FEUILLETON. Vrijdag 13 December. N". 3942. A°. 1872. )e' LEIMCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maandenƒ3.00. Franco per post8.85. Afzonderlijke Noramen0.05. Deze Courant wordt dagelijks, m;t uitzondering van Zon- en Feestdagen, uigegeven. PRIJS DKR ADVERTKNTIICN. Voor iederen regelƒ0.15. Grootere letten naar de plaatsruimte die beslaan. STADS-BERÏCHTEN. I URGEMEESTER EN "WETHOUDERS van IDEN, ezien art. 8 der Verordening van den 4den Mei, '2, Gemeenteblad n°. 11); Doen te weten, dat tot het laten Inschrijven nieuwe leerlingen, voor de openbare olen voor meer uitgebreid lager onder- js, gelegenheid gegeven wordt oor die der 1" klasse, voor jongens, in het School- ouw op de Aalmarkt; oor die der le klasse, voor meisjes, in het School- uw op de Boommarkt oor die der 2e klasse, voor jongens, in het School- um in de Pieterskerkstraat voor die der 2" klasse, voor meisjes, in het School- -jebouw op de Breéslraat; -■ en wel van den 9den tot en met den 21"elJ December k., dagelijks (de Zondag uitgezonderd), des voor- 'dags van halfnegen tot negen uren, enopWoens- en Zaterdag, daarenboven, van twaaltot twee n des namiddags. geschiedt hiervan afkondiging door plaatsing de Leidsche Courant, Burgemeester en Wethouders voornoemd, v. D. BRANDELER, Burgemeester. E. KIST, Secretaris. N, 4 December. 1872. SURGEMEESTER en WETHOUDERS van 3IDEN doen te weten, dat de Gemeenteraad, in- rolge art. 265 der wet van 29 Juni 1831 (Staats- U n°. 83), in zijne vergadering van heden bet suppletoir kohier van de plaatselijke directe be ting voor 1872 heeft vastgesteld en dat kohier uog ter Secretarie dezer gemeente, gedurende acht gen, voor een ieder ter lezing is nedergelegd fwijl binnen dien tijd elke op dat kohier aange- ';ene, krachtens de 5de zinsnede van bovengenoemd tsartikel, zijne bezwaren tegen den aanslag, by rzoekschrift op ongezegeld papier, bij de Gedepu- Brde Staten dezer provincie kan inbrengen. En geschiedt hiervan aikondiging door plaatsing fi,de Leidsche Courant. Burgemeester en Wethouders voornoemd, v. n. BRANDELER, Burgemeester. - 1 E. KIST, Secretaris. Leiden, 12 December 1872. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van IIDEN, iezien het adres van Hendrik Filippo Jr., koop- n, wonende alhier, daarbij verzoekende om een lenbakkersoven te mogen doen plaatsen in zijn pand i de Langegracht n". 248 Selet op art. 4 van het Koninklijk besluit van Januari 1824 (Staatsblad n°. 19). Doen te weten, dat tot het hooren der eigenaars bewoners van de naast bijgelegene en belendende aden, ten opzichte der informatiën de commodo et ominodo, door Burgemeester en Wethouders zal rden gevaceerd op het Raadhuis dezer Gemeente, Maandag den 16den December aanstaande, 's voor- ddags te elf uren; zullende de belanghebbenden ■plicht zijn hunne bezwaren tegen dat verzoek op n tijd in te brengen, terwijl, bij verzuim daarvan, gehouden zullen worden zich tegen de inwilliging rt te hebben verzet. Burgemeester en Wethouders voornoemd, v. d. BRANDELER, Burgemeester. E, KIST, Secretaris. Leiden, 12 December 1872. De bebouwing der Ruïne. De Commissie van Fabricage heeft bij een uit erig rapport hare zienswijze omtrent de bebou wing van de Ruïne, waartoe in de Raadsverga dering van 24 October jl. in beginsel is besloten, uitvoerig toegelicht. Zij biedt daarbij enige door den gemeente architect ontworpen plannen aan, van welke het ontwerp Litt. B haar het meest aannemelijk voor komt, en stelt als slotsom van hare beschouwin gen voor om, in verband met de aanvrage van den heer Wiggers van Kerchem, aan dezen het beschikbare gedeelte van het terrein ter bebou wing kosteloos at te staau onder de daarbij ver melde bepalingen. Burg. en Weth. hebben gemeend de resultaten van het in deze ingesteld onderzoek voorloopig ter kennis van den Gemeenteraad te moeten bren gen, hoezeer zij het niet raadzaam achten, om op het tegeuwoordig oogenblik tot den afstand van het terrein der Ruïne aan particulieren of vereenigingen te