I0e8s MochteD gecommitteerden oit den Gemeente
blad naar aanleiding dezer mededeeling eene
ie,tadere samenspreking wenschen, dan zien wij
de"plgaarue eene uitnoodiging daartoe uwerzijds te
'de,;emoet.
vr<l Namens gecommitteerden uit den Kerkeraad,
H P. van KAATHOVEN.
Het eigenlijke punt in quaeslie werd in deze
nissive zelfs niet aangeroerd. Wilde men zeggen
vaibt de Kerkeraad van het subsidie geheel afzag,
eritf wel omgekeerd, dat meu daaraan meende te
3rpcjoeten vasthouden? Wij wisten het uietenvroe-
keten daarom nadere inlichtingen,
ïstit - II [Wordt vervolgd).
de
sci». INGEKOMEN STUKKEN.
wo.;1 li
rd. Leiden, 28 Juni 1872.
sele. Nadat in uwe vergadering van 21 Maart jl.
wns voorstel, om het lokaal voor de op te rich-
en tussclienschool voor jongeos en meisjes van
llez tot 9 jaar te plaatsen op het Dlein naast het
'iljtjosocomium Academicum op de Oude Vest, was
[Onderworpen, hebben wij een nader onderzoek iu-
'esteld naar een ander terrein, dat voor die school
'u aanmerking zoude kunnen komen. Bij dat
le [mderzoek en bij de overweging van de onder-
nd;icheidene vroeger reeds ter sprake gebrachte plan
nen zijn wij van het beginsel uitgegaan om, zoo
iet blijken mocht dat er, behalve de Groote Ruïne,
te'.eschikt terieiu gevonden kon worden, geen voor-
Drgltel te doen om een gedeelte van bedoeld plein
w voor het voorschreven doel te bestemmen, en eerst
dan zoodanig voorstel aan uwe beraadslagingen
te onderwerpen, wanneer wij tot de overtuigiug
izouden zijn gekomen dat het ondoenlijk was bui
tten de Ruïue eene geschikte plaats te kunnen
aanwijzen.
Wij waren namelijk van oordeel dat uiet dan
lijiiu de uiterste noodzakelijkheid reeds thans tot
rjm.eene gedeeltelijke bebouwing van de Ruïne moest
worden overgegaan.
uu' Vooreerst toch is het, onzes inziens, weusche-
tunlijk dat het derde akademische eeuwleest, in het
ntrjaar 1875 te vieren, worde afgewacht, op welk
tijdstip de regeermg, naar wij hopen, dit terrein
wellicht zal we..schen te gebruiken, tin einde
blii'een blijk te geven van hare sympathie voor de
dtLeidsche hoogeschool, en vervolgens komt ons
eene gedeeltelijke verbouwing met raadzaam voor,
alvorens een vast plan van bebouwing is ont-
^■worpen en vastgesteld.
;vn Wij hebben derhalve in de eerste plaats onze
aandacht opnieuw gevestigd op de reeds vroe
ger besproken plannen, waaromtrent de plaaise-
lijke schoolcommissie haar gevoelen reeds had
;el. medegedeeld, alvorens ons bovenvermeld voorstel
sll aan uwe vergadering werd ingediend. Ten ge
volge van het nader ingesteld onderzoek is het
m ons gebleken dat, uu het door ons college het
de meest gewenschte plan door uwe vergadering
was verworpen, het eerst in aanmerking moest
kouien het terrein op den Vest wal tusscheu de
Cellebroêrsgracht en den Vliet. Op dit terrein
werd reeds in de raadsvergadering van 21 Maart
jl. de aandacht gevestigd door een uwer leden,
die het toen als bij uitnemendheid geschikt voor
de plaatsing van de bedoelde school aanbeval en
r jde door ons daartegen in het betrekkelijk lap-
port aangevoerde bezwaren als van minder ge
wicht beschouwde. Uie bezwaren bestonden voor-
:u namelijk in de ligging van hel terrein en in de
kosten benoodigd voor aanplemping van den grond
en fuudeering.
