tts^etw marine en eeredienst hun ontslag hebben
>nt Gnomen. Van den kant van Frankrijk en Italië
«■djrft op een spoedige behandeling dezer zaak
>et n B
rlassei
"ingedrongen.
TELEGRAMMEN
Versailles. 15 Juli. De Nationale Vergadering
eeft het ontwerp voor de leeuing nagenoeg zon-
"etl ?er discussie aangenomen, met het bijgevoegd
rtikel waarin de Bank wordt gemachtigd, de
.a|P ircula'tie van papier tot 3200 millioen op te voe
an De Minister van Financiën heeft verklaard,
1 ln at' het Gouvernement zich de noodige vrijheid
te van handelen voorbehoudt om de dadelijk vol te
iezin torten inschrijvingen in hun geheel toe te wijzen.
d Morgen discussie over het belasting-ontwerp.
1 Wew-Tork, 15 Juli. Van Haïti wordt gemeld,
Ultiat de Duitsche consul en Duitsche kooplieden
radregen bet nemen van Haïtaansche schepen door
nn1 Duitsche oorlogsschepen geprotesteerd hebben. De
'lonsul had zijn ontslag gevraagd
dik jn optocht hebben zich 1500 Elzassers en
lariujotharingers naar het Fransolie consulaat bege-
aak en, om zich als Fransche burgers te doen in-
chrijven.
rron-c J
abs' LAATSTE BERICHTEN.
3nal_
i no 's-Gravenhage, 16 Juli. Naar wij vernemen heeft
j'Z M. de Koning-Groothertog benoemd tot ridders
dér Luxemburgsche orde van de Eikenkroon, de
ïedrheereu J. M. Kemps, chef van het Rijuspoor-
re ostation, den Haag, en B. Tweedy, inspecteur van
.aeDden loopenden dienst en de stations der Ned. Rijn-
spoorweg-maatschappij te Utrecht.
staa jj ji. de Koningin is sedert gisteren licht
ige ongesteld. Ten gevolge daarvan konden de mar
moijkies de Tavistock en nog andere voorname per
sonen, die de eer hadden gisteren bij H. M. op
'e»het Huis ten Bosch ten diner te zijn genoodigd,
loeidaarvan geen gebruik maken en ook de audien-
eielJie bij H. M, van Jhr. Paul Duchastel, Zr. Ms.
yewezeu gezant te Roine, kon geen voortgang
de "hebben.
des De heer Mr. L. H. D. de Vos van Nederveen
sclieCappel heelt in een heden gehouden zitting van
den Iioogen Raad den eed als advocaat afgelegd.
u" Dezen ochtend Ie halfvijf werd in de
beri gracht aan de Hooikade alhier drijvende ge
bas vonden het lijk van de 25jarige modiste M. R.
ln laatst woonachtig te 's-Hertogenboseh. Uit de in
baar hoed gevonden briefjes bleek, dat zij uit
'6® wanhoop tot den zelfmoord gekomen was, aan
gezien haar minnaar, die voor eenige weken we-
-en gens diefstal in het Politieblad onder de gesigna-
r leerden voorkwam, de stad en haar verlaten had.
riJt Op het droge gebracht waren er nog sporen
po,* van leven te bemerken, doch de aangewende po-
ede fPnSen om levensgeesten op te wekken bleven
vruchteloos. De hoed der ongelukkige was aan
e den waterkant vastgehecht, men vond daar ook nog
legt een toegevouwen briefje waarop de woorden
ef „visclit hier en gij zult vinden."
Gemeenteraad.
3X-1
ere
ld
lli
eli
Uil
•sta
if
di
s'
ÓM
éu
5»
'ij
ir
«I
in
ill
i:
it
Rapport van de hoeren Mrs. C. Cock, J. T. Buys
en J. E. Goudsmit, gecommitteerden uit den
Gemoenteraad in zake de superintendence over
het Gereformeerde Heilige Geest- of Arme
Wees- en Kinderhuis.
{Vervolg.)
