De heer Vogelsang leverde eene bijdrage over natuurlijke nltramarin-verbindingen. Op verzoek van den heer Renesse, uit Delft, deelde de heer A. C. Oudemans eeoige bevin dingen mede, door genoemden scheikundige ver kregen, nopens de samenstelling van zekere aetherische oliën. Het een en ander zal worden opgenomen in de Verslagen en Mededeelingen of het Proces- Verbaal. Niets meer aan de orde zijnde, werd de ver gadering gesloten. De adelborsten der 3de klasse op het Konink- ijk Instituut voor de Marine te Willemsoord A. W. A. Löning en J. P. M. Kluppell worden met den 26sten dezer eervol uit den zeedienst ontslagen. Z. M. heeft aan G. Groenevelt, dienaar van politie te Amsterdam, als blijk van Zr. Ms. goed keuring en tevredenheid wegens de redding van drenkelingen aldaar, op 8 April 1863, 15 Mei 1868 en 9 Juni 1870, toegekend de bronzen me daille, ingesteld bij besluit van 22 September 1865, alsmede een loffelijk getuigschrift Z. M. heeft herbenoemd als burgemeester van Koog aan de Zaan Mr. J. Spekham Duyvis; als burgemeester van Zwaag P. Brinkerink, secre taris dier gemeente; als burgemeester van Ouds hoorn Jhr. F. de Charon de St.-Germain; als burgemeester van Rotterdam J. van Vollen hoven. Z. M. heeft benoemdtot burgemeester der ge meente Putte F. Dries; en tot burgemeester der gemeente Rucphen en Sprundel H. Antonissen. BINNENLAND. Amsterdam, 23 Mei. Heden heeft in de Konink I. Acad, van Wetenschappen de plechtige ontvangst plaats der volgende nieuwbenoemde leden. Afdee- ling letterkunde: Mr.C. Vosmaer ('s-Gravenhage), Dr. J. P. N. Land (Amsterdam), Dr. J. G. de Hoop Scheffer (Amsterdam). Afdeeling natuurkunde: Dr. J. Zeeman (Amsterdam), Dr. H. G. v. d. Sunde Bakhuysen (Delft). Tot „buitenlandsche leden" zijn benoemd: Charles Darwin (Down Becking- ham, Kent), Josef A. F. Plateau (Gent), Charles Lyell (Londen). Tot „correspondenten" in de over- zeesche bezittingenDr. P. A. Bergsma en K. W van Gorkom, beiden te Batavia. Haarlem, 26 Mei. Op 28 Mei 1872 zullen voor het Provinciaal Gerechtshof in Noord-Holland terechtstaan Elizabeth Ras, weduwe P. J. Kees, oud 35 jaren, Antonie Geeven, oud 19 jaren, en Pieter van Jongeren oud 26 jaren, allen wonende te Heemstede, ter zake van doodslag met voor bedachten rade en geleider lage (moord), door de drie beklaagden te zainen en in onderling overleg gepleegd, iinmers en in ieder geval de 3de van doodslag met voorbedachten rade en geleider lage (moord) de 1ste en 2de van mede plichtigheid daaraan. Uit de bekentenissen van de lsten en den 2den beschuldigde blijkt: dat Elizabeth Ras den 2den besch. met wien zij eene ongeoorloofden minne handel hield, en met wien zij reeds meermalen het voordeel had besproken van den dood van haren echtgenoot, hem andermaal hierover heeft onderhouden binnen hare woning op 3 Decem ber 1871, en hem, bedwelmd door hare liefkozin gen en door het hem door haar geschonken zin genot, heeft overgehaald om haar man het leven te benemen, dat zij beiden hierop, dewijl de 2de besch. het tusschen hen opgevat voornemen niet durfde uitvoeren in den morgen van 5 December, den 3den besch., toen deze aan de woning der lste kwam, hebben overreed om P. J. Kees te dooden, en wel doordien de lste bekl. hem het leveu dat zij bij haar man had in de zwartste kleuren afschilderde en zich over het geldgebrek, waarin,hij haar en hare kinderen liet, beklaagde; en dat de 2de beklaagde bij die gelegenheid den Sden bekl. heeft aangeboden zijn jachtgeweer, destijds berustende bij zijn zwager te Haarlem mermeer, om daarmede