FEUILLETON. Zaterdag 7 December. N°. 3937. A0. 1872. HET VISITEKAARTJE. ide DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maandenƒ8.00. Franco per postn Afzonderlijke Nommeri0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIEN. Voor iederen regel0.15. Grootere lettere near de plaatsroinite die *1J beslaan. hel ijki schV'rO sc! ei LEIDEN, 6 December. De geneeskundige inspecteuis hebben dezer da- ;en een circulaire verzonden aan alle gemeente- fisturen in Nederland, tvaarin zij wijzen op het moge belang van eene doeltreffende geneeskun- arinenverzorging, op de grootegebrekeu, die q dat opzicht hier te lande bestaan en op de este middelen, hoe daarin te voorzien. De grond lagen door de inspecteurs voor een beteren toe- tand aan de hand gedaan, zijn de volgende vijf: beperking der geneeskundige armverzorging it de werkelijk armen, inet behoorlijk toezicht lerop2. vaste belooning voor den geneeskun dige; 3. vaste belooniDg voor het gereedmaken van de geneesmiddelen; 4. levering van de be- standdeelen der geneesmiddelen volgens een ta rief van schadeloosstelling; 5. bevordering zooveel mogelijk van de oprichting van een ziekenfonds oor minvermogenden. In de circulaire worden ,1 deze punten uitvoerig toegelicht en wordt daarbij evens overgelegd een overzicht van een zieken- onds, zooals bedoeld wordt. Het wetsontwerp tot wijzigingderNederlandsch- [ndische begruotiug voor het dienstjaar 1871 heeft blijkens het verslag van de commissie van rap porteurs, bij de overwegingen in de afdeelingen der Tweede Kamer, tot geen bepaalde bedenkin gen aanleiding gegeven. De verhooging van onder- afdeeling 2 van Hoofdstak I zag men met eenig genoegen, omdat daaruit blijkt, dat de Minister van Koloniën dadelijk na het openen van de tele- graphische verbinding van Nederland met zijne overzeesche bezittingen, van dit nieuwe middel van gemeenschap vrij druk gebruik beeft gemaakt. Men begrijpt wel, dat de wisseling van telegram men tusschen 's-Gravenhage en de hoofdplaatsen \van Nederlaudsch-Indië in den regel de belangen der administratie betreffen; maar meende toch te dezer gelegenheid deu wenscb te mogen uiten dat op de telegraphische berichten, die hier uit Indië worden ontvangen, telkeus wanneer de in houd voor het publiek van eenig belang is, het beginsel der openbaarheid in ruimen zin worde toegepast. Teyler's Godgeleerd Genootschap, te Haarle lieeft voor het jaar 1873 nieuwe prijsvragen uit geschreven. De eerste luidt: „Wat leert de volken kunde op haar tegenwoordig standpunt aaDgaaude 's menschen godsdienstigen aanleg?" De andere heeft tot onderwerp: „Geschiedenis en beoordee ling van den stelregel: de vrije kerk in den vrijen staat." Tevens herhaalt het Genootschap de reeds voor het jaar 1871 uitgeschreven, maar onbeantwoord gebleven vraag, eD verlangt alzoo: „Eene verhan deling over de verhouding van de leerstelsels der Protestantsche kerkgenootschappen tot het leer begrip van den apostel Paulus." De verhandelingen moeten iD het Nederduitse!), LatijD, Fransch, Engelsch of Hoogdnitsch, met. eene Nederduitsche letter, vooral goed en lees baar geschreven door een andere hand, daü die vao den opsteller, in haar geheel worden inge zonden, vóór of op 1°. Januari 1874, om vóór 1°. December van dat jaar te kunnen beoordeeld worden. Voorts heeft Teyler's tweede genootschap de volgende vraag uitgeschreven: „Welke zijn de verdiensten der Hollanders in het vervaardigen der zoogenaamde prent-teeke- niugen en in het algemeen van in kleuren ge drukte prenten, van het begin der zestiende tot het einde der achttiende eeuw; en wie hebben zich daarmede bezig gehouden? Men verlaDgt daarbij eene lijst van hunne werken en de be schrijving van de verschillende wijzen van uit voering (procédés), die zij gevolgd hebben." De antwoorden op deze vraag moeten als bo ven vóór of op 1 April 1874 worden gezonden aan het fundatiehuis van wijleu den heer P. Tey- ler van der Hulst te Haarlem. Op de vraag voor 1871 zijn geene antwoorden ingekomen. Bij Koninklijk besluit van den lsten Dec. 1872 is ingetrokken het Kon. besluit van 31 Mei 1871 Staatsblad N°. 