besluiten, eu zij alzoo ver- meeneu zich van het indienen van een bepaald voorstel daaromtrent vooralsnog le moeten ont houden. Nadat toch het bovenbedoeld besluit tot bebou wing der Ruïne door den Gemeenteraad was genomen, is op 30 November jl. bet voorstel der Regeering, tot aankoop van een huis ter even- lueele vergrooting van het Acaoemiegebouw alhier en tot oprichting van een zoötomisch kabinet in de Tweede Kamer der Staten-Generaal behandeld eu aangenomen. De ulsioeu gevoerde diseussiën hebbeu, huns inziens, aangeioor.d dat deze tak van de vertegen woordiging geacht moet worden alleszins bereid te zijn om de noodige gelden beschikbaar te stel len, wanneer de Regeering een voorstel mocht indienen tot oprichting op bovengenoein I terrein van een nieuw Academiegebouw of van andere- ten dienste van het academisch onderwijs be stemde gebouwen. Reeds dit feit moet, huns inziens, aanleiding geven om thans geen bepaald besluit aangaande den afstand der Ruïne en de wijze waarop dit pleiD zal worden bebouwd vast te stellen. Te ineer zoude tegen zoodauig besluit bezwaar bestaan nu uit eene door Burgemeester en Wetjis. ontvangen missive van H. H. Curatoren der Huogesohool alhier blijkt, dat de Regeering niet ongenegen is een voorstel tot oprichting van een nieuw Academiegebouw op de Ruïne in ie dienen. Curutoreu deelen daarbij mede dat Z. E. de Miuister van Binuenlandsche Zaken ben, met het oog op de in de Tweede Kamer gevoerde diseussiën bovenbedoeld, heeft uitgenoodigd on der anderen een plan van een op de Ruïne te plaatsen Academiegebouw te doen opmaken en aan Z. E. in te leveren. Curatoren hebben gemeend Burg. en Wetli. hiervan onverwijld in kennis te moeten stellen en hebben het tevens dienstig geacht hunne me dewerking in te roepen, ten einde te bevorderen dat het door den Raad aaDgeuomen beginsel om tot de bebouwing van de Ruïne over te gaan, in diervoege worde toegepast, dat dit plein tot stich ting 'an groote academische gebouwen aan het Rijk worde afgestaan. Omtrent dit laatste punt thaDS reeds eene be- slissirg te nemeD zouden Burg. en Weth. onaan nemelijk achteD; in geen geval evenwel zoude bet, huns inziens, in het belang der gemeente zijn, om, nu sedert d6 Raadsvergadering van 24 Octoter jl. in den stand der zaak zoodanige ver andering is gekomen, thans een plan van be bouwing vast te stellen. Zij achten het daarom van het hoogste gewicht dat t.un mandaat het doen van nadere voor stellen betrekkelijk de bebouwing der Ruïne worde verlengd, ten einde in staat te worden gesteld bij hunne nader in te dieDen voorstellen de betrekkelijke plannen der Regeering behoor lijk in aanmerking te kunnen nemen. Aan de Commissie van Fabricage zijn in ban den gesteld, om te dienen van bericht en raad, de verzoekschriften a. dd. 28 Augustus jl., vaD het bestuur der Ver- eeniging tot „Nut en Genoegen" om bij eventu- eele demping der Binnenvestgracht langs het Plantsoen, een gedeelte van den aangewonnen grond aan haar af te staan, tot bet bouwen van twaalf beneden- en bovenwoningen op zoodanige wijze als de goedkeuring van den Gemeenteraad zal verwerven en strookt met de belangen der Vereeniging b. dd. 3 October jl., vaD den heer C. F. W. Wiggers van Kerchem alhier, om bij eventueele demping als hierboven bedoeld, aan hem koste loos ter bebouwing af te staan de gedeelten van den aangewonnen grond ter zijde van de be staande school en speelplaats, op het dempings plan aangewezen, voor 12 eu 14 of tezamen voor 26 werkmans- of geringe burgerwoningen, en van een gedeelte daar te boven, om zoo mogelijk te worden ingericht tot gemeeoschappeiijk nut van de bewoners dier 26 woniDgen; en c. dd. 3 October jl., van den reeds sub b. ge noemden adressant, de strekking hebbendekos- teloozen afstand aan hem ter bebouwing van de Ruïne, met uitzondering van le oppervlakte daarvan te besteinuieD voor eene bewaar-en eene tusschenschool met de noodige speelplaatsenge vende hij als zijn voornemen te kenuen, te zul len trachten dat doel te