Dinsdag 17 December. FEUILLETON. N°. 3943. A0. 1872. i LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maandenƒ8.00. Franco per post8.85. Afzonderlijke Nommeri0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVEHTKNTIEN. Voor tederen regel7ƒ0.15. Grootere letter» naar de plaatsruimte die *\J beslaan. STADS-BERICHTEN. BURGEMEESTER EN "WETHOUDERS van iEIDEN, Gezien art. 8 der Verordening van den éden Mei, 872, Gemeenteblad n°. 11); Doen te weten, dat tot het laten Inschrijven an nieuwe leerlingen, voor de openbare icbolcn voor meer uitgebreid lager onder- yg, gelegenheid gegeven wordt: voor die der 1° klasse, voor jongens, in hel School- bouw op de Aalmarkt; voor die der 1» klasse, voor meisjes, in hel School- jebouw op de Boommarkt; voor die der 2e klasse, voor jongens, in het School- \ebouw in de Pieterskerkstraat voor die der 2e klasse, voor meisjes, in het School- letouio op de Breéslraal; en wel van den 9den tot en met den 21stou December k., dagelijks (de Zondag uitgezonderd), des voor- iddags van Italfnegen tot negen uren, en op Woens- g en Zaterdag, daarenboven, van twaall tot twee iren des namiddags. En geschiedt hiervan afkondiging door plaatsing |n de Leidsche Courant. Burgemeester en Wethouders voornoemd, v. d. BRANDELER, Burgemeester. E. KIST, Secretaris. Leiden, 4 December. 1872. LEIDES, 16 December. Men schrijft ons uit Katwijk d. d. 14 December: Mijnheer de Redacteur! Als vervolg op mijn chrijven in uw blad van 6 December, moge het olgende dienen: In onze gemeenteraadszitting van 11 December, iverden de tractementen van burgemeester, secre taris en gemeente-ontvanger tot het door Gedep. Staten vastgesteld, hooger bedrag gearresteerd. Om te maken dat echter de financiën der ge meente daaronder niet zouden lijden, werd tot het ontslag van den heer E. Oranje, klerk ter i secretarie, besloten. Deze verkrijgt, na gedurende \57 jaren zijne beste krachten aan de belangen dezer gemeente te hebben gewijd, met 1 Januari 1873 zijn eervol ontslag, met behoud van een kwartaal tractement. Gisteren had te Katwijk aan den Rijn, onder leiding van den heer J. van Rijn, eone meeting plaats. Die meeting had een tweeledig doel. Ten eerste deelde de voorzitter inede, dat de belangen van Katwijk aan deo RijD dringend vorderden, dat het nieuw te benoemen lid van den Raad een inwoner van Katwijk aan den Rijn zoude zijn. In den gemeenteraad hadden steeds, van de 11 leden, 6 voor Katwijk aan Zee en 5 voor Kat wijk aan den Rijn zitting. Was de voorzitter goed ingelicht, dan wilde Katwijk aan Zee thans die verhouding verbreken, en die door voor de vaca ture in den Raad een inwoner van Katwijk aan Zee te benoemen in eeiie verhouding brengen als van 7 tot 4. Daarvoor moesten wij, door allen op éen candidaat te stemmen, waken. Die candidaat voor Katwijk aan den Rijn wenschte hij heden avond benoemd te zien. Alvorens men tot eene stemming overging, stelde de heer K. Plantenga voor, eene definitieve kiesvereeniging voor Katwijk aan den Rijn op te richten, daar het gevaar, hetwelk nu bestond, zeker bij de periodieke aftreding der leden van den Raad in 1873 niet minder zou wezen, daar alsdan 3 of 4 leden, die voor Katwijk aan den Rijn zitting hebben, in dat jaar moeten aftreden. De vergadering scheen er anders over te denkeu, althans zijQ voorstel werd met 16 tegen 15 stemmen verworpen. De geringe meerderheid waardoor zijD voorstel verworpen was, gaf den heer Plantenga aanleiding later aan de vergadering mede te deelen, dat hij zou trachten eene kiesvereeniging op te richten. Daarna tot de verkiezing van een candidaat overgaande, werd de heer W. Schippers, te Kat wijk aan den Rijn, reeds bij de allereerste stem ming daartoe met 17 van de 31 stemmen be noemd. Door den voorzitter werd eene commissie van drie personen uitgeooudigd, om den heer S., die zelf in de vergadering tegenwoordig was, de candidatuur aan te bieden. Vervolgens werd door de vergaderden een adres aan Z. M. den Koning, tot