IN K SA N0. 3785. Donderdag A«. 1872. 13 Juni. STADS-BERICHTEJÏ. pers; LEIDSCH DAGBLAD PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maandenƒ8.00. Franco per postn 8.85. Afronderlyke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIEN. Voor iederen regelfQ.li. Grootere letter* naar de plaatsroimte die s(j beslaan. EESl Hden. eblevei De BURGEMEESTER, Hoofd van het Gemeente- iestuur van Leiden, doet te weten, dat aan den Jntvanger der directe belastingen alhier is ter hand ;esteld een, op den lOden dezer maand, invorderbaar erklaard kohier voor de belasting op liet Personeel, ienstjaar 1872 en 1873, houdende aanslagen voor iVijk 3, terwijl ieder verplicht is zijnen aanslag, den bij de Wet bepaalden voet, te voldoen. En wordt deze door plaatsiog in de Leidsche Courant ifgekondigd. De Burgemeester voornoemd, v. d. BRANDELER. Leiden, 12 Juni 1872. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van jjEIDEN, Gezien het adres van Hendrik Korswaqen, kui er, wonende alhier, daarbij verzoekende om in zijn erkplaats in het Bolwerkstraatje, nabij de Lange- acht, n°. 6, een kuipersschoorsteen te mogen doen louwen I Gelet op art. 4 van het Koninklijk besluit van Januari 1824 Staatsblad no. 19) Doen te weten, dat tot het hooren der eigenaars bewoners van de naast bijgelegene en belendende ,uden, ten opzichte der informatiën de commodo et commodo, door Burgemeester en Wethouders zal lorden gevaceerd op het Raadhuis dezer Gemeente, Maandag den 17den Juni aanstaande, 's voor- iddags te elf uren; zullende de belanghebbenden irplicht zijn hunne bezwaren tegen dat verzoek op jien tijd in te brengen, terwijl, bij verzuim daarvan, ij gehouden zullen worden zich tegen de inwilliging |iet te hebben verzet. Burgemeester en Wethouders voornoemd, v. D. BRANDELER, Burgemeester. E. KIST, Secretaris. Leiden, 12 Juni 1872. th Lelden, 12 Juni. De loopende zaken, die ten verzoeke van de lltredende Regeering door de Tweede Kamer r Staten-Generaal zijn afgedaan, wareD giste ren in de Eerste Kamer aan de orde. Zij vorm den een negentiental ontwerpen van wet, welke alle werden goedgekeurd. Tot discussie gaven meer bepaald aanleiding a. het wetsontwerp tot nadere verstrekking van tijdelijke hulp aan de Atnsterdamsche Ka naalmaatschappij. Vooral de heer Fransen van Putte had tegen dezen tijdelijken maatregel, Om de maatschappij een voorschot van 1% mili- te verleenen, bedenking en keurde af dat |e Regeering niet had vastgehouden aan haar uspronkelijk voorstel om financieele tegemoet koming uit 's lands schatkist direct te verstrek- eu. Boven en behalve dat de heer Hartsen de ezwaren van den vorigen spr. deelde, woog bij ien afgev. nog, dat door dit wetsontwerp andere roote belangen geheel in het midden zouden blij- Ien, zooals de scheepvaart en de waterschaps- elangen van Amsterdam. Daarom spoorde ihij e Regeering aan, om de Kanaalmaatschappij de erplichting op te leggen art. 12 der concessie it te voeren, dat bepaalt, dat de Maatschappij iet de besturen der waterschappen overeenkom en moet aangaan omtrent den waterstand, en at als er verschil bestaat, de Minister van Bin- enlandsche Zaken dit zal beslissen. De Minister an Financiën beriep zich ter verdediging van en voorgestelden maatregel op den demissionai- in staat van het kabinet. In den door den vo lgen spreker bedoelden zin te doen beslis- is was niet voegzaam. Er bestond reeds ij de Tweede Kamer groot verschil van 'inie over vele puntenbeloften werden n de Regeering gevraagd, zoomede dat zij erken zou aan de uitvoering van art. 12 er concessie. Het was beter dit aan eene /volgende regeering over te laten, te meer aar er principieel verschil bestond over de be- ekenis van dat artikel tusschen den overleden Ünister van Binnenlandsche Zaken en Amster- am. Dit alles leidde de Regeering tot het voor tellen van den tijdelijken maatregel om 1 mil- oen voor te schieten, welk voorschot bij besluit M Tweede Kamer tot 1% millioen is verhoogd. nieuwe Regeering kan spoedig een definitief Wrstel doen, en de Maatschappij kan door het oorschot tot