N°. 3779.
A0. 1872.
Donderdag
6 Juni.
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maandenƒ8.00.
Franeo per poet. 8.85.
Afzonderlyke Nommen.0.05.
Lelden, 5 Juni.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DBR ADVKRTENTIBJi.
Voor iederen regelƒ0. lf.
Groot ere letten naar de plaatirakaU dia ajj beslaan.
De gevoelige slag die Nederland dreigde
is gevallet). Nog treurende over het smartelijk
verlies in een dierbare Prinses uit het regee-
rend stamhuis geleden, moet het andermaal
eene zware beproeving ondergaan.
De dood heeft den beroemdsten staatsman
aan het Vaderland ontrukt.
Onherstelbaar verlies 1
De heer Thorbecke, de staatsman, die lan
ger dan het vierde eener eeuw hetzij aan 't
Bewind, hetzij in 's Lands Raadzaal een over
wegenden invloed op het Regeeringsbeleid
heelt uigeoefend, is gisterenavond te negen
uren aan de ziekte beiwekcn, die in de laaiste
dagen van steeds meer zorgwekkendt-n aaru
geworden was.
Onder den eersten indruk van die mare
geen breedvoerige bijzondeiheden, veel min
beschouwingen over de zoo gewntit ge, veel
omvattende loopbaan des overledenen, die als
geleerde, als schrijver en rede..aai', als staat
kundig leider, naar de getuigenis van alle
zijden, reeds voorlang afgelegd, eeue eerste
plaats heeft verworven.
Enkele herinneringen van feiten mogen thans
voldoende zijn.
Sir. JOIUN RUDOLPH THORBECKE
was, den löden Januari 1798, te Zwolle ge
boren, en had dus bij zijn afsterven een ruim
7-ljarigeri ouderdom bereikt. Van der jeugd af
wijdde hij zicb aan de ernstigste studiën, woonde
van 181517 de lessen bij van het Athenaeum
lllustre te Amsterdam, en vervolgens, tot 1820,
aan de Hoogescliool van Leiden, waar hij
tweemaal de gouden medaitte 'voor zijne be
antwoording van uitgeschreven prijsvragen ver
wierf. Nadat hij den graad van doctor in de
bespiegelende wijsbegeerte eD letteren bekomen
had, bezocht hij gedurende een paar jaren
Duitschland, waar hij zich met de studie der
wijsbegeerte vertrouwd maakte; na voor een
korten tijd in't Vaderland te zijn teruggekeerd,
bezocht bij op nieuw Duitschland, en opende
te Giessen, als privaat docent, een academischen
cursus; bij begaf zicb daarna naar Gciitingen,
waar hij van zijn wijsgeerig-geschiedkundige
kennis blijken gaf, o. a. door zijn brief aan
den hoogl. EiclihornUeber den organiscben Gha-
rakter der Geschichte en als beoordeelaar in het
beroemde tijdschriftGöttinger gelehrler Anteiger.
In 1824 keerde hij naar Nederland terug, en
deed zich ook hier als schrijver kennen door
zijne „Bedenkingen aangaande het Recht en
den Staat."
