen, en in het tijdelijk aoollokaal in het voormalig ziekenhuis op de Oude est, des voormiddags van halfnegen tot negen uren i des namiddags van halflwee tot twee uren he lve des Zaterdags namiddags en des Zondags. De Burgemeester en Wethouders voornoemd, v. d. BEANDELEE, Burgemeester. E. KIST, Secretaris. Iiiden, 26 Februari 1873. gekant en wat het blad zoo al meer heeft ge- eischt? Wij twijfelen in dat geval niet of de Maasbode zal 't nel met den protestantschen graaf eens worden LEIDEN, Maart. „Zoo worden de zaken behaudeld door een zui- Itr liberaal kabinet!" roepl heden het Haagsche bi tad in „edele vervoering" uit; de consulaire Inventie met Spanje gesloten, geelt aan 't orgtiaD li conservatieven c. s. aanleiding tot deze wee- lacht, meer bepaald opgewekt door de „liberale Bplomatie." jWat is er dan? Heeft de heer Gericke misschien ëzelfde onhandigheden gepleegd als die vroeger de heer van Zuylen, de held der „conservatieve diplomatie" beging? Heeft onze diplomatie ons in moeilijkheden gebracht, in gevaar misschien?- [jOch Deenhet Dagblad heeft een paar ouduide- ijkheden ontdekt in 't den lOden Februari aan ïdneld tractaat toegevoegd protocol. Horribile llu/ (Zóo iets zou aan mannen als Heemskerk öf ka schrijver van 't Dajii/ad-artikeltje, niet kunnen pedomen 1 |Sog eeD opmerking over 't Dagblad. (Het tracht heden de Rooinsch-catholieken voor aanstaande verkiezing aan 't lijntje te krijgen, f Maar onhandig. De Maasbode beeft geëischt dat Den een caiholiek candidaat zal stellen of iemand, lie ten miDSte een volkomen catholiek programma profession de foi onderschrijft. lEo wat doet du 't orgaan der conservatieveu pet wil eenvoudig aan de Maasbode opdriDgen, nu de heer Schimmelpenninck, zonder medewer- [kiug, zonder goedkeuring of examen van de catho- liéken, candidaat gesteld is, te draaien, zich daarbij ■lillekens neer te leggen; het spreekt van geen 'profession de foi en betoogt alleen dat de catholie- llten nu moeten meegaan oui den ex-minister iD lie Kamer te helpen. HZal de Maasbode daarop dadelijk „ja en amen" Bggeu, om de gunst van 't Haagsche blad niet verliezen? Zal het 't eeDmaal gegeven wacht- )ord nu maar klakkeloos veranderen? Of zal st van den heer Schimmelpenninck vorderen dat verklare: geen volkomen scheiding van Kerk Staat te willen; tegen de schoolwet te zijn Speel niet mei vuur is de wel wat zonderling gekozen titel van een werkelijk goed blijspel in 3 bedrijven, uit het Hoogduitsch vertaald door B. Luinot, dat wij gisteravond in den schouwburg zagen opvoeren door het Rotterdamse!) toouecl- gezelsehap van Albregt en van Ollefen. De inhoud van het stuk is kortelijk deze: Henri Winfried, advocaat, heelt eene vrouw, die jaloersch wordt op eene pupil, welke sedert haar vierde jaar onder zijn voogdij stond, doch nu zij haar achttiende bereikt heeft, bij hem in huis zul korneD wodcd. Dr. Halier, huisvriend van Winfried, heeft mede eeue vrouw en dochter; de eerste is nieuwsgierig, praatziek, bedilziek- en heerschzuchtig, kortom, vereenigt alle slechte vrouwelijke eigenschappen in zich, terwijl haar doohterije Mientje aaidig op weg is oui mama's voetspoor waardig te volgen. Nu wordt op zekeren dag de jaloezie en nieuwsgierigheid in hevige mate gaande gemaakt door de ontvangst van een biief van des advo- caats pupil, alsook door een schrijven van God- fiied Huber, broeder vau Mevr. Winfried. De eerste houdt eene bloote kenuisgaving inde aDdere een verzoek out hem behulpzaam te willen zijn in het aanknopen van een koopvaardijschip. Beide dames maken het nu huDne respectieve echtgenooten