P. J. Kees dood te schie ten dat de 3de besch. toen met zijne beide mede besch. is overeengekomen, dat hij in den avond van dien dag met genoemd geweer P. J. Kees zou doodschieten, zoodra deze, na zijne tehuis komst op zijne gewone plaats aan het ven ster in zijn woonvertrek zou gezeten zijn; dat vervolgens de 2de en 3de besch het ge- weer in de Haarlemmermeer hebben gebaald, en het iD de woning van de lste besch. hebben gebracht en alduar in hare tegenwoordigheid heb ben geladen en de 3de besch. bij voorkeur een ijzer puntig projectiel, boven een hem door den 2den besch. ter hand gestelden kogel heeft ver kozen; dat vervolgens tusschen de drie beklaag den is afgesproken, dat de 3de met het gemelde geladen geweer P. J. Kees zou nederschieteD, zoodra deze op zijn gewone plaats aan het ven ster zou zitten te eten, welke plaats hem, door zijne medebeklaagden, nauwkeurig is aangewezen, evenals de glasruit, waardoor hij schieten moest, om den verslageDe doodelijk te treffeD, en voorts dat hij niet zoude schieten, dan nadat de 2de besch. hem zoude hebben medegedeeld of Kees op zijne gewone plaats gezeten was, en dat de lste besch. opzettelijk de buitenluiken zoude open laten; dat de echtgenoot van de lste besch. in den namiddag van dien dag omstreeks kwartier over vijven is te huis gekomen en zich beeft nederge zet op zijne gewone plaats bij het venster aan zijn voor de lste besch. hem voorgezet middagmaal; dat weinige oogenblikken na de tehuiskomst van Kees, de 3de besch. aan diens woning is gekomen en na den 2den aan de huisdeur te hebben geroepen, door dezen is ingelicht omtrent de plaats waar Kees en diens huisgenooten in het vertrek zaten en tevens van heni heeft over genomen het in voege voormeld geladen geweer, waarna de 2de bekl. in bet vertrek is terugge keerd, aldaar plaats heeftgenomen aan de kachel en het oudste kind der lste besch. bij zich heeft ge houden door het van St.-Nicolaas te vertellen terwijl het jouste kind tegenover P. J. Kees aan tafel zat; dat de lste besch. wetende dal du spoedig het schot zoude vallen, bet vertrek heeft verlaten en zich naar de kom van bet dorp Heemstede heeft begevendat de 3de besch eenige minuten hierna, de tromp van het ge weer heeft aangelegd in de onmiddellijke nabij heid der vensterruit in de richting van de plaats, waar P. J. Kees genoegzaam tegen die ruit ge zeten was, en alzoo staande buiten de woning voor dat raam daarop het schot heeft gelost, met dit gevolg, dat P. J. Kees onmiddellijk dood is nedergestort, van uit den rechterschouder, door bet hart en de linkerzijde getroffen door voor' meld puntig projectiel. De derde besch. heeft tot heden het hem ten laste gelegde blijven ontkennen Aan de besch. zijn als verdedigers toegevoegd de heeren Mrs. J. C. Oijens, T. J. Noijen en M. T. Goudsmit. 's-Gravenhage, 26 Mei. H. M. de Koningin bracht jl. Zaterdag een rouwbezoek bij de familie van wijlen den Minister van Staat, Jhr. Mr. van de Poll aan de Koninginnegracht, en Mr. F. baron van Hogendorp, in het Noordeinde alhier. Door de commissie voor het Middelbaar On derwijs werden Zaterdag jl. nog toegestaan 1 acte voor gymnastiek aan Mej. C. C. Abee te Middel burg en aan Mej. A. C. E. Disse te Amsterdam; 1 acte voor Hoogduitsche taal- eu letterkunde aan Mej. Th. H. A. Dooreubos te Amsterdam Geweigerd werden: 1 acte voor Gymnastiek en 1 acte voor Engelscbe taal- en letterkunde. De Vereeniging van en voor Nederlandsche Industrieelen zal Woensdag den 5den Juni a. s. ten huize van den secretaris hare 12ste Alge- meene Vergadering'houden, om alsdan te behan delen: 1'. Driemaandelijksch Verslag van den Secretaris. 