In 1825 werd hij beDoemd tot hoogleeraar in de
staatkundige wetenschappen aau de hoogeschoot
te Geud. Zijne rede, tot aanvaarding van die be
trekking, betrof „hetonderwerp der geschiedkun
dig staatkundige wetenschappen." Ook in de
hoofdstad gat hij lessen over de staatkundige ge
schiedenis, de statistiek, de staathuishoudkunde
eu hare verschillende toepassing, en wijdde zich
iu deze jaren, gelijk later te Leiden, uieer eu
meer aan de beoefening van al die vakken,
die lieui vervolgens als Volksvertegenwoordi
ger oi Staatsdienaar zoozeer te stade zouden
komen, in 1829 gat hij een geschrift uit „over
het bestuur van het onderwijs." Na de gebeur
tenissen in België werd hij als hoogleeraar in
de rechten bij Leiden's Hoogeschool overge
plaatst, eu schreef hij o. a. (in 1831) zijn be
roemd werk: „Over de verandering van het
algemeeue statenstelsel vau Europa." Onder
de leervakken, waarin bij behalve de reeds
enoemde onderwees, behoorden de geschie
denis van het Roineinscbe recht en hel han
delsrecht, de constitutioneele geschiedenis, de
geschiedenis der wetgeving iu Nederland, het
administratie! recht en de uitlegging der Grond
wet. Van zijn cursus in het administratief
recht in Nederland mocht Mr. de la Bassecour
Gaan io zijne Handleiding tot dat recht veel
gebruik maken. Tal van kweekelingen volgden
die lessen, welke Thorbecke's naam wijd en
zijd verbreidden, en de studeerende jongeling
schap bleef, na bet verlaten van de academie,
den geleerden leider op het innigst toegedaan,
eu bracht om zoo te zeggen zijne staatkundige
leerstellingen en school in de maatschappij
over.
De aard zijoer studiën, de omstandigheden
zelve brachten er den heer Thorbecke toe, meer
en meer in zijne geschriften het veld der staat
kunde te betreden, zij waren de voorboden als
't ware van zijne dadelijke deelneming aan
deze. Reeds had hij vroeger een geschrift ge
leverd: „Over de erkenning der onafhankelijk
heid van België"; reeds had hij in 1840 eene
brochure geschreven: „Wat kan de dubbele
kamer doen?" die veel besproken werd.
Van grootere beteekenis waren zijne „Aan-
teekeningen op de Grondwet," waarbij hij eene
„Proeve van herziening der Grondwet" volgdp.
Hij was in 1840 als lid der dubbele kamer
er op uit, eene ruimere dan de toen voorge
dragen herziening tot stand te helpen brengen
- loen dit mislukt was, was hij, in Dec. 1844,
een der negen voorstellers van „eene rerande-
t ring en bijvoeging in de Grondwet." Niet al-
J leen leed ook dit ontwerp schipbreuk, maar
tin 1846 werd de heer Thorbecke door de Prov.
ij Staten van Zuid Holland niet weder ter Tweede
Kamer afgevaardigd. Hij won echter daardoor
in invloed. En bij de Grondwets-herziening
van 1848 werd de heer Thorbecke (17 Maart
van dat jaar) tot lid der Staats-commissie be
noemd, met de opdracht, den Koning een vol
ledig ontwerp van Grondwetsherziening aan
te bieden. Grooten, zoo niet den grootsten ia-
vloed heeft hij op die herziening uitgeoefend.
Hij ging daarbij uit van zijne diepe overtui
ging: „De Grondwet mag geen gesloten boek,
zij moet eene nationale kracht wezen." Hij
ondervond uij de toepassing zijner denkwijze
echter geen onverdeelden bijval, eD hij werd
ook niet tot lid gekozen van bet eerste miniv
sterie na de tot stand gekomen herziening van
de Grondwet. Dit was eene bron van latere
moeielijkheden en partijgeschillen, waarmee
de heer Thorbecke, in of buiten het bestuur,
te worstelen had.
Wat zijü bestuur betreft: up drie tijdstippen
was hij Minister van Binuenlandsche Zaken,
•n men .mag wel zeggen de ziel vau 't Kabi
net; van 31 Oct. 1849 tot 19 April 1853;
van 1 Febr. 1862 tot 10 Febr. 1866, en van
3 Jan. 1871 tot aan zijn dood. (Iu 1866 was
hij tot Minister van Staat benoemd).
