r. ,1888. Vrijdag A°. 1872. 11 October. Feuilleton van liet „Leidsch Dagblad". SPMJE'S SOCIALE TOESTMD. LEIDSCB DAGBLAD PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maandenƒ3.00. Franco per post„3.85. Afzonderlyke Nommen0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVEBXENTIEN. J -> Voor lederen regelƒ0.16. Gróötere letters naar de plaatsmimte die tij beslaan. STADS-BERICHTEN. BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN LEIDEN, Gezien de circulaire van den Commissaris des Ko- nings in deze provincie, van den 4den October 1872, A n°. 7246 (4e afd, Provinciaalblad N°. 81,) strek kende om bekend te worden met het getal Fransche onderdanen, die thana in deze provincie zijn ge vestigd; Eoodigen bij deze alle zoodanige personen, welke binnen deze gemeente wonen of bun gewoon verblijf hebben, uit, daarvan vóór of op 14 Octobei' aanst. ter Gemeente Secretarie (afd. Burgerlijke Stand), schrif telijk opgave te doen, met vermelding van den bur gerlijken staat en den ouderdom, of wol zich daar te dien einde persoonlijk te vervoegen. Burgemeester en Wethouders voornoemd, v. n. BRANDELER, Burgemeester. E. KIST, Secretaris. Lbiden, 10 October 1872. Lelden, ÏO October. Naar men verneemt zou de Leidsche vertegen woordiger in de Tweede Kamer der Staten- Geueraal, baron Taets van Amerongen, tegen de dotatiewet zijn stem hebben uitgebracht, niet omdat hij meende te kunnen ontkennen, dat de groote staatsman Mr. J. R. Thorliecke, zich jegens Vorst en Vaderland heeft verdienstelijk gemaakt, maar veeleer uit eene edele, niet genoeg te waardeeren zelfopoffering. In den laatsten tijd namelijk zelf aan eene hardnekkige ziekte lijdende, zouden eenigen zijner vrienden hein hebben voorgespiegeld, dat eene dotatie, als die aan de kinderen van Thorbecke, ook wel het deel zoude kunnen worden van erfgenamen van volksvertegenwoordigers, wier verdiensten als leden der Kamer gedurende een -geruimen tijd schitterend zouden hebben uitge blonken en zou de baron Taets van Amerongen tegen de dotatie-Thorbecke hebben gestemd, al léén om niet tot de vestiging van een zoodanig precedent mede te werkeD, ook als ware het dat daardoor zijn eigen kans op de verwerving van een dergelijk nationaal gedenkteeken mer kelijk zou worden verminderd. Men ziet het, hoe de edelste bedoelingen dik werf worden miskend en hoe men, onbekend •met 's menschen drijfveeren, onwillekeurig vaak komt tot een onjuiste voorstelling zijner hande lingen Daar hebben wij 't al! De conservatieve leden der Kamer, die bij het debat over de dotatiewet alwezig gebleven, door het Haagsche Dagblad wer den gefêteerd, omdat zij niet wilden medewei ken tot dien onteerenden maatregel, beginnen reeds voor de hun uitgereikte getuigschriften met „gou den letteren" te bedanken 1 Is dét nu't loon voor al het razen en tieren van het hoofdorgaan der ultramontaneii eD conservatieven De heer van Naamen van Eemnes waagt het heden aan het Dagblad te verklaren dat de hem teegedachte loffelijke vermelding niet door hem wordt aangenomen, omdat hij, tot zijn leedwezen, verhinderd werd vroegtijdig genoeg in de Kanier tegenwoordig te zijn, om zijn goedkeurende stem aan de dotatiewet te schenken. Helaas nn heeft zich het Dagblad ook al in den heer van Naamen vergist; ook hij behoort dns onder de „serviele" dienaren, die het wagen Thorbecke's diensten aan den Lande en den Ko ning bewezen te erkennen Zijn naam wordt, van heden af, geschrapt uit de rij der met gulden letteren opgeteekende ge trouwen van het Haagsche Dagblad Wij wenschen den heer van Naamen troost toe om den slag, die hem treft, uiet gelatenheid te kunnen dragen De heer Bredius heeft eene nadere wijziging in zijn bekend amendement op 't wetsontwerp tot vaststelling van het O. I. tarief gebracht, hetwelk strekt om tot Januari 1880 slechts van weinige artikelen (azijn, bier, buskruit,-gambier, gedistilleerd, mineraalwater, opium, speelkaarten, tabak en wijn) nog invoerrechten op Java te hef fen en daarna alle rechten af te schaffen. Wijders stelt hij voor een