Woensdag A*. 1872. 14 Augustus. SCHETSEN DIT BN&BLAND. N0. 3838. STADS-BERICHTEN. I (140). ONTWIKKELING VAN SURINAME. 1 DAGBLAD PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maandenƒ8.00. Franco per post8,86. Afzonderlek© Nommera0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DBR ADVEKTENTIKN Voor Meren regel/"0.15. Groótere lettere neer de pleeternimte die eg beslaan. 'ATEiWXBLiADEPIï. Dp BURGEMEESTER, Hoofd van het Gemeen tebestuur van Leiden, doet te weten, dat de inge vuld^ patentbladen over het dienstjaar 1872 en 1873, voor de Wijken 1, 2, 3 en 4, bij het College van Zetters, in eene der vertrekken van het Raadhuis deze* gemeente, verkrijgbaar zijn, dagelijks, met uit sondering van den Zondag, van des namiddags twaalf tot^jiuee uren, en wel tot en met den 17den Augus tus eerstkomende, terwijl, na het verstrijken van dien tijd, de onafgehaalde Patentbladen van die Wijken, ,aan ;de deurwaarders der directe belastingen alhier ter uitreiking moeten worden afgegeven, die, voor hunne moeite, mogen eischen tien cents, zonder meer. En wordt deze door plaatsing in de Leidsche Cou rant1 afgekondigd. De Burgemeester voornoemd, STOFFELS, Wefch., loco Burgem. Leiden, 7 Augustus 1872. B Vergadering van den Gemeenteraad van Leiden, op Donderdag den 15den Augustus 1872, 's namid dags te twee uren. Onderwerpen 1®. Benoeming van eenen hulponderwijzer aan de openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs der 1ste klasse, voor jongens. (131). 2°. Benoeming van eenen hulponderwijzer aan de I openbare lagere school n°. 1 voor minvermo- genden. (137). -3Q. Benoeming van twee leden van de Commissie voor het Academisch Ziekenhuis. (139). 4°. Voordracht van personen ter benoeming van leden voor het college van zetters van 's Rijks directe belastingen. (152). I 5°, Verzoek van J. van Lith, ter bekoming van gemeentegrond buiten de voormalige Wittepoort, ten einde daarop vier woonhuizen te bouwen. 6°. Voordracht tot het verleenen van een crediet van f 3000 aan de Raadscommissie in zake den aanvoer en de verstrekking van duinwater. (141). 7®. Verzoek van P. Kolderman, om vergunning tot - het leggen van eene stoep. (142). 8°, Voordracht tot vergrooting van de bewaar scholen in de Scheistraat en de Groenesteeg. (144). 9°. Voordracht tot oprichting van een tapgebouw ten behoeve van het in een gedeelte aer ge- I meente toegepast Liernurstelsel. (145). 10°. Twee staten van af- en overschrijving op de gemeentebegrooting, dienst 1872. (146 en 147). 11°. Voordracht betrekkelijk de aanstelling van eenen leeraar in de staatswetenschappen enz. aan de Hoogere Burgerschool. (158). 12°. Rekening van ontvangst en uitgaaf der ge meente over 1871. (143). 13°, Rekeningen over 1871 van: a. de Vereenigde Gast- en Leprooshuizen; b. de Gemeente-Apotheek - c. het H. G. of Arme Wees- en Kinderhuis; d. Vrouwen-Kraammoeders. (149, 150 en 151). Meiaar» en Slruizen in de Surinaamiche quaestie, door Armerinus. Leiden, P. Somerwil, 1872. Men heeft in dit vlugschrift met eeu vraagstuk te doen, dat niet nieuw is. De debatten in de Stateu-Generaal sedert de vrijverklaring der slaven, in verband met de middelen tot bevorde ring van den invoer van vrije arbeiders in de kolonie Suriname, die in de Koloniale Staten, de gedachtewisselingen over de beste middelen tot de ontwikkeling en vermeerdering van de hulp bronnen dezer kolonie bij het aanbreken van het tijdstip waarop het staatstoezicht eindigt, over de toekomstige verhouding van dit gewest tot het moederland, zijD daar om aan te toonen hoe veel zijdig deze quaestie eeu onderwerp van behan deling heeft uitgemaakt eu boe zij vooreerst nog niet van het tooneel der bespiegeling en beschouwing zal verdwijnen. Daarvoor zorgen trouwens ook zij, die reeds in vele brochures van hun warui hart voor de belangen van Suriname de treffendste blijken hebben geleverd. En dezen zijn voor geen gerucht vervaard; zij deinzen voor niets terug waar 't geldt het bepleiten van 't wel van dit „moderne Colchis," van dit „juweel van ongekende waarde, maar dat nog moet geslepen worden" Of dezen