D
31 Juli.
■scr
s E V. -3826.
Gr
Woensdag
A°. 1872.
STADS-BERICHTEN.
"M
Feuilleton vau het „Leidseh
Dagblad".
SCHETSEN ÖIT ENGELAND.
ILMIISIH
DAGBLAD.
|0| PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leidea per 3 maandenƒ8.00.
HE Franco per post*8.85.
v Afzonderlijke 0.06.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS OER ADVERTENTIEN.
Voor todeien regel/"0.16.
Grootere letten nur de plaatsruimte die qj beslaan.
PAXEWTBL.ADEIV.
De BURGEMEESTER, Hoofd van het Gemeen-
Meebestuur van Heiden, doet te weten, dat de inge—
f ulde patentbladen over het dienstjaar 1872 en 1873,
1 oor de Wijken 1, 2, 3 en 4, bij het College van
te Letters, in eene der vertrekken van het Raadhuis
^zer geüieente, verkrijgbaar zijn, dagelijks, met uit-
mdering van den Zondag, van des namiddags twaalf
)t twee uren.
En wordt deze door plaatsing in de Leidtche Cuu-
int afgekondigd.
De Burgemeester voornoemd,
STOFFELS, Weth., 1. B.
Leiden, 30 Juli 1872.
Lelden. 30 Juli.
Dezer dagen werd Dr. C. Honig alhier zeer aun-
snaaui verrast. Het was 26 jaar geleden dat hij
ptrad als geneesheer van het fonds Boerbaave.
i .Is bewijs van hulde en erkentelijkheid ontviug
.ij van directeuren een prachtig, expresselijk voor
eze gelegenheid vervaardigd portret van Boer-
laave, dat met een zilveren lauwerkrans was
■ersierd, en een beker niet zilveren voet en dek-
iel. Van zijue medegeneesheeren ontving hij
prachtige cadeaux en zelfs de bode vereerde hem
een bokaal op zilveren voet. Wij hopen dat Dr.
Honig nog vele jaren de hulp en steun der lij'
dende menschheid zal zijn.
De gebroeders Dr. J. M. C. E. Ie Rütte te
s-Gravenhage en J. L. G. Ie Riitte te Leiden,
>ud officieren van-gezondheid van het O.-I. leger,
iijn door den Groothertog van Baden beuoemd
geworden tot ridders eerste klasse van de Orde
van den Zaliringer Leeuw, voor hun diensten te
Mannheim en Straatsburg bewezen, gedurende
ien oorlog van 187071.
Naar het Handeltblad verneemt heeft Mr. L. J,
Nepveu tot Ameyde, president der arrondisse-
ments-rechtbank te Groningen, aan Z. M. den
Koning ontslag uit zijne betrekking gevraagd.
L>e Ruhrorter Zeitung schrijft van 25 Juli: Heden-
namiddag werd het sterfelijke omhulsel van onzen
voortreffelijken medeburger d. N. ter aarde be
steld. Zelden zag men in onze stad zulk een tal
rijken eu indrukwekkeuden lijkstoet, die, meer
dan woorden kunnen zeggen, bewijzen gal' van
de buitengewone hoogachting en waardeering,
waarin de overledene zich verheugen mocht. De
.plechtigheid werd zooder geestelijken bijstand
voltrokken, want de katholieke geestelijkbeid al-
bier had deu overledene, die lid van de katho
lieke kerk was, de laatste kerkelijke eer ontzegd,
omdat hij bij zijn leven tolde vrijinetselaars-orde
had gehoord en in zijn stervensuur niet had kun
nen besluiten zich daarvan los te maken. Wij
willen hier het gedrag der geestelijkbeid niet
berispen, daar zij slechts de baar opgelegde bevelen
opvolgt, en houden voor beden ook de andere
gedachten, die bij ons opkwamen, voor ons, om
de verbeven gemoedsstemming niet te verstoren,
die zich van ons en allen die van de plechtigheid
getuigen waren heeft meester gemaakt.