het einde van bet jaar rondkomen, te heeren v. d. Putte en Hartsen, waarbij zich oogde de heer Rahusen, bleven bij hnn voor- Pgezet gevoelen. De beide laatstgenoemde leden de heer Fontein Verschuer stemden ten slotte gen het wetsontwerp, dat met 31 stemmen werd oedgekeurd. De definitieve vaststelling van Hoofdstuk III der Staatsbegrooting voor het dienstjaar 1872. De Minister van Oorlog had op het Eindver slag der Commissie van rapporteurs een memorie van Beantwoording ingezonden, waaruit bleek: 1°. Op de vraag in eene afdeeliog behandeld, of de uitvoerige gedachtenwisseling, waartoe deze voordracht bij de andere Kamer aanleiding gaf, niet het bewijs heeft geleverd dat het tegen woordig Ministerie in gebreke is gebleven, om het bij zijne optreding aangekondigde plaü van wetgeving voor defensie uit te voeren, vermeent de Minister dat, al is deze vraag in bevestigen den zin beantwoord, te mogeD herinneren, wat hij te kennen heeft gegeven ia de Mem. v. Beantw. op het Verslag der Tweede Kamer, namelijk dat de ontwerpen tot hervoiming van het defensie wezen reeds bij de Tweede Kamer waren en dat de Rcg. niet verder kon gaan, daar het Voorl. Versl. eerst dezer dagen is beantwoord; dat hij zich wijders niet kan vereenigen met de meening dat voor het tot scaod komen eener legerorgani- satie bij de wet eene wijziging van de Grondwet uoodig schijnt te zijn. 2°. Was 't hein aangenaam te zien, dat men gemeend heeft in deze voordracht, zooals zij thans ligt, te kannen berusten, omdat zij als een ver volg op de credietwet van 31 December kan wor den beschouwd, ofschoon men voor de toekomst geheel vrij wilde blijven. 3°. Wat betreft de opmerking in eene afdeeling omtrent de bekende circulaire betreffende het verplichte kerkgaan, en dat sommige leden geen reden zagen om te veranderen wat in dit opzicht sedert vele jaren heeft bestaan, was 't hem aan genaam te zien dat er ook leden waren die ge stemd zijn tegen eiken dwadg en dus ook den genomen maatregel niet misprijzen. Hij kan er evenwel bijvoegen dat hij 't noodzakelijk geacht heeft de militairen nader in te lichten omtrent deu zin en de bedoeling dier circulaire, die niet overal juist is begrepen. De zinsnede betreffende het al of niet nood zakelijke eener herziening van de Grondwet, om tot eene legerorganisatie bij de wet te geraken, gaf den heer Cremers aanleiding om eenigo denkbeelden nopens de defensie te ont wikkelen. Plicht was het dan z. i. te zorgen voor eene doelmatige verdediging, maar 's lands finan cieel belang mocht daarbij niet uit het oog wordeD verloren. Het ontwerp werd daarop aangenomen met algemeene stemmen. Na de behandeling der wetsontwerpen kwam ter tafel de conclusie van het verslag der com missie voor de verzoekschriften op het adres van den academischen senaac der Hoogeschool te Gro ningen over verleende dispensatiën vaD het ad- missie-examen ter bijwoning van het hooger onderwijs. Eenigszins gewijzigd ten gevolge van het overlijden des Ministers van Binnenlandsche Zaken, luidde zij aldus: „De commissie, ofschoon het geven van meer gemelde dispensatiën haar zeer bedenkelijk voor komt en uit de verleende dispensatiën bij ver nieuwing blijkt, hoe gewenscht het zij dat het hooger onderwijs bij de wet geregeld worde, stelt voor dat de Kamer, dank betuigende voor de gegeven inlichtingen, deze voor kennisgeving aan- neine." Daartegenover stond een amendement van den heer Messchert van Vollenhoveo strekkende om deze conclusie aldus le doen luiden „De Kamer, het geven van meergemelde dis pensatiën zeer bedenkelijk achtende, en oordee- lende dat uit de verleende dispensatiën bij ver nieuwing blijkt, hoe gewenscht het zij dat het hooger onderwijs bij de wet geregeld worde, heeft die inlichtingen in dank ontvangen en neemt die voor kennisgeving aan." De voorsteller bestreed de redactie der com missie, waaruit, werd zij aangenomen, niet zou blijken welk gevoelen de Kamer voorstond, maar wel dat der Commissie. De Kamer vereenigde zich met 17 tegen 15 stemmen met zijn gevoelen, waardoor de con clusie der commissie