op den goeden weg zijn? Ons dunkt van neen, waar zij, gelijk Amerinu», met schrome lijke overdrijving uitsluitend heil zoeken ter be reiking van het op zich zelf loffelijk doel in kolo nisatie op de meest uitgebreide schaal door Staats- tusschenkomst. Eensdeels omdat wij tegeu dit laatste middel, zooals Schr. dit begeert, bezwaar zien, eu ons overtuigd houden dat, al wordt er met des schrijvers wenschen, waariu hij ontegenzeggelijk niet alleeu staat, rekening ge houden, teleurstelling, bittere teleurstelling in de plaats van de hooge verwachtingen en hoog op- gesohroefde zegeningen zal treden. Anderdeels om dat Schr. zicb ook ten opzichte der zucht in ons land om naar Suriname te expatrieeren, verkeerde denkbeeldeu vormt en daarbij de wetten die het maatschappelijk leven beheerschen voorbijziet. Bet is juist deze zijde van de quaestie, d. w. z. iu zoover Armerinus Suriname wenscht te verheffen tot een palliatief ter bestrijding der armoede eu elleude in 't moederland, tot opheffing van het sociale vraagstuk, welke wij aau de hand der bruchure ouder de oogen onzer lezers weuschen to brengen. Hetgeen voor den inwendigen toestand Suri name kan gedaan eu hetgeen in dit gewest zelf kan verricht worden, kunnen wij voor het oogen- blik laten rusteu. Dat er vele administratieve hervormingen, vooral ter verbetering der geld middelen, wenschelijk en werkkrachten noodig zijn is algemeen erkend, en voor het overige zal men eerst de resultaten dieuen waar te nemen van de immigratie-wet. Des schrijvers partijtrekken voor den „kleinen,' tegenover den „grooten landbouw" (plantage-stelsel) gaan we dus voorbij, evenzeer zijne beschouwin gen over de „immigratie-zaak." Ziehier nu ziju systeem dat wij voor onze lezers de revue wenscheu te doeu passeereu. De stand van zaken in Suriname is op dit oogenblik, zegt schr., geheel anders dan in Neder land. Hier overtreft het aanbod van verreweg de vraag naar arbeiders; iu Suriname daarentegen zijn de fabrikanten en bazen of juister de Suriname eu de opheffing van het pauperisme in Nederland, uitgegeven door eene vereeniging van Surinamers. Leidtn, P. Somkk- wil, 1872. „planters" afhankelijk en wel omdat er gebrek aau arbeiders bestaat. De negers verafschuwen het plantagewerk en zullen dit misschien geheel laten vareu zoodra 't staatstoezicht in 1873 heeft opgehouden. Daardoor zal het gebrek aau plantage arbeiders verbazend stijgen. Dit gebrek aan arbeiders is de sleepeude ziekte, de tering waaraan 't plantage-stelsel lijdt; in haar verloop ziju drie hoofdmomenten op te mer ken 1®. de afschaffing van den slavenhandel, in 't jaar 1808; 2'. de emancipatie der slaven in 1863; 3°. de opheffing van't Staatstoezicht in 1878. Immigratie van Elmineezen is voor de plantage- inaonen bet geneesmiddel, maar staat den zede lijken en maatschappelijken vooruitgang van Suri name in den wegbet zat een nieuwe remschoen worden voor de ontwikkeling van deze kolonie. Maar gebrek aau arbeiders heeft een meer actieven iDvloed dan immigratie, 't Eerste brengt direct kwaad voort, terwijl de tweede meer indirect werkt eu slechts 't goede de sociale verbetering tegenhoudt. Wij naderen du langzamerhand tot hetgeen schr. hiervoor in de plaats wenscht te stellen. Men kieze, zegt hij van twee kwaden 't minst kwstdeen voere bij wijze van concessie aan de planters immigranten aan, maar slechts zooveel als noodig zijD om de in werking zijnde plaulages aan den gang te houden, tot 't tijdstip dat de kolonisten producteu voor den uitvoer kun. uen leveren. Nu diene men tot juist begrip te weten dat de schr. op eene andere plaats iu 't begin der bro chure zich reeds voorstander verklaart van kolo nisatie door, ter opheffing van bet pauperisme in Nederland, de armen naar Suriname over te breu- gen eu huu aldaar laud in eigeDdom te geven, mits zoodanige kolonisatie op groote scbaal en met beleid uitgevoerd worde. Het boven omschre ven tijdstip, u.l. om voor 500 kolonisten't terrein als anderszins tot ontvangst geschikt te maken, stelt schr. op een jaar. Is 't een aantal vaD eenige beteekeDis, b.v. 10,000, dan 