Vrijdag 14 Februari. KLliiva. fr. 3993. A0. 1873. 1 JAM DE ZWERVER. LEIDSCH PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden por S maanden/8.00. Franco per poete 3-86- Ationtterbj!:? it A°5- Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DEK ADVERTENTIKN. Voor Meren regel0.16. Grootera letten naar de plaatemimte die bealaan. s STADS-BERICHT EN. HEK-IJK. JfJRGEMEESïER SN WETHOUDERS VAN i ILDEN, Aezien het besluit van Gedeputeerde Staten der ivincie Zuid-Holland, van den 30aten December 72, n°. 5/1 [Provinciaalbl. n'. 109), houdende bepaling n de tijdstippen van den her-ijk der maten en ge- - bhten m de verschillende gemeenten in deze pro- - icie, voor het jaar 1873 Herinneren den ingezetenen dezer gemeente hunne rplichtmg, overeenkomstig art. 15, iett. a, der Wet - a den 7den April 1869 Staatsblad n'. 571, tot het i, sn her-ijken van alle reeds in gebruik zijnde maten, dichten en weegwerktuigen, onder mededeeling dat i^artoe door den ijker zitting wordt gehouden in het taal van den ijk, op de Aalmarktnaast de Gemeente- olheeken wel: Voor de gewone gewichten, benevens de maten en ijkera, >r wijk VI, op den 14den, 18,19,20,21,25,26,27 [en 28 Februari, ken dage van des morgens 9 tot des namiddags wen. Eindelijk wordt ter kennis van de belanghebbenden l0gJ)racht, dat volgens besluit van den Minister van lat en van Binnenlandsche Zaken, van den 4den cember 1872, de letter F, in den gewonen druk- rm, schuin gesteld, bestemd is tot jaarletter zoowel - q den ijk als van den her-ijk. Eu geschiedt hiervan openbare kennisgeving door - aplakking en door plaatsing inde Leidsche Courant. Burgemeester en Wethouders voornoemd, v. d. BRANDELER, Burgemeester. E. KIST, Secretaris. Lbidxit, den llden Januari 1873. Slot. lu ous vorig aitikel hebben wij den Russiscben plouiaat, graat Scliuuwaluff, op bet buitengoed ti ierd Urauville zien abtluppeu eu biei zou dau k oils vei baal vau den loup Oer veelbesproken Ugelscti-Russisclie quaestie uioeleu eindigen, auneer de Eugelsche pers met bestond, ooi ons et inoge dau ook al indiscreet schijüen, maar et voordeel is niet gering te schatten, de ver- andelingen tusscheo de beide diplomaten mede s deelen; en om onze lezers geheel gerust te j .ellen, dut wij beu geen gissingen uederschrijven, oegen we er bij, dat wij de volgende bijzonder 39 eden aan ollicieuse bladen oulieenen. Graai Schouwalulï nam een zeer gedvveëehou ling voor bet Russische gouvernement aan; hij 275 lood Engeland al de waarborgen van RuslaDd's ujde aan, die bet kun begeeren „Zoo uwe regeeriug tiet verlangt, zetde hij, kunt ;y de expeditie, die wij voornemens zijn naar f ihiva ie zenden, door oflicieren van uw leger loeu vergezellen; want waarlijk, de Czaar heeft H^" u de versie verte bet voornemen met, Khivabltj- s-PK si-LnVeud te dueu bezetten door een Russische leger- >.-W»uiacht. Integendeelzoodra onze troepen de onder l ianen vau mijn Souverein, door de Khivaus ge- ioyal J vangen gehouden, zuilen hebben terugbekomen, d keen de expeditie onmiddellijk terug, evenals dit met Eugelauds troepen in Abyssiuië bet geval is De vraag is niet zoo zonderling, en daarom hooren wij haar reeds, van waar zulk een on derworpenheid, zulk een zachtmoedigheid van 't machtig Rusland, dat anders steeds la part du lion zich toeeigent, waar het in den Europeeschen raad van mogendheden op onbeschroomdheid te genover anderen aankomt? Doch het antwoord is zeer eenvoudig. Rusland zag zeer goed in, dat, wanneer het zich, tegenover Engelands eischen, ontoegeeflijk betoonde, en de muzelmansche stam men eens algemeen iu geheel Centraal-Azië, zicb tegen het groote Rijk in Europa gingen verzet ten, het dan ook niet op den steun der Brit- sche regeering te hopen, maar veeleer tegenkanting van die zijde te schromen had. Toegeven, mis schien voor korten tijd slechts, was dus een ge biedende noodzakelijkheid. Lord Granville was aanvankelijk zeer ingeno men met hetgeen graaf Schouwaloff kwam ver klaren en de Engelsche Staatslieden waren