N°. 4002. Dinsdag A0. 1873. 25 Februari. STADS-BERICHTEN. FEU1E EETON. JAM DE ZWERVER. LËIlkSCH DAGBLAD PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maandenƒ8.00. Franco per post8.85. Afiondarlyke Nomroer»0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER AUVKBTKNTIKN. Voor lederen regel0.15. Grootere letten naar de plaatsruimte die zy bealaan. HER-IJK. BURGEMEESTER SU WETHOUDERS tan leiden, Gezien het besluit van Gedeputeerde Staten der provincie Zuid-Holland, vau den 3Uslen December 1872, n°. 5/1 Provinciaatbln'. 109), houdende bepaling Ytn de tijdstippen van den her-ijk der maten en ge dichten in de verschillende gemeenten in deze pro- rincie, voor het jaar 1873; Herinneren den ingezetenen dezer gemeente hunne rerplichtmg, overeenkomstig art. 15, lett. a, der Wet nn den 7den A pril 1869 (Staal/blad n°. 57), tot het doen her-ijken van alle reeds in gebruik zijnde maten, ««richten en weegwerktuigen, onder mededeeling dat diartoe door den ijker zitting wordt gehouden in het lokaal vau den ijk, op de Aalmarkt, naast de Gemeente- Apotheek, en wel; Voor de gewone gewichten, benevens de maten en strijkers, mr wijk VI, op den 25sten, 26, 27 en 28 Februari, telken dage van des morgens 9 tot des namiddags 3 uren. Eindelijk wordt ter kennis van de belanghebbenden gebracht, dat volgens besluit van den Minister van Staat en van Biunenlandsche Zaken, van den 4den December 1872, de letter E, in den gewonen druk- Yorui, schuin gesteld, bestemd is tot jaarletter zoowel ran den ijk als van den her-ijk. Eu geschiedt hiervan openbare kennisgeving door aanplakking en door plaatsing in de Leidsche Courant. Burgemeester en Wethouders voornoemd, v. D. BRANDELER, Burgemeester. E. KIST, Secretaris. Lsiden, den llden Januari 1873. LEIDEN, 24 Februari. De wetenschap leed heden weder een zwaar verlies door het afsterven van onzen stadgenoot, den heer Gr. E. M. Beima, sedert 1 April 1833 conservator voor het mineruloaisobe gedeelte aan bet Museum van Natuurlijke hi-tone. Behalve door zijne builenlandsche reuen, waarvan hij zijne voornaamste bevindingeo o. a. iD de „Lec tuur voor de huiskamer" mededeelde, heeft hij zich ook gunstig bekend gemaakt door vele an dere geschriften, o. a. de aunulo Saturni coin- uientariu8, eene verhandeling over den ring van Saturnus, eene Natuurkundige beschrijving van onzeu aardbol, eene vertaling van het beroemde werk van Humboldt „de Kosmos," de Aarde voor den zondvloed, enz. Verder was hij medewerker aan verschillende tijdschriften eu wetenschappe lijke werken, o. a. de Friesche Almaüak, het Friesch Jaarboekje, Nieuwenhuijs woordenboek enz. Hij werd geboren den 9Jen Januari 1807 so bereikte dus den ouderdom van ruim 66 jaren. Van de vele Volksvoorstellingen, die wij dezen winter mochten zien, was het gisteravond door het gezelschap van den heer Valois ten tooneele gebrachte romantisch tooneelspel Preciota, het Spaansch Heidinnetje een der beste. Preciosa is eeu kind van houge geboorte, en wordt, zorgeloos neergelegd op een grasperk, door de heidenmoeder Majomba gestolen. Hare opvoe ding onder de heidens ontwikkelde hare geest vermogens en hare gaven werden al zeer spoedig van onschatbare waarde voor de bende. Van Preciosa ging een roem uit, die aan het fabel achtige greDsde en geen wonder dus, dat don Alonzo oprecht op haar verliefde. Alonzo wil haar lot verbeteren, zij weigert, eu hij besluit eindelijk den troep te volgen, om haar Diet uit het oog te verliezen en haar le beschermen. Daardoor komt hij in ongelegenheid en wordt zelfs gevangen genomen. Preciosa trekt zich het lot van haren Alonzo aan en eindelijk komt Majomba tot be kentenis dat zij het kind ge6tolen heeft. Preciosa vindt hare ouders weer eu wordt de echtgenoote van don Alonzo. Mevrouw Iburg heeft in de rol van Majomba werkelijk geschitterd, eu ofschoon wij haar deze rol meermalen zagen vervullen, heeft de uitvoering daarvan gisteravond ous andermaal uitstekend voldaan, zoowel wat hare opvatting betreft als de wijze waarop zij het oud rijin, zoo