FEUILLETON.
Dinsdag
3 December.
N°. 3933.
A0. 1872.
De Census-yraag.
HET VISITEKAARTJE.
LEIDSCH
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden per 8 maandenƒ8.00.
Franco per postR 8.85.
Afzonderlijke Nommen0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen uitgegeven.
PRIJS DER ADVRRTBNTIEN.
Voor iederen regelƒ0.15.
Grootere letters n&ar de plaatsruimte die x^j beslaan.
ui.
Na hetgeen door ons is betoogddat de beslis
sing over de census-quaestie thans Dog moet
worden beschouwd als niet genoegzaam voor
bereid, wenschen wij ook niet verder uit te
wijden over het door de regeering ingedieode
wetsontwerp, dat trouwens, om de leemten, die
wij uit vele er in aanwezen, onze sympathie
nimmer zou kunnen verkrijgen.
Want gesteld eens dat het ontwerp der Regee
ring door geuieen overleg al zóo goed werd ge
wijzigd, dat eenige bezwaren, die er tegen wor
den aangevoerd, zouden worden opgeheven,
dan nóg zou het altijd een zeer onvolledige en
gebrekkige wet worden. Een behoorlijke afdoende
verbetering van ons kiesstelsel zou daardoor ge
heel op den achtergrond geraken, ook dan wan
neer er werkelijk te eeniger tijd grootere be
hoefte aan zou blijken te bestaan, en bovendien
zouden de gevolgen van den onvolledigen maat
regel thans meer nadeel, ook met het oog op
onze wetgevende werkzaamheden, dan voordeel
berokkenen.
Het eerste gevolg immers van eene geheele
wijziging van den grondslag voor het kiezerschap
zou wel moeten zijn de ontbinding der Tweede
Kamer en dus de staking van den arbeid.
Nu ligt er nog zooveel dat op afdoening wacht
en door een ontbinding der Kamer weder ad
calendar graecas zou worden verschoven, dat wij
alleen bij een grondige hervorming, wanneer
deze ons ook noodzakelijk toescheen, daarover
zouden kunnen heenstappen.
Maar dit is het geval niet.
Wij hebben het gezegd en velen zijn met ons
van dat gevoelende natie verlangt geen uit
breiding van het kiesrecht; zij is nog niet ge
noeg doordrongen van de beginselen der grond
wet; zij is nog te weinig overtuigd van de heil
zame gevolgen, die het ijverig gebruik der rech
ten, aan de inwoners bij de grondwet geschonken,
voor het land moet hebben, om reeds nu die
rechten, zoo weinig gewaardeerd, aan nog meer
deren te schenken, die ze, op het voorbeeld van
andereu, evenmin zouden doen gelden.
Zoolang de toestand van dien aard is, dat zelfs
bij gemeenteraadsverkiezingen een groot deel der
kiezers, lauw en onverschillig, te huis blijft en
het afvaardigen der mannen, die geroepen zijn
hun eigen duurste belangen te behartigen, aan
anderen over te laten, zoolang moet van uit
breiding van 't kiesrecht hier te lande geen
sprake zijn.
Er is dus geen periculum in mora.
Het Nederlandsche volk vraagt geen hervor
ming en is daarvoor ook niet rijp.
De herziening door de regeering voorgedragen
voldoet niemand getuige de eenstemmige onte
vredenheid in de pers van alle richtingen.
De zaak is van te groot belang, het onderwe p
van te ingewikkelden aard, om niet elke beslissng
te doen voorafgaan van een volledig en grondig
onderzoek.
Daarom zouden wij wenschen dat het ontwerp,
door den Minister Geertsema ingediend, buiten
behandeling mocht blijven. Het kan geen afkeu
ring verdienen wanneer de regeering op een
gunstig oogenblik der volksvertegenwoordiging
tegemoet treedt met de verklaring, dat haar, na de
indiening van haar voorstel, is gebleken hoe weinig
afdoende de voorgedragen herziening zon zijn
en dat een enquête op groote schaal haar nu
nog wenschelijk schijnt.
Hier kan men zeggen: beter ten halve gekeerd,
dan geheel gedwaald.
De Regeering is door niets gebonden, om nu
zij van haar voornemen heeft doen blijken om
de census-vraag op te lossen, niet een enquête
iu te stellen, om de quaestie nader te doorgron
den. Want dat is noodzakelijk.
Inmiddels kan dan ons belastingstelsel aan een
herziening worden onderworpen. Want men zegge
niet dat, na de uitspraak over de inkomsten
belasting, zooals de heer Blussé haar wilde, de
belastinghervorming voor goed van de parlemen
taire agenda is verdwenen. Voorloopig moge dit
het geval zijn, omdat ook hier nadere overwe
gingen zullen moeten plaats hebben; doch iD ons
tegenwoordig belastingsysteem moet, na eeoigen
tijd, een volkomen reorganisatie tot stand komen.