2 a 3 jaren. Waagt men nu de ongerijmde veronderstelling dat reeds in 1872 eene kolonisatie tot staud komt, dan nog eerst zou over 5 a 6 jaren de productie eene be vredigende hoeveelheid beloopen. Hooren wij nu wat schr. over de Europeesche kolonisatie alzoo in het midden breDgt. Geen mid. lei is beter, om Suriname maatschap pelijk te doeu vooruitgaan, dan kolonisatie Van Nederlanders en van Europeanen in 't algemeen. Als van zelf doet zich hier de vraag voor: Kan de Nederlander en de Europeaan in 't alge meen in de tropen arbeiden? In het breede zonder aarzelen en met algeheele verwerping van de bestaande verdenking dat het klimaat van Suriname slecht is, beantwoordt schr. deze vraag bevestigend. Kan hij bet even lang volhouden Die vraag heeft eveneens weinig beteekenis. De Eu ropeaan behoeft er als landbouwer zoo lang niet te werken; iu de helft van deu tijd en met de halve inspanning, waaraan hij gewoon is, kan hij er evenveel, zoo niet meer, produceeren dan in zijn vaderland. En 't dunkt schr. dat zulk eeu lotsverbetering niet te verwerpen is. Alleen aan de meerdere intensiteit der zonnestralen een nadeeligen invloed toe te schrijven is ongemoti veerd. Het is niet de warmte die in de tropen den Europeaan „enreveert," zooals men zegt. Veel eer moet men dit toeschrijven aan de ongebon den levenswijze die de Europeaan als een „con ditio sine qua nou" voor 't verblijf iu tropische tanden schijnt te beschouwen. Suriname is gezond en dus kau de Nederlander zonder zijn gezond heid te benadeelen in de tropen werkenmaar bij moet eerst eenigeu lijd aan 't klimaat ge wennen, en daarom in den beginne zich slechts bezighouden met gemakkelijken arbeid, b. v. vee teelt. De Nederlandsche landbouwer behoeft geen zwaren arbeid te verrichten. Het tegenwoordig streven van de industrie eu van den landbouw is immers: ondersteuning van dierlijke kracht door andere natuurkrachten. Eu de wetenschap is toch zoo ver gevorderd dat meu eeu groot deel van den zwaren veldarbeid kau doeu verrichten door stoomwerktuigen. Kuuneu zulke stoomwerktuigen voor landbouw ook uiet aau kolonisten tezamen behooren? Door associatie beeft men ten allen tijde veel tot stand gebracht en zou dit iu Suriname ook niet 't geval kunnen wezeu Als middel om 't pauperisme tegeu te gaau wor den kolonisatiën op groote scbaal door vele staat huishoudkundigen afgekeurd. Schr. is echter vau oordeel dat door de landverhuizing er eene betere verhouding zal ontstaan tussclien aanbod van en vraag naar werkkrachtende loonen zullen daar door stijgen en de voortbrenger zal in staat ge steld worden meer dan vroeger te verbruiken. Wanneer de ongelukkige verbruikers, die vau de armenbedeeliug leven of bedelaars worden, kolooiseeren en in een ander -land voortbrengers worden, moet dit ten goede komen aan de maat schappij. Hiermede is de schr. iD het hart der quaeslie in verband tot het sociale vraagstuk getreden. Uitvoerig tracht hij de hierboven aangehaalde principes uit een te zetten, toe te lichteu en na drukkelijk aau te dringen, om tot de slotsom te kouien dat om dadelijke bulp tegen de maat schappelijke kwaal aan te brengen, z. i. niets beter is dau landverhuizing, welke evenzeer als heilzaam tegen overbevolking is te beschouwen. Eene kolonisatie naar Suriname, zal zeslagen, moet door den Staat worden georganiseerd en ten uitvoer gebracht. Zij dient begonnen te wor den met handwerkslieden, boerenknechten, enz., die geeu kapitaal bezitten. De Slaat moet ze kosteloos overvaren en aan elk arbeidersgezin, dat wil kcloniseeren, daarenboven eeu stuk grond iu Suriname geven, benevens eeu voorschot vau ODgeveer f 1000, terug te betalen Da een zeker aantal jaren. Door eene kolonisatie van een paar honderd gezinnen wordt Suriname niet gebaat. Eerst na de vestigiug vau een vijf, zes duizend familiën 't geen in drie jaren kan plaats hebben naar het fransch van «X. T V/U sleep VII. Fabrieken en Werklieden. Vervolg.) Ongelukkigen met eeu afgedragen hoedje op pen baar vodden en haren glimlach heen en weerzij gaaD u voorbij, en men heeft wel 'ut op den loop