Zaterdag
A*. 1872.
r. 3787.
15 Juni.
LEIDSCH
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maandenƒ3.00.
Franco per post„3.85.
tal Afionderlyke Nommeran 0.05.
DAGBLAD.
Deze Courant wordt dagelijks, met -uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
I
PRIJS DER ADVKRTENTIKN.
Voor iederen regelfO.lft.
Grootere letten naar de plaatsruimte die xjj beslaan. -
STADS-BERICHTEN.
JJRGEMEESTER kn "WETHOUDERS van
LDEN,
tzien are. 12, le alin., der Verordening van 2
1866 Gemeenteblad n°. 22) en art. 8, 2" alin.,
Verordening van gelijke dagteekening Gemeen-
ld n®. 25)
)oen te weten, dat tot het laten Inschreven
nieuwe leerlingen voor de openbare
ïolen voor meer uitgebreid lager onder-
gelegenheid gégeven wordt
oor die der l0 klasse, voor jongens, in het School-
mw op de Aalmarkt;
or die der l6 klasse, voor meisjes, in het School-
iuw op de Boommarkt;
or die der 2e klasse, voor jongens, tn het School-
\uw in de Pieterskerkstraat
ior die der 2e klasse, voor meisjes, in het School-
\w op de Breêstraat
wel van den 13den tot en met den 22,t0ü Juni
dagelijks (de Zondag uitgezonderd), des voor-
lags van halfnegen tot negen uren, en op Woens-
en Zaterdag, daarenboven, van twaalf tot twee
des namiddags,
geschiedt hiervan afkondiging door plaatsing
le Leidsche Courant.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
v. d. BRANDELER, Burgemeester.
E. KIST, Secretaris.
en, 6 Juni 1872.
URGEMEESTER EN WETHOUDERS dee
MEENTE LEIDEN, ontvangen hebbende
[e circulaire van den Commissaris des Konings in
provincie Zuid-Holland, van den 17den Januari
Provinciaalblad n°. 8), houdende uitnoodiging
door het aansporen der ingezetenen tot mildda-
leid, zooveel mogelijk het welslagen te bevorderen
I jaarlijksche Collecte, welke ten gevolge van Zijner
(jesteits dispositie, van den 16den November 1820,
81, door de Districts-commissie tot aanmoediging
ndersteüning van den Bewapenden Dienst in de Ne
landenzal worden gehouden, doen te weten
ingevolge het verlangen van gemelde Commissie,
genoemde Collecte zal geschieden, door daartoe
lachtigde personen, met geslotene bussen; op
laandag en Dinsdagden 17den en 18den Juni aan
inde, aanvangende 's morgens le negen uren, aan
huizen der ingezetenen, die verzocht worden op
juitreiking hunner liefdegiften orde te stellen.
■gemeester en Wethouders, gaarne voldoende aan
verlangen in gemelde circulaire vervat, noodigen
ingezetenen dezer gemeente dringend uit, door
•ekrompene bijdragen krachtdadig mede te werken
de ondersteuning der instelling, welke zij zoo
behoeft, maar geloovea tevens dat de bestem
ig van de opbrengst dier Collecte reeds eene goede
omst verzekert en voor ieder rechtgeaard Nefier-
[der, die in de geschiedenis van zijn eigen land
vreemdeling is, alle verdere aansporing over
lig maakt.
'et fonds, tot instandhouding waarvan die gelden
Irden ingezameld, strekt toch niet slechts in het
lang der verminkten en infirmen van den gedeuk-
ardigen en beslissenden slag bij Waterloo (een
aalbegrip dat bij velen heerscht), neen, ongeluk-
jen van iederen strijd, waarin ons vaderland ge-
kkeld was, ondervinden het steeds, dat ten hunnen
ioe?e een blijvend liefdewerk is gesticht: strijders
i den Belgischen veldtochthandhavers onzer macht
Oost- en West-Indische bezittingen, veteranen van
iarigen dienst, genieten nü reeds, of hebben althans
t vooruitzicht te genieten, van hetgeen hunne land-
nooten hebben weggelegd en thans nog afzonderen
leniging hunner smarten, tot ondersteuning van
nnen gebrekkigen ouderdom.