En daarna zal ook van een afdoende census-
herziening weder sprake kunnen zijn.
Ook andere belangrijke zaken, die afdoening
vorderen, zullen, nu wij eeu Ministerie bezitten dat
werken wil, tot stand gebracht kunnen worden,
en als dan, na eenigen tijd, een behoorlijk onder
zoek, op breede grondslagen, zal zijn ingesteld en
de resultaten reden geven om een goede, een
wenschelijke verandering in ons kiesstelsel te
brengen, dan zal de tijd dtór zijn om aan
zulk een maatregel uitvoering te geven.
Maar ook irwan-
Want nu zal de regeeringsvoordracht óf verwor
pen óf gebeel gewijzigd worden en dan zullen
dus de rechtmatige grieven tegen de kieswet
blijven bestaan of slechts voor een zeer onbedui
dend deel opgeheven worden. Stelt men de her
ziening uit, dan bestaat er kans op volkomen
verbetering.
Maarroepen ons de conservatieven c. s.
toe, wilt ge ods dan laten regeeren door een
Tweede Kamer, die de Natie niet vertegenwoor
digt, die den geest der natie niet uitdrukt
Zij, die zoo redeneeren, schermen met eeD groot
woord. Waarom toch zou de tegenwoordige
Tweede Kauier het Nederlaodsche volk niet ver
tegenwoordigen? Omdat de wijze waarop de ver
tegenwoordigers worden gekozen, in uw oog
leenden bevat? Omdat degenen, die gij kiesbe-
vosgd wenschtet te verklaren, dit niet zijn
Als die redeneering opgaat, dan is er echter
nimmer een nationnle vertegenwoordiging moge
lijk. Want er zulen wel altijd, en in elk stelsel
van verkiezingen, kiesbevoegden van het stem
recht uitgesloten worden en kiezers opgenomen,
die daartoe de bekwaamheid missen. En wanneer
de vertegenwoordiging niet nationaal is, omdat
er luizend of honderd gevallen van dien aard zijn
aa te wijzen, dan wordt zij niet nationaal wan
ner er slechts vijf honderd of vijftig dergelijke
geallen bestaan. Het komt op het principe en
dairop alleen aan.
in wil men dus een zuiver nationale vertegen
woordiging, zonder kans van eenige onbillijkheid,
dm blijft geen ander middel over dan het alge-
neen stemrecht, waarop de conservatieven toch
wel niet gesteld zijn.
3ns slotwoord is dus eenvoudig dit:
De voorgedragen herziening is Diet genoeg voor
bereid de Regeering neme dan het wetsontwerp
te'ug en stelle nog eeD eDquête op groote schaal in.
Daarvan alleen is nut te wachten.
LEIDES, 3 December.
Blijkens het verslag omlrent de overweging in
de afdeelingen van de Tweede Kamer der Staten-
Generaal van de wets-ontwerpen tot bekrachti
ging van provinciale belastingen werd door eenige
leden de meening voorgestaan, dat de onder de
behoeften van Zuid-Holland vermeld wordende
„subsidiën voor opbouw, vernieuwing en herstel
ling van kerken en pastorijen" door de provincie
niet mochten worden verleend, en dat dus hier
toe geeoe provinciale belastingen mogen worden
geheven. Dit vond echter tegenspraak. Nergens,
zeide meD, was eene wetsbepaling te vinden
waarbij rechtstreeks of middellijk het verleenen
van een subsidie voor kerkgebouwen en pastorijen
aan de provincie was verboden. En óf het pro
vinciaal belaDg zulk een ouderstand vereischte,
stond toch uitsluitend ter beoordeeling van de
Provinciale Staten.
Dezelfde bedenking werd gemaakt tegen het
wetsontwerp betrekkelijk Limburg. Zij gold daar
zelfs nog in sterkere mate. Tn den tnt dat ont
werp behoorenden staat wordt toch niet enkel
van subsidiën voor kerken en pastorijen, maar
ook van bijdragen voor den eeredienst gewag gemaakt.