Door treurige huiselijke ^omstandigheden ver
hinderd, moesten onze medegecommitteerden het
verzoek, aan het slot van onzen brief voorkomende
in den eersten tijd onvervuld laten. Het duurde
tot het begin van Mei eer zij in de gelegenheid
waren ons tot eene tweede conferentie samen te
roepen. In die conferentie moesten nu de ver
schillende quaestiën, io de schriftelijke stukken
besproken, nader worden overwogen en zoo ino
gelijk beslist.
Uitgaande van de overweging, waaromtrent
tusschen ons geen verschil van meening bestond
namelijk deze: dat het beheer over een wees
huis, uitsluitend bestemd voor kinderen van de
Nederduitsch Hervormde Kerk, meer eigenaardij
bij die Kerk dan bij de burgerlijke gemeente
tehuis behoort, stelden wij deze drie vragen:
1°. Is de Kerkeraad bereid zich bij de verdere
onderhandelingen omtrent eene overdracht van
de superintendence te stellen op het feitelijk
standpunt, dat de burgerlijke gemeente het Wees
huis beheert, en dus alle beschouwingen ovar een
vermeend recht van de Kerk op dit beheer ge-
geheel ter zijde te laten
2». Zoo ja, is er dan een middel te vinden om
die zuiver burgerlijke instelling van weldadig
heid tot eene kerkelijke te maken p
3". Welke voorwaarden zou de burgelijke ge
meente aan de overdracht van superintendence
gesleld dat die mogelijk ware moeten ver
binden
Omtrent elk van deze vragen leidde ons samen-
spreken nu tot de volgende conclusiën.
korte bloei (2 dagen) is oorzaak dat er nimmer
twee bloemen tegelijk open zijn.
Ik eindig met den wensch dat de Victoria
regia, waarvoor ik, dit mag ik ten slotte hier
wel bijvoegen, veel zorg en moeite over had,
jaren achtereen, inzonderheid de inwoners onzer
Akademiestad moge aanmoedigen, den Hortus, die
steeds voor iedereen toegankelijk is, herhaalde
lijk te bezoeken.
Leiden, 12 Julij '72.
(1) lie Akademietuin ia, gedurende den gebeeleu dag, tot 'a arooda
7 vee voor iedereen toegankelijk. Hoewel, streng genomen, op
Zon-, en feeatdagen gesloten, werd toch ook don slechts bij aeld-
uitzondering de toegang geweigerd.
Ad 1 urn. Het valt niet te loochenen, dat wan
neer beide partijen konden goedvinden te ver
klaren, dat het Weeshuis eigenlijk is eene ker
kelijke instelling van weldadigheid, alle juridieke
bezwaren van zeiven zouden zijn opgeheven en
de overdracht op de meest eenvoudige wijze zoude
kunnen plaats hebben. Men had dan slechts met
gemeen overleg aan het Weeshuis op de lijst der
instellingen van weldadigheid, in deze gemeente
bestaande, eene andere plaats te geven en te ver
klaren dat het behoorde tot de instellingen, be
doeld bij lra B of D maar niet tot die bedoeld bij
Ira A van artikel 2 der Armenwet, en alle be
zwaren waren uit den weg geruimd. De gecom
mitteerden uit den Kerkeraad wenschteu dan ook
dien weg in te slaan, en één der onzen, naar
wiens overtuiging het Weeshuis oorspronkelijk
werkelijk aan de Kerk toebehoorde, was wel
geneigd zich naar dien wensch te voegen. Uwe
twee andere medeleden verklaarden zich echter
ten stelligste tegen dit plan. Wat vergt men van
den Gemeenteraad? dus vroegen zij. Niet enkel
het prijsgeven van zijne superintendence over
bet Weeshuis, maar nog daarenboven de verkla
ring, dat hij eeuwenlang op wederrechtelijke
wijze dat Weeshuis heeft beheerd; dat bij het
recht van de Kerk heeft overweldigd en deze
verdrongen van de plauts, welke haar in het be
heer van het Weeshuis rechtmatig toekwam. Om
den Gemeenteraad over te halen zulk eene niet
zeer eervolle verklaring af te leggen, zou men
dan toch wel zeer krachtige argumenten moeten
aanvoeren, om te bewijzen, dat de feitelijke toe
stand werkelijk tegen het recht aandruischt. Maar
naar zulke argumenten had men tot nog toe
vruchteloos gezocht, waut naar de stellige over
tuiging van de hier bedoelde leden was er zelfs
geen zweein van bewijs geleverd voor de juist
heid van de bewering, welke men vooropstelde.