De Nederlandsche soldaat wete het, dat, zoo hij
rkelijk in en dooiden dienst infirm is geworden,
een fonds bestaat, met het doel om door toelage,
ven en behalve zijn pensioen, zijn ongeluk te ver
aten; maar het Nederlandsche volk zij er dan ook,
dankbare belangstelling gedrongen, gedachtig
i die ondersteuning met meer mildheid te verlee
rt, opdat het fonds aan al die billijke aanvragen
Jdoe en de lijst der sollicitanten niet nog een aan-
nlijk getal blijve aanwijzen, tot beschaming van
tijdgenoot, die aan het werk, eenmaal zoo krach-
aangevangen, slechts met slappe handen voort-
uwt.
Moge de goede uitslag dezer inzameling, waarvan
rgemeester en Wethouders zich reeds vooraf over
houden, het doen zien, dat deze roepstem niet
vergeefs ook tot Leidens ingezetenen werd gebracht!
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
v. d. BRANDELER, Burgemeester.
E. KIST, Secretaris.
Liidbn, 13 Juni 1872.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS tan
ÏIDEN doen te weten, dat bij de op heden plaats
hebbende uitloting van zeven obligatièn, ieder
oot f 1000, behoorendo tot de geldleening vaD
45,000, aangegaan ingevolge raadsbesluit van den
bten April 1871, goedgekeurd door de Gedeputeerde
sten van Zuid-Holland, den 25sten April daaraan-
lgende, G. S. n°. 24, zijn uitgetrokken de n°s. 36,
38, 34, 35, 2S en 22, die op den lsten Augus
s aanstaande aflosbaar zijn gesteld.
En wordt deze door plaatsing in de Leidsche Gou
K afgekondigd.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
v. D. BRANDELER, Burgemeester.
E. KIST, Secretaris.
Lsiden, 14 Juni 1872.
Lelden, ld «Juni.
Aan liet literarisch-inathematisch gedeelte van
het natuurkundig examen, op 11, 12, 13 en 14
dezer alhier gehouden, is door 31 candidaten
deelgenomen. Aan 18 hunner is het diploma uit
gereikt, zijnde de HH. J. C. Stoltz, G. A. Schme-
des, W. H. F. C. Heppener, H. J. van Rhijn,
W. Meijboom, W. Stol, J. C. Th. Bast, W. Blaak-
liert, C. E. Paling, J. A. Wijnboff, A. J. Prins,
L A. H. Jansen, A. D. van Steenbergen, A. J.
Severyn, A. E. Vermey, E. H. Bimmermann, J.
Rentmeester, D. G. Boerma. Op Zaterdag
a. s. zal een aanvang gemaakt worden met het
eigenlijk natuurkundig examen, waarvoor zich
21 candidaten aangemeld hebben.
Op tlusis Sacrum was het gisterenavond een van
die avondjes, welke voor het aanzienlijk ledental-
eene ongemeene aantrekkelijkheid bezitten. Wat
voor bet residentie-publiek een meer alledaagsch
genot is, wordt hier uit den aard der zaak een
geneugte, die hoogst zeldzaam voorkomt. In dit
opzicht is de resideutiebewoner benijdenswaardig,
dat zijne plaats van inwoning een muziekcorps
ia baar midden heeft, dat inderdaad in staat is
de aspiraliën van het kunstminnend publiek sterk
te bevredigen.
Rijkdom en verscheidenheid van keus op het
breed verlakt muzikaal gebied, eeD geniaal direc
teur die met de hoog gewaardeerde krachten van
zijn talentvol corps op de meeste gunstige wijze
weet te woekeren, solisten, uitnemender naar
mate zij zich onder Dunkler's leiding hebben
bekwaamd, een ensemble, waaruit Dunkler's
machtige invloed vooral aau het licht komt, zie
daar naar waarheid, in 't minst niet overdreven,
de boedanigheden van het stafmuziekcorps van
het regiment grenadiers en jagers.