verviel. Ook deze Kamer ging nu tot nadere bijeen- roepiug uiteen. Naar wij vernemen, was de vroegpredikatie, Zondag in de Marekerk door Ds. Koappert ge houden, gewijd aan de nagedachtenis van Mr. J. R. Thorbecke, naar aanleiding van Nameri XXIII, VS. 10i,Mijne ziel sterve den dood des oprechten, en mijn uiterste tij gelijk het zijne"; en Ds. Hagen vond in de voormiddag-godsdienstoefening in de Remonstrantsche kerk, door bet overlijden van dien grooten staatsmac, aanleiding tot tekst te nemen Johannes XI, vs. 116: „Ome vriend slaapt." Een warm vereerder van Thorbecke schrijft in de Zwolsche Courant: „Wie heeft niet met aandoening het verslag gelezen, dat de nieuwspapieren ons van Thor- becke's begrafenis gegeven hebben? Wie stemt niet gereedelijk in met de woorden van den mi nister van Bosse: „En nu een laatst vaarwel aan het stoffelijk hulsel van den grooten geest, die door den Heer, die over alles gebiedt, tot hooge- ren werkkring is op geroepen. Hij ruste in vrede, en moge weldra op deze plek een duurzaam ge- denkteeken verrijzen, opdat daarop opuieuw moge blijken, hoezeer Thorbecke door Nederland, dat hij liefhad en waarvoor hij leefde, wordt gewaar deerd." Deze wensch zal niet onverhoord blijven zijn talrijke vrienden en vereerders zullen op zijD graf of elders een blijvend aandenken stich ter te zijner eer. Van alle kanten wordt er reeds in dien geest gesproken en geschrevenreeds nam de kiesvereeniging Burgerplicht te Amsterdam een motie aan, waarbij zij haar overtuiging uitsprak, dat de uitstekende verdiensten van wijlen Mr. J. R. Thorbecke door eenig hulde blijk blijvend moeten worden erkend; reeds is van de kiesvereeniging Vrijheid en Orde te Deventer de uitnoodiging gericht aan alle vereerders van den grooten staatsman, tot samenstelling van connnissiën in alle oorden des rijks, om een mo nument voor Thorbecke op te richten. Ook hier heeft men niet stilgezeten II. Donderdag is hier een commissie benoemd. Zonder nu op de bemoeiingen dezer commis sie te willen vooruitloopen, betwijfelt steller de zer regelen het ten sterkste of Zwolle ooit van een monument voor Thorbecke, uit bijdragen van het gansche volk opgericht, de gelukkige bezit ster zal worden. Geen vereerder van dien ver dienstelijken burger binnen deze stad mag door die gedachte weerhouden worden in het bijdra gen van zijn penninkske tot bereiking van het schoone doel. Maar wat belet echter de Zwolsche burgers, afgescheiden van de monumentsqnaestie, iets voor haar grooten stadgenoot te doen? Laten wij in den gevel van het huis, waar Neerlauds grootste staatsman van deze eeuw werd geboren, een steen plaatsen, prijkende met een eenvoudige vermelding van zijn naam, geboorte- en sterfjaar, opdat het dankbaar nageslacht ten minste de plek kao aanwijzeo, waar zulk een machtige geest, zulk een eerlijk staatsman, zulk een ver draagzaam uiensch het eerste levenslicht aan schouwde. Dit is een hulde, die wij, Zwollenaren, afzonderlijk onzen Thorbecke behooren te bren gen, al dragen wij ook gaarne als Nederlanders tot het natiooaal gedenkteeken bij." In een ingezonden stuk van het N. v. d. D. wordt gezegd Wanneer in het geheele rijk en de overzeesche bezittingen de gelegenheid wordt opengesteld tot het bijeenbrengen van bijdragen, is het geen ijdele verwachting dat eene belangrijke som zal worden verkregen. Die som, onder richtig beheer, dienst baar te maken tot bekostiging der studie van drie jongelieden aan de verschillende Hoogescholen, zou de beste vruchten voor Nederland kunnen opleveren. Eigenaardig zou de opleiding moeten plaats vinden in de studie der rechten en meer bepaal delijk in die vakken, welker beoefening, uit Thor- becke's voorbeeld, blijkt van groot praetisch nut voor liet Vaderland te zijn. De instelling: Thorbecke's Fonds zou op die wijze binnenkort goede vruchten aan het vadprland af werpen. Thans zijn bij uitzondering de tneerge- goeden in staat die studiën voor hunne zonen te kiezen. Als regel is dit misschien niet onraadzaam Maar nu volstrekte gelegenheid ontbreekt om ook den een of ander