N°. 3778. Woensdag A°. 1872. 5 Juni. STADS-BERICHTEN. EIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT. foor Leiden per 3 maandenƒ8.00. Jnneo per post3.85. Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTINTIKN. Voor iederen regeli./"0.15. Grootere letten naar de plaatsruimte die zy beslaan. rgadering van den Gemeenteraad van Leiden, ierdag den üden Juni 1S72, 's namiddags te :en. Onderwerpen Benoeming van een Ambtenaar van den burger lijken stand, ter vervanging van den heer Mr. C. W. Hubrecht. Benoeming van een lid der Commissie van Fi- lanciën, ter vervanging van den heer Mr. P. G. Lezwijn, benoemd tot Wethouder. Benoeming van eene Eegentesse van het Heilige Geest of Arme Wees- en Kinderhuis. (86). Benoeming van een eersten hulponderwijzer 4de jklasse aan de openbare school N°. 1 voor min vermogenden. (86). Benoeming van een hulponderwijzer 2de klasse ia van een hulponderwijzer 4de klasse aan de ipeubare lagere school N°. 1 voor onvermogen- ien. (91). oeming van een hulponderwijzer 1ste klasse de openbare school voor meer uitgebreid ,ger onderwijs lste klasse, voor jongens. (90). Staat van af- en overschrijving op de begroo- ,g, dienst 1872, van de administratie der ge- eente-apotheek. (89). Staat van af- en overschrijving op de begTooting, dienst 1871, van de administratie der Vereenigde Gast. en Leprooshuizen. (88). Suppletoire staat van begrooting, dienst 1871, van de administratie der Vereenigde Gast- en Leprooshuizen. (87). Eekening van het Evangelisch Luthersch Wees- en Oudeliedenhuis over 1871. (92). Suppletoire staten van begrooting en van af- en overschrijving op de begrooting, dienst 1871, van het Eoomsch-Katholiek Armbestuur. (94), Suppletoire staten van begrooting en van af- en overschrijving dienst 1871, van het Eoomsch- Katholiek Wees- en Oudeliedenhuis. (93). Staat van af- en overschrijving op de begroo ting, dienst 1871, van de dienstdoende Schut terij. (95.) Staat van af- en overschrijving op de gemeente- begrooting, dienst 1872. (96). Voordracht tot wijziging van het raadsbesluit van 23 Mei j.l., strekkende tot deu verkoop van inschrijving op het Grooiboek. (101). Voordracht tot nadere regeling van den afstand van gemeentegrond aan het Eijk, ten behoeve van het Nosocomium Academicum. (97). Verzoek van D. J. Parmentier te Zoeterwoude, ter bekoming van grond aan den Hoogen Rijn- dijk onder Zoeterwoude. (98). Verzoek van D. van den Akker te Hazers woude, om vergunning tot het maken van een duiker voor den afvoer van faecale stoffen, (100). Verzoek van J. W. J. Gans, ter bekoming van grond buiten de voormalige Marepoort. (99). Verzoek van P. Fontein Jr., tot het leggen van een stoep op gemeente-grond. (102). Wijziging en vaststelling van het kohier der plaatselijke directe belasting, dieDst 1872. (103). I.elden, 1 Juni. et overzicht dat wij gisteren gaven van een der merkwaardige bijdragen tot de kennis de politieke strekking van bet tiendaagse!) at over de income-tax, door Prof. Buys in (Hdi te boek gesteld, eindigde met des schrij. s stelling, dat het daaruit verkregen resultaat, de aftreding van het Kabiuet, lijnrecht tegen geopenbaarden wensch van de meerderheid kiezers streed en dat ook de Kamer zelve deze waarheid volkomen doordrongen was. aar, gaat de geleerde schr. voort, had de msch van de Kauier, om het tegenwoordig isterie in het gezag te handhaven, haar dan ten leiden tot goedkeuring eener belasting, zoo groote beteekenis als de incoine-tax; nneer naar hare overtuiging die belasting ook ar een gedeelte van al het kwaad berokkent, de discussiën zoo ijverig opgesomd? Niemand, in ernst zulk een eisch stellen zal. Te min- moeite kost bet afleggen dezer verklaring, dat schr. zelf niet tot de bewonderaars van iacome-tax behoort en zich dan ook volkomen eenigt met de woorden van den heer van jlden„„Men kan van eene inkomstenbelas- reel kwaad vertellen zonder bij mij tegen- 'Mk te ontmoeten."" ilusschen de vraag, welke onze volksverte- voordiging te beslissen had, was niet eene jectieve en wetenschappelijke: de vraag naar absolute deugden en ondeugden van de in- 'mstenbelasting, was een louter practische. 