Wanneer zuia een muziekcorps alhier optreedt
met eeD uitgelezen program, om slechts te noemen
Mendelssohn's derde symfonie, Thooft's Aleida van
Holland en Dunkler's .Souvenir de Wieebaden waarin
de solo's zulk een ruim aandeel hebbeu, dan
getuigt het voorden uitmuntenden smaak van onze
ingezetenen, dat zij in zoo grooten getale ter bij
woning van een dier zeldzame concerten opko
men,' waarbij de behoefte aan ontspanning op zoo
geestverheffende wijze wordt vervuld. De uitbun
dige bijval van dat publiek, in den loop van den
avond steeds klimmende, moge den beer Dunkier
en zijn uitgelezen corps de vleieude overtuiging
schenken dat het hunne groote verdiensten hoog
schat, eD aan de commissie van Musis Sacrum, dat
de leden uiterst tevreden zijn over de wijze
waarop zij het doel der vereeuiging steeds huldigt.
De orde was gisterenavond weer naar wensch,
en de enkele afwijking, die merkbaar werd, was
eene van zeer verrassenden aard, namelijk dat
de heer Dunkier tusschen Mendelssohn's symfonie
en Aleida van Holland de hoog geroemde Serenade
van Gounod deed uitvoeren. Een tweede concert
van het keurcorps wordt zeer zeker met verlangen
te gemoet gezien.
De Koning-Groot hertog is met buiteogewonen
luister te Luxemburg ontvangen. Alle autoritei
ten, zoowel van het centraal als gemeentelijk
bestuur eu van het leger, waren bij de ontvangst
des Konings tegenwoordig. Schier de geheele be
volking der hoofdstad riep den Groothertog in
luide jubelkreten een hartelijk welkom toe.
Uit Groningen wordt aan 't Handelsblad gemeld,
dat de hoogleeraar Mr. B. D. b. Tellegeu zich
eersldaags naar 's-Gravenhage zou begeven, en
dat zijne reis in verband schijnt te staan met de
oplossing der ministerieele crisis.
De Minister van Koloniën, tijdelijk belast met
het beheer van het Departement van Binuen-
landsche zaken; gelet op artt. 55 en 58 der wet
van 2 Mei 1863 Staatsblad n°. 50) heeft goedge
vonden1*. te bepalen, dat de cominissiën belast
met het alnernen der examens B en C, volgens
artt. 6065 van genoemde wet, voor het jaar
1872 zitting zullen houden te Delft; 2°. te benoe
men tot lid en voorzitter der commissie voor
examen B (art. 60) en C (arit. 6165) P. Galand,
hooofdingenieur in algemeenen dienst, te 's-Gra
venhage; tot leden: Dr. G. F. W. Baehr, hoog
leeraar aan de polytechnische school te Delft
F. J. van den Berg, hoogleeraar aan de polytech
nische school te Delft; Dr. R. A. Mees, hoogleeraar
aan de hoogeschool te Groningen; Dr. E. H. ven
Baumhauer, secretaris van de Hollandsche maat
schappij van wetenschappen te HaarlemDr. H.
VogelsaDg, hoogleeraar aan de polytechnische
school te Delft; D. Grothe, hoogleeraar aan de
polytechnische schooi te Delft; F. Ph. Mahieu,
algemeen opziener op het stoomwezen der spoor
wegdiensten; E. Gugel, hoogleeraar aan de poly
technische school te Delft; N. H. Henket, hoog
leefaar aan de polytechnische school te Delft;
E. Steuerwald, ingenieur vau den waterstaat te
Delft; P. Tetar van Elven, leeraar aan de poly
technische school te Delft; Mr. J. T. Buijs, hoog
leeraar aan de hoogeschool te LeidenB. J. Tide-
man, hoofd-ingenieur der marine te Amsterdam.
Tot lid en voorzitter der commissie voor examen
B (artt. 61—65) Dr. J. Bosscha Jr., inspecteur
vaD het middelbaar ouderwijs te 's Graveohage;
lot ledeDt Dr. G. F. W. Baehr, hoogleeraar aan
de polytechnische school te Delft; A. J. van Pesch,
hoogleeraar aan de polytechnische school te Delft;
J. F. W. Conrad, hoofd-ingenieur van den wa
terstaat in Zeeland, te Middelburg; B. J. Tide-
man, hoofd-ingenieur der marine te Amsterdam;
Dr. E. H. von Baumhauer, secretaris van de
Hollandïthe Maatschappij van wetenschappen
te Haarlem; G. J. Morre, leeraar aan de poly
technische school te Delft; P. Tetar van Elven,
leeraar aan de politechnische school te Delft.