met den Russischeu zaakgelastigde op zóo vertrouwe- lijken, zóo minzameu voet, dat er zeifs een oogen- blik geloof werd gehecht aan T gerucht, dat de graaf naar Engeland was gekomen, niet slechts om de vriendschapsbanden tnsschen de beide re geeringen nauwer dicht te halen, maar tevens om een echtverbond tusscben twee vorstenkindereu uit de wederzijdsche Hoven tot staDd te brengen. Die geruchten hebbeu zich echter niet bevestigd. En ock de ingenomenheid vau den Engelschen minister maakte spoedig voor zeker wantrouwen, of laat ons zeggen, voor eenige terughouden beid plaats; weldra bleek de zendiDg van graaf Schouwaloff dau ook te zijn mislukt. Het Daily Neuit beeft dit op zijn verantwoording; als gewoonlijk bijzonder goed ingelicht, ontving dit blad de belangrijke tijding, dat er bij de herziening reeds van liet iractaat van Parijs, dus voor ongeveer twee jaren, een geheim tractaat tnsschen Rusland en Perzië was gesloten, vvaurbij de Schach aan den Czaar afstond bet dal van de Attruch (of Ettreck) ten noorden van Perzië ge legen, van af de plek waar zich de genoemde rivier in de Caspische zee stort. In vergelijking tot het gevaar, dat uit zulk een tractaat, als 't werkelijk bestond, voor Engeland voortvloeide, was de gebeele zaak van Khiva een onbedui dende en zij Irad dan ook werkelijk min of meer op den ach tergrond. Iuimers, al de verzekeringen van den graaf, dat Ruslai d zich van het zuiden van Khiva ver wijderd zou houden, ze werden op éénmaal ver nietigd en gelogenstraft, wauneer de Czaar in derdaad reeds in het bezit was eener provincie vau den Kliorassan, een land ten zuiden van den Turkestau-zelf; wanneer hij waarlijk een stap nader tot de geheele verovering van bet Per zisch Rijk en tot Herat, den sleutel van Afgha nistan gedaan had. Wat was er dus vao dat ge vreesde Russisch-Perzische tractaat? Het bestondwel is waar deed de Perzische gezant te Londen, generaal Mobsin Klian, aan de Engelsche bladen een brief torkomen, waarin hij het gerucht omtrent een geheim tractaat onge- grocd verklaarde, maar die tegenspraak ontmoette overal 't meest verstokte ongeloof; men ging verder en verzocht den generaal duidelijk te willen aan wijzen, op grond van welk recht Rusland dan bet fort Tchikisliar, aan den oever der Attruch, - op Perzisch gebied had doen oprichteD. En zoo bleek het ten slotte dat het gevreesde si uk bestond maar, het was geen Iractaat, 't was slechts een conventie. Men moet in de diplomatieke spraakleer te buis zijn, om de fijne onderscheiding te begrij pen, waarop het démenti van den Perzischen gezant gegrond was. De zaak nam van dit oogenblik een geheel andere wending. Men ging nu zoeken Daar de be weegredenen vonr Rusland's houding in deze en al zag men spoedig iD, dat het de bedoeling van het Petersburgsche kabinet niet kon zijn, om zicb op zekeren dag meester te maken vaD Britsch- Indië, (een waagstuk dat dau ook niet zoo gemak kelijk ten uitvoer zou zijn gebracht), men begreep dat het Rusland te doen was om een middel te verkrijgen, waardoor het eventueel pressie op Groot-Britannië zou kunnen uitoefenen en die mogendheid de9 noods bedreigen, om zoodoende, dank zij de verboudiug iu Azië, voor zijn plannen in Europa geen tegenkanting te ondervinden. De Engelsche pers wees op dien toeleg en eischte met zekere heiligheid dat men de berg- engte van Bolan, in Beloutchistan, zou innemen eo versterken, Quetta bezetten om een leger, dat op Herat aanrukken wilde, in de flaDk te kun nen aanvallen en Rusland sommeeren den Kho rassan te verlaten. De taal der bladen was hevig, oorlogzuchtigzij verbloemden 't niet, dat bet toch vroeg of spa tot een oorlog komen zou en, dan was bet altijd beter dien te aanvaarden op een oogenblik dat uien gereed en de vijand on voorbereid was. Door dien toou in de pers ge- sieund, vatte ook het Engelsehe gouvernement moed en trad tegenover graaf Schouwaloff met vastberadenheid op, om de vroeger besproken nota, door lord Loftus aan prins Gortschakoff overhandigd, te handhaven. En zoo mislukte de geheele missie van den Russiscben diplomaat. Voortdurend blijft men nu tusschen St.