waardig en zoo gepast, teruggaf. De heer Spoor, die door de ODgesteldheid van den heer D. Haspels de rol van don Alonzo op zich genomen had, heeft zich van deze taak zeer verdienstelijk gekweten. Maar vooral brengen wij lof toe aan mevrouw Bruyn-Sablairolle, die d.' zoo hoogst moeielijke rol van Preciosa vervulde. Zij heelt met eene gepaste bedaardheid het karakter van haar, die zij loorstelde, teruggegeven. Over het geheel genomen werd het publiek een aangename avond verschaft (enkele niet rol vaste spelers gaan wij voorbij) en verliet een ieder zeer voldaan den schouwburg. Wij lezen in de Nijm. Nieuwsbode van 14 dezer, n*. 496, het volgende: Met vrijmoedigheid durven wij onzen lezers de kennismaking aan te raden met den N derlandtchen Huisvriend, onder ledactie van C. Th. M.ontiju (uitgave van H. C. A. Thieme.) De verschenen afleveringen 13 bieden eene prettige en afwis- lende lectuur aao en bevatten verschillende arti kelen, die, in den goeden volkstoon gesteld, ten volle verdienen gelezen en overdacht te wordeu. In den Spectator lezen wij het volgend schrij ven van deu lieer J. Kneppelhout; „Laat mijn vriend Flanor zich eeus even naar zijne oude academiestad begeven, hij plaatse zicli op deu hoogen stoep vau het huis eeus door het late lampje van Thorbecke's studetrcel kenbaar en vrage zich dau, hoe dicht voor den lioogen stoep vau het raadhuis, een standbeeld, zelfs zon der hek, vau wieu dan ook, wel staan zou. Ik beu er zeker vau, dat hij zal moeten bekennen: de ruimte is duar zeer voldoende, de monumen tale achtergroud oneindig te diebt op hei beeld, en de Breêsliaat wordt er, als straat, gruwelijk door bedorven. VerguDne Fianor mij hem iets anders aan de hand te geven, dat ik lioop zijn bijval boven de keuze der Breêstraat te zieu ver- werveu Verdient hetgeen boven alle bedeuking is van de Weiff een standbeeld, omdat in zijne üguur hel beleg van Leiden wordt vertegenwoor digd, zijne apostrophe tot het baloorige volk, waarin de onsterfelijke woorden verheven oratorische greep der heete verontwaardiging van den edelen vaderlander de woorden, die men kent, voor komen, is het keerpunt, het culminationspunct zijns levens en behoort op het voetstuk te staan. Is dit nu waar, dan komt het er op aan de plaats te weten, waar die beroemde woorden zijn ge sproken, want zij zijn het, welke die van het beeld zullen bepalen. Fruiliers, de bron der epi sode, zegt eeuvoudig „soinmighe quaureo oock op desen tyt by den Borgherineester," enz. Het geldt hier de betcekeuis vau dit by. By is op het raad huis of aan 's burgemeesters wouing. Werd het eerste nu reeds verworpen, ieder, die met de lo- caliteit bekend is, zal toegeven, dat de woniog volstrekt onmogelijk is. Waar dan? Men raad plege Motley i Hoewel geheel willekeurig, stelt hij van de Werff voor, huiswaarts van het stad huis terugkeerende of daarheen gaande van de Rozeogracht, door eeo droin volks met allerhande verwijtingen vervolgd, tot hij, hunne uittartingen moede, zich, bij de Hooglandsclie kerk gekomen, eensklaps omdraait en hun deu uitbrander toe dient, die hen zonder kikkeu deed uiteengaan. Eeu schoon tafereel! Het is alsof meu het standje ziet gebeuren. Welnu zou uien Motiey's fictie niet tot waarheid durven maken? Zooveel legenden, vvaaraau men thans deu inoed eens zou moeten hebbeu te twijfelen, zijn op gelijke wijze ont staan. Hier heeft men vooreerst voldoende ruimte en in de kerk, waar de achtbare man begraven ligt, een scboonen en inonuinentaleu achtergrond." In eene andere correspondentie van hetzelfde blad zegt van de Werff: „Liggen dan bij u en uwe tijdgenooteD de namen der beide Douza's, Jacob en Jan, en die van den wakkereu Bronkhorst met meer in 't geheugen, en moet ik u die komen herinneren Ik voor mij moet u rondweg beluigeu, dat eeo hulde, mij zoo uitsluitend en buiten hen oin gebracht, mij maar gansch niet aaustaalen ik zou daarom, onder verbetering, gaarne het «oorstel doen, in plaats vau mij een broozen beeld vóór bet Leidsche Raadhuis, liever ons vieren