Hoezeer onze overtuiging sedert niet is Veran
derd dat deze bedenkingen met van gewicht ont-
bloot zijn, zoo aarzelen wij evenwel uiet om uwe
vergadering, bij gebreke van beter, thans deze
plaats voor te stellen. Te meer hebben wij ge
meend daartoe te moeten overgaan, nu sedert eem-
gen tijd bij ons in overweging is een plan tot dem-
T ping van de (Jellebroérsgraclit, waaromtrent later
een voorstel aan uwe beraadslagingen zal worden
onderworpen. Mocht zoodamg voorstel de goedkeu-
''4 ruig van uwe vergadering wegdragen, dan zoude
m het aangewezen gedeelte van den Vest wal voorzeker
voor do plaatsing van net schoollokaal meer ge
schikt wordeu, omdat alsdan de toegang daarheeu
i aanmerkelijk zoude verbetereu.
F Wel zal het bezwaar blijven bestaan dat het
terrein is gelegen aan het uiteinde der stad, hei-
10 geen wij steeds minder wenschelijk blijven achten
bt voor eene tussclienschool, die door kindereo uit
iet de geheeie stad wordt bezocht, doch men houde
daarbij in het oog dal hel niet verre is verwijderd
u van de Ruïne, welk plein juist op grond van zijne
ligging voor de stichting van de bedoelde school
oi is aangeprezen geworden.
j Hij de plaatselijke schoolcommissie bestoudeu
overigens, blijkens het vroeger door haar ter zake
uitgebracht rapport, tegen het thans voorgesteld
11 plan geeue overwegende bezwaren.
Wat eindelijk de kosieu betrelt, merken wij
nog op dat voor de plaatsing der school op den
11 Vestwal het voor de oprichting van eeue vóórhe
lt reidende school uitgetrokken bedrag vau /17,00b,
volgens raming met eene som van minstens drie
duizend gulden zoude moeten wordeu verhoogd,
0 wegens de benoodigde aanplemping van grond en
f de daaruit voortspruitende fuudeering.
ill Een schetsontwerp van eene op bedoeld terrein
te bouwen school wordt hiernevens overgelegd.
Aan den Gemeenteraad.
Burgemeester eu Wethouders, enz.
J Lelden, 24 Juni 1872.
er| De Commissie van Fabricage heeft aan ons
college een rapport uitgebracht aangaande de
kosten die het gevolg zijn van de toepassing van
n! het Liernurstelstelsel in een gedeelte deze gemeen-
;elte, uit welk rapport blijkt dat de uitgaveu, ge
daan door de aannemers vaD het werk, de aan-
nemingssom van 19500 met een niet onaanzieu
li lijk bedrag hebben overschreden, en dat ter ue-
strijdmg der kosten van ingenieurs-arbeid vereischt
wordt een bedrag van f 3854.15, terwijl daarvoor
slechls eene som van f 2500 was geraamd.
T Gelijk bekend is, waren de kosten van het ge
heeie plan tot het nemen der proel, waartoe in
het jaar 1870 werd besloten, begroot op f 22000.
De Commissie van Fabricage stelt thans voor,
wat betrelt de door de aannemers gedane meer
dere uitgaven dan waarop zij gerekend hadden,
oui aan dezen van wege de gemeente tegeuioet-
j. kouuug ie verleeuen, en de gronden door haar
voor die meemug aangevoerd, komen ons college,
na aandachtige overweging der zaak, alleszins
gewichtig genoeg voor om u aan te raden dien
overeenkomstig te besluiten. In het rapport wordt
aangetoond dat de begrooting van het werk is
opgemaakt naar eene uit den aard der zaak min
der voldoende opneming van den plaatselijken
toestand, tengevolge waarvan het bij de uitvoe
ring van het werk bleek dat in velerlei opzicht
inoeielijkheden zich voordeden, die met hadden
kunnen worden voorzien en die alleen door het
maken van meerdere kosten kouden worden be
streden en uit den weg geruimd. In het rapport
wordt berekend dat die meerdere kosteD, een ge
volg van de mindere bekendheid van hetgeen
voor de uitvoering werd vereischt, hebben bedra
gen de som van 2904, en daarvan aftrekkende
een bedrag van f 1400, hetwelk in de oorspron
kelijke begrooting voor onvoorziens was geraamd,
komt de commissie tot de conclusie dal op de
aanuemiugssom zich een werkelijk tekort voor
doet van f 1504.