uitvoerrecht op suiker a f 1 de 100 kilogrammen. Volgens zijne berekening zou de opbrengst bij aanneming zijner amendementen f 4.047,556 bedragen. Door de heeren K. de Jong en Gratama is voorgesteld om de post manufacturen, lijnwaden en stoffen aldus te lezen „Manufacturen, lijnwaden en stoffen: van ka toen, ruw, wit of gebleekt, geverfd of gedrukt, van zijde, van wol, van hennep, vlas en werk, linten en band, passemeDtwerk en alle audere niet afzonderlijk genoemd: a. met bewijzen van Nederlandschen oorsprong of bewerking 6 pCt, b. andere: tot en uiet 1877, 10 pCt. na welk tijd vak een gelijk recht van 6 pCt. zal worden toe gepast," zijnde dus eene differentie bij invoer ad 4tot uit0. 1S77. Door de regeeriog is nader voorgedragen om het artikel stroop, siropen uit vruchten, niet met gedistilleerd samengesteld, bij invoer te belasten met 15 de 100 tlesschen. De Minister van Financiëu heeft ingediend eeD wets-ontwerp tot regeling der bestemming van liet onuitgekeerd gebleveu gedeelte der bijdragen van Nederlandsch-Indië aau de middelen tot dek king van 's Rijks uitgaven over de diensten 1868 en 1869 en van het batig slot der algemeeue re kening wegens de StaatsontvaDgslen en uitgaven over den dienst 1869. Het staat in nauw verband met het reeds ingediende ontwerp van den Mi- Dister vun Koloniën. De strekking van eerstge noemd ontwerp blijkt uit de volgende artt. „Art. 1. Uit de som van 5.497.240.61, bij hoofdstuk I der begrooting van Ned.-ludië voor den dienst 1872, nader beschikbaar gesteld tot voldoening van het ouuitgekéerd gebleven gedeelte der bij dragen van Ned.-lndië aan de middelen tot dek king van 's Rijks uitgaven voor de diensten 1868 en 1869, worden gedekt de nadeelige sloten der algemeeue rekeningen wegens de Stantsontvang- sten en uitgaven over de diensten 1868 en 1870. Wat daarna van die som overblijft wordt toege voegd aan de middelen bij art. 1 der wet van 31 December 1870 (Slbl. N°. 233) aangewezen tot goedmaking van de uitgaven, begrepen in de Staatsbegrooting voor den dienst 1871. Art. 2. Het batig slot der algemeene rekening wegens de Staatsontvangsten en uitgaven over den dienst 1869, ten bedrage van f 1.832.463.83, wordt toegevoegd aan de middelen bij art. 1 der wet van 31 December 1870 aangewezen tot goed making van de uitgaven, begrepen in de Staats begrooting voor den dienst 1871." Bij circulaire van den 8steD dezer heeft de Com missaris des Konings in de provincie Zuid-Holland aan de gemeentebesturen der provincie te kennen gegeven dat ter voorkoming van verdere uitbrei-j ding der longziekte onder het rundvee, het van liet grootste belang is, dat zooveel mogelijk voorde gewaakt tegen het gevaar, ontstaande uit het' brengen van verdacht vee op de stallen. Afzon dering van verdacht vee van het gezonde op de stallen heeft veelal op onvoldoende wijze plaats 't is dus te vreezen dat de ziekte gedurende den aanstaanden winter zal toenemen, teD ware alle verdachte koppels voor dien tijd worden ingeënt. Daarom acht hij het noodzakelijk dat het vervoer van verdachte runderen van de weide naar den stal, 't welk volgens de eerste zinsnede van art. 21 der wet van 20 Juli 1870 (Stbl. n°. 131) is verboden, maar volgens de tweede zinsnede van dat art. door den burgemeester kan worden toe gestaan, wanneer het noodzakelijk is, den district veearts of z(jn plaatsvervanger gehoord, onder de door dezen aan te wijzen voorzorgsmaatregelen alleen worde toegelaten, onder voorwaarde dat _aan den burgemeester eene verklaring worde overgelegd van een geëxamineerd veearts, inhou dende dat de geheele koppel van den eigenaar .van het verdacht vee, zoowel het verdachte als het niet verdachte is ingeënt. Zonder zoodanige verklaring geve de burgemeester in geen geval vergunning tot vervoer Daar deo stal. Namens den Minister van Binnenl. Zaken heeft de Com missaris verzocht deze voorschriften zorgvuldig na te leven, en door waakzaam toezicht vóór en ua de opstalling, vervoer zonder vergunning op de genoemde voorwaarde te vuorkomeu, of, zoo het heeft plaats