-Peters- burg en Londen nota's voeren, met de meest vriendschappelijke betuigingen. Rusland vooral zegt het uiet Engeland zoo goed mogelijk te rnee- nen, doch den 2den dezer is de generaal Kauffmaun van de hoofdstad met zijn troepen Daar Khiva opgerukt en Grootvorst Nikolaus, de hertog van Leuchtenberg en andere hooggeplaat ste personen zijü reeds naar 't oorlogstooneel vertrokken of zullen er zich weldra heen be geven. Wat zal het einde zijn van deze niet onbe langrijke zaak? Wie zal bet gelag hier betaleo? Qui vivra verra. LEID BM, 13 Februari. Indrukwekkend, hoogst belangrijk was de oratie, waarmede professor Tiele hedenmiddag in bet groot auditorium bet hoogleeraarsambt aanvaardde; indrukwekkend en belangrijk zelfs in die mate, dat wij, vooral bij de beperkte ruimte waarover wij te beschikken hebbeD, het niet durven wagen, daarvan een beknopt overzicht te geven, uit vrees van te kort te doen aan het boeiende vod den inhoud, het logische van bet gebeel, dat bij de talrijke hoorders dan ook, mét bewondering, hoor bare betuigingen van instemming opwekte. EeD enkel punt stippen we du9 slechts aan. De hoogleeraar herinnerde waarom het Am- sterdamsche Seminarium voor aanstaande Retnon- strantscbe leeraren beden naar Leidens hooge- schooi werd overgebracht; men wilde dat de toe komstige predikanten een volkomen academische opleiding zouden ontvangen. Hij bracht echter dank aan de hoofdstad voor het vele goede, daar ondervonden, doch hetwelk hij hier voor de in stelling in nog ruimer mate hoopte terug te viDdeD. Wat hem bij de reorganisatie, die heden feite lijk werd bekrachtigd, vooral zoo aangenaam was, is het voorrecht, hem geschonken, om te blijven doceereu wat zijD lievelingsstudie steeds geweest was: de vergelijkende godsdienstgeschiedenis en godsdienstontwik keling, waaraan de spreker heden zijn onderwerp ontleende. Hij trad in een breedvoerig onderzoek der vraag of de natuurgodsdiensten de verbastering van de vroegste godsdieDsteD, dan wel de laagste trap van ontwikkeling er van warenof dus, in de beoefening der godsdienstige wetenschap, daaraan de laatste of de eerste plaats moest wor den toegekend. En om het gevaar van onjuist heid te ontkomen, laten we hier dadelijk de con clusie volgen de hoogleeraar kwam tot de slotsom dat de godsdienst der wilden de laagste trap van godsdienstige ontwikkeling, alzoo bet begin, de grondzuil, het uitgangspunt der gods dienstige geschiedenis en ontwikkeling moest zijn. Hij wees het terrein vervolgens aaD, waarop hij zicb voorstelde zijne studiën mede te deelen en bracht ten slotte eerst aan de CuratoreD van het seminarium eD de leden der Commissie van toezicht der Remoostrantsche broederschap dank voor al het vele goede van hen steeds ondervon den, om daarna zich bij de Curatoren van de Hoogescbool (den Burgemeester in het bijzonder), bij de hoogleeraren waaronder hij oude vrien den en leermeesters telde aan te bevelen en ten laatste een woord van ondersteuning tot bet corps studenten te richten. Aan het Verslag over den staat van 's Rijks Herbarium te Leiden, gedurende het jaar 1872, in de Staalt-Couranl, is het volgende ontleend De werkzaamheden werden in het afgeloopen jaar op gelijke wijze voortgezet als meer uitvoe rig in bet vorige verslag is beschreven. Het her barium en de bibliotheek van de Nederlandsche botanische Vereeniging werden naar het Rijks- Berbarium overgebracht, eD geplaatst in een bo venlokaal van het hoofdgebouw. Voorts werd aan de Vereeniging in eigendom afge6taaD de collec tie inlaDdsche planten in het Rijks-Herbarium aanwezig, onder voorwaarde, dat van elke in- landscbe soort één volledig exemplaar aan het BeljïfP D 'Id* "jn 1 {Vervolg). De ongelukkige Quinze-Onces volgde hijgend de verschillende phaseD van dezen strijd, en was beurtelings hopend of wanhopig. Zijn tong kleefde im p aan zijn verhemelte, zoodat hij geen woord zou lï hebbeu kunneu uitbrengen, zijne oogen schitter- 11 den als karbonkels en verslonden het mes, welks Bö- rJ, lemmet de koopman opzettelijk liet blinken. „Wat wordt alles duur I" zeide vader MartijD weer, „in mijn tijd zou men niet meer dan twintig stuivers hebben durven vragen,o bepaald niet meerl Nu, is het uw laatste woord? 