Aan de Commissie der Algemeene Vergadering
van Typografische Vereeoigingen van 23 Juni II.,
is door de onderstaande firma's te Amsterdam,
de volgeude brief verzonden
„De ondergeteekenden, boekdrukkerspatroons
hier ter stede, hebben, onder dagteekening van
den 6den dezer, van u eene circulaire ontvangen,
waarin hun mededeeling wordt gedaan van een
viertal „punten", regelende de betrekking van
patroon en werkman, die zouden zijn vastgesteld
in overeenstemming met zekere voorstellen, uit
gegaan van sommige beeren patroons.
„De ondergeteekenden wenschen niet te onder
zoeken in hoeverre de bedoelde voorstellen van
sommige beeren patroons werkelijk aanleiding
hebben kunnen geven tot het formuleeren van
hetgeen men noemt „vastgestelde punten." Zij
nemen er echter nota van, dat uwe Commissie
hun geen voorttellen doet, maar eenvoudig mededeelt
welke punten door de Vergadering der Typogra
fische Vereenigingen van 23 Juni zijn „vastgesteld.''
„Uit uwe mededeeling blijkt, dat de Vergadering
voornoemd gemeend heeft te mogen ingrijpen in
de rechten van ieder patroon om zijne drukkerij
te besturen naar eigen oordeel, raadplegende zoo
wel het belang zijner werklieden als dat zijner
werkgevers en naar de mate zijner financieele
krachten.
„De ondergeteekenden nu verklaren eonstem-
mig, dat zij zulke inmenging in hunne zaken,
zulke beschikking over hunne middelen, zulke
voogdij over hunne maatschappelijke positie, niet
kunnen dulden, noch toelaten.
„Zij hebben niemand met de bevoegdheid be
kleed voorschriften uit te vaardigen, noch omtrent
bet getal uren dat er op hunne drukkerijen ge
werkt zal worden, noch omtrent het loon dat aan
hunne werklieden behoort te worden uitbetaald
en dat, naar ieder beseffen kan, zoo grootelijks
kan verschillen naar gelang van de bekwaam
heid en van den ijver der gezellen, terwijl het
vraagstuk tevens in geen geringe mate beheerscht
wordt door den aard van het uit te voeren werk.
„Wat verder den inhoud der „vastgestelde pun
ten" betreft, er kan te dezer plaatse niet getre
den worden in een uitvoerige beoordeeling van
de uitgebrachte eischen, maar de ondergeteeken
den willen toch niet verbergen, dat naar hun
aller overtuiging het beoogde doel door de opvoe
ring der loonen en vermindering der werkuren
geenszins zou worden bereikt.
„Verhooging der prijzen van af te leveren druk
werk, het onvermijdelijk gevolg van zoo buiten
gewone loonsverhooging, zou bepaaldelijk den lak
der nijverheid, waaraan patroons en gezellen zich
gewijd hebben, ten zeerste beoadeelen, ja deo
ondergang van sommige drukkerijen na zich
sleepen.
„Maar vooral willen de ondergeteekenden dit
hun protest tegen het tarief, dat men hun tracht
op te dringen, niet 9luiten, zonder hunne luide
afkeuring uit te spreken, dat men langs den inge
slagen weg het zeer achtenswaardig belang der ver
heffing van den werkman en verbetering zijner
maatschappelijke positie tracht te bevorderen;
terwijl ze de betuiging hieraan toevoegen dat ze
uwe Commissie eeu blijk van welwillendheid
meenen te geven, door de circulaire van 6 Juli
te beantwoorden, zonder in het minst te willen
erkennen, dat men in zaken als deze uit iemands
stilzwijgen tot zijne adhaesie zou kunnen besluiten.