Welk eene gewichtige beteekenis zijn beleid
op 's lands wetgeving gehad heeft, daarvan
getuigen o. a. de Kieswet, de Provinciale Wet,
de Generale Wet, die op bet Middelbaar On
derwijs, op het Geneeskundig Staatstoezicht;
bekend is zijn groot aandeel aan de onderne
ming of voortzetting van tal van openbare
werken, wegen, kaDalen, spoorwegen; kortom,
op moreel en materieel gebied was hij onver
moeid werkzaam, gelijk in 't raderwerk des
bestuurs. Hij was, behoudens eigen oordeel,
zeer ingenomen met de lessen en het voor
beeld van Gijsbert Karei van Hogendorp, met
die van Falck, wiens bescherming hij bij zijn
eerste optieden ondervond. Van van Hogen-
dorp's Bijdragen bezorgde Thorbecke den twee
den druk; zijue eigene Hedeiocringen sluiten
zich in zekeren zin daarbij aanhij komt voor
als de voortzetter van wat gene wrochtte, of
waarvan gene de kiemen strooide. Beiden
hadden bij hun ieveu met veel miskenning en
weerstreving te kampeu, doch beiden hadden
bij veel overeenkomst van middelen helder
heid van geest, zucht tot grondig onderzoek,
bezielende kracht toch dezellde groote be
doelingen: het paren van Vrijheid met Orde,
de Grondwettige Monarchie, de liefde voor den
vertegen woordigenden regeeringsvorm, de ver-
hooging vau 's lands bloei en welzijD, onder
de leiding van Orauje, de éenheid van Neder
land 1 Bij beiden gingen boven woorden
daden.
De overledene was Grootkruis der orde van
den Nederlandschen Leeuw en Grootkru's of
Ridder van verschillende andere ordeD. De
deugden vaD den huiselijken kring, de smaak
voor kunsten sierden den diepzinnigen denker.
De hoogleeraar Buys doet vervolgens de uit
spraak, dat de gistereD geschetste uitkomst van
het jongste debat sprekend gelijkt op een poli-
tieken zelfmoord, en in zooverre valt het zeker
niet te loochenen, dat aan dit debat eene groote
staatkundige strekking toekomt. Hoewel geloo-
vende dat de tegenstanders tegen de motie van
Akerlaken, welke schorsing van de debatten be
doelde, opdat liet amendement Tak in de afdee-
lingen zou kunnen worden onderzocht, goed za
gen dat van uitstel niets dan noodeloos vertraag,
dan bet verschuiven eener beslissing, welke op
de hoogte waarop men gekomen was toch niet
meer konde worden gekeerd, te verwachten
was verwondert het schr. toch, dat zij niet uit
louter politiek instinct het uitstel aannamen. Hat
gold niet zoozeer het redden van de wet, als
wel het redden van de liberale partij.
Met de wet viel het eerste artikel van het li
beraal programma. Zal de partij met de andere
artikelen, als daar o. a. zijn: hervorming van het
rechtswezen, de defensie, gelukkiger zijn? Maar
ook over het eerste zijn de theorieën legio en
in de laatste quaestie omvat de liberale partij
de antipoden. En wat blijft er dan over van
de groote plannen tot welker uitvoering de
liberale partij zich verbond? Niet6 dat waardig
is genoemd te worden. Ach, als men het liberaal
programma een kohier van oninvorderbare posten
noemt, wat moeten wij daD antwoorden 1
Al onze zoogenaamde politieke partijen hebben
hetzelfde gemeen, 't Zijn ten slotte oude politieke
zonden welke zich bij dergelijke gelegenheid
wreken. Verzeker aan de conservatieven eene
vrij sterke meerderheid; breng hen in denzejldeij
toestand waarin nu de liberalen verkeerden,
d. w. z., dwing hen een nummer van een we
zenlijk conservatief programma uit te voeren;
sluit alle toegangen af, en het resultaat zal onfeil
baar hetzelfde wezen. En de reden dat onze par
tijen zich bij voorkeur tooien met allerlei fraaie
programma's, welke zij ten slotte niet weten uit
te voereu, is voornamelijk deze, dat zulke pro
gramma's bij voorkeur worden opgemaakt in dagen
waarin zij njet behoeven te worden verwezenlijkt.