bereiken, door dien grond om niet af te staan aan eene Bouwmaatschappij waarin een ieder zou kuDueo deelnemen, dan wel, door eigen exploitatie voor de bebouwiog te zorgen. Alvorens aan die opdrachten te kunnen vol doen, heeft de commissie moeten afwachten de beslissing van deu gemeenteraad, ten opzichte èn van de voorgestelde demping der Binnenvest gracht laDgs het Plantsoen, èn van de vraag, of de Ruïne ter bebouwing zou worden beschikbaar gesteld. De raadsbesluiten van den 24sten October jl hebben die quaesties beslist, door 1'. het dempingsplan niet aan te nemen 2°. te verklaren dat de raad bereid is toe te staan het bebouwen van de Ruïne, op nader te bepalen voorwaarden en met inachtneming van te dien aanzien nog te geven voorschriftenen 3". Burgemeester en Wethouders uit te noodigen, omtrent die bebouwing nadere voorstellen aan den raad te doen. Uit die besluiten volgt, dat de verzoekschriften sub a en b vermeld, niet voor inwilliging vatbaar zijn, eD dat der commissie slechts overblijft, te dienen van bericht en raad op het laatst der om schreven adressen. Wat de Commissie van Fabricage zou in over weging geven, als bare opdracht luidde, te dienen van raad omtrent ter bebouwing van de Ruïne a«D den Gemeenteraad te doene voorstellen, is lichtelijk sauien te valteo in het volgende': Hoezeer niet direct daartoe opgevorderd, heeft zij onvermijdelijk geoordeeld, in dien ziu hare beschouwingen op het papier te stellen tot ver klaring van haar te volgen advies op het in den aanhef dezer sub c, omschreven verzoekschrift, n.L: Den Gemeenteraad aan te raden, om, Da be slist te hebben nopens: 1°. de gebouwen, welke tot bijzondere einden eene plaats moeten vinden op de Ruïne; 2". de ruimte daartoe plusminus vau het plein te reserveeren, alsmede de doelmatigst geachte plaatsing, en 3°. de toepassing op de nieuwe buurt van het Liernursche rioolstelselaan den heer C. E. W. Wiggers van Kerchem te kennen te geveo: A. Dat de Raad met ingenomenheid heeft ken nis genomeü van zijn verzoekschrift, en waardee- rende het iu deze voor de gemeente nuttige on derneming door hein gesteld belang, genegen is tot kosteloozen afstand van het beschikbaar blij vende gedeelte der Ruïne, na aftrek der ruimte sub 2 bedoeld, als biDnen den tijd van drie maan den, na de dagteekening van het Raadsbesluit, door of namens hem ten genoege van den Raad zal zijn aaogetoond, dat door de oprichtingeener Bouw-Vereeniging, dan wel op andere wijze, in verband met eene over te leggen raming van kosten, voldoende waarburgen ijn ODtstaan, om volgens het door den Raad vastgestelde algemeene plan van bebouwing, en volgens dan door den Ra d in overeenstemming met den adressant vast te stellen voorschriften betreffende de uitvoering, binnen een onderling in billijkheid te bepalen tijdsverloop, tot de voltooiing van bet werk te geraken B. dat het aangenomen plan de mogelijkheid niet uitsluit daarin wijzigingen te brengén, als die behoorlijk toegelicht door deu Raad aannemelijk worden geacht; doch dat het in de bedoeling ligt, na beslissing daaromtrent tot wederzijdse!) geuoegeu, dat, op kosten der ondernemers of van den ondernemer, worden aangeboden eefl'off meer plannen, vermeldende zoo juist mogelijk de lig ging, de grootte en den opstand van alle op het plein te plaatsen gebouwen, alsmede den aanleg der bijbehoorende openbare en bijzondere tuinen, waterloozingskanalen, straten, gasbuizen en lan taarns, en wat dies meer tot de volledige exploi tatie behoort; THIERS en el Gouvernement der Natiouale Verdediging. Vervolg). Maar niet een hunner, die verlangden dat de fpeditie niet zou doorgaan, waagde het mèt mij k« tegen te stemmen, altijd door de onophoude- 4* ke vrees, van een nieuwe revolutie uit te kkeu. Een uitstekend man, een der verstandigsten eD standvastigsten die ik iinmer gekend heb, de ter Larrabure, sprak mij aldus aan: „Als gij ijn raad volgt, zulleo wij alles doen wat gij ilt. Kom éen dag met ons in de Tuileriëu; ffl zal men niet langer