{Was gel.) Gebroeders Binger, van Bonga Co.,
G. G. Brngman, J. Clausen, Ellerman Hoit-
sertia, Gebr. van Es, P. Groenendijk, A. Hoo-
genbooui, Nederlandsche Stoomdrukkerij H. de
Hoogh, Ipenbuur van Seldam, J. H. Laar
man, C. L. van Langenhuijsen, Gebr. Levisson
firma D. Proops, Loman, Kirberger van Keste-
ren, D. Los, Melzler Basting, de Erven H.
van Munster Zoon, M. J. Portielje, Roeloffzen
Hiibner, de Roe ver-K röber-Bakels, J. Ruij-
sendaal, C. A. Spin Zoon, F. S. van Staden,
H. E. Termeulen, van Tubergen Kruijsmul-
der, G. van Tyen Zonen, F. W. Vislaake,
J. Visser, J. Vita Israël firma J. B. de Mes-
quita, J. de Vries Zoon, M. F. C. Wester
man, P. C. Zweesaardt.
Was het voor elk, die belang stelt in de grootsche
ouderneming der maatschappij „Nederland," eene
verblijdende gebeurtenis, dat bet kolossale stoom
schip Conrad, na een hoogst voorspoedige uit- en
thuisreis in de vaderlandscbe haven het anker
vallen liet, ook de leden van 0119 Zoölogisch ge
nootschap mogen zich in deze blijde gebeurtenis
verheugen, nu de geachte gezagvoerder E. Oort,
ondanks zijne vele bemoeiingen aan eene derge
lijke snelle reis verbonden, zich bereid heeft ge
toond ook de wetenschap van dienst te willen
zijn. De fraaie verzameling levende voorwerpen,
door hem aau bet genootschap ten geschenke ge
geven, getuigt in dubbele mate van dit streven
Wij zijn in staat gesteld, eenige voorwerpen
te noemen, waarvan de gelukkige overkonist
deelswijs aan de versnelde reis, doch niet min
der aan de uitmuuteude verpleging te danken
is: eene zeer jonge oraug oetan, sirnia saytrus
een zwarte baviaan, cynocephalus uiger; eeu
uiuskuskat, viverra rasse; een edel valk, falco
peregrinus; eeu roode lourie, electus cardinalusj
een groene louri, electus intermedins. Bovendien
kwamen met deuzelfden bodem over, tweejobge
laugarm-apen, hylobates syndactylus, geschenk
van den heer F. Smith, administrateur bij genoemde
Maatschappij, en een bastaard muskusdier,
inoschus javanicus, door den heer E. J. Kerkho
ven te Sinagar bij Buitenzorg, aan het genoot
schap vereerd. {Hbld.)
Omtrent den brand in don artilleriekamp on
der Zeist meldt liet U. D. nog: Gisteren ochtend
te halftwaalf ontdekte een der aldaar gedeta
cheerde manschappen, dat in een ledigstaande
linnen tent brand was; deze nam, in weerwil
van de spoedige hulp van de aanwezige mineurs
onder luit. Drabbe, zoo spoedig toe, dat weldra
een lOtal tenten en een 25tal stroohutten in de
vlam stonden. Wanneer men in aanmerking neemt
dat de zon alles droog bad gemaakt eu dat de
middelen tot blussching uiterst gering waren,
daar men bet water uit de putten moest schep
pen, terwijl daarenboven van bet detachement
verscheidene manschappen vergunning hadden,
om zich uit de kamp te verwijderen, zou het
niet te verwonderen zijn geweest als alles ware
verbrand. Dadelijk na het ongeval, waarbij de
mineurs zich zoo uitstekend onder bevel van ge
noemden officier bebbeu gedragen, is men tot de
opruiming van het verbrande en weder in orde
brengen van nieuwe tenten eu hutten begonnen,
zoodat dit niet de minste vertraging in het lo
gies van de heden ontvangen art. troepen zal
geven. Men kent de oorzaak'van den brand niet
De op 11. Maandag plaats gehad hebbeude werk
staking der ketelmakers op de fabriek van de
heeren Christie, Nolet en de Kuijper te Schoon-
derloo is van korten duur geweest.