Mocht dus de Kerkeraad aan zijn beweerd recht
op het beheer vau het Weeshuis willen vasthou
den, dan zoude deze omstandigheid voor de be
doelde leden eene genoegzame reden zijn om
aan den Gemeenteraad elke schikking in den
door de Kerk bedoelden zin met den meesten
aandrang te ontradeD.
Lettende op deze vertoogen verklaarden gecom
mitteerden uit den Kerkeraad zich bereid de
rechlsquaestie in het midden te laten en te be
rusten in den feitelijken toestand, zooals die nu
bestaat, wanneer men onzerzijds een middel wist
aan de hand te doen om het Weeshuis van eene
burgerlijke tot eene kerkelijke instelling van wel
dadigheid te maken. Het lag allerminst in hunne
bedoeling om hier de eischen van een abstract
recht te doen gelden. Men stond voor een practisch
vraagstuk, en wanneer zij bij de behandeling van
dat vraagstuk zich hadden beroepen op hetgeen
naar hun inzien het oude historische recht mee
bracht, geschiedde dit alleen om de oplossing van
de practische quaestie te bevorderen. Kon men
zich echter over den inhoud van dat oude recht
niet verstaan en wist men een ander middel om
tot eene gewenschte beslissing te komendan zoude
de Kerkeraad, naar zij meenden, de rechts-quaes-
tie wel onaangeroerd willen laten om met den
Gemeenteraad enkel te letten op den feitelijken
toestand, zooals die nu bestaat.
Ad llum. Aangenomen dus dat men het Wees
huis erkent als eene zuiver burgerlijke instelling
van weldadigheid, althans dat karakter niet be
twist, is er dan een middel te vinden om die
instelling van de burgerlijke naar de kerkelijke
gemeente over te brengen? Gelijk uit de boven
medegedeelde schrifturen blijkt, ligt het bezwaar
tegen eene toestemmende beantwoording van deze
vraag in artikel 147 Gemeentewet, luidende: „Hij
(namelijk de Gemeenteraad) benoemt, zooverre
de benoeming niet aan anderen behoort, op de
wijze, bij plaatselijke verordeningen te bepalen,
de leden en beambten van het bestuur der gods
huizen en andere instellingen van liefdadigheid."
De bevoegdheid van den Raad om de Regenten
van het Weeshuis te benoemen, v'oeit alzoo voort
uit zijn publiek recht en publiek recht is te gelijk
plichtdat wil zeggen hij die dit recht bezit kan
het niet, als behoorde het tot zijn bijzonder ver
mogen, aan anderen afstaan, maar moet het zelf
uitoefenen. Toen reeds vele jaren geleden tus
schen dezelfde partijen, die nu in deze zaak be
trokken zijn, eene regeling van de Huiszittenhuis-
quaestie werd beproefd, en die regeling o. a. in
hield, dat de Raad zijn recht om Regenten te
benoemen aan den Kerkeraad zoude afstaan, kwam
de Regeering tusschenbeiden en vernietigde het
besluit, dat die regeling inhield, juist op denzoo
even genoemden grond.