De bepaalde voorbeelden van die slechte heb
belijkheid, welke schr. nog slechts uit de jongste
debatten levert zijn saillant. Een voorbeeld zij
hieraan ontleend ten opzichte van een der afge
vaardigden voor het hoofdkiesdistriet Leiden:
„Hooit eindelijk den heer vau Wassenaar. Hij
beweegt zich in deuzelfden gedachtengang als
de spreker zoo even bedbeld; De patentwet heeft
groote fouten, maar deze moeten verbeterd wor
den. Hoe? Ziehier het antwoord: „„Ik ben lid
„„der Kamer, geen Minister van financiën, en
„heb niet aan te geven wat hersteld moet wor-
„„den."" Natuurlijk: de Mioister zet de steenen
op elkaar en de afgevaardigde schopt ze omver.
Op die wijze werden van oudsher de kasteelen
gebouwd en de wetten in gemeen overlég tusschen
Regeei iog en vei tegen woordigiog tot stand ge
bracht. Maar gesteld nu eens, dat de afgevaar
digde zicb geweld aandeed; dat hij, geheel in
strijd met zijne roeping van volksvertegenwoor
diger, eens wilde bewijzen wat hij zegt, toch
zou hij op dit oogenblik niet kunnen uitleggen
hoe 'men de patentwet eigenlijk verbetereu moet.
Waarom niet? Luister: „„Omdat het nieuwe Re
„„glement van Orde mij alle discussie inet den
„„Minister onmogelijk maakt. Waoneer de Mi-
i„uister mij weinig helder acht, mag ik niet
„„nader toelichten, zoodat de Kamer bij deze
„„algeuieene beschouwingen minder in discussie
„kan treden met den Minister die de wet verde-
„digt."" Ondoorgrondelijk Reglement van Orde,
welk eene diepte tot zelfs in uwe eenvoudigste
bepalingen Laat nu de heer van Wassenaar
waarom niet? eene ministerieele portefeuille
aanvaarden, dan zal deze of gene zijne rede van
24 Apiil 1872 in het Bijblad opduiken, en den
Minister herinnerende, dat het bezwaar aan het
Reglement van Orde ontleend, heeft opgehoudeo
te bestaan, hem uitnoodigen zijne sinds lang ge
vestigde, maar door aanhoudende overweging
zeker nog meer volkomen gerijpte plannen van
patentwet-hervorming in den schoot der wach
tende en smachtende Kamer neer te leggen."
Bij die keurige hebbelijkheid komt ten slotte
eene andere eigeuschap: ons sterk individualismé;
bij de toepassing van ons regeeringstelsel onder
vinden wij daarvan al de nadoelen. Wij hebben
onze eigene ideetjes en hechten daar verschrik
kelijk aan; wij willen dat de wetsontwerpen
geheel onze denkbeelden uitdrukken, en anders
willen wij ze niet. Dat de wetten ten slotte
bestemd zijn Diet om individueele meeningen
terug te geven, maar de meening eener gemeen
schap, welke wel is waar de hoofdgedachte der
enkele leden in zich opneemt, maar ook niet
meer dan deze, wil er bij ons in de practijk
nog niet in. Of lieyer in onze bescheidenheid
komen wij er toe, zelfs onze kleine ideetjes
hoofdgedachten te noemen. Er bestaat op die
wijze geen „overeenstemming omtrent volks
belangen,"" en bijgevolg ook geen part|. En
toch hebben wij eene liberale partij, maar vrij
wat minder omvattend, en ook vrij wat minder
indrukwekkend dan men wel eens wil verzeke
ren. Laten groote quaestiën als de verdediging vau
de vruchteD, welke wij aan het liberale regeerings-
stelsel verschuldigd zijn,de verdediging tegen de pre-
tentieu der kerkelijke partijen in het spel komen
of laat eene regeering, aan welke wij de verde
diging van onze vrijheden niet met volkomen
zekerheid toevertrouwen, bet bewind aanvaar
den, en gij zult zien dat er eene liberale meer
derheid is, eene meerderheid, welke, trots alle
onderlioge geschillen en veeten, zich dadelijk in
stinctmatig als één man ouder één zelfde vlag
schaart. Maar verder zijn wij ook niet: belas
tingen, census, rechterlijke organisatie en wat
niet al: het zijn voor oos feitelijk zuiver econo
mische en wetenschappelijke quaes tien, waarmede
alle individuele meeningen vrij spel drijven.