burgerzoon, die uitstekenden aanleg bezit, in te leiden in wetenschappen, welke hem misschien te Duttiger zullen zijn, omdat hij den middelstand en zijne behoeften kent, nu zou, dunkt ons, de nagedachtenis van Thorbecke niet beter kunnen worden gehuldigd, dan door in zijn geest mede te werken tot opleiding van nuttige burgers in den Staat. Spoedig reeds zal de vraag vijzen op welke wijze en met welke middelen Neêrlands burgers aan den drang van hun hart zullen voldoen. Mo gen zij, die daartoe pogingen aanWendèn, door onderlinge samenwerking er in slagen om iets tot stand te brengeD, waardig den grooten man wiens nagedachtenis men zal vereeren. Terwijl wij nu aan Thorbecke's geboorteplaats het recht niet zullen betwisten op een zichtbaar blijk van herinnering en vereering, wenschen wij daarne vens een ander plan aan het oordeel van het publiek te onderwerpen. Als een bijzonderheid kan worden medege deeld dat de 85jarige oud-burgemeester van Ze venhuizen, oud-lid der Provinciale Staten van Zuid-Holland, de heer P. Keizer, 11. Zaterdag naar 's-Gravenhage is gespoord, om by de begra fenis van den ook door hem hoogvereerden Thor becke tegenwoordig te zijn, en denzelfden dag de terugreis deed. In een Duitsch blad leest men het volgende bericht omtrent den heer Thorbecke, gedateerd Osnabrück, 7 Juni. „De Minister Thorbecke, op 4 dezer te 's-Graven- hageorerleden, stauit van Osnabrückers af. Hij is te Zwolle geboren, in het jaar 1796; zijn vader en grootvader waren uit Osnabrück afkomstig en vermaagschapt met den voormaligen Burgemees ter Thorbecke alhier, die eveneens verwant was aan de nu nog bloeiende familiën Henrici en Wüste (firma Gebr. Thorbecke)." Het heeft Z. M. den Koning behaagd in te tee kenen op het werk van den Delftschen hoogleeraar Gugel, getiteld: Geschiedenis van ie Bouwstijlen in de Hoofdtijdperken der Architectuur. De heer A. van Weel, oud-lid der Eerste Kamer en notaris te Ooltgensplaat, is op 73jarigen leef tijd overleden. Te Amsterdam hebben met gunstig gevolg als arts examen afgelegd, en is hun als zoodanig het diploma uitgereikt, de heeren Dr. Midden dorp, Lührs, Zijlstra en de officier-van-gczondheid 2de klasse Borst. Voor de verkiezing van een lid der Prov. Sta ten in het hoofdkiesdistrict Leeuwarden zijn uit gebracht 655 stemmen, waarvan 3 van onwaarde. Er zal eene herstemming plaats hebben tusschen de heeren P. Schmidt Schaaff te Stiens, die 274, en Mr. J. Bieruma Oosting te Leeuwarden, die 272 stemmen bekwam. In de gisteren gehouden zitting van de arron- dissements-rechtbank te Deventer is behandeld de zaak van den lieer Mosselmans tegen Dr. van Vloten. De ambtenaar van het Openbaar Minis terie heeft geëischt schuldigverklaring van den heer van Vloten aan het misdrijf van laster en zijne veroordeeling tot eene maand cellulaire gevangenisstraf en f 300 geldboete. Aan ODzen landgenoot, den jeugdigen beeld houwer Ferdinand Leenhoff, te Parijs, is voor de tweede maal de onderscheiding te beurt gevallen, van door den jury der Parijsche ten toonstelling de bekroning met het gouden eere metaal waardig te worden gekeurd. De heeren van Duiken Weiland C*., distil lateurs 1ste klasse te Rotterdam, hebben aan den Minister van Koloniën een adres gericht. Zij ge ven daarin te kennendat zij vernomen hebben van hunne vrienden in de Oost-Indiën dat de leger-cominandant aldaar bevolen heeft, dat het artikel jenever slechts mag uitbesteed worden aan 2 merken, de „A/A" en de „Ooijevair". Dat hier grove onbillijkheid plaats heeft tegen over de overige distillateurs, die gunstig bekend zijn, zal wel niet behoeven bewezen te worden. Adressanten vermeenen dat vrije concurrentie behoort te blijven bestaan. Wil men vóór of na de aanbesteding keuring adressanten zien hier niet tegen op, overtuigd als zij zijn dat hun gunstig bekend merk Arend VD W C*. uit die keuring met glans tegenover elk ander merk zal te voorschijn treden. Ten slotte merken adressanten nog op: Dat zij volstrekt niet willen, kunnen, inogén

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1872 | | pagina 1