1 beer Kappeijne heeft die practische quaestie den aanvang duidelijk gesteld, toen hij zeide, het voor hem slechts de vraag gold, of dat at men wilde invoeren naar zijpe overtniging 'ar of slechter was dan dat wat men wilde ch&ffen. De eenmaal gestelde thesis verliest in zijne wegslepende rede geheel uit het oog. a een onpartijdig wegen van tweeërlei be zwaren, zooal9 het gegeven programma vorderde, ten einde daarna even onpartijdig te kunnen beslissen aan welke zijde het overwicht lag, is ten slotte geen sprake en de spreker concludeert zonder onderzoek, althans zonder de resulta ten van dat onderzoek mede te deelen, en, al mocht die conclusie de juiste zijn, onbewe zen, dat de bezwaren aan het bestaande ver bonden patent-, vleesch- en zeepaccijns minder wegen. Wanneer men dan ook leest dat de heer Kappeijne het w.o. verpletterd heeft, dan moet men volgens schr. meer denken aan den grooten indruk door zijoe uitnemende redenaars gaven teweeggebracht, dan aan de onweer staanbare kracht van de gebezigde argumenten. Schr. zou bijna zeggen, dat de nieuwe gronden Diet overtuigend, de overtuigende niet nieuw waren. Wat bijv. te antwoorden aan sprekers al3 den heer v. d. Linden, die, na bovenbedoelde philippica te hebben aangehoord, de volgende op merking te berde brengen't Is volkomen waar dat f 1000 inkomen van soliede kapitaal meer beteekent dan een zelfde inkomen uit arbeid ver kregen, en dat dus naar strenge rechtsbeginselen beide niet gelijkmatig behooren te worden be last; maar is die gelijkmatige belasting, hoe bedenkelijk op zich zelve, toch niet te verkiezen boveD het bestaande stelsel, dat wel van de f 1000, uit arbeid verkregen, eene bijdrage voor den fiscus vordert, maar het inkomen uit soliede kapitaal geheel ongemoeid laat? Mij dunkt, laat sch. hierop volgen, dat men vrij wat argumenten van de tegenpartij moet samenvoegen oin ze tegen deze enkele nuchtere bemerking te doen opwegen. Maar al wordt het votum geëerbiedigd van de besliste tegenstanders van de inkomstenbelasting, al wordt er niet aan gedacht dit als een politiek vergrijp toe te rekenen, toch verbaast het schr., onder die absolute tegenstanders mannen te vin den als de heeren Jonckbloet en Mackay, die zonder aan de discussie deel te nemen èD het beginsel van de inkomstenbelasting èn alle amen dementen, bestemd om dat beginsel te wijzigen, door hunne stem veroordeelen. Naast de besliste tegenstanders stonden echter vele andeie, over het algemeen voorstanders van eene inkomsten belasting, maar die het plan, dat nu.ter tafel lag, onmogelijk konden steunen; maar wat daarvan ook moge zijn, ook van de gebleken onmacht eener politieke vergadering, welke in beginsel eene inkomstenbelasting wil en toch niet bij machte is althans de formule te vinden, waarin zij de gedachte kan uitdrukken welke hare leden vereenigt, kan voor het oogenblik geene andere conclusie gewettigd zijn dan deze: dat in de te genwoordige Kamer de meerderheid het beginsel van eene inkomstenbelasting, hoe dan ook uitge werkt, onvoorwaardelijk veroordeelt, en dat het intu8schen zeker is dat vele liberalen, die tot het verwerpen van de wet medewerkten, zich be paalde voorstanders van eene income-tax kennen deden. In het breede werkt schr. dit thema uit, ook en vooral met het oog op het amendement Tak oui het Duilsche stelsel van inkomstenbe lasting door het Engelsche systeem te vervangen en de oppositie tegen het ontwerp, waar het betrof de vraag, of het inkomen uit den grond bij het berekenen der inkomsten medetelde, en waarbij uren en uren worden besteed om te be- toogen, dat eene stelling, welke in de buitenwe reld voor eene vrij nuchtere waarheid doorgaat, eigenlijk een gruwelijk sophisme is; de stelling namelijk dat de grondbelasting, ofschoon zijdoor den tegenwoordigen eigenaar wordt betaald, hem toch feitelijk niet drukt, omdat hij bij het koopen van den grond het bestaan van die be lasting kennende, haar bedrag, van de vruchten, welke die grond oplevert, heeft afgetrokken. Karakteristiek is het slot van deze even juiste en heldere als geestige bijdragen tot de kennis van die chaotische discussiën, dat inen namelijk daaraan vermoedelijk niet zonder bittere ironie den naam van tiendaagschen veldtocht heeft ge geven. Immers wie het woord veldtocht noemt, denkt aan een plan, aan eenheid, aan discipline vooral, en van dit alles in de Kamer geen spoor. Het leger van