Reeds des Woensdags hebben die werklieden,
met uitzondering van hen, die den boekhouder
hebben mishandeld en tegen wie door de bevoegde
macht procesverbaal is opgemaakt, de werkzaam
heden op de gewone voorwaarden hervat.
Z. M. heeft benoemd bij het corps ing. min. en
sapp.: tot lsten luit., de 2de luits. J. W. N. Cro
mer en G. J. Collard, beiden van het corps, laatst-
gemetde op non-activiteit.
Bij het wapen der inf., tot 2den luit.bij het
3de reg. den kadet A. Lettink; bij het 4de reg.
de kadetten A. E. Roest van Limburg en J.J.P.
Bublman; bij het 5de reg. den kadet H. A. J. A.
Timmerman; bij het 6de reg. den kadet L. W.
van Hoek; bij het 7de reg. den kadet J. H. A-
de Balbian van Doorn; bij het 8ste reg. den ka
det G. A. Buhlmau
Bij het wapen der cav., tot 2den luitbij het
lste reg. buz. de kadettenC. J. Strick van Lin-
schoten, N. J. Erzeij, B. E. Onderwater en E. W.
van Beusekom; bij het 2de reg. huz. den kadet
F. N. Tihangz; bij het 3de reg. huz. de kadetten
H. F. D. Braains, L. G. baron van Boetzelaar eu
C. H. van der Mersch; bij het 4de reg. huz. den
kadet W. P. Boogaard.
Bij hot wapen der art, tot 2den luit.: bij het
reg. veld-art. de kadetten T. C. de Bordes en H.
van Hogendorp; bij het lste reg. vest. art. den
kadet W. A. R. F. L. Rovers; bij het 2de reg.
vest. art. de kadetten L. C. Dijxbooro, J. E. de
Man en M. J. Perk; bij het 3de reg. vest. art.
de kadetten W. A. Sodenkamp en B. E. van Tu
bergen.
Bij het corps ingenieurs, mineurs en sappeurs
tot 2den luit. de kadetten C. J. Snijders, P. de
Bruin, K. F. B. van Noubuijsen W. A. H. Weijler.
Allen herkomstig van de Kon. Mil. Academie.
De milicien-verlofgangers in deze provincie, die
op den 13den en 22sten Aug. e. k. onder de wape
nen moeten komen, behooren, voor zooverre zij
naak hét fransch van
U. T A I .V E.
VI.
"Wandelingen in Londen.
Vervolg.)
De rijken zijn niet minder ondernemend en
weerstandbiedend dan de armen. —Twee kleine
- jongens maken een boot los om alleen in zee
looit te steken. Bij hunne vermaken zijn zij ruw
en luidruchtig; zij plassen met bloote beenen in
j_i, de kreeken, en vangen er polypen, die zij aan
ai n een spit gestoken in de salon brengen.
Al4 heel jong leeren zij bokseD en oefeoen er
hft: 2 'D met handschoenen aan in tegenwoordig
heid van mama. De vader, die hen eens op school
komt bezoeken, doet onderzoek naar hunne vor-
deringeu: O! dat gaat nog al; ik kan er al
„drie afrossen, en Fred wel zes, mij daaronder
begrepen." Eeu ander, op een poney zoo groot
als een newfoundlander, wil een kleine rivier
overspringen, en zegt tot deu bediende, die hem
dit afraadt: „Mijn paard en ik kunnen zvvera-
„nien." B... zeide uiij, dat men hen als kind
telkens voor oogen houdt: „Gij moet een man
worden." Hun wordt ingeprent, dat zij niet schreien
moeteD, nooit eeuig teeken van zwakheid geven
mogen en bet er op aankomt om moedig, onder
nemend en beschermers van de zwakke sekse
te zijn. Een heel klein ventje zegt tot een
dame, die bang is voor een troep ossen: „Wees
niet bevreesd, kom maar achter mij staan."