Is het door den Kerkeraad gewenschte doel
dan in geen geval te bereiken P Wij meenen ja,
wanüeer men een soortgelijken weg wil inslaan
als bij de overdracht van de Armenbakkerij ge
volgd werd. Men stelle slechts het geval, dat de
Kerkeraad besluite zelf een Weeshuis voor de
kinderen zijner gemeenteleden op te richten, en
dat het aan dit plan voorloopig uitvoering geeft,
't zij door het bijeenbrengen van eenige kapita
len tot dat doel strekkende, 't zij door zich een
zeker jaarlijksch iokomen te waarborgen uit
contributiën van leden der gemeente en andere
belangstellenden. Indien dan de Kerkeraad van
dit plan aan de burgerlijke gemeente kennis geeft
en bewijst, dat de middelen voorhanden zijn om
daaraan, zij bet ook aanvankelijk op kleine schaal,
uitvoering te geven, dan zoude Uwe vergade
ring, dunkt ons, termen kunnen vinden om krach
tens artikel 9 der Armenwet het Heilige Geest
Weeshuis op te heffen, op grond dut het doel
van die instelling van weldadigheid vervallen
was. Immers waartoe zou een burgerlijk wees
huis ten behoeve van de Nederduitsch Hervorm
den dienen, wanneer die Hervormden zeiven eene
geheel soortgelijke inrichting bezitten? Kwam
het tut zulk eene opheffing, dan zoude, volgens
het reeds genoemde artikel van de Armenwet,
aan de bezittingen van het vroegere Weeshuis
eene apdere bestemming moeten worden gege
ven, zoo veel mogelijk met de oorspronkelijke
overeenkomende, en natuurlijk dat die nadere
bestemming op niets anders zou kuDnen neer
komen dan op afstand van al die bezittingen
aan het nieuwe kerkelijk Weeshuis.
De gecommitteerden uit den Kerkeraad had
den geenerlei bezwaar tegen het volgen van den
hier aangewezen weg. Bestaan die bezwaren
ook niet bij Uwe Vergadering en wij mogen
dit veronderstellen omdat zij vroeger ouder soort
gelijke omstandigheden deuzelfden weg reeds
insloeg dan zoude het middel gevonden zijn
om althans de wettelijke bezwaren op te heffen,
welke aan eene gunstige beschikking op het
verzoek van den Kerkeraad in den weg staan.
Ai Illum. Blijft dus slechts over de vraag, of
men zich zou kunnen verstaan omtrent de voor
waarden, welke aan eene overdracht van de su-
periutendentie verbonden zouden moeten worden,
en juist hier stuitten wij op de grootste moeielijk-
hedeu. Onze voorwaarde was spoedig gesteld. Zij
luidde: intrekkiug van het alloopend subsidie, nu
voor het Weeshuis bepaald, op hetzelfde oogenblik
waarop de superintendentie aan de Kerk zoude
overgaan. Maar tegen zulk eene voorwaarde verzet
ten onze medegecommitteerdeu zich ten sterkste; zij
zouden niets liever wenschen dan dat de Kerkeraad
zich eenvoudig bij die voorwaarde konde neder-
leggen, maar hij kan het niet doen. Eigen mid
delen van de diakonie om in de uitgaven van
het Weeshuis te voorzien zijn er niet, en althans
zonder liet afloopend subsidie was het dus on
mogelijk het beheer van dit gesticht op den tot
nog toe gevolgden voet voort te zetten. Wij kou
den die verklaring natuurlijk slechts voor ken
nisgeving aannemenhaar tegeu te spreken lag
builen uus vermogen en ook buiten onze taak.
De Kerkeraad zelf is alleen in staat te beslissen,
welke financicele verplichtingen hij kan op zich
'nemen en welke audere hem te zvvaar zijn. Wij
moesten die uitspraak eenvoudig eerbiedigen
maar omgekeerd behoorden wij van onze zijde
het standpunt in het licht te stellen, dat naar onze
overtuiging in deze quaestie door den Gemeente
raad zoude wordeD ingenomen.