43), bevattende bepalingen omtrent het houden van openbare verkoopingen van rund vee in de provinciën Zuid-Holland en Noord-Hol land en Utrecht. Z. M. heeft aan de Oost-Indische ambtenaren J. F. L. Ie Roy, gew. 1ste klerk bij het depart, van fiinanciën te Batavia, K. N. Hoorweg, laat stelijk 3de comm. bij de alg. rekenk. te Batavia en A. Broese v.a Groenou, laatselijk presideut van de wees- en boedelkamer, te Padang, allen thans met verlof hier te lande, met ingaDg van 1 Dec. 1872, een eervol ontslag verleend uit 's lands dienst, met toekenning van pensioen. Z. M. heeft aan HDs. adjudant den heer G. E. Tolsma, generaal-majoor bij het leger iu Nederl. Indië, vergunning verleend tot het aannemen der ondersclieidingsteekenen van grootkruis der orde van het Zwaard, hein door Z. M. den Koning vau Zweden en Noorwegen geschonken. Z. M. heeft de heer L. H. Meijer, laatst, kapit., milit. comm. der vaste bezetting ter Kuste van Guinea, beDoemd tot kapit. der inf. bij het leger in Ned.-Indië. Z. M. heeft goedgevonden Mr. F. A. H. von Weckherlin te benoemen tot secretaris van H. M. de Koningiu. Z. M. heeft beuoemd tot proc. bij de arrond.- rechtb. te Heerenveen Mr. A. J. van Riemsdijk, cand.-uot. te Stad-Hardenberg. Z. M. heeft aau den kapit.-ler-zee W. K. vnu Gennep, op zijn verzoek, een eervol outslag ver leend uit zijne betrekking van president van den raad van tucht voor de koopvaardij te Amster dam, onder dankbetuiging voor de door hem als zoodadg bewezen diensteD. BINNENLAND. Amsterdam, 5 December. De heer André Laver- tujon, consul-generaal van Frankrijk alhier, zoDd onlungs aan de stadsbibliotheek een fraai en kost baar geschenk, namelijk: les Papiers d' Elat iu Cardinal Granvelle en Description de Ninive et ie l'Assyrie. Dit geschenk werd aangeboden namens den Franschen minister van het openbaar ouder- wijs, doch was, blijkens missive van den consul- generaal, door dezen uitgelokt ten bhjke zijner dankbaarheid voor de beleefdheid, waarmede hij, op zijne aan de bibliotheek gebrachte bezoeken, door den bewaarder, den heer P. de Holl Jr., was bejegend geworden. Den Haag, 5 December. Ter 44ste Algemeene vergadering dor VereenigiDg van en voor Neder- landsche Industrieelen, den 4den dezer alhier ge houden, is eene commissie benoemd tot onder zoek der rekening en verantwoording 187273 en tot het ontwerpen der begrooting voor het Vereenigingsjaar 1873—74, zijnde, nevens den penningmeester den heer F. W. van der Patten, de heeren L. Simons en H. L. Enthoven Lzn.; voorts zijn tot leden van het Bewind herbenoemd de heeren F. W. van der Putten en J. J. Beijnes, en benoemd de heeren J. C. P. Hotz en A. de Bruijn (firma de Bruijn en Co.) te Zevenbergen. Daarna had eene gedachtenwisseling plaats over „de gevolgen der nieuwe wet, vaststellende het Indisch tarief"; aan het Bewind werd opgedragen opnieuw hij den heer Minister van Huitenland- sche Zaken de noodzakelijkheid te betoogen van een krachtige tusschenkomst van wege Zr. Ms' regeering, bij die van het Duitsche Rijk, ten einde, nog vóór de invoering van het nieuwe ta rief, zekerheid verkregen zij van de toelating van Nederlaudsclie Nijverheidsproducten in den vreemde, bepaaldelijk in het Tolverbond, op milde voorwaarden. De voortzetting eindelijk der be spreking van punt 5 „over regeeringszotg ten aanzien der Nationale Nijverheid inzonderheid met betrekking tot de middelen van verkeer te water en te land, de briefposterij en den tele graafdienst. Tegenover verschillende voorbeeldeu van voorkomendheid en dienstwilligheid bij de telegraafbureaux, werd menige klacht vernomen over de ouheuschheid die het publiek bij som mige postkantoren ondervindt ('s-G ravenhage en te Delft) terwijl anderen (Rotterdam, ouder den tegenvvoordigen directeur) het bewijs leveren dat de opvatting van dienstplicht aan het eene kan toor aanmerkelijk bij die van het andere ver schilt, en waaraan dit moet worden toegeschre ven. De discussie over de