Eeu ander, van zes jaar, op zijn langharigen Shet-
landschen poney, roept zijne zusters op het balkon
toe: „Hola, heil meisjes, als gij lust bebt een
toertje te paard op bet strand te doen, dan ben
ik uw man." Maar het liefst spot de kunstenaar
met de gulzigheid. Emily heeft alles aangeboden
om hem pleizier te doen, haar verfdoos, haar piauo,
haar boekeu, en bij grient: „Hi I hi! dat wil ik
„allemaal nietik wil vijgen hebben, of koek, of
„een groot stuk tofé, dat is mijn pleizier I"
Natuurlijk doet de teekenaar de physieke type
met de zedelijke overeenstemmen. Hij teekent
hen niet fijn, maar forsch en ruw, bovendien
overdrijft hij naar goeddunken hunne natuurlijke
dapperheid. Twee knapen op ezels willen een
sloot overspringen, waarvoor een heer te paard
aarzelt. Een snuiter van vijf jaar, met de handen
in zijn zakken, zegt tot zijn oom, een man als
een boom, die zich goed ingestopt heeft eo bang
is om naar huis te gaan wegens de nachtelijke
landloopers: „Oom Karei, als gij soms liever niet
„alleen gaat, dan wil ik u wel thuis brengen."
Neem van de caricatuur de al te scherp getee-
kende kanten af en de zaak zelve blijft over zoo
als de Engetschen haar zien of willen zien. Uit
die gegevens kan men, na de noodige wijzigingen,
zich de zaak voorstellen zooals zij is.
Van de bewijsstukken, die het temperament,
den aard en het karakter teekenen, liggen er vele
voor de hand. De meoschen uit de volksklasse,
vooral de boeren, matrozen, pachters en zelfs de
landbeeren zijn hier groot en dik; hun gebeele
uiterlijk vertoont ruwe stevigheid. Men kan zien
dat het hun trots is om zich goed te voeden.
Een oude landheer ziet er uit als een gemeét
varken, dat zich zijn grootvader tot model heeft
genomen. Nevens hem prijkt het portret van den
Engelscheo gezworenehij gaat Daar de zitting,
opgeblazen, vetgemest, na als een reus gegeten
te bebben, en ten overvloede vult zijne vroow
zijue zakken. De gezworenen toch inoeteu zitting
houden tot zij het eens zijn gewordenhet dieet
maakt hen eindelijk eenstemmig, want voor zulk
een maag is er Diets ergers dan het gevoel van
ledigheid. Een mijnwerkersfeest; daarbij zijn
de vechtpartijen het ware: de dochter komt er
met haar vader vandaan, die bij zoo'n schermut
seling zijn arm gebroken heeft en zegt tot haar
beminde, een stevigen knaap, om ook eens deu
een of ander af te ranselen. Twee matrozen
te Balaclava, groote en dikke vechtersbazen, breed
gerugd en goed doorvoed, gaan nederig naar hun
officier, terwijl de een vraagt: „Neem 't mij niet
„kwalijk, mijnheer, maar mogen John Grampus
„en ik een vrijen dag hebben, om aan wal op de
„soldaten te schieten." Maar de gewichtigste
persoon is het ideaal type van den EngelschmaD
John Buil, zooals hij als politiek caricatuur wordt
voorgesteld, hij is hun zelf gekozen vertegen
woordiger. In zijn portret, dat voor hen een ré
sumé is, vertoont zich het wezen en het keDmerk
van het nationale karakter. Als kind is bij een
dikke, stevige jongen van RubeDs of liever van
Jordaens en beeft daarbij het stuurscbe uitzicht
van een dog. Als volwassene lijkt hij op een
ossenkooper van vijftig jaar, breed geschouderd,
met ëcn buik die vooruitsteekt onder een opzich
tig vest, met kaplaarzen aaD, een lagefl hoed op,
een knuppel in dé hand; maar de ouderdom heeft