Zij stelt daarom voor om aan de aannemers
toe te kennen eene som van 150-1-, als tegemoet
koming in de schade door hen geleden en hen
tevens te ontlielïeu vau de boeten door hen ten
gevolge vau te late oplevering verschuldigd.
Reeds boven hebben wij verklaard dat wij na
gezette overweging tot de overtuiging zijn geko
men, dat de billijkheid vordert dat den aannemer
schadevergoeding worde verleend. In de eerste
plaats zijn wij tot deze overtuiging geleid door
het geheel nieuwe der zaak, zoodat het ondoenlijk
was met eenige zekerheid de kosten te berekeneu,
cn men, ten einde slechts eenigermate tegen even-
tueele schade en groote teleurstellingen gedekt
te zijn, een buitensporig hoog bedrag voor on
voorziene uitgaven in rekening zoude hebben
moeten brengen.
De door de Commissie van F abricage vermelde
en toegelichte uitgaveu tooneu dan ook ten dui
delijkste aan, dal daarop Diet wel in het onder-
werpelijk geval had kunnen worden gerekend.
In de tweede en voornaamste plaats wijzen
wij er u op dat de aannemers er niet dan noode
toe gebracht zijn geworden de uitvoering vau het
werk op zich te nemen, en dat het gemeente
bestuur zich in alle opzichten meende te moeten
verheugen soliede en bekende personen te heb
ben gevonden, die zich daarmede wilden belasten.
Wel hebben de aannemers in het aangegaan
contract van aanbesteding verklaard, dat onder
de voorwaarden was begrepen al wat onvoorziens
gedurende de uitvoering van het werk voorziening
mocht vereischeu en was de opneming van deze
clausule in het contract mede een motief om het
werk aau de tegenwoordige aannemers te gun
nen, zoodat men op grond daarvan niet zonder
recht zoude kunnen beweren dat er geene termeu
bestaan om thaus eenige tegemoetkoming te ver-
leenen. Daurlegen zij evenwel opgemerkt dat,
wanneer de onvoorziene uitgaven niet in liet
contract waren begrepen geworden, en men zich
derhalve alleen bepaald had tot de uitvoering
van hetgeen met zoovele woorden in het bestek
was omschreven, het bedrag hetwelk boven de
aaunemingssom had moeten uitbetaald worden,
aanzieulijk hooger zoude zijn geweest dan de som
die thans voorgesteld wordt aau de aannemers
uit te keeren.
Het nieuwe der zaak, de onvoldoende opneming
eu opmeting, de zich luier voorgedaan hebbende
hindernissen, die niet hadden kunnen worden
voorzien, dit atles geeft ons volle vrijheid u in
overweging le geven overeenkomstig het voorstel
van de Commissie van F'abncage te besluiten, en
mitsdien aan de uanueiners eene schadevergoeding
toe te kennen van 15U4 en hen vrij te stellen
van de door hen beloopen boete wegens le late
oplevering, waarvan het bedrag uiet met juistheid
zoude kunnen worden bepaald.
Met het tweede gedeelte van het voorstel der
Commissie van F'abncage kunnen wij ons even
zeer vereenigen. Het meerder bedrag der kosten
van ingenieurs arbeid, dan waarop deze oorspron
kelijk w s begroot, moet beschouwd wordeu een
gevolg te ziju van de aangegaue overeenkomst
en zal derhalve behooreu te worden voldaan.