2*. Bespreking van de vraag wat der Ned. Industrie te doen staat na intrekking der wetsvoorstellen, strekkende lot afschaffing van patentbelasting, geslacht en zeep-accijns. 3*. Over de noodzakelijkheid eener regelmatige markt en noteering van industrieele waarden. 4°. Het in voerrecht op granen in het Nederlandsch tarief. 5°. Het Indisch tarief en 6°. Arbeidslooneu. Delft, 26 Mei. De Gewestelijke vereeniging van het Nederlandsch Onderwijzersgenootschap in Zuid-Holland hield gisteren te Delft in den Stads-Doele haar dertigste vergadering. De vergadering werd geleid door den voorzit ter vereenigiog, den heer Pontier, die haar met een korte toespraak te 10 uren opende. Uit het verslug der Commissie tot het nazien der geloofs brieven bleek, dat vertegenwoordigd wareD 8 af- deelingen. Bovendien waren tegenwoordig de schoolopzieners van Geuns en Vaillant, de oud- schoolopziener de Witte van Citters en tal van leden uit de geheele provincie, waaronder eenige dames. Als afgevaardigden ter algemeene vergadering, dit jaar Ie Dordrecht te houden, werden geko zen de heeren Puntier en Dewald, voorzitter en secretaris van het gewestelijk bestuur. Als plaats van bijeenkomst der gewestelijke vergadering in 1873 werd, op voorstel van het gewestelijk bestuur, Lelden gekozen. Nadat de huishoudelijke zaken afgeluopen wa ren, werd het woord verleend aan den beer Straub, tot inleiding van vraagpunt a: Het kweekelingstelsel. De spreker, er op vtij- zende dat het onderwerp in deD laatsten tijd reeds dikwijls een onderwerp van discussie had uitgemaakt, meende echter dat het vvenscheljk kon zijn, dat ook de onderwijzers in Zuid-Hollasd omtrent die zoo gewichtige quaestie hun oordtel uitspraken. Na met korte woorden de vroegere opleidiig geschetst te hebben, werd dit stelsel, van zjn gebreken gezuiverd, verdedigd tegen de nieuwtre zienswijze, dat de toekomstige onderwijzer ®k zeer goed buiten de school kan gevormd wordln. Is de hoofdonderwijzer consciëntieus in [Je keuze van zijn kweekelingenlet hij niet slecits op de persoonlijkheid en de bekwaamheid vttn den adspirant-kweekeliDg, maar ook op tpn huiselijken kring, waaruit deze voortkomt; worit de kweekeling niet als onderwijskracht gebruitt, daar dit zoowel nadeelig is voor bet ondurw.js ils voor den kweekeling, dan achtte spreker het zetr goed mogelijk dat de toekomstige onderwijzer in Ie -4 school kan opgeleid worden, te meer daar op andere wijze niet gemakkelijk in de behoefte zal voorzien kunDeu worden. De heer de Witte van Citters wees op het bezwaar om de kweekelingen als onderwijs kracht te vervangen. De heer de Broeder verdedigde de practische opleiding der kweekelingen in de school, mits hnn voldoende tijd gegeven worde voor hun wetenschappelijke vormiDg. Door te veel toe te geven aan de eischen van den tijd, treedt het aanbrengen van kennis te veel op den voorgrond, dikwijls ten koste van de ontwikkeling. De heer van Everdingen bespreekt meer bij zonder den toestand der adspirant-kweekelingen van 12 tot 14- a löjarigen leeftijd. Spreker achtte de oprichting van inrichtingen in de steden voor het onderwijs dier adspirant-kweekelingen wen schelijk. De heer van Dijk acht de grootste voorzichtig heid in deze quaestie noodzakelijk. De verschil lende sprekers beantwoordende, besprak ZEd nog het nadeelige der Rijksbeurzen, en wees er met nadruk op, dat de kweekelingen-quaestie de tweede zaak is, dat de hoofdzaak is: een betere regeling van den