De Kerkeraad beweert dat het geheel oneigen
aardig is het beheer over eene instelling, ten
behoeve vau één enkel kerkgenootschap bestaande,
aun de burgerlijke gemeente op te dragen. Wij
stemmen geheel met die bewering in en ver
klaren ons dadelijk bereid tot opheffing van dien
onnatuurlijken toestand naar vermogen mede te
werken. Maar nu komt de Kerk, door nood ge
drongen zeker, terug tot het stelsel dat zij aan
vankelijk zelve veroordeelde, dat wil zeggen tot
inmenging van de burgerlijke gemeente in zuiver
kerkelijke aangelegenheden. Immers de super
intendentie van de gemeente staat in onmiddel
lijk verband met haar financied belang bij het
Weeshuis. In dat belang, in dat steunen van eene
instelling ten behoeve van éene Kerk bestaande
met gelden aan de burgerlijke gemeente toebe-
boorende, ligt de eigenlijke anomalie. Is men eens
over die anomalie heen, dan is het volstrekt niet
onnatuurlijk, dat de burgerlijke gemeente door
hare superintendentie, op bet richtig gebruik van
haar geld toezie. Wat verlangt men eigenlijk? Dat
Leiden, met behoud van zijn financieel belang
bij het Weeshuis, zijne controle daarover prijs
geve. Kan dat en mag het zelfs geschieden Mag
het openbaar gezag één enkele van zijne waar
borgen voor het richtig beheer van publieke gel
den opofferen? Of men dan onderstelt dat de
Kerkeraad slecht beheeren zal Zeker niet, maar
de burgerlijke gemeente kan toch niet uitgaan
van de gedachte, dat anderen haar publiek be
lang beter zullen bevorderen dan zij het zelve
doen kan; en zoo lang zij die gedachte niet kan
en niet mag koesteren, is voor haar de over
dracht van superintendentie ook niet voldoende
gemotiveerd.
Maar het toezicht van de burgerlijke gemeente
dus voerde men ons te gemoet zal in geen
geval ophouden te bestaan. Zoo lang het Wees
huis gelden trekt uit de gemeentekas, zal de Raad
begrooting en rekening te beoordeelen hebben,
't Is zoo, maar men zal toch wel willen toege
ven, dat het recht om begrooting en rekening
van eene gehecle zelfstandige administratie als
de Kerkeraad goed te keuren, vrij wat minder
beteekent dan de superintendentie, welke de Raad
tbans bezit, nu bij de regenten benoemt en de
reglementen van beheer vaststelt, en dus zelf
standig bepaalt hoe het Weeshuis in het belang
van het publiek bestuurd zal worden.
Wat wij vragen is niet nieuw, dus zeide
men in de tweede plaats. Wij willen het Wees
huis in denzelfden toestand brengen tegenover
de burgerlijke gemeente, als waarin deze nu staat
tegenover de Luthersche en Israëlietiache arinen-
gestiebten. Inderdaad; maar iets anders is het om
het subsidiestelsel ten behoeve van kerkelijke
insiellingen, wear dit nu bestaat, te bandhaven,
althans niet dan langzaam en zeer voorzichtig in
te trekken; iets anders het opnieuw te gaan
vestigen. Dit laatste verlangt men voor het Wees
huis: men wil tweeslachtig maken wat bet nu
niet is, en daartoe zouden wij hoogst ongaarne
medewerken.