in den gevel van dat Raadhuis elk eeü medaljuu te ivijdea, waardoor de gedachteuis onzer gemeenschappelijke werk zaamheid, tijdens hel beleg der stad, in onze beeltenis bewaard bleet. Kuutgii u met dat denk beeld vereeuigeo, dan hoop ik, dat gij en de verdere Heeren die 't aangaat, wel in dien geest zult willeu werkzaam zju." In Februari 1849 is, zoo schrijft het Handelsblad in eeo hoofdartikel, door den koning eene com missie benoemd, bestaande uit de heeren Mr. L. Metinan, A. de Piu'o en N. Olivier, „om te on- derzoekeo, welke algemeene wetten en verorde ningen van vroegereu oorsprong reeds dadelijk beliooren le worden afgeschaft, welke behouden of gewijzigd beliooren le worden, en in het alge meen wat zou kunnen wordeu gedaan om zeker heid te erlangen omtrent het bestaan eu hel ver band van algemeene wetten eu besluiten." Men ziet, aan de commissie werd een omvangrijke taak opgedragen, welker nauwgezette vervulling er toe kou ieideo om aan de kracht niet alleen van de Fransche wetten, maar ook van de nog niet afgeschafte oudere bepaliogeD, een einde te maken. De regeeriug was toenmaals zelfs zóó voortvarend, dat zij de commissie uitnoodigde, zoo mogelijk nog vóór het eiode des jaars verslag uit te brengeD. En de commissie kweet zich met deu meesten ijver van hare taak. Nog vóór dat het jaar 1849 was afgeloopen, had de regeering het verslag in hauden. Den 24sten Februari 1850 werd de commissie onder dankbetuiging ontsla gen en het drukken en openbaar maken van haar rapport bevolen. Inderdaad verscheen het rapport iu 1850 en 1851 in druk, maar daarbij is het dan ook gebleven. Meer dan 20 jaren zijn sedert dien tijd vervlogen, reeds zijn twee leden der com missie overleden, maar nog altijd ontbreken de wetsontwerpen, die ons van de Fransche wetten en verordeningen moeten verlossen. De hoofdcommissie voor de wereldtentoonstel ling te Weeoeu noodigt dringend de bezitters van Indische kunst of nijverheid uit, de voorwerpen zoo spoedig mogelijk bij haar iu te zendeo,daar de plnaisruimte door de fraaie pyramide vau de Nederlandsche handelmaatschappij nog niet vol doende kau gevuld worden met de ingekomen voorwerpen, eu het zeer te betreureu zou zijn, indien deze waarlijk grootsclie verzameling niet aaQ het gestelde doel kou beantwoorden. De N. H. Ct. deelt het volgende mede over de tentoonstelling te Amsterdam van schilderijen, bestemd voor de wereldtentoonstelling te Weenen. De verzameling zal niet alleen overal een goed figuur maken, maar naast de beste voortbreng selen van andere scholen eene waardige plaats innemen. Van de volgende meesters troffen de werken het meest: Arts, van de Sande Bakhuizen, Heems kerk van Beest, Bilders, Bisschop, Bles, Blom- uiers, van Borselen, Bnsbooin, Burgers, Destrée, van Deventer, Israëls, H. en M. ten Kate, Lin- geman, Nukkc, liochussen, Roelofs, Rolli, Sadeé, Springer. Stroebei, Taaoman, Testas, van Trigi, E. en S. Verveer, Vogel, Weisseobrug, en last not least de fraaie schilderijen van onze verdien stelijke schilderessen van de Sande Bakhuizen, Haaoen, Ronner en Vos. Er is geen catalogus en het publiek verdrong zicli in de zaal, zoodat 't niet mogelijk was alle schilderijen nauwkeu rig na te gaan. Nog inogen genoemd wordeu prachtige waterverf-teekeningen van Bosboom en van mevr. Bisschop. Op eenige weinige uitzon deringen na wordt onze school dus waardig ja prachtig vertegenwoordigd. Men herinnert zich niet, uit onze school ooit zulk eene verzameling schilderijen te hebben gezien en als die goed te Weenen geplaatst worden, behoeft men geen oogenblik bang te zijn, of wij komen er best af. Men miste nog werken vau \Y, Verschuur, Scholte eu Bakker Korf. Men mag niet vergeten erken- Vervolg). Ed od willekeurig, alleen uit kracht der gewoonte, begon Jan het gillend gefluit te laien liooren, waarmee hij vroeger Maripan bij zijne zwerf tochten tot zich riep. En waarlijk, in de kalmte van den helderen nacht, verhief zie.h het verwij derd geblaf van eeu hond uit de vlakte als ant woord op het