Mocht uwe vergadering aan het ouderwerpelijk
voorstel uwe goedkeuring hechten, dau zullen wij
de eer hebbeu een nader voorstel in te dienen
tot regeling van de wijze waarop de vereischte
gelden zullen worden gevonden.
Aan den Geuieeuteraad.
Burgemeester en Wethouders, enz.
Leiden, 28 Juni 1872.
Wij hebben de eer u hel navolgend drietal aan
te bieden, door ons in overleg met den hoofdou
derwijzer der openbare school voor meer uitge
breid lager onderwijs der 1ste klasse, voor jon
gens, eu den districtsschoolopziener opgemaakt,
ter vervulling der betrekking van 2deu hulpon
derwijzer der 4de klasse aan geDoemde school,
opengevallen door het verleend eervol ontslag
aau Marcus de Haas: 1°. Gerrit Jan vauderPolh
2". Jacub Dondorp, 3°. Johannes Josephus Cuyle,
allen binnen deze gemeente werkzaam, met ver
zoek daaruit eene keuze te willen doen.
Aan den Gemeenteraad.
Burgemeester eu Wethouders, eoz.
Leiden, 8 Juli 1872.
Op het adres van MaarteD Spaargaren, vischkoo-
per, wonende onder Oegstgeest, daarbij den eigen
dom of het georuik verzoekende vau een gedeelte
boschgroud aan de Haarlemmertrekvaart eu eeu
aangrenzend gedeelte water, hebbeD wij het ad
vies van ue Commissie vaD F'abncage ingewon
nen, waarmede wij ons vereenigen.
Wij nemen alzoo de vrijheid u te raden den
adressant bedoeld gedeelte grond en water in
gebruik at te staan, onder de voorwaarden door
de Commissie omschreven.
Aau deu Gemeeuteraad.
Burgemeester en Wethouders, enz.
Leiden, 8 Juli 1872.
Wij hebben de eer u te berichten dat wij op
het adres van Jacobus Engels Junior, wonende
alhier, daarbij verzoekende om voor het woon
huis aau de Bieterskerkgracht, n0. 4, eene stoep
te mogen doen leggen en daarbij drie palen te
plaatsen, het advies hebbeu ingewonnen van de
Commissie van Fabricage.
Onder referte daaraan, nemen wij de vrijheid
u te raden des adresants verzoek iu te willigen,
mits de stoep gelegd worde volgeus de rooiing
door rooimeesters aau ie wijzen.
Aan den Gemeeuteraad.
Burgemeester eu Wethouders, euz.
Leiden, 8 Juli 1872.
Bij ndres verzoekt Lion van Raalte, winkelier
alhier, vergunning tot het doen maken van een
gaug onder den grond, van zijn huis op de Breêstraat
lioek Gangetje naar het water.
De Commissie van Fabricage, daarop door ons
gehoord, heeft tegen de inwilliging geene be
denkingen. Ook bij ons bestaat daartegen geen
bezwaar, weshalve wij de vrijheid n men u te
raden des adressants verzoek toe te siaau, onder
de voorwaarden door de Commissie bij haar rap
port omschreven.
Aan den Gemeenteraad.
Burgemeester en Wethouders, enz.
Leiden, 11 Juli 1872.
Ter vervulling der betrekking van 2den
hulponderwijzer der 3de klasse aan de open
bare lagere school u°. 1 voor minvermogenden,
opgevallen door het verleend eervol ontslag aan
P. A. Biegman, hebben wij de eer u het navol
gend drietal aau te bieden, door ons in overleg
met deu hoofdonderwijzer dier school en den
districts-schoolopziener opgemaakt, als:
1°. Pieter Molenaar, te Leiden; 2. Jan van
der Hart, te Noord wijk; 3°. Gerrit Gesiuk, te
Reeuwijk; met verzoek daaruit eeue keuze te
willen doen.
Burgemeester en Wethouders, enz.
Aan den Gemeeuteraad.