't Is niet \u Voor mij, maar voor mijn jongen." De koop- man gaf niet toe en eindelijk zeide de oude met een diepen zucht: „daar hebt ge dan uw dertig pirstuivers, maar 't is veel geld." -Qniuze-Ouces die op beete kolen gestaan had, greep nu als eeD wilde naar zijn prooi. Eindelijk had hij bet mes, eo welk een mes I He, wat zon hem dat te pas komen op den berg, wat een mooie zvveepeti zou bij snijden I Vader Marlijn volgde met zichtbare voldoening de vroolijke sprongen van het kind. Eenige minuten later kwamen zij bij den grenadier en gingen zij aan een tafel zitten met een lekkere flesch er op, met den bri gadier, die reeds ongeduldig op en neer wandelde. Na eenige praatjes over het weer, den oogst, den prijs der eetwareD, enz. kwam Marlijn aan de hoofdzaak. „Ik heb uw diensten noodig," zeide hij eenigszins zachter. „Dat dacht ik wel. Wat kan ik voor u doen?'' „Gij moet mij voor goed van dien Jan den Zwer ver verlossen." „O, wat dat betreft, ik zou niets liever ver langen; maar hoe vangen wij dat aan? Gij weet even goed als ik, dat hij niet te pakken is." „Wel brigadier, dat zoudt ge niet zeggen als gij hem, met drie tegen een, op heeter daad be- traptet." „Zeker, wat zou hij zich vet weren; maar hoe hem te overvallen, als een gansche bevolking over hem schijnt te waken?" „Dat weet ik, maarlaten wij eens zien. Zoudt gij met eenige van uw mannen u niet kannen vermommen met oude kielen en oude hoeden en een ouden kool voor u uitdrijven, als menschen die Ibijiu verzamelen? Voor de rest zal ik zorgen." //Gij?» „Neen, ik vergis me; die jongen had ik moe ien zeggen." „Ik?" zeide Quinze-Ooces, een paar gioole oogen opzettende. „Ja, gij, mijn jongen; laat toch den brigadier het mooie mes eens zien, dat wij straks gekocht hebben." Bet kind dacht dat men hem zijn schat weer zou willeu ontnemen; maar als de oude iets zeide, was het maar het best dadelijk te gehoor zamen. „Dat is inderdaad een mooi mes," zeide de gendarme. Welnu I hij is er nog maar voor eeD derde eigenaar van en zou het gaarne gebeel iu zijD bezit bebben, niet waar, joogen?" 't Was Quinze-Onces alsof bij een donderslag hoorde. Hoe nu, het mes Diet meer van hem! Hij had bet met zijn banden aangeraakt, in zijn zak gedragen, al een kwartier iD zijn bezit, eü dat alleen om het een oogenblik later weer kwijt te raken! Was dat mogelijk? Hij moest het tot eiken prijs terughebben, al moest hij met zijn bloote voeten over gloeiende kolen loopen I De oude scheen in de oogen van het kiod als iD een getrouwen spiegel te lezen, en hernam goedig „Ik bad eerst gedacht om het mes te houdep en het hem pas te geven, als hij het eerlijk verdiend had, maar het gaat hem aan het hart om er nu van te scheiden; niet waar, mijn jongen, ik kan op u rekenen p" „In leven en dood, meester!" „Goed gesproken I Luister nu morgen weidt gij de schapeD op de Lauzière, na den middag?" „Ja, meester." „Dan zult gij bij den kruisweg mijnheer den brigadier ontmoeten, verkleed ais een boer en op een muilezel; zult gij hem herkennen?" „Ja, meester." „Dan brengt gij hem naar het boekweitveld, dat de patrijzen beginnen af te stroopen, en dan wijst gij bem den etpero van JaD." „Ja, ja." „Dat is Dog Diet alles; gij zult naar Jan gaan en hem zeggen, dat gij gemerkt bebt dat de pa trijzen de boekweit opeten, het overige gaat ons aan hebt gij begrepen „Ja, dat zal ik allemaal doen, meester." „Gij zijt een beste jongen, Simonet; daar bebt gij het mes." Ditmaal was het in zijn bezit, maar tot welk een prijs! Hij moest Jan den Zwerver verraden, hem ongemerkt iu de handeD zijner vijanden overleveren I (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1873 | | pagina 1