te gaan als bij de nadering van een spook, van een verdoemde. Dm de tien minuten gaan wij een ander hol Binnen; bij den overgang uit de duisternis in de lege zaal, inet de gloeiende kachel, het gaslicht, dien vuilen troep angstige of gevaarlijke ma- gedaauteu verbeeldt meu zich aan den in- [ng der hel te zijn. Voorzeker, het afschuwelijke fin onreine is hier erger dan elders. VIII. De Engelsohe geeat, Mij dunkt, dat ik deu vorm begin te begrijpen vau eeu Engelscbeu geest, zoo verschillende van dien van een Frauschen. Komt er eeuig denk beeld van dien aard bij mij op, dan deel ik het mee aan twee of drie Eogelsche vrienden die gereisd hebben, onderwerp het aan hun oordeel, redeneereu wij er samen over, komt het verjuist of ontwikkeld uit de discussie te voorschijn eD schrijf ik bet den volgenden dag zoo maar op. Meu kan een Engelsch hoofd, zooals 't vau binnen is, vrij nauwkeurig vergelijken bij een Gids vau Murrayveel feiten en weinig denk beeldeu; eeu menigte nuttige en juiste inlichtin gen, kleine statistieke opgaven, een aantal cij fers, nauwkeurige eu uitvoerige kaarteD, korte en droge historische aaoteekeningen, zedekundige en nuttige raadgevingen bij wijze van vooriede, geen algemeene gezichtspunten, geene literarische versierselenhet is eenvoudig eeu verzameling van goede, geijkte documenten, een gemakkelijk memento om zich op reis alléén te redden. De Franschman wil bij elk geschrift en bij iedere zaak den aangeuamen vorm; de Engelschman kan zich met den nuttigen inhoud vergenoegen. De Franschman wil de deukbeelden op haar zelf en om haarzelf; de Engelschman beschouwt ze als werktuigen van mnemotechniek of voor zorg. De twee volgende feiten kunnen als voorbeeld dienen. Men vroeg den grooteu ingenieur Stephenson, hoe hij zijne machines had uitgevonden, en on der andere de locomotief. Hij antwoordde dat hij daartoe gekomen was door zicb zoo juist moge lijk voor te stellen en te begrijpende verschil lende stukken, hunne vormen, afmetingen, ver bindingen en mogelijke bewegingen, en de ge- heele reeks van veranderingen, die door de ver andering van één stuk, van ééne afmeting of vod één verbinding aan de werking van bet ge heel werd meegedeeld Zijn geest geleek dus op een werkplaats; de stukken waren er genum merd en vau étiquetten voorzien; bij nam ze, in zijne gedachten, beurtelings op, paste ze in elkaar, tiet ze in elkaar vatten en vond, al pro- beerende, de practische combinatie. Léon Foucault daarentegen zeide mij, dat, toen hij op zekeren dag een stelling der bespiegelende mechanica ge vonden had, die door Huyghens en Lagrange ver geten was, hij de gevolgen ervan was nagegaan, welke hem op het denkbeeld van zijn regnlater ge bracht hadden. Over het geheel begrijpt de Franschman door te classificeereu en het toepassen der dedactieve metbode, de Engelschman door inductie; door op letten en onthouden, dank zij de heldere en aan houdende voorstelling van een menigte persoon lijke feiten; door de eindelooze opstapeling der op zich zelf staande eu naast elkaar geplaatste bewijzen. Te dien opzichte is er in liet Leven van Sterling, door Carlyle, een brief die mij altijd getroffen heeft. Sterling is in de Antilleneen cycloon heeft het eiland verwoest, hij is ternauwernood eraan ODtkomen met zijne vrouw die in gezegende om standigheden verkeert; hij verhaalt de gebeurte nis aan zijne moeder. Houd iu 't oog dat de ver- haler een geletterd man, een dichter is, die eeu uitmuntende opvoeding heeft genoten en meester over zijn taal is. Maar in deze omstandigheid, zooals bij iedere andere, is de eerste behoefte van een Engelschman om aan anderen een nauwkeu rig, positief, graphisch denkbeeld mede te deelen. Zijne beschrijving is louter een statement of facts „Waarde moeder bijna al wat wij bezitten, Suzanne en ik, en zelfs het huis dat wij bewoon den, zijn plotseling te gronde gericht door eene bezoeking der Voorzienigheid, veel vreeselijker dan eenige waarvan ik ooit getuige was ge weest Toen Suzanne ooi acht uur uit haar

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1872 | | pagina 1