Leiden, 11 Juli 1872.
Het college van Gedeputeerde Staten heeft ons,
blijkens de mededeeling iu de Raadsvergadering
van 24 Juni jl., doen toekomen het hierbij over
gelegd alschril't eener missive van den Inspecteur
vau het Middelbaar onderwijs te 's Graveuhage,
waarbij eenige bedenkingen worden gemaakt
tegen de Verordening regelende het onderwijs
in teekenen en gymnastiek aan de openbare la
gere en middelbare scholen alhier, vastgesteld in
uwe vergadering van 4 Mei jl., eu heeft ons
daarbij tevens te kennen gegeven dat het zich
met die bedenkingen vereemgt, met verzoek uwe
vergadering in overweging te geven om bedoelde
verordening in overeenstemming met de gemaakte
bezwaren te wijzigen.
De districtsschoolopziener, door ons ter zake
gehoord, is van oordeel dat de opmerkingen van
den Inspecteur omtrent art. 6 alleszins gegrond
ziju en dat dit artikel derhalve kan achterwege
blijven, doch dat dozellde bedenkingen vau toe
passing ziju op den onderwijzer in de gymnas
tiek, weshalve zijns inziens met art. 6 ook ait.
11 zoude behooren te vervallen.
De Inspecteur schijnt van de onderstelling te
ziju uitgegaau dat in de onderwerpelijke veror
dening sprake is van de hier ter stede bestaande
gymuasiiekschool en op grond daarvan tot de
overtuiging te zijn gekomen dat de betrekkelijke
bepaliugen der wetten op het hooger en middel
baar onderwijs niet van toepassing zijn op de
wijze van benoeming eu ontslag van den onder
wijzer in de gymnastiek. Overigens kunnen ook
wij ons met de gemaakte bedenkingen vereeni-
gen eu zien er geen bezwaar in dat de Veror
dening dienoveieenkomstig worde gewijzigd.
Wij stellen u derhalve voor om in de eerste
plaats vast te stellen bet bedrag der jaarwedden
welke de onderwijzers in het teekeueu eu de gym
nastiek voor het op de Hoogere Burgerschool le
geven ouderwijs geacht zullen worden te genie
ten. De berekening daaivau zoude, naar ons oor
deel, behooreu le geschieden naar het aantal les
uren door elk der ouderwijzers te geven.
Blijkens de bij de Veroroeuing behoorende me
morie van toelichting is het plan van verdeeling
der lesuren als volgiVan de 30 lesuren door
ieder der beide teekeuouderwijzers le geven,
worden er door den één 14 en door den ander
10 op de Hoogere Burgerschool gegeven, terwijl
de ouderwijzer in de gymnastiek van de 40 les-
uieu 6 uren zal wijden aau het ouderwijs op
genoemde school.
Vermits nu de jaarwedde van de teekenonder
wijzers is vastgesteld op 1200 en die van deu
gymuastiek-ouderwijzer op f 1600, zullen volgens
den bovenvermelden maatstaf de jaarwedden
voor het aan de Hoogere Burgerschool te geven
onderwijs moeten wordeD vastgesteld als volgt:
voor deu eerslgenoemden teekeuouderwijzer op
f 560, voor den laatstgenoemden op f 400 eu voor
den gymuastiekonderwijzer op f 240.
Wij stellen u voor deze regeling bij afzonder
lijk raadsbesluit, waarvan het concept hiernevens
is gevoegd, vast te stellen en aao de goedkeuring
van den Minister van Binnenlandsche zaken te
onderwerpen.
Verder geven wij u in overweging om, teu
einde aan de in de tweede plaats door deu In
specteur, gemaakte bedenking ie gemoet te komen,
de artikelen 6 eu 11, betretfeode de benoeming
en het outslag van de onderwijzers, te doen ver
vallen.