gehad, met de meeste gestreng heid te vervolgen. De Minister van Marine heeft aan de Tweede Kamer een zeer uitvoerige nota ingezonden, strek kende in antwoord op het Verslag der Commissie uit die Kamer omtrent het Regeeringsverslag nopens de maatregelen, bij de zeemacht genomen tot handhaving onzer neutraliteit in den zomer van 1870. AaD Dijkgraaf en Heemraden van het Hoog heemraadschap Rijnland wordt door ingelanden een adres gericht, waarin zij opmerkzaam maken op den onhoudbaren toestand, waarin de boezem stand van Rijnlaud thans verkeert, en op de on berekenbare schade daardoor veroorzaakt, niet alleen aan landbouwers, bloemisten enz., maar aan ieder opgezetene. De laatste hooge boezemstand heeft aangetoond, dat na de afsluiting van het IJ de toestand veel on gunstiger is geworden. Bij het ou voldoende ver mogen der stoomgemalen van Halfweg, Spaarn- dam en Gouda, en het verlies der voordeelige sluisgangen op het IJ, is meer dan ooit noodza kelijk, dat het evenwicht hersteld worde. Vermits het bekend is, dat reeds sinds geruimen tijd een onderzoek van deskundigen door bet College van Dijkgraaf en Heemraden werd ingesteld, om te rapporteeren over de zoo noodige vermeerdering van uiaalvermogen, verzoeken de adressanten de daarstelling der vereischte stoomwerktuigen toch niet langer uit te stellen. Gisteren zijn te 's-Graveühage voor het lager onderwijs geëxamineerd" IT caudidaten voor de acte van hoofdonderwijzer, waarvan zich l onder het examen terugtrok. Afgewezen zijn 7; toege laten 9, zijnde de heeren: J. C. van Balen, S. van B. de Boer, H. W. Bosman, Th, van Dijk, P. Kur- kershoek, J. van der Lof, J. van Ommeren, VV. F. Oostveen en H. de Vrijer. Door den heer P. Couwenburg Burgerhoudt, overleden te Zoeterwoude, is aan de diaconie- armen der Ned. Herv. gemeente te Scbiedam ge legateerd de som van f 5000, vrij van successie recht. De uitgevers de erven J. J. Tijl te Zwolle heb ben een verhaal uit de Betuwe in het licht ge geven, getiteld: Dientje van 't Veer, door den heer J. E. Slingervoet Ramondt verteld. Ons publiek is op het stuk vaD Betuwsche novellen te veel goeds gewoon, dan dat we een onverdienstelijk werkje zouden durven aanbeve len. Doch het verhaal van den heer RamoDdt is allerliefst: het heeft de groote verdiensten van in een keurigen vorm gedrukt en in een nog schoouer geest geschreven te zijuboeiend en waar. Wij hopen dan ook dat de oplage spoedig uit verkocht en eeD tweede noodig zal zijn; temeer daar de opbrengst van het boekje voor een lief- .dadig doel voor de noodlijdenden door over strooming in de provincie Ferrara (Italië) is bestemd en dus, door een ruim debiet, twee goede zaken worden verricht: dat de verdiensten van een goed novellist erkend en de nood van talrijke hulpbehoevèndon gelenigd worden zal. Volgens het N. Bat, Handelsblad(1) zal de heer Cd. Busken Huet nu weder met het einde van dit jaar ophouden redacteur van den Java-Bode te zijn. Volgens een nieuw gerucht zou hij daarna voor eigen rekening een dagblad uitgeven, zoodat er dan te Batavia vier dagelijks verschijnende bladeQ zullen zijn. (Standaard.) Aan de te Feijenoord voor het Departement van Koloniën in aanbouw zijnde raderstoomboot is de naam van Celebes gegeven, terwijl Zr. Ms. monitor de Haai tot herstel der schade buiten dienst zal worden gesteld. tJIT HET ENGELSCH. Vervolg.) Wat is dan eigenlijk de graad van eenheid die het land bezit, iu hoe onvoldoenden vorm dan ook? Hierop is het antwoordde werking van twee lichamen: het Leger en de Kerk. In vroege- ren tijd zouden wij de Kerk het eerst genoemd hebben, maar de Kerk is niet meer wat zij ge weest is, terwijl daarentegen bet leger meer in vloed beeft dan ooit. Bet leger houdt de maatschappij bijeen en bindt he oneenige en ongelijkslachtige provinciën als met den gordel van het zwaard aan elkander. Bet opperbestuur van Spanje, zoowel algemeen als locaal, is altijd militair. Elk gewest wordt beheerd door eeD kapitein-generaal met een staf, ouder wien een tweede hoofd is, segundo cabo, en deze