Gecommitteerden uit den Kerkeraad hadden
eindelijk nog een ander argument, dat zij her
haaldelijk met kracht deden gelden: de voor
waarde welke men van wege de burgerlijke ge
meente stellen wil, dus zeideu zij is uit
den aard der zaak onbestaanbaar en zelfs niet
met de wet in overeenstemming. Leiden kan
evenmin a priori vaststellen óf en hoe lang het
subsidie zal verleenen, als de Kerk a priori kan
zeggen, dat zij voor altijd van alle subsidiën af
ziet. De wet wil de vraag, of er subsidie zal
worden verleend, telkens beslist hebben naar
gelang vau deu feitelijken toestand. In elk bij
zonder geval moet die toestand worden onder
zocht, eu naarmate dat onderzoek uitvalt, moet
dan beslist worden. De wet gedoogt evenmin het
uitkeeren van een subsidie dat niet streng nood
zakelijk is, als het omgekeerd met hare bedoeling
zoude strooken eene subsidie te weigeren, dat
werkelijk niet gemist kan worden. Volkomen
waar, was ons antwoord doch wij handelen
hier ook niet over de quaestie van subsidie voor
dit of dat bepaalde jaar, maar bespreken alge-
meene voorwaarden aan de overdracht van be
heer vast te binden. Wat wij verlangen is, dat
de Kerkeraad, die aan de burgerlijke gemeente
komt vragen hem voor het vervolg de leiding
van het Weeshuis toe te vertrouwen, ons bewijze
het bezit van die kapitalen of van die inkomsten,
welke voor dat beheer gevorderd worden, en dus
een waarborg opleveren, dat men de gemeente
later niet zal stellen voor dit alternatief: óf op
nieuw subsidie te verleenen, óf te gedoogen dat de
weezen van arme stadgenooten onverzorgd eu
ouverpleegd ronddwalen. Eeue eigenlijke verbin
tenis om in het vervolg geen subsidie te vragen
behoeft de burgerlijke gemeente niet; immers zij
kan subsidie altijd weigeren, wanneer zij dit
noodig keurt; maar zij wil waarborg tegen een
feitelijken toestand in de toekomst, welke haar
geen andere keuze zoude overlaten dan óf ver
meerdering van het getal onverpleegde armen,
óf subsidie óf oprichting van een nieuw burger
lijk armbestuur. Het eerste zou op den duur niet
kunnen worden toegelaten; het tweede is on
waarschijnlijk, want het is bijna ondenkbaar, dat
de gemeente laler ooit op het zoo terecht en zoo
streng veroordeelde subsidiestelsel zou willen
terugkomen. Blijft dus slechts over een algemeen
burgerlijk armbestuur. Maar zou het nu geen
dwaasheid zijn, wanneer de gemeente, met zulk
een armbestuur bedreigd, onverplicht afstand ging
doen van de bezittingen van het Weeshuis? Is
het dus te veel gevergd, wanneer de Raad naar
waai borgen zoekt, opdat althans de Nederduitsch
Hervormde Gemeente door hare handelingen
nooit de verplichting kunne opleggen tot het ves
tigen van zulk een armbestuur over te gaan?
Uwe Vergadering bespeurt dat hier aan weers
kanten vrij onoverkomelijke bezwaren tegen el
kander overstondenaan de eene zijde eene ver
klaring van onvermogen om zonder subsidie in
de lasten van het Weeshuis te voorzienaan de
andere zijde het betoog, dat juist door dat onvermo
gen de overdracht van superintendentie ongemo
tiveerd en zelfs gevaarlijk werd. Maar ten slotte
werd onzerzijds eeue andere vraag gedaan, waarin
de poging lag opgesloten om de zeer uiteeuloo-
pende meeningen tot overeenstemming te bren
gen. Aangenomen dat de Kerk niet bij machte
is te bewijzen, dat zij over zoo vele middelen
beschikt als noodig zijn om met de kapitalen van
het Weeshuis in de verpleging van alle tot
haar genootschap behoorende armen weezen te
voorzien; kan zij dan niet bewijzen, dat zij
althans een deel van die middelen bezit Kan
zij, die eigen middelen in de plaats stellende van
een deel der tegenwoordige bijdrage uit de ge
meentekas, niet bewijzen, dat als haar slechts
een deel van het subsidie voor een zeker getal
jaren gewaarborgd werd, de mogelijkheid zou
bestaan in alle uitgaven duurzaam te voorzien?
Ware dit het geval dan zou er op eene gunstige
beschikking van den Gemeenteraad vrij wat meer
uitzicht bestaan dan nu. Hij zou dan wel is waar
tijdelijk een op zich zelf ondeugdelijk tweeslach
tig stelsel invoeren, maar hij zou dat doen om
eene voor hem zeer geldende redenhij zou een
deel van zijne tegenwoordige controle opofferen,
maar daarmede een wezenlijk financieel voordeel
behalen, en daarenboven zeker zijn, dat buiten
de eenmaal bepaalde som het financieel verband
tusschen burgerlijke gemeente en Weeshuis voor
altijd zoude zijn afgebroken.