Wij achteu het evenwel met den districtsschool
opziener wenschelijk dat de bepaling, krachtens
welke het outslag eerst kan ingaan zes weken
ua deD dag waarop het is aangevraagd, gehand
haafd blijve, eu stellen mitsdien voor, als laatste
artikel aan de verordening toe te voegen qeu
artikel vaD den volgenden inhuud: „De hoofd
onderwijzers, uit hunne betrekking wenscbende
te wordeu ontslagen, zijn verplicht zes weken
vóór het tijdstip, waarop dit outslag moet ingaan,
zich daartoe schrittelijk tot den gemeenteraad te
wenden."
Aan den Gemeenteraad.
Burgemeester en Wethouders, enz.
's-Ghavenhage, 9 Juni 1872.
De verordening der gemeente Leiden, rege
lende het onderwijs in teukeneu en gymnastiek
aau de openbare lagere middelbare scholen, waar
over bij uw schrijven van 4 Juni jl. B. u*. 3539
(lste afd.) G. S. n°. 26 mijn gevoeleD werd ge
vraagd, geeft mij aanleiding tot de volgende be
denkingen.
Wat het teekenen betreft, wil men twee on
derwijzers aanstellen, elk met esoe jaarwedde
vau f 1290, die behalve aau de hoogere burger
school ook aan de uoogste klassen der sclioleD
van meer uitgebreid lager ouderwijs en aau de
vormschool onderwijs moeten geven. Nochtans
vordert art. 24 der wet tot regeling vau het
middelbaar onderwijs, dat de jaarwedden van
leeraren aan eene door hel rijk gesubsideerde
gemeentelijke hoogere burgerschool wordeu goed
gekeurd door deu minister van binnenlandsche
zaken. Aal de jaarwedde van deu teekenleeraar
kuunen worden goedgekeurd dau dient zij te
zijn vastgesteld; men zal dus behooreu te bepa
len, hoeveel van die f 1200 moet geacht worden
te zijn de bezoldiging voor het aan de hoogere
burgerschool te geven onderwijs. Dit behoeft niet
in de verordening te worden opgenouien, maar
kan desnoods bij een afzonderlijk raadsbesluit
geschieden, dat dan krachtens art. 24 der wet
aan de goedkeuring des ministers kan worden
onderworpen.
Vau meer belang is mijne bedenking tegen art.
6 der verordening, hetwelk ik in strijd acht met
art. 29 der wit tot regeling van het middelbaar
ondeiwijs De act toch vordeit voor eene benoe
ming door den gemeenteraad eene aanbevelings
lijst van benoembaren, opgemaakt door Burge
meester en Wethouders, na advies van den In
specteur; de veiordeumg daarentegen spreekt van
eene voordracht van twee personen. De gemeen
teraad zou dus in zijne hem door de wet toege
kende rechten gekreukt worden, daar hij door
de verordeuing zou gedwongen worden te kiezen
uit eene bepaalde voordracht van slechts twee
personen, terwijl de wet heui vrij laat te kiezeu
o ik buiten de aanbevelingslijst van eeu onbepaald
getal candidaten.
Voor ontslag vordert de wet het advies vau
deu Inspecteur, iu de 2de aliuea van art. 6 is
daarvan geen sprake. Eigenlijk komt het geheeie
art. 6 mij overbodig voor De wetten tot regeling
van het lager en middelbaar onderwijs wijzen
duidelijk aan, op welke wijze de benoeming van
het ouderwijzend personeel bij die scholen moet
gesch.edendezelfde zaak behoeft dus niet opnieuw
door eene plaatselijke verordening té worden ge
regeld; zulk eene regeling koint mij zelts strij
dig voor met de beginselen van weigeving, die
in Nederland geldig zijn.