ambtenaar is de werkelijke meester,1 de superieur, zelfs van den civieleu gouverneur, die verondersteld wordt het beheer te hebben over de burgerlijke zaken. Na verscheidene jaren in Spanje gewoond te hebbeD, kunnen wij nog niet bepaald omschrijven wat een kapitein-generaal al niet kan doen. Hij kan bijv. de gemeenteraads verkiezingen in een groote stad geheel op zijde stellen en den aftredendeu raad (Ayuntamiento) doen aanblijven, als dat met zijne politieke be doeling beter overeenkomt. Hij kan zijne troepen legeren waar het hem behaagt, en ze inkwartieren waar hij wil. Hij kau elke courant verbieden. Hij mag iedereen arresteeren en in de gevangenis werpen (deze macht heeft ook de civiele gouver neur) alleen op vermoedens, en hem later, op zijn gemak, voor den rechter brengen. Deze dingen gebeuren somtijds met een staat van beleg als voorwendsel, doch dikwijls ook zonder dat, en zij gebeuren onder de constitutie, die door de om wenteling van 1868 is in het leven geroepen en die gerekend wordt den Spanjaarden de meest onvervreemdbare rechten van den meUsch te waarborgen. In zeker opzicht is Spanje in het wezen der zaak altijd Ouder de krijgswet. Elk ministerie, van welke kleur ook, heeft steeds een militair tot hoofd. Ndtuurlgk is' derhalve in Spanje het leger êéne politieke carrière. De'militaire stand is aldaar wat het openbare en parlemeutair leven in Engeland zijn, de gewone weg om vooruit te komen en invloed uit te oefenen op de politiek van het land. De tegenwoordige koning heeft zich, zegt men, den staat van dienst doen voorleggen van iederen officier in het leger. Deze verzameling moet zeer leerrijk zijn. Eenige oplettendheid op datums zal Zijne Majesteit iu staat stellen, bekend te worden met de staatkundige gevoelens van ieder officier van eenig aanbelang in den dienst. Iedere pro motie zal bevonden worden, wat den datum aan gaat, overeen te stemmen met den datum van een of ander pronunciamento, opstand of revolutie. Er zijn officieren, van vi'ie elke streep op de mouweb, of elke nestel of ster op de epauletten, de ver tegenwoordiger is van eene gelukkig geslaagde samenzwering van de eene of aodere soort, of somtijds van het verradeD eener samenzwering, dat nog erger is. Wat dan ook ooit in Spanje veranderd is, dit militarismo verandert nooit. En, wij kunneD er bijvoegen, zonder'met dit sarcasme iemand te willen kwetseo, dat orde bewaren eD eene richting aan de politiek geven in het land zélf, de e'èuige Europeëscbe laak is die een Spaansch leger, heden tén dage, nog kan volvoe ren. Eene mttcht Van zoowat tachtig duizend mao, met officieren en wapenen, zooals het Spaansche leger heeft, zou zich nooit in een worstelstrijd kunnen wagen, zooals in den vorigen zomer (1870) twee reuzenmachten ons te aanschouwen gaven. Geen enkel SpaaDsch generaal heeft den werke- lijken oorlog gezien, zooals die in de Kriin of die van 1870. Het brengt altijd den opmerkzamen vreemdeling in verbazing vooreerst hoe zij aan al die decoraties komen en ten aödere hoe ze geld hebben om er voor te betalen. Wanneer echter een leger een zoo beslis- senden invloed in het binnenland uitoefent, als het Spaansche ieger, dan wordt het van belang, om zijne samenstelling teleeren kenpen. Diesauien - stelling is minder aristocratisch dan voorheen. De hoogste adel die met gedekten hoofde voor den KooiDg verscheen, heeft reeds lang dezen tak van den openbaren dienst verlateD, en is daarin door minder aanzienlijken gevolgd. Dit is mis schien geen groot verlies, maar toch is het gevolg daarvan geweest, dat het maatschappelijk gehalte van het corps officier e u daardoor zeer verminderd is. De beste officieren ia alle opzichten zijn die der artillerie en genie. Zij genieten eene strenge bpleiding op hunne academiën, waartoe zij, na 'daarniede in verband staande scholeD te hebben bezocht, overgaaD, en waar zij worden toegela ten, alleen op aanbeveling van de kroon. De cavalerie heeft ook eene academie, maar in dit

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1872 | | pagina 1