land- en watertollen aan wier opheffing men meendj dat met meer voortvarendheid de hand behoorde te worden geslagen, gaf tot menige belangrijke mededeeling aanleiding. Ten slotte ontving de vergadering eenige vertrouwelijke openingen aangaande de pogingen tot vestiging eeuer regelmatige markt voor industrieele waarden, en aangaande deu stand der werkzaamheden van de Nederl. com missie voor de Wereldtentoonstelling van 1873. Aan het Ministerie van BinnenlandscheZaken werd heden aanbesteed: het maken van een ver- bindingskauaal met het uiarioeduk te Vlissingen. Van de twee ingekomen biljetten was het minste dat van den heer J. Arntz, te Milligen, voor f 85,700. Aan het lokaal van het Provinciaal bestuur in Zuid-Hollaod is heden door de commissie van beheer en toezicht over de droogmaking der plas sen in Schieland beoosten Rotterdam, aanbesteed het maken van eene schutsluis met de bijbehoo- rende werken tot verbinding van de ringvaart der droogmakerij van Scliieland's-plassen met die Tan den Zuidplas-polder. Hiervoor waren vijftien inschrijvingsbiljetten ingekomen. Minste inschrijver was de heer H. A. Zwets Az., te Hardinxveld, voor f 22,690. In zake A. J. Heugen c. s., tegen de alge meene commissie van liquidatie der zaken be treffende de voormalige wees- en uiomboirkainer, gevestigd te 's-Graveuhage en tegen den burge meester der stad Amsterdam, die gemeente iu rechten vertegenwoordigende, waarin onlangs de pleidooien zijD gevoerd, en waarbij het betreft het testament, te Hamburg gepasseerd, vau deu in dienst der Vereenigde Provinciën geweest zijnden veldmaarschalk Wurtz, in het laatst der 17de eeuw gestorven -is heden bij den Hoo- gen Raad door het Openhaar Ministerie conclusie genomen. De requiranten hadden, gelijk men zich herinnert, beweerd gerechtigd te zijn ab intestato op de bedoelde nalatenschap die in 1679 was opengevalleu, en het recht daartoe was betwist op grond, dat het testament zou zijn valsch. En hij het dictum van het beklaagde arrest van het Noord-Hollandsche Hof was de vordering ontzegd, op grond, dat de resolutie ab intertato van den aanvang door de testamentaire was uit gesloten. De heer advocaat-generaal Romer heelt, tegen het daaromtrent beweerde, er op gewezen, dat uil liet arrest niet blijkt, dat het stuk, waarvan de rede is, intellectueel valsch is. Hij deed o. a. uitkomen, dat, blijkens het vonuis in eersten aanleg, alleen beweerd was, dat het tes(a,ment ,was valsch en krachteloos, als niet ouderteekeud door den erflater; dat er eeue straf vervolging wegens vervalsoliing in dat geschrift door de erfgenamen was iqgesteld en door de weeskamer te Amsterdam die valschlieid was erkend. Al die beweringen, alsmede die, dut de erflater niet zou geweest ziju compos mentis zijn door het Hof ter sprake gebracht en wederlegd, terwijl vao inlelleclueele valscliheid noch uitliet arrest uoch uit het vonnis blijkt. De feitelijke grondslag vau het aangevoerde cassatie-middel betrekkelijk dat puilt ontbrak alzoo. Verder deed spr., met beroep op de jurisprudentie vau den H. Raad, uitkomen, dat de kracht eeuer authen tieke acte blijft bestaan, totdat zij volgens don voorgeschreven modus procedendi van valschheid wordt beticht, gelijk hier niet was geschied. Hij bestreed ook de stelling nopens de niet-uitvoer- baarheid van dat te Hamburg verleden testament en wees op de feitelijke beslissing, dat het testa ment is eene authentieke acte, ook in verband tot de bestaande jurisprudentie, terwijl er geen geschil was over de tenuitvoerlegging noch over de schorsing van het testament. Het geschil uit- NAAR HET HOOGDUITSCH- (Slot.) „Wat gij gedaan hebt?" vervolgde Max, „ik wil het u zeggen. Gij hebt aan den invloed en de macht van mijn denken aan u moeten toe geven ik heb, sedert ik u hier zag sluimeren, alleen aan u gedacht, bij waken en droomen slechts uw beeld voor mij gezien; ik ben daar door voor alles onverschillig geworden, niets in de wereld vond ik mijne belangstelling, mijne sympathie waaid; ik zag slechts u ik had alleen de gedachte, hoe