Tegen art. 11, waariu naar art. 6 verwezen
wordt, heb ik ook bedenkingen, doch niet in ge
lijke uiate. Immers de gyuiiiastiekschool is te
beschouwen als eene afzonderlijke inrichting, het
is geen lagere noch eene middelbare school, doch
eeue inrichting vau welke door de leerlingen der
lagere en middelbare scholeu gebruik wordt ge
maakt. Ik acht daarom de voorschriften der wetieu
van 13 Augustus 1857 (Stbl. n°. 103) en 2 Mei
1863 (Stbl. n°. 50) betreffende de wijze van be
noeming van den hoofdonderwijzer met van toe
passing. Wil men dieu door den Raad doen be-
uoemen op de iu art. 6 aangewezeno wijze, dau
kan daartegen mijus inziens geene bedenkiug zijn.
Als evenwel art. 6 vervalt of gewijzigd wordt,
dau zal art. 11 eveneens wijziging moeten onder
gaan.
De Inspecteur vau het Middelbaar Ouderwijs,
(get.) Steyn Parvé.
Voor eensluidend afschrift,
De GriOier der Provinciale Staten vau
Zuid Holland,
just de la PaISIÈEE.
Aan Heereu Gedeputeerde Staten van
Zuid-Holland.
iVAiAi'Utbericliten.
Amsterdam, 17 Juli. Octoberrogge 179/81/79
Rogge, Petersb. 185; Minder 178; Galatz 180; Ge
ring Gelir. 160; Minde Gebr. 152.
Raapolie zes weken per 100 kg. 43&; vliegend
42; Mei 1873 415tSept., Oct., Nov., Dec., 40£.
Lijnolie zes weken 42ü; vliegeud 41# Sept., Oct.,
Nov., D c. 4054 Raapkoeken per 1000 kg. 80, 90.
Lijnkoeken per 100 kg. 11 13Koolzaad Oct.
403 per 2000 kg.
LAATSTE BEKICHTEIV.
Per telegraaf.) Utrecht, 17 Juli. In de heden
gehouden algemeene vergadering van de hoofd
en subcommissiën voor het huldeblijk ter nage
dachtenis van Mr. J. R. Thorbecke zijn de vol
gende besluiten genomen
1°. Het oprichten van eeu standbeeld te 's-Gra-
venhage.
2'. In te trekken liet aanbrengen van een ge
denksteen in het huis waar Thorbecke te Zwolle
geboren is. Daarin voorziet de aldaar opgerichte
sub-commissie.
3°. Het leggen van een gedenksteen op het graf
van Thorbecke; en
4". Het aankoopen van het huis waarin Thor
becke te 's-Graveuhage gewoond heeft.
's-Gravenhage, 17 Juli. Door Z. M. deu Ko-
niug is met ingang van 1 Juli 1872 een pensi
oen ad f 581 'sjaars verleend aan den heer H.
Rientjes, pastoor te Velsteren (Overijssel).
Z. K. H. prins F'rederik, vergezeld van HD.
adjudant majoor Barre, heeft dezen ochtend te
7 ureu 50 min. per Rijnspoor de residentie ver
laten, zich begevende naar Neuwied, om aldaar
de doopplechtigheid van den jonggeboren Prins
op morgen bij te wonen.
Gistereu avond heeft zich alhier eene sub-com
missie gevormd van het centrale comité voor het
huldeblijk ter nagedachtenis van Thorbecke. Zij
bestaat uit de heerenJhr. Mr. W. T. Gevers
Deynoot, lid van de Tweede Kamer der Staten-
Generaal; P. J. Bachieue, lid van den Raad van
State; F. N. de Charro, lid van den Gemeente
raad; Lintz en Koning.
Amsterdam, 17 Juli. Het stoomschip l'rint Hen
drik kapt. J. Hendriks, is op 16 dezer 11 u. v.
m. te Batavia aangekomen; alles wel.
-
PROGRAMMA'S VAN MUZIEKUITVOERINGEN.
ftlusfts Sacrum. Donderdag 18 Juli, des
avonds te halfachldoor het corps Muzikanten
van de Leidsche dd. Schutterij, onder directie vau
den Kapelmeester J. K. H. Muller, lste Afd.:
1. U Breton, Marsch, Zulpsch; 2. Ouverture: U