Na op, de meest afdoende en treffende wijze
aangetpond te hebben dat de aftreding vau het
kabinet Thorbecke voldoende is gemotiveerd,
vraagt de schr: Wat nu? Zonder zich aan voor
spellingen te wagen,-ofschoon de verleiding groot
genoeg is, waar zelden bij eene ministerieele cri
sis aan de phantasie vrijer teugel wordt gelaten
dan op dit oogenblik hier, en schr. schetst aller
geestigst de opgesomde combinatiën, tracht de
boogleeraar Buys zijn gevoelen met het volgend
beeld duidelijk te maken:
„Wij worden tegenwoordig ook in de barste
wintermaanden overstelpt met de schitterendste
bouquetten geen feest waarbij zij ontbreken, geen
salon, dat langen tijd op zulk eene versiering
wachti Welk eeDe heerlijkheid en welk een genot I
Hoe zonderling is het contrast tusschen het hoog
opgestapelde kolenvuur en de frissche bloemen,
men zou zeggen besprenkeld met den Juni-dauw.
Maar hoe jammer: nog is de dag niet Toorbij,
en reeds Perbleekeu de kleuren, versmelt de geur,
verwelkende kleine bladen. Gij wilt, naïef kind,
uwen schat bewaren, zijn bestaan en uw genot
verlengen, en meent Toor uwe bloemen voedsel
te vinden in helder water. IJdele poging, zijkan
het verderf van uw sieraad ook geen oogenblik
vertragen. Van waar dat? Het geheim is spoe
dig ontdekt. Bij de lijk-opening komt de oorzaak
van zoo vroegen dood dadelijk aan het lichtgij
hadt bloesem en geen bloemen, en wat een bode
scheen van het rijke natuurleven, het leefde
reeds niet meer op liet oogenblik dat liet in uwe han
den kwaui. Ziedaar het gareu eu de lijm waar
mede de kleine bloempjes, wie zal zeggen
met hoeveel kunst en vlijt! aan dood hout
verbonden werden. Wees niet verstoord, want
denk er aan, dat in het barre getij de bloemen
schaarsch zijn, en dat wij In onze weelde veel,
zeer veel bouquetten behoeven. Maar de teleur
stelling van ons kind is zoo spoedig niet gewe
ken. Weg met dat bedrog I hoor ik het roepen.
Geef mij een eenvoudigen krans van veldbloe
men, maar laten het dan ook bloemen met sten
gels en woitels zijn.
Ik zou als ods kind ook zulk een eenvoudig
politiek veld-bouquet verlangeneen ministerie
met stengels eu wortels, dat wil zeggen een,
nauw verbonden aan de meerderheid der Kamer,
geroepen om een eenvoudige taak zonder eenige
aanmatiging af te werken; maar dan moest het
ook eeDe taak zijn die de Kamer kent, die zij
niet alleen zegt te willen, maar die zij werkelijk
wil. Zulk een ministerie, al mocht het uit zeer
alledaagscbe personen bestaan, het zou toch won
deren doen. Kan dit niet en ik wil wel ge-
lóoven dat het op dit oogeablik niet kan
welnu, ziedaar dan éu bloesem én dood bout én
garen én scbakellijm. Zie wat gij maken kunt;
ik vertrouw uwen goeden smaak volkoman en
wil mij voor die schepping van één dag geen
partij stelleD. Hoe zal het zijn? Of geheel wit of