vrij lastig, ten eiode achter den inhoud der beide brieven te komen, welke echter niet wordt medegedeeld, heigeen hare nieuws gierigheid nog meer aanwakkert, en het vuur in vollen gloed blaast. Beide heeien besluiten thans met een logen er af te komen en maken huDne vrouwen wijs dat de inhoud van Godfried's brief eene bekentenis van vurige liefde jegens Alice van Molden was, die een half millioen mede ten huwelijk brengt. De jongelui hebben elkander nog nooit gezien, en dat verzinsel was dus wel wat gewaagd. Beide dames ziju daarop weder in haar gewoon humeur eu bespreken reeds het toilet dat zij bij de aanstaande huwelijksfestivi teit zullen dragen. Daar komt Godfried op een onverwacht oogeu- blik als een ouvvelkome gast ten huize van Mev. Winfried en wordt nu door zijn zuster, tante en nicht overstelpt met vragen betreflende zijn aanzoek. Hij begrijpt daarvan niets en kan door de drukte niet aan het woord komen. Oom deelt hem daarna het geheim mede en Godfried laat zich bepraten om zich werkelijk verliefd te hou den, doch nu komt Alice eu ontvangt hem bui tengewoon koel, hetgeen nij de dames eene groote verwarring doet ontstaan, waarop zij spoedig begrijpen door hunne echigenooten om den tuin te zijn geleid. Godfried, wiens voornemen het was om weder naar zee te gaan, doch die daarin door zekere omstandigheden verhinderd is geworden, komt weder terug ten huize zijner zuster, en is thans werkelijk verliefd, wat uiet minder het geval is met Alice; de verklaring volgt dan ook spoedig, die door het jonge meisje met vreugde wordt aangenomen, zoodat de logen tot waarheid is geworden, doch thans door de beide dames niet als zoodanig wordt erkend, hetgeen echter spoe dig opgehelderd wordt door de huwelijksverbin tenis tusschen de jongelui. De schrijver heeft van zijn onderwerp zeer goed partij getrokken en zijne figuren goed gekozeo. Wat de vertooners betreft hebben wij maar éeoe aanmerking en deze betreft Mej. Fuchs in de rol van Mientje. Haar costuum in het lste bedrijf was dat van een meisje van 12 a 13 jaren en als zoodaDig was hare opvatting wel wat al te wijs. Wel zou men hier kunnen zeggen: zoo moeder, zoo dochter, maar wij gelooven toch niet dat er éene moeder uit den fatsoenlijken stand zal zijn,die hare dochter zulk eene opvoeding zal geven, dat zij als een volwassene over zaken meespreekt waarvan een meisje op dien leeftijd nog niets weten mag. Wel wordt in de twee andere be drijven de korte in een lange jurk verwisseld, maar volgens de handeling van bet stuk kan zij pas een paar maanden ouder zijn. De overige vertooners in dit blijspel verdienen allen, zonder onderscheid, ODzen lof: de heeren van Ollefen en Albregt en van Zuylen, de dames Albregt, ten Hagen en Piceni. Mw. Albregt deed ons in de rol van Netje, vrouw van Dr. Weller, denken aan de bedsermoenen van Douglas Jer- rold. Hare opvatting van die type was werkelijk uitstekend. Daarna volgde: Als men een hond wil slaan, een spreekwoord, kouiiscb behandeld in éen bedrijf, dat eindigt met een zeer schoone moraal en een fatsoenlijke berisping vau den man tegen de zwakke vrouw. De vertooners, de heeren Albregt eu van Zuylen, en de dames Albregt en ten Hagen speelden los eD gemakkelijk. Bij de op voering van dit stukje komt het vooral uit, wat eigenlijk comediespelen is. Jammer genoeg dat de zaal niet zeer bezet was en allerminst de loges. EeDige voldoening vonden de acteurs evenwel in bet herhaald terug- roepeu. De zittingen van den militieraad in het 3de district van Zuid-Holland zuilen op de onder staande datums plaats hebben, als: Eerste zitting te Leiden op 10, 11, 12 en 13, te Gouda op 17, 18 en 19 Maart; Tweede zitting te Leiden op 15, 16, 17, 21, 22, 23, 24 en 28 April e. k. voor den krijgsdienst te water of te land mogen worden aangenomen. Uit die opgave blijkt dat op bedoelde wijze gedurende het jaar 1872 den dienst hebben ver laten 494 personen, alsvan de infanterie, cava lerie, artillerie en mineurs hier te lande 281 van de Koninklijke Militaire Academie (oppasser) 1van het Koloniaal werfdepót 1van het corps Mariniers 28van 's Rijks marine 12van het Oost-Indisch leger 162van de landmacht in West-Indië 9. De Minister van Oorlog heeft ter kennis van de militaire autoriteiten gebracht, dat de bepa ling, waarbij men zich minstens voor vijf jaren bij het leger wenscht te verbinden, ook van toe passing is voor het instructie-bataljon en de artillerie-instructie compagnie. De kapitein der 3de klasse J. J. Logger van het 3de bataljon 4de regiment infanterie is bij beschikking van den Minister van Oorlog benoemd ot kapitein der 2de klasse. Door den Minister van Oorlog is aan de betrok ken autoriteiten van het leger toegezonden de opgave van personen die tot de zee-of landmacht hebben behoord en tengevolge van de wijze waarop zij uit den dienst zijn geraakt niet meer De Minister van Oorlog, willende bepalingen vaststellen betreffende het bezoek van kranken in de militaire ziekeninrichtingen door godsdienst leeraars, en zulks zoowel ter bevordering van de goede orde en de geregelde verpleging en ter voorkoming dat tengevolge van 't vereenigd ver plegen van zieken, tot verschillende godsdienstige gezindheden behoorende, aan het eerbiedigen der meeningen van andersdenkenden zou kunnen worden te kort gedaan en gelet op de artikelen 246 en 299 van het reglement op de administratie der hospitalen en ziekenzalen van 26 October 1819, waarbij bepaald is, dat alleen met voor kennis van den eerstaanwezenden o£ficier-van-ge zoDdheid en met schriftelijke toestemming van den toezienden chef over de inrichting, een vreem deling bij een zieke kan worden toegelaten heeft bepaald 1'. Een verpleegde in eene militaire zieken- inrichting, die geestelijke toespraak of hulp ver langt, geelt daarvan keunis aan beD, die met zijne verpleging belast zijn, zoo noodig, met opgave van de godsdienstige gezindheid waartoe de leeraar moet behooren, of met aanwijzing van den persoon, wiens geestelijke hulp verlangd wordt. 2®. Van dat verlangen wordt onverwijld kennis gegeven aan den directeur of administrateur der inrichtingen door deze aan den eerstaan wezenden officier-van- gezondheid, die, zoo daartegen, uit een genees kundig oogpunt, geene bedenking bestaat, de ge vraagde toestemming verleent. 3°. Is een ver pleegde, die in levensgevaar verkeert, des niet bewust, dan bericht de officier-van-gezondheid deze omstandigheid aan den directeur of admini strateur, die, zonder dat de lijder daartoe het ver langen le kennen geeft, voor het inroepen van geestelijke hnlp zorg draagt. 4°. Den godsdienst leeraar, wiens geestelijke hulp is ingeroepen, wordt daarvau door den toezienden chef over de ziekeninrichting schriftelijk kennis gegeveD. 