scheidiog van Kat wijk aan Zee, geteekend. Katwijk aan Zee dat een financieel belang heeft bij het vereeuigd blijven met Katwijk aan den Rijn, had dit den handschoeu toegeworpen. Katwijk aan den Rijn zou dien oprapen. Gij hoort, waarde redacteur, het spreekwoord „concordia res parvae crescunt" is op dit oogenblik. in de gemeente Katwijk, eene ijdele klank. Zaterdag-avond omstreeks 10 uren had een man met zijn vrouw twist op straat, waarvan het ge volg was dat hij in den Ouden Rijn sprong, om zich te verdrinken, doch op het aanhoudend ge schreeuw der vrouw kwamen eenige personen aanloopen die hein met groote krachtsinspanning behouden aan wal brachten. Wij vernemen dat de onlangs benoemde staats commissie tot herzieoing van het muntstelsel met haar verslag gereed is, en daarin tot het aanne men van den gouden inuutstaudaard adviseert. Men weet dat de commissie bestond uit den minister van staal, de heer van Bosse, den oud minister van financiën de heer Vrolik, den pre sident-directeur van de Nederlandsche Bank den heer Mees, den hoogleeraar Vissering en het lid van het niuntcollegeden heer van Riemsdijk, waar van de eerstgenoemde als president en de laatst genoemde als secretaris fungeerde. In bijvoegsels tot de Staatscourant wordt mede gedeeld het Verslag betrekkelijk het toelatings examen der adspirant-cadetten voor de Koninklijke Militaire Academie in 1872. Z. M. heeft aan A. Geul, gepensioneerd wacht meester der maréchaussé, te Sas van Gent, als blijk van Zr. Ms. goedkeuring en tevredenheid wegeus de redding van een kind uit het kanaal Geut-Neuzen op 22 Joli jl., toegekend de bronzen medaille, ingesteld bij besluit van 22 September 1855, N°. 64, alsmede een loffelijk getuigschrift. Z. M. heeft aan P. L. Dubourcq, te Amsterdam, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend als lid der commissie van toezicht op de Rijks Academie van Beeldende Kunsten en als zoodanig in zijne plaats benoemd: L. M. Beels van Heemstede, te Amsterdam. Z. M. heeft met hot einde der loopende maand, aan Dr. E. van der Ven, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend uit zijne betrekking van school opziener in het 5de schooldistrict van Noord-Hol land, en met ingang van 1 Januari 1873, tot schoolopziener in dat district benoemd den heer F. J. Poutsma, te Haarlem. BINNENLAND. Amsterdam, 14 December. De raadsleden Mr. E. N. Rahusen, Mr. H. J. Koenen, J. G. JèLger en P. N. Muller hebben aan den Raad het voor stel ingediend om den weg langs de Singelgracht van de Weesperpoort tot de schans bij den Rijn spoorweg niet, volgens het voorstel van Burge meester eD Wethouders, den minder bekenden naam te geven van Andrieszkade, maar dien van Jacob van Lenuepskade. Burgemeester en Wethouders hebben een voordracht gedaan der concept-voorwaarden van gunning voor het bespelen van den vernieuwden stadsschouwburg. Zij stellen voor bij die gunning aan te nemen het stelsel van verpachting, en wel aan te vangen met 1 September 1873, of zooveel later als de schouwburg door den pachter defini tief kan worden aanvaard, tot 1 September 1876. Ten aanzien van de exploitatie van den schouw burg zijn slechts weinig belemmerende bepalin gen voorgesteld. De pachter wordt o. a. verplicht twee avonden in de week uitsluitend Hollandsche voorstellingen te gevenhij is bevoegd die met eeu ballet te doeü eindigen. Op de overige avon den heeft hij het recht tooneelvoorstellingen in andere talen, zangspelen, balletten of concertuit voeringen te geven. Het repertoire der Hollandsche tooneelstukken moet telkens een maand vooruit door den pachter, in overleg met de stedelijke commissie, worden vastgesteld. Laatstgenoemde erlangt de vrijheid uit de balletten te lichten hetgeen haar toeschijnt met de openbare orde en zedelijkheid in strijd te zijn. Een loge voor den Koning en het Koninklijk gezin bij HD. verblijf alhier, een loge voor Bur gemeester en Wethouders, een voor de stedelijke commissie worden gereserveerd, evenals