vreezen dat gij het kei- rrijk zoekt omver te werpen en deze vergade- ig zal u geheel volgen." „Ik zou nutteloos ijn goeden naam verliezen," antwoordde ik mijn iend, den beer Larrabure; „ik zou de vrijhe- :n niet verkrijgen, die ik verlangd heb en men dan voortaan in mij niets anders zien dan een eerzuchtige, die zijn overtuiging opoffert aan zijn onvoorzichtige hartstochten. Dit onderhoud tusscbeu den heer Larrabure en mij werd nog menigmaal hervat. Het noodlot, dat in onze halve eeuw drie dyuastiën deed vallen, heeft beurtelings hem en mij in het gelijk ge steld en nog heden treurt die belangelooze, onaf hankelijke man, eeD der besten die ik immer gekend heb, in het afgetrokkene, waaruit meD hem niet kan doen terugkeeren, over betgeen hij niet heeft kunnen voorkomen en waarover hij zich nog maar niet kan troosten. Tijdens de geschiedenis van Sadowa, onder steunde mij iedereen. Zelden zag men door eeD vergadering een redenaar zoo toejuichen als mij toenmaals en men zeide tot die afgevaardigden, die hun goedkeuring hadden kunoen onder drukken „Hoe, gij durft, ten aanzien van den keizer, den heer Thiers toejuichen!" Ik vroeg vier dagen daarna het woord. Het beslissend oogenblik was genaderd toeD begon het systeem van interruptie met „houten messen." Nimmer maakte men helscher opschudding dan toen; het gelukte mij den mond te stoppen en men liet, zonder tegenstand, den kwaden stroom zijn loop, die ons naar Metz en naar Sédan heeft gevoerd. De leden van het Wetgevend Lichaam zijn steeds, tot den huidigen dag, geweest zooals ik ze u schets, vol vrees om het kwaad dat zij zagen tegen te houden, uit angst van het te ver ergeren. Zij wenschten dat de waarheid tot de ooren der regeering mocht komen, als aDdereo het maar zeiden en zonder dezen zelfs door hun stem te dur7en ondersteunen; eerlijke lieden, in één woord, en zelfs zeer verstandig, maar ver ward, onbeslist, zelf niet wetende welke houding te moeten aannemen en steeds te laat doende wat ben had kunnen redden, en mèt hen, ook het land. Eindelijk kwam het ministerie van 2 Januari. Wij weten dat de keizer zich sterk tegen het optreden van dat bewind had verzet. Hij had dadelijk geweigerd het te benoemen. Men ver zekert dat de prins de la Tour-d'Auvergne, een eerlijk en onafhankelijk man, hem aanraadde een einde to inaken aan een tegenstand, die gevaarlijk werd en dat deze raad werd opgevolgd. De minister Ollivier kwam voor den dag. Ik zei dadelijk tot de linkerzijde: „Wij moeten het ministerie-Ollivier ondersteunen." Maar de linker zijde was niet ingenomen met dezen pohtieken man. Ik zelf had ook geen groot vertrouwen in zijn vastberadenheid van geest, al schatte ik ook zyn schitterende boedanigheden en zijn goede bedoelingen op den waren prijs. Ik sprak tot mijne vrienden: „Wij moeten dat ministerie steunen; het is niet van uw gevoelen, noch van het mijne maar de keizer doet een belangrijke schrede voorwaarts, door een ministerie te kie zen uit den boezem der oppositie. Wat mij be treft, ik heb de vrijheden gevraagd, die overeen te brengen zijn met de monarhie. Hij doét éen stap, een van de moeilijkste, in die richting: die van een bewind te kiezen dat hem mishaagtj men moet hem dus aanmoedigen en zulk een opoffering beloonen." De oppositie was het niet met mij eens. Men riep: „Neen, neen, het is niet ernstig gemeend; 't is een poging die niet gelukken zat; wij moe ten ons niet compromitteeren." Ik hernam: „Het is niet noodig de zekerheid van de overwinning te hebben, om een poging in onzen geest, met welgevallen te begroeten. Wanneer zij gelukt, zullen wij het land hebben gered; mislukt zij; dan zal men ons althans niet kunnen verwijten onhandelbaar te zijn geweest en dingen te hebben geëischt, die wij, als het er op aankomt, ook niet wilden. Het komt hier niet neer op het niet aan nemen van portefeuilles, maar op'het niet ver werpen van eeD ministerie dat ons op onzen weg nadert." Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1872 | | pagina 1