De heer Mr. v. R., (v. Reenen?) te Arnhem,
schrijft in het Weekblad voor Burg. Administratie
het volgende ingezonden stuk over besmettelijke
ziekten P
Een inwoner der gemeente N. werd onlangs
door kinderpokken aangetast. Op verklaren van
zijn geneesheer, dat het zonder levensgevaar kou
geschieden, liet de zieke zich, per rijtuig, naar
de gemeente W., alwaar zijne familie woonde,
overbrengen. In laatstgenoemde gemeente had
zich echter nog geeD enkel geval van pokziekte
voorgedaan, en het was dus zeer wel mogelijk,
dat, door de overkomst van genoemden persoon,
die ziekte in de gemeente gebracht werd. Een
dergelijk geval kan zich iedereogen blik voordoen,
tot groot nadeel van die gemeenten, die nog voor
de gevreesde besmettelijke ziekte gespaard ble
ven. Bij het ontbreken van wettelijke bepalingen
daaromtrent, doet zich daarom de vraag voor,
welke maatregelen door de gemeentebesturen,
kunnen genomen worden, om te voorkomen dat
eene besmettelijke ziekte, van de eene gemeente
naar de andere,' worde overgebracht. Die maat
regelen kunnen slechts zijn vau drieërlei aard;
aan de eene zijde zou eene plaatselijke verprde-
ning kunnen voorschrijven, dat een aan besmet
telijke ziekte lijdende persoon niet mocht worden
vervoerd buiten de gemeente, zonder verlof van
Burgemeester en Wethouders, welk verlof door
hen alleen zou kutmen worden verleend, indien
in de gemeente, waarheen zich de zieke wensch te
te begeven, zich reeds gevallen derzelfde ziekte
hadden voorgedaan aao den anderen kaut
zoudeu bepalingen kunnen gemaakt wordeD,
waarbij de lijders aan eene besmettelijke ziekte,
die van elders komen, verplicht wordeD, terstond
aangilte te doeü aan het dagelijksch bestuur, en
de voorschriften die tegen de verspreiding der
ziekte gegeven worden, op te volgen of te gedoo-
genen eindelijk zou aan lijders aan eene be
smettelijke ziekte de toegang tot de gemeente
kunnen ontzegd worden. Zien wij thaDS in hoe
verre de gemeentebesturen bevoegd zijn om de
boven vermelde bepalingen voor te schrijven.
In art. 135 der gemeentewet wordt aan den
Raad de bevoegdheid toegekend om, in het be
lang der gezondheid, verordeningen te maken;
en in art. 179 li». 1., is, aan het dagelijksch bestuur,
opgedragen het toezicht op den pu blieken gezond
heidsdienst. Maar daarbij tnoet wel in acht wordeD
genomen, dat evenals iedere macht, aan de gemeen
tebesturen toegekend, ook deze zorg zich alleen kan
uitstrekken over het grondgebied der gemeente.
Werd nu aaneen ingezeteneindegeineenteN.,voor
het geval dat hij door eene besmettelijke ziekte
werd aangetast, verboden om zich naar elders
te verplaatsen, dan zou de zorg van het gemeente
bestuur zich niet langer blijven beperken binnen
de grenzen der gemeente, maar zioh uitstrekken
ook over andere; want men kan niet beweren
dat eeD verbod, als het bovengenoemde, zou ge
steld worden in het belang der openbare gezond
heid der eigene gemeente. Het klinkt zeker wel
schoon dat de eene gemeente, zooveel in haar
vermogen is, zorg draagt voor het welzijn van
de andere, en dat alzoo het heil des vaderlands
wordt bewerkt en bevoiderd door de onderlinge
bulp der gemeentebesturen, maar iets dergelijks
kan de wetgever niet gewild hebben. Iedere
gemeente staat op zich zelve, en heeft slechts te
beoordeelen wat voor haar alleen noodigen nut
tig is. Voor provinciale belangen wordt door den
gewestelijkeu, en voor het algemeen belang des
lands door den Rijks wetgever gewaakt, die beide
ook liet best kuDneu beslissen wanneer, en in
hoeverre, de betrekkingen, van de eene gemeente
tot de andere, behooren geregeld te worden. Liet
meu de gemeenten toe, te werken iu elkanders
direct belaog, dan zou het maar al te gemakke
lijk kunnen gebeuren, dat soms voor belang werd
aangezieo, wat inderdaad nadeel was, eu omge
keerd, en zou inemgmaal de al te groote hulp
vaardigheid eene belemmering wezen voor het
aigemeene welzijn. Zoo meen ik uit art. 135 en
150 der gemeenten et te mogen afleiden dat de
bevoegdheid tot het maken van bet boven om
schreven verbod, aan de gemeentebesturen
bepaald ontzegd is. Reeds meermalen, ook in dit
weekblad, is de vraag gedaan eu beantwoord
wat men toch hebbe te verstaan onder de woorden
Rijks- en Provinciaal belang waarvan art. 150 der
gemeentewet gewaagt. Mijns inziens moet er
onder verstaan worden alles wat Diet uitsluitend
op de gemeente betrekking heeft. Dit volgt, dunkt
mij, uit de inrichting van onzen staat. Elke ge
meente is eene regeering op zich zelvewaar
zij niets doet dan hare eigene belangen behar
tigen, is zij, volgens art. 140 der grondwet, zoo
veel mogelijk autonoomeu waar haar bestuur,
door art. 141 eu 143 der Grondwet, art. 194, art.