een zeker aantal plaatsen voor leden van den Gemeenteraad, hoofdofficieren der schutterij enz. (tegen betaling van den entréeprijs). Gelijk voor eenigen tijd werd gemeld, heeft het bestuur van 't Paleis voor Volksvlijt eenige deskundigen uitgenoo ligd, ten einde met eene commissie uit hun midden en de firma's Krook en van Wieringen en Groenewegen en C°., po- giügeu aan te wenden om aan de tuinbouwten toonstellingen de groote beteekenis te geven, waarvoor zij vatbaar zijn. In de eerste plaats heeft men hierbij de nu reeds voorbereide ten toonstelling in het voorjaar van 1873 op het oog, maar vooral ook bet houden eener internationale tentoonstelling van tuiubouw. De volgende hee- ren zijn bereids tot gemelde commissie toege treden Jhr. Mr. S. Backer, J. C. Groenewegen Sr., J J. Kluppel, Mr. D. A. Koenen, Mr. H. S. van Lennep, H. Luëssen, Dr. C. A. J. Oudemans, Jhr. Dr. J. P. Six, J. A. Willink Wzn., C. A. A. Dudok de Wit, Mr. R. Daniël Wolterbeek en A. van Lennep, te Amsterdam; Jhr. Mr. W. C. A., Alberda van Ekenstein, en Dr. P. de Boer, te GroningenJ. de Clercq van Weel, te Schiedam W. Hoog, te NoordwijkJ. Hora Adema, te Nij megen; R. J. A. Kallenberg van den Bosch, te Breda; E. H. Krelage, te Haarlem; Mr. C. van der Lek de Clercq, te Zierikzee; Dr. N. W. P. Rauwenhoff, te Utrecht; A. J. baron Schitnmel- penninck van der Oije, te Nijkerk; Jhr. F. J. C. Schimmelpenninck, te Renkum; Dr. F. W. N. Suringar en H. Witte, te Leiden; G. Vas Visser, te Doorn. Den Haag, 16 December. Eergisteravond werd alhier eene vreeselijke misdaad gepleegd. Aan de Bocht van Guinea woonde eene weduwe, Mevr. van der Kouwen, met eene jeugdige dienstbode. Gedurende den dag van gisteren, Zaterdag, werd er bij herhaling door de leveranciers gebeld, maar niet opengedaan. Des avonds kwamen twee dames van de familie op visite, maar de deur werd niet geopend. Zij keerden naar hare woning terug, om daarvan kennis te geven aan den heer van V., neef van bovengemelde weduwe. Toen ook deze geen gehoor vond, riep men de hulp in van de politie. De officier van justitie en de hoofdcommissaris van politie, vergezeld van een smid, begaven zich naar de woning. Nadat men de voordeur had geopend, die dadelijk opensprong, ontwaarde men, het huis doorloopende, een vree- selijk schouwspel. De dienstbode lag met een stoel op het lichaam bij den kachel, in de keu ken. Men had huar den hals afgesneden. Een eind verder lag Mevrouw ook vermoord eo ver minkt. Men veronderstelt, dat eerst de dienstbode en daarna de dame is afgemaakt, daar er sporen van bloed waar te nemen waren van het bed der dame tot de keuken. De secretaire was open gebroken. Geld en effecten zijn voor een aanzien lijk bedrag gestolen. Men heeft het zilver en de kostbaarheden onaangeroerd gelaten; zoozeer zelfs dat de diamanten oorbellen die Mevrouw droeg haar niet ontnomen zijn. Het schijnt dat men aan den achterkant door middel vau braak de woniüg is binnengekomen en waarschijnlijk de voordeur is uitgegaan, daar die niet op het nacht slot was. De dieven en moordenaars schijnen zich den tijd gegund te hebben om alles behoorlijk na te gaaü, daar er overal bloedvlekken zichtbaar waren, die de grootte hadden van het voetstuk van de lamp. Er zijn twee hondjes in het huis, die men onaangeroerd heeft gelaten. De dieven en moordenaars schijnen hun prooi overvallen te zijn tegen den tijd van het avondmaal, daar het souper nog op tafel stond. Geneeskundigen hebben spoedig het visum repertum opgemaakt. T11IEKS het Gouvernement der Nationale Verdediging. Vervolg). Eenigen tijd voor de ongelukkige zaak vaD Hohenzollern, kwam hij bij mij met een brief van den keizer, waarin gezegd werd dat de kei ier, wist „dat ik niet tot zijn vrienden behoorde," maar dat hij evenzeer wist dat, waar het de belangen van het leger gold, ik nimmer mijn medewerking weigerde en dat hij mij die mede werking daadwerkelijk vroeg voor de verdediging, die in den boezem van het Wetgevend Lichaam