ik u kon wedeizieo, wat ik doen kon om een blik, een vergevenden lach van a te verwerven, en dan wilde ik wonderen doen; spoedig mijn groot, laatst examen af te leggen en dan vooruit te komen en ach, dat waren al Ie stoute droomen, dat voel ik nu ik voor u ste rnaar iets heeft toch het onophoudelijk denken aan u uitgewerkt: gij hebt ook aan mij inoelen denken; en waren die gedachten een weiuig gunstig te mijuen opzichte, een weinig slechts, o zeg het mij dan, dan zal ik voor u kuielen en u danken voor het gelukkigste oogenblik mijns levens." De heide handen van Sidonia, die Max terwijl hij voor haar knielde in de zijne nam, beefden hevig, toen zij antwoordde. Zij sprak, moeite doende om zich kalm te toonen „Ik moest op die onstuimige woorden van u in 't geheel niet antwoorden ik moest eigen lijk heel verstoord zijn en liever wegloopen en u met uvv zottepraat laten staan, maar..." „Maar... maar1? O ik smeek u, Sidonia, spreek voort I Als gij dat deedt, als gij wegliept om mij toornig alle hoop te benemen, ik weet niet wat I ik uit wanhoop zou beginnen 1" „Zoudt gij naar 't bosch gaan en u daar om i 't leven brengen?" hervatte zij met een poging om ecu spoltenden toon aan te nemen, hetgeen haar maar half gelukte. „Maar ik loop immers uiet weg. En opdat gij mij nie' verkeerd begrij pen zult, waarom ik u aanhoor, zoo, zoo het is, omdat ik gaarne had, dat gij naar mijn vader zoudt gaan en hem alles vertellen, wat gij uiij daar gezegd hebt het zou hem zooveel genoe gen doen, als hij het hoorde en mij zulk een pak van het hart nemen." „Wel... zou liet niv vader genoegen doen? Genoegen doen, zegt gij? Onmogelijk dat is immers niet mogelijk! Hij zou mij niet toornig afwijzen niet verstoord zijn, dat ik nu reeds wagen zou „Neen, neen," viel Sidonia hem in de rede, vandaag juist niet, zeker niet!" „Maar gij zijt als een engel des lichts, gij over stelpt mij met geluk „Ik? ik? O verbeeld u dat niet. Hoor goed naar mij; gij moet niet gelooven, dat ik iets anders toesta, dan dat gij met mijn vader spreekt, nog heden, en wel terstond." „Maar wat ter wereld kan ik meer verlangen, dan met uw vader te mogen spreken? i,0," zeide Sidonia plagend, „wat zijt gij voor barig. Al neemt papa u in genade aan, weet gij dan al wat ik zeggen zal?" „Gij o gij," juichte Stein, terwijl hij haar omhelsde, ondanks haar verzet, „gij zult nieis zeggen, want als uw vader gesproken heeft, goed eu vriendelijk gesproken heeft, dau zal ik u den inond sluiten zooals nu!" Sidonia wilde het hem beletten, maar toch ge lukte het hem met eeu kus den kleinen schelm- schen mond te sluiteD. Zij hield daarop de liaudeu voor hel gezicht, liet ze weldra weer zakken en Max zeer ernstig en vragend aanziende, z i ie zij zacht; „Ik doe er immers geen kwaad aanNiet waar. geen kwaad? Het is alleen ter wille vau oiijn vader, die zoo verdrietig is. Maar nu mag ik ook niet langer zoo alleen met u praten ga maar met mij mee." Zij snelde weg, voor Max uit, onder de veranda door in huis het was hem niet mogelijk naar het verdriet van haar vader te vragen, ook was hij daartoe te opgewonden, zijn plotseling geluk benam hein bijna den adem en maakte hem dui zelig, zoodat, toen hij eenige oogenblikken later voor den president stond, hij uiets anders kon voortbrengen, dan eenige verwarde en onlogische zinnen. De president had iu het begin inderdaad moeite om hem te verstaan, en misschien had hij nog lang er aan getwijfeld, wal de jonge mau van hem wilde, als niet Sidonia haar vaders arm onnat houdende hem met eeu hoog blozend gelaat had aangezien, waaruit een duidelijk commentaur sprak op hetgeen de jonge mau bedoelde. Muur het knaui juist uit, wat Sidonia voor speld had zoodra de president alles begreep, werd hij werkelijk niet boos; hij wees Max Stain's verzoek niet van de baud neen, er vloog a's 't ware een wonderbare zonneschijn over zijne ernstige trekken, zijne oogeii begonnen te schilleren, hij haalde vrijer adem, terwijl hij

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1872 | | pagina 1