Men vroeg aan welke kosten van de eeredienst
daarbij moest worden gedacht, en zulks te meer
omdat volgens het Keizerlijk decreet van 30 De
cember 1809, dat voor de Roomsch-Katholieke
kerkbesturen nog altijd van kracht is, bij onge
noegzaamheid der inkomsten van dè zoogenaamde
kerkfabrieken voor het bestrijden van de tracte-
menten der geestelijken enz., het ontbrekende
ten laste der burgerlijke gemeente moet worden
gebracht, zoodat die bijdragen nimmer onder de
provinciale uitgaven zouden kuDnen worden be
grepen. De Commissie van Rapporteurs deed ech
ter opmerkeD, dat volgens artt. 106 en volgg. van
het genoemd decreet, het departemeDt, dat is
thaDS de provincie, ten aanzien der kerkfabrieken
van de hoofdkerken of cathedralen dezelfde ver
plichting heeft, als de burgerlijke gemeente te
genover de parochiale kerkfabrieken.
muziek bevatte vier nommers, waarvan het eerste
voor strijk-quartett (P dur) van L. van Beethoven.
Ofschoon enkele der arlisten nog jeugdig te Doe
men zijn, meenen we toch dat de vertolking van
dit toonwerk niets te wenschen overliet. Trou
wens, de naam van Wetrens, aan dit concert
verbonden, waarborgde ons dit reeds. In het
tweede nummer, Polonaise voor Piano (As dur)
vao Chopin, werden we voor de eerste maal in de
gelegenheid gesteld kennis te maken met het spel
van mejuffrouw A. Schulz-Lessig, ODlangs benoemd
tot onderwijzeres aan de Muziekschool alhier, en wij
moeten erkennen dat die kennismaking eene der
aangenaamste was. Tn geheel haar spel deed zij
de virtuoze kenneD. Met welk een tact en vaar
digheid wist zij in deze polonaise aan het klavier
de schoonste accoorden te ontlokkeD terwijl zij
in de Fantasiestücke (piano en viool) van Schu
mann hare talenten aan die van den heer Wetrens
paarde. Hoe lieflijk en aangrijpend ruischten de
zoete accoorden ons toe; met welk een bevallig
heid eD dan weder met welk een vuur wist men
ons de gevoelens van den componist te ver
tolken. Inderdaad, 't spel was den meester waar
dig. 't Lichtpunt van den avond was voorzeker
't beroemde quintett (strijk-quartett en piano)
mede van Schumann. Met welk een opvatting
wist men hier de verrassendste schakeeringen
weer te geven en in welk een harmonisch ge
heel loste zich elks individualiteit op. Ook hier
toonde men, dat ieder zijn spel begreep.
Niet onverdiend waren dan ook de herhaalde en
ondubbelzinnige bewijzen van tevredenheid vooral
inej. Schulz-Lessing en den heer Wetrens aangebo
den, die zoozeer hadden bijgedragen om het doel van
Commissarissen het geven van een soirée voor
kamermuziek zonder vreemde krachten te
doen slagen. Ook het verdienstelijk spel van den
dilettant V., die zoo bereidwillig in het '1ste en
4de Dummer zijne medewerking verleende, mogen
we hier niet onvermeld laten.
De gepensioneerde beambte W. van het rijksbe
lastingkantoor alhier is Zaterdag 11. nadat hij nog
zijn geld had mogen ontvangeQ ten zijnen huize
plotseling aan een beroerte overleden.
Ooder de vele avondeu van kunstgenot die de
Maatschappij voor Toonkunst ons bereidde, thag
die van Zaterdag zeker niet de geringste ge
acht wordeo. 't Programma der soirée voor kamer-
Wezen wij onlaDgs op een zeer nuttig boekje,
van geschiedkundigen aard, dat ons voorkwam
voor verstandige knapen, die nog meer het leer
zame dan het fraaie iD bun St.-Nicolaas-geschenk
waardeeren, thans moeten wij de aandacht ves
tigen op een „mooi prentenboek", dat leerzaam
en grappig voor kinderen, vooral door de kleuren
en de koddige plaatjes, de kleinen boeien kan.
Wij bedoelden De geschiedenis van de vijf biggetjes,
door J. J. A. Goeverneor, op zoo recht kinderlijke
en vermakelijke wijze op rijm gebracht en in 86
gravuren Dader aanschouwelijk gemaakt.
Waarlijk, als ge uw kinderen nu spelende wilt
leeren en ge zult er zelf schik in hebben, als
over eenige weken uw lieveling voor oom eo tante
de versjes uit zijn boek, dat er zoo prachtig uit
ziet, opzegt, dan raden wij u aan bij den uit-
NAAR HET HOOGDUITSCH-
Vervolg.)
„Max Stein uwen vader?"