de liberalen, uit ongeveer 41 per sonen samengesteld, was geplitat in 44 zelfstan dige corpsen, elk één man sterk; en zelfs die enkele man vond nu eo dau nog gelegenheid zich zeiven te splitsen in detachementen, welke gelijktijdig in verschillende richtingen vuur ga ven. Althans 36 leden hebben io eene vergade ring, door 78 afgevaardigden bijgewoond, door woord of stem hunne ingenomenheid met het beginsel van eene inkomstenbelasting uitgespro ken, en slechts 27 hunner konden besluiten niet om het ontwerp van den heer Blussé aan te nemen, maar om althaos art. 1 goed te keuren, waarin het beginsel stond uitgedrukt. Vervolgens betoogt de schr. dat de hoofdbeteeke- nis van het gevoerde debat inderdaad het prijs geven van een politiek beginsel is. De politieke quaestie beheerschte het geheele debat, niet eene politieke quaestie van vertrouwen of wantrou wen tegenover het kabinet, maar zij betrof het bestaan niet van personen, maar van eene partijzij betrof de vraaghebben wij in Neder land eene liberale partij, en zoo ja, wat wil zij? Immers twiDtig jaren lang is hervorming van het belastingstelsel het eerste artikel geweest op het liberale programma. Alle ministers van finan ciën, vrienden en vijanden, zijn twintig jaren laüg inet dat hervormingsplan geplaagd, gegee- seld en gemarteld. Dat liberaal programma is niet geheel onuitgevoerd gebleven, er zijn belas tingen afgeschaft. Maar men kan niet altijd af schaffen en dus ook niet laugs dien gladden bd gemakkelijken weg het gewenschte doet berei ken. De eisch naar wijziging en hervorming bleef dan ook aanhouden en werd zelfs allengs drin gender. Dat ons belastingstelsel, zooals het daar ligt, op den duur onhoudbaar is, werd allengs eene volksovertuiging. Ja het stelsel is onhoud baar, omdat het èn met onze economische begrippen èn met ons rechtsgevoel in strijd is. 't Is onreebt omdat bet de stedelijke bevolking aan het platte land opoffert; 't is onrecht, omdat liet, de nijver heid drukkende, Diet zelden zwaar drukkende, juist voor de bloeiendste, de rijkste en machtigste induslrie, den landbouw, eene uitzondering maakt h is onrecht, omdat het de ontzaglijke kapita len iu allerlei effecten belegt, in veel mindere mate dan bet nijverheidskapitaal tot de lasten van den staat laat bijdragen. Hervorming van het belastingstelsel is alzoo een uitnemend nationaal doel, wel waardig al de krachten van eene groote politieke partij in te spannen. Welnu, mogen wij dien gewichtigeu tiendaagschen veldtocht, welke achter ons ligt, niet eene verloocheniug heeten van hetgeen men voor de hoofdgedachte van het liberaal programma hield En het antwoord is, dat men zich geen illusiën moet maken. Toen de vergadering de income-tax verwierp, zonder in de discussiën iets te hebben laten blijkeu waaruit zou kunnen worden opge maakt, dat er later voor verwezenlijking van dezelfde gedachte langs een anderen weg eene meerderheid zal te vinden ziju, heeft de liberale partij een streep gehaald door het hoofdelement van haar eigen programma en deze beschamende verklaring afgelegd: indien wij twintig jaren lang op hervorming vau het belastingstelsel hebben aangedrongen, deden wij dit zoDder ons behoorlijk rekenschap te geven van de strekking der woor den, welke wij gebruikten. Elk onzer leden heeft zijne individueele inzichten, zijne private plannen en plannetjes, ook met betrekking tot dit zeer aangelegen onderwerp, maar de liberale partij als zoodanig heeft geen plan en vraagt dus ver- scliooning voor het tijdverzuim en de moeite, welke zij onwillekeurig berokkende. Zoolang wij hier staan moet elke gedachte aan eene doortas tende hervorming van het belastingwezen worden opgegeven. Plaatsgebrek noopt bet slotgedeelte vau dit overzicht in een volgend nummer op te nemen. Wij ontvingen heden de volgende berichten uit de residentie omtrent den toestand van Z.Ex. den Minister Thorbecke: De toestand waarin de heer Mr. J. R. Thor becke verkeert is ongelukkig van dien ernstigen aard dat Z.Exc. reeds sedert zes dagen geen enkel stuk heelt kunnen onderteekenen en alleen het loopende werk door den heer secretaris generaal Mr. P. F. Hubrecht is afgedaan. Dat daarin behoort te worden voorzien spreekt van zelf. Men meent dan ook stellig te weten, dat den heer Mr. P. P. van