fluiten. Jan beefde van liet hoofd tot de voeten en stond bijgend op. „Hebt gij het gehoord, Lise?" zeide hij. „Ja, maar er zijn honden genoeg iü de vlakte, enne Jan, van nacht vooral, nu iedereeD wakker is." „Rij is het, zeg ik u, ik heb hem herkend. Bo vendien, hoor maar." Hij begaf zich naar den ingang der grot en floot driemaal zeer schel met gelijke tussclienpoozen. Eenige seconden daarna, antwoordde de verwijderde stem van deu hond door driemaal te blaffen; nu was er geen twijfel meer aan liet was Maripan die terugkwam. i/O, brave hond, beter dun de uieDSCtieuWat zal dat eeu blijdschap zijn als gij terugkomt! liet zal nu niet lang meer duren, daar sta ik u voor in, en hij zal rechtstreeks hier op aauloopeo, zonder zich om weggn of paden te bekreunen I O, wat een schooue kerstnacht zal dat ziju Jan beihnalde zijn geroep; tot zijne groote ver wondering, bleef de stem van den hond even ver en werd de toon hoe langer hoe treuriger en klagender. „Wat drommel!" riep Jan uit, ter wijl hij eeusklaps weer somber werd, „hi-i is Maripan wel; maar hij is niet los „Hoe dan, Jan?" „Dau zou hij immers al hier moeten ziju. Ja, ja, hij is het, bij is ous op 't spoor, uiaar men houdt hem vast.... Haast u, Lise, liet is om mis te doeu; Maripan is ook al een verrader Jan had maar al te veel gelijk, de bon I was hen op 't spoor, en diende tot gids Ban zijne vijanden. Er was geen oogenblik te verliezen, zij moesten vluchten. Félise maakte schielijk een pakje vau hare beste kleedeten, en Jan, eeD grooten steen verplaatsende, verborg het gei eed- schap waarmee bij kruit maakte, stak daarna twee brooden in zijn weitascli, nam Félise bij de hand en bereikte weldra de kruinen. Het was viuuig koud, eu de uiaan in baar laatste kwartier deed de harde sneeuw glinstereu de stem van den hond werdduidelij er hoorbaar, naarmate zij dieper in 't gebergte doordrongen. Op éen oogenblik geschiedde hel herhaald geblaf op zulk eeu bijzonderen toon, dat Jan stilstond om ie luisteren. „Zij zijn te Maraval," zeide hij, „eu de houd blaft op de rechte plek; maar wij zijn beu een goed eind vo n uit, Lise, en liet inoet vreemd loopen als zij ons inhalen." Naar het geblaf van den houd te rekenen, werd de vervolging hardnekkig zonder ophouden voort gezet. Het was reeds lang dag, toen Jan en Fé lise nog altijd zwijgend voortliepen; de jonge vrouw kou bijna niet meer voort van vermoeienis. Veischeidene tnaleu was Félise blijven stilstaan om tot adem te komen; ondanks haren moed ge voelde zij zich krachteloos en vertraagde den loop van Jan, aan wiens arm zij al zwaarder eu zwaarder hing. Eindelijk kon zij met verder. „Jan," zeide zij, „ik kan niet meer; laat mij hier en red u. Mij kan men niets doen en gij zult mij wel terugviudeu." „Ik u verlaten? nooit, nooiil Kom, uiiju beste, nog eeus uw krachten iugespannen „'t Is ootnogelijk, JaD, ik heb meer gedaan, dau ik koo. Red u, red u, ik smeek het u I" „Neen, duizendmaal neen! Wij zijn nauwelijks honderd schreden van de e tgle van Sainte Croix, daar kunt gij uitrusten, en dau zullen wij zien.'> Félise sleepte zich met moeite naar de engte, waarvan de ingang hall door sneeuw verstopt was, en viel uitgeput neder op de dikke laag lavendel eu kwendel, die door de voorzorg der herders in deze ruwe verblijfplaats was neergelegd. „Blijf duar en wacht mij zonder ongeduld af; met Gods hulp, zal het niet laog duren of ik ben terug." Jan had zijn besluit genomen; hij ging den- zelfden weg terug, daalde haastig Daar deD kant van Maraval af, en posteerde zich achter een rots, die het smalle voetpad versperde, zoodat zij er een bocht vormde. Hij wachtte niet lang. Ma ripan, die door een gendarme werd vastgehouden, maakte zich los toen hij Jan geroken had, sloeg aan, met de toog uit den bek, als was men in de hondsdagen; de brigadier en zijne mannen volgdeD, geheel bezweet. Jau legoe zijn geweer aan, schoot, en de ongelukkige hood viel neder, door deu kogel in deu kop getroffen. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1873 | | pagina 1