„Zeker, zijt gij daar zoo verwonderd over? üj
is referendaris en had iets met papa te bespe-
had. Misschien heeft hij ook alleen hem guntig
voor zich willen stemmen als men, zooalsiij,
niet door zijn examen gekomen is, dan roet
men wel iets doen, om zich
„O, mejuffrouw," viel de jonge man has in
de grootste verlegenheid in de rede „gi zijt
wreed; afgewezen te worden is geen fout, iaar
een ongeluk ik ben er niet doorgekomet dat
wil ik gaarne bekennen; de beste dansere dat
zult gij mij toegeven, kan op een bal vall» als
zij op een schil van een sinaasappel of iel van
dien aard trapt; bij mij was en de embjeusis
zoo'n schil en daar ben ik over gevalle
ofschoon een examen waarlijk geen bal is, we
zenlijk
„Zoo, zijt gij eens afgewezen?" viel Johanna
hier lachend in, die zag, dat zij behendig eene
scène moest verhinderen er mocht geen woord
meer door de jongelui gewisseld wordenals
het uitkwam dat het Max Stein was, dien zij als
de Wit had voorgesteld, eo zij daarvan de reden
moest opgeven, zou zij zich moeten schamen voor
haar gezelschap neeo, het onderhoud moest
dadelijk ophouden, en Johanna tikte Max even
op den arm en zeide:
„Maar als gij bepaald wilt heengaan, laat ik u
dan door 't huis geleideD, waar papa misschien
teruggekomen is; kom."
Zij liet hem ternauwernood den tijd, om met
eene buiging van 't gezelschap afscheid te nemen,
en trok ijÜDgs met hem af.
Men hoorde hen druk tegen elkaar fluisteren
terwijl zij den tuin doorgingen op weg naar het
huis.
De beide andere dames waren dadelijk in de
weer met eene guDStige beoordeeling van den
jongen man, terwijl Sidonia de heengaanden na
zag met groote oogen en wat minder blozende
wangen.
Er was eensklaps een licht in haar opgegaan,
maar dat licht bescheen een warnet van raadselen.
„Dat.... dat is Max SteiDl" zeide zij tot zich
zelf, „hij is het vast hij schrikte immers toen
ik zijn naam noemde, en wat bloosde hij, en die
emphyteusis, dat woord vergeet ik nooit weer I
daar kan er toch maar éen over gevallen zijn
o het is zoo duidelijk, zeker, en ook, dat papa eD
Johanna een klein complot tegen mij gesmeed
hebben ik moest niet meer aan Stein deDken,
ik moest hem mij voorstellen als dien leelijken
man, dien papa mij vandaag heeft gebracht; en nu
toevallig toch de rechte man komt, weet Johanna
papa's comedie heel behendig voort te spelen, zij
noemt hem eenvoudig mijnheer de Wit; hij moet
zich eeu anderen raaat laten welgevallen mijn
hemel, wat een bedrog! wat is dat afschuwelijk!"
riep Sidonia in stilte uit.
Het kwam haar raadselachtig voor, dat de beide
jongelieden zich tot die naamsverandering hadden
laten overhalen. En wat voor belang had Johanna
er bijtoch zeker geen ander dan den wensch
van papa; dus die had haar alles verteld en hunne
verhouding was dus reeds vertrouwelijker dan
Sidonia vermoed had?
Sidonia was er zeer boos over. En toch juichte
zij bij zich zelf, dat Max er ten minste niet zoo
uitzag als papa's vogelverschrikkerdat zij zich
dus geen verkeerde voorstelling van hem gemaakt
had, en dat juichen had haar misschien haar ver
driet doen vergeten, indien Johanna niet met een
lachend gelaat, als had zij schik in het kleine
intermezzo, ware teruggekeerd. Zij begon over
andere lingen le praten Sidonia was woedeDd.
Kort daarop kwam, zooals de afspraak was, de
president, om, nadat hij nog wat met het gezel
schap gepraat had, zijo dochtertje naar huis te
geleiden.
Sidonia liep een poos zwijgend naast papa door
de stille straten, waar de maan haar schemerend
licht begon te doeD schijnen. Zij kon niet ver
kroppen wat men haar had aangedaan zij
moest eo zou er van beginnen te prateD, en Dadat
zij tienmaal het woord, dat haar op de lippen
lag, bad binnengehouden, zeide zij eindelijk:
„Papa, ik ben heel kwaad op u. Waarom hebt
gij die comedie met mij gespeeld?"
„Comedie.... ik?"
„Houd u maar zoo dom niet, gij weet heel goed
wat ik bedoel I Waarom hebt gij mij een vreemde
als Max Stein voorgesteldP Dat was Diet mooi
van u 1"
„Kindlief, wie heeft u gezegd, dat
„O, gij kunt mij niet verder om den tuin leiden,"
ging Sidonia op denzelfden Verwijlenden toon
voort, „ik weet reeds alles uw vogelverschrik-