206 v. art. 221 en volgg. der gemeentewet, e.
onderworpen is aan de contróle van Gedepu
teerde Staten der provincie, daar is dit geschied,
zoowel om te zorgen dat het gemeentebestuur
zijn macht niet te buiteu ga, als om de fiuau-
cieele belangeu der gemeente zelve te bescher-,
men tegen verkeerde handelingen van haar be
stuur. De zorg voor het medewerkeu van alle
gemeentebesturen, aan het welzijn van een ge
west, is aan-de provinciale en Gedeputeerde
Staten opgedragen, en de onderlinge band
der provinciën, tot heil des vaderlands, wordt
door den Rijkswetgever gelegd. Vandaar dat bet
zorgen vaD de eene gemeente voor de andere, een
treden is in iietgeen vanalgemeen Rijks of
Provinciaal belang is, hetgeen door art. 151) der
Gemeentewet .verboden wordt. Eene plaatselyke
verordening zal dus m. i- nooit kuuneu voor
schrijven dat een, aan besmettelijke ziekte lij
dende ingezeten zich niet naar een andere ge
meente zal mogen verplaatsen. Ditzelfde gevoe
len werd gedeeld door Gedeputeerde Slaleu van
Gelderland, bij liuti besluit van 19 Sept. 1371,
n'. 116 waarbij de gemeenteraad van üieende-
ren werd uitgeuoodigd om uit de verordening
van 5 Sept. 1871, houdende vuorzieniDg tegen
besmettelijke ziekten aldaar, te lichten de bepa
ling dat de lijders zich niet buiteu de gemeente
zouden mogen verplaatsen, aan welke uitnoodi
ging werd gevolg gegeven.
De gemeentebesturen zijn echter volkomen be
voegd om te bepaleu dut lijders aau besmettelijke
ziekte, van elders komende, verplicht zijn ter-
sloud van de ziekte aangifte te doen bij het
dagelijksch bestuur, eu do voorschrilten op te vol-
geu of te gedoogen, die, tegen verspreiding der
ziekte, in de gnm'ecnte gemaakt worden. Eene
dergelijke bepaling is in onderscheidenegemeenten
bij plaatselijke verordening gemaakt, maar men
mag niet ontkennen dat zij slechts ten halve den
loop eener ziekte zal kunnen stuiten, ook at
wordt aan hare uitvoering de strengste hand ge
houden. Wat eindelijk den laatstgenoemden maat
regel betreft, de gemeentebesturen zijn ongetwij
feld bevoegd om eenen lijder aan besmettelijke
ziekte den toegang tol de gemeeDte te ontzeggen;
maar wit zou het hun baten. De werkelijk zie
ken zullen zich niet aan levensgevaar blootstel
len door zich te doen vervoeren, en zij die ove
rigens de ziekte zoudeu kuuneo overbrengen, zijn
óf hersteld, of hebben, zuouls men wel eens zegt,
de ziekte onder de leden, en het is duidelijk dat
men het vermogen van deze om de ziekte over
te brengen nooit genoegzaam zal kunnen con-
atateeren om bun den toegang tot de geipeente
te ontzeggen-