Bosse, minister van Ko loniën, reeds is of zeer spoedig de interimaire waarneming van het Departement van Binnen- landsche Zaken zal worden opgedragen. Z.Exc. fuDgeerde gedurende de ziekte van den Ministef Thorbecke als tijdelijke voorzitter van den mi nisterraad. Den afgeloopen nacht heeft de minister Thor becke vrij kalm en rustig doorgebracht. Volgeos de verklaringen echter van de beide doctoren, prof. Evers uit Leiden, en Mess, van Schevenin- gen, nemen de krachten van den Minister allengs af en wordt Z.Exc. voortdurend zwakker. Het Vaderland maakt in zijn nummer van heden van den diep bètreurenswaardigen toestand des hooggescbatten staatsmans aldus gewag: Met diep leedwezen vernemen wij dat de krachten van den heer Thorbecke afnemen en de toestand zoo goed als hopeloos is. Den gepasseerden nacht heeft de zieke ODrustig doorgebracht, doch heden morgen was hij zeer kalm. Niettegenstaande zijn doodelijke zwakte is hij nog altijd even helder van geest. Zelf ziet hij in, dat het hoogstens nog eenige dagen kan duren, maar met de meest mogelijke kalmte spreekt hij over zijn naderend einde en maakt de noodige beschikkingen. Zelfs thans is hij niet te bewegen zich geheel aan de staatszorgen te onttrekken. Wel is waar is hij te zwak om zelf te sclirijveD, doch hij wil niet dat spoedeischende zaken onafgedaan blijven, zoodat hij gebruik maakt van de diensten, die zijn zoon den zwakken vader gaarne bewijst. Zijn buitengewone dienstijver is dan ook als een der redenen van zijn treurigen toestand aan te merken. Toen Thorbecke voor het eerst bij de beraadslagingen in de Tweede Kamer over de inkomstenbelasting verscheeD, liet zijn gezondheid zoo weinig te wenschen over, dat zijne genees- heeren zich vleiden dat de Minister, bij de noo dige rust en geholpen door de koesterende zon der badplaats Ems, binnenkort geheel zou her stellen. Reeds den eersten dag echter schijnt het zenuwgestel van den bejaarden man door de har telijke ontvangst, hem in de Kamer ten deel ge vallen, te zijn aangedaan den tweeden dag werd hij door een lichte duizeling overvallen, zoodat hij de zaal moest verlaten. In plaats van nu in de warmte te blijven, beging hij de onvoorzichtig heid om, niettegenstaande het weder nog guur was, naar Zorgvliet te wandelen. De schadelijke gevolgen bleven niet uit. Dé profetie van den arts, die hem den raad had ge geven niet oaar de Kamer te gaan, bleek maar al te juist te zijn geweest. De verkoudheid, die Thorbecke zich toen op den hals haalde, nam langzamerhand een zorgwekkend voorkomen aan en sloopte de weinige krachten, die hem nog waren overgebleven. Het is in dezen toestand nauwe lijks te hopen, dat het lijden van den patiënt nog verlengd moge worden. Met voovbeeldeloos geduld draagt hij zijn lijden, maar nu hij inziet dat er aan herstel niet valt te denken, is het ook zijn wensch zoo schielijk mogelijk uit het lijden verlost te worden. Laat ons hopen dat onze verdienstelijke staats man in zijn laatste ure voor hevige benauwdhe den moge gespaard blijven. Jaarlijks in de maand April, zegt de lste alinea van art. 182 der Gemeentewet, doen B. en Ws. aan den Raad een uitvoerig en beredeneerd ver slag van den toestand der gemeente. Aan dit voorschrift is in zoover voldaan, dat de Burgemeester in de raadszitting van 25 April 1.1. het jaarverslag over 1871 onder de ingekomen stukken opsomde. Het zou volgens de laatste alinea van genoemd artikel worden gedrukt en algemeen verkrijgbaar gesteld. Wij leven thans in de maand Juni en nog kregen wij heden op de vraag: „Zuster Anna ziet ge nog niets komen", een hoogst teleurstellend antwoord. De verslagen der meeste gemeenten zijn reeds publiek geworden, Leiden komt weer schromelijk achteraan. Ten laatste zullen we nog eerder uit het jaarverslag der provincie bijzon derheden omtrent Leiden van het afgeloopen jaar te weten komeD, dan uit het gemeenteverslag zelf, waaraan Gedep. Staten de bijzonderheden ontleenen. Wij achten 't niet overbodig te herinneren, dat thans bij het postkanloor alhier verkrijgbaar is de lijst voor den zomerdienst 1872, houdende aanwijzing van den tijd voor de laatste lichting der brieven naar de daarop vermelde plaatsen van bestemming.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1872 | | pagina 1