5®. Bij het bezoeken der ziekeninrichting ib de gods dienstleeraar gebonden zijne herderlijke zorg eenig en alleen aan te wenden ten behoeve van den kranke, hem tot het bezoek aangewezen. Hij, die in strijd met dit voorschrift handelt, wordt uit- genoodigd terstond de inrichting te verlaten. Vervolg). tik zou u zeer dankbaar zijn, conducteur, als ons een leegen coupé voor van nacht l/t Spijt inij, heeren, er is geen enkele meer I*d. Wilt gij maar plaats nemen, er is al ge- d (Conducteur, onze voetwarmers zijn koud ge irden 1" Avondbladen! Kladderadatsch Kölnische Zei- Berliner Nachrichten! Aan den anderen kant overstappen voor Wee- n! Weenen, Brünn, Pesth anderen kantl" kunt gij mij niet zeggenV' Wa-ter wa-ter Waar reist gij naar toe?" tJa, ziet u, mijnheer, ik zou wel naar Cbem- 'z willen, weet u. Maar ik heb geen kaartje ook geen geld er voor Als gij geen kaartje hebt, kunt gij niet meel" Ja maar, weet u, ik wou u toch nog zeggen „VoO'uitl Waarheen? Verder op in den voor- laalsten wngenAls gij nog mee wilt, moet gij gauw een kaartje halen!" „Instappen voor Dresden, Berlijn, Hamburg!" „Machinist!" „Mijnheer de inspecteur?" „De treiD is 6% minuut verlaat. Die moeten bij 't volgende station worden ingehaald 1" „Pas op! De deuren sluiten, totdat de goe derentrein voorbij is! „Fliegende Blatter tante Voss! Wa-ter „Wilt gij nog mee, dame?" Allen hadden het perron reeds verlaten, be halve de dame, tot wie een der conducteurs de laatste vraag richtte. Zij was in het zwart ge kleed, een voile bedekte haar gelaat, en zij stODd besluiteloos met een kaartje tweede klasse Id de hand. Bij de vraag ontstelde zij een weinig en antwoordde: „Ik weet het niet De conducteur keek wat er op het kaartje stODd. „Zeker, dat is uw trein. Instappen maar, dame, het is hoog tijd!" Hij opende een coupé, waarin vijf of zes puntjes gloeiden, terwijl een scherpe, bijtende tabaksrook naar buiten stroomde. De dameaarzelde en haalde den voet, gereed om in te stappen, weer terug. De conducteur, de vraag begrijpende, die daarin lag opgesloten, haalde tot verontschuldiging de schouders op. „Alle wagens zijn van avoDd vol, en de damescoupés tot de laatste plaats bezet." Een stem van binnen uit den wagen zeide: „Toe, dame, stap maar in, hier is een zeer fat soenlijk gezelschap." De aangesprokene was weer op het perron gaan staan. „Als er anders geen plaats meer is, dan rijd ik liever niet mede," gaf zij kalm den conducteur ten aDtwoord, bijna onverschillig, ja als wenschte zij bijna, nog eens eene ontkenning te ver nemen. Er werd ten derden male geluid. „Klaar!" „Wat is er nu nog?" Een hoogere spoorweg beambte met een roode muts kwam aanloopeD. „Nu, dan moet gij maar hier blijven, 't is mij om 't even," antwoordde de conducteur. De iospecteur herhaalde zijne vraag en voegde er bij: „Wil de dame in een vrouwen coupé?" „Alles vol, mijnheer de inspecteur." „Kom dan maar mee, maar gauw, als 't u blieft, de trein vertrekt." De beambte deed een wagen eerste klasse open, die nog geheel leeg was. Maar de begunstigde draalde nogmaals een oogenblik en zeide: „Ik heb maar een kaartje tweede klasse en heb geen aanspraak op de eerste. Laat mij maar hier blijven, als „Stap gerust in 1" drong de inspecteur aan. Uit het raampje van den wagen, waarin de dame geweigerd had plaats te nemen, bukten eenige der hoofden, waarbij de gloeiende punten behoorden, voorover. „Zeker een oude kneu met een mops iq haar reistaschje." „Nu, de kapitein ziet zoo nauw niet eq denkt: in 't donker ziet men de rimpels niet. Hij had al een plaatsje naast zich voor haar open ge houden." „Dat zou een aardig kerstpresentje geweest zijn." Men behoefde het niet te hooren, men zag het rondgaand gelach aan de beweging der gloeiende punteD. Eensklaps riep eene stem aan bet raampje „Drommels 1" „Wat is er?" „Dat gij zeer dom geweest zijt, heeren. Uwe oude kneu heeft een voet als een prinses en een been als een Venus „Waar? waar? Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1873 | | pagina 1