leer werd bedreigd. Ik antwoordde hem dat keizer zich vergiste wanneer hij zich aldus uitliet. „Ik ben vreemd aan zijD regeeriDg," zeide ik tot den maarschalk, „en ik ben genood- laakt dit gedurende mijn gansche leven te blij ven. Maar ik ben van niemand een vijand, ik heb nimmer haat in het hart gevoed. De keizer beelt gelijk om te gelooven dat ik levendig be lang stel in het leger en bereid ben het te ver dedigen. Ik heb dat steeds gedaan en zal het altijd blijven doen." En inderdaad kwamen wij overeen dat ik het effectief leger bij de eerste gelegenheid zou verdedigen. Die gelegenheid bood zich waarlijk spoedig aan en zonder aarzelen greep ik haar aan. Op zekeren dag kwam ik laat in het Wetge vend Lichaam; het was over vijven; men was bezig over het effectief te 6preken. Ik vroeg da delijk het woord, wat mijn collega's van de linkerzijde zeer mishaagde. Maar zij waren zoo gewoon mij altijd mijn persoonlijke overtuiging te zieo volgen, dat er in hun ontevredenheid meer misnoegen dan verwondering lag. Ik wierp mij midden in 't worstelperk en plaatste mij vierkant, met open vizier tegenover hen, die het jaarlijksch contiogent des legers wilden vermin deren. Ik wees op de vergissing van hen die zich steeds er over beklaagden dat men 400,000 man onder de wapenen hield om niets te doen en die dezen toestand „de gewapende vrede" noemden. „De gewapende vrede", riep ik uit, „zegt liever dat het de ontwapende vrede is!" En mij vervolgens tot maarschalk Leboeuf zelf wen dende, beklaagde ik mij over den staat van ont wikkeling waarin wij verkeerden. „Wat," zeide ik„uw regimenten infanterie moeten 1100 a 1200 man sterk zijnl Bestaan er ergens zulke regimenten, zelfs in vredestijd 1" De maarschalk ontkende niet. „Het is waar," zeide hij, „de heer Thiers heeft gelijk. De werkelijke sterkte is ook bij de infanterie ODgeveer 1200 man." Ik breng u dit feit in herinnering, mijne Hee- ren, om u te doen inzien hoe onvoorzichtig, hoe betreurenswaardig onzinnig de oorlogsverklaring was. Eenige dagen later, geloofde waarlijk die zelfde maarschalk Leboeuf, een zeer degelijk militair ongetwijfeld, maar een weinig politiek man, door het hof meegesleept, dat ook weder door de Bonapartische partij was overgehaald, klaar te zijn, zooals hij zeide, en drong er bij den kei zer zelf op aan, met zijn ambtgenoot den heer de Gramont, die nog schuldiger is dan hij, den oorlog te verklaren, waardoor hij de dynastie en wat duizend en duizendmaal erger nog is geheel 't land in een diepen afgrond neder- stortte. Dadelijk deden zich feiten voor, die mij niet persoonlijk betieffen, maar die mij even goed be kend zijn alsof ik ze met mijn eigen oogen had gezien; want ik beb er eenige aanschouwd en de andere zijn inij door de voornaamste man nen van Europa medegedeeld, vorsten of ministers, die ze mij sedert verhaalden bij hun zoeken om licht te vinden in hetgeen ik wist en mij licht verschaffende door hetgeen hun bekend was. Het hoofd der familie Hohenzollern (ik spreek niet over den tak die in Pruisen regeert, maar over dien, welke in Rumnië regeert en tot ODS ongeluk heeft gezocht iu Spanje het be wind te voeren) het hoofd vao die familie wordt gehouden voor een rijk vorst, geschikt in zaken, er op gesteld om zijn kinderen groote fortuinen en schoone kronen na te laten. De kroon, die men hem ditmaal aanbood, was die van Spanje, opengebleven door den val der Bour bons en die generaal Prim te vergeefs trachtte te doen aannemen, door een der vorsten van Europa. Er was toen ter tijde te Madrid groote weerzin tegen het Fransche gouvernement, dat het veto had uitgesproken over de familie Orleans, die het meest natuurlijk was aangewezen om koningin Isabella te vervangen. Generaal Prim, die zich een keuze, welke hem het meest aan stond, door de Bonapartes zag ontnomen, wrook zich daarover door voor het Schiereiland een Duitsche candidatuur te stellen. Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1872 | | pagina 1