toestand van den onderwijzer in de maatschappij. Wordt die toestand finan cieel beter, dan zal de kweekelingen-quaestie vanzelf opgelost worden. Mevrouw Storm bespreekt, met het oog op den toestand in Amerika, de positie eu de opleiding van onderwijzeressen. De heer Straub wijst er op, dat de school, al geeft zij niet geheel toe aan de eischen der maat schappij, die zij ongegrond oordeelt, toch zich eenigszins naar die eischen moet schikken, wan neer deze zonder opoffering van beginselen zijn te voldoen. De heer van Dijk beantwoordt nog kortelijk Mevr. Storm, en wijst op de bezwaren, verbon den aan bet gebruiken van vrouwelijke kweeke lingen op de volksscholen. Na sluitiDg der discussie stelt de heer de Broe der voor het nemen van een conclusie in deze zaak. Dit voorstel geeft aanleiding tot nadere discus sie, waaraaD verschillende sprekers deelnemen. De slotsom dier discussie was, dat de heer Straub op zich nam, tegen het volgende jaar de stellingen te formuleereu, en de heer de Broeder zijn voorstel introk. Na de pauze werd door den voorzitter het woord verleend aau den heer de Bruin Kops, lid der Tweede Kamer, tot inleiding der vraag Waardoor kan de onderwijzer medewerken tot eeD vreedzame opleiding der arbeiders-quaestie? Na een korte inleiding behandelde de spreker eenige onderwerpenals de prijzen der waren, het crediet enz., om aan te wijzen hoe die op de lagere scholen de stof tot een nuttig onder wijs kunnen geven, om de leerlingen reeds vroeg bekend te maken met de eenvoudigste beginse len der staathuishoudkunde eD hun daarvan ge zonde begrippen te geven. Spreker wees er op, hoe ook het onderwijs in de geschiedenis daartoe dieostbaar kan worden gemaakt, als men de helden der industrie niet meer geheel veronacht zaamt voor de heldeu van het zwaard. Spreker deelde daarop eenige werkjes mede, die voor dit onderwijs een geschikte aanleiding kunnen geven. Na vervolgens er op gewezen te hebben wat door particulieren, door den Staat, door den ar beider zelf kan gedaan worden tot oplossing der quaestie, drukte spreker vooral op het noodzake lijke van goed herhalings-onderwijs en school bibliotheken. Ten slotte achtte spreker de oplossing der zoogenaamde arbeiders-quaestie alleen moge lijk door een goed practisch lager onderwijs. Mevrouw Storm merkte op, dat de spreker èn zijn eigen werk op staathuishoudkundig gebied èn de Economist niet geDOemd heeft, twee werken, die ten volle de aandacht van eiken onderwijzer vardieDeu. De heer Straub achtte het wenschelijk, dat ook de zedelijke ontwikkeling der leerlingen dienst baar werd gemaakt aan de oplossing der bespro ken quaestie. Mr. de Bruyn bespreekt nog nader het groote nut der schoolbibliotheken, en betreurt bet gemis aau goede werkjes op dit gebied, berekend voor het verstand der kiodereu. De heer du Broeder maakt bij voorraad opmerk zaam op een werkje, dat spoedig de pers zal ver- lateu, en zeker aau de bestaande behoefte zal voldoen. De heer Lalleman wijst op het te kort en te ongeregelde onderwijs, door het verzuim en het te vroeg verluien der school, waarom herhalings- onderwijs dringend noodzakelijk is, omdat het on derwijs op die scholen ook dienstbaar gemaakt kan worden aan de locale toestanden. Na een kort woord van repliek van den heer de Bruyn Kops werd de discussie over dit onderwerp ge sloten. De heer Meijer leidde de vraag in, als vervolg op het voorgaande onderwerpHoe moet het on derwijs aan de herhalingsscholen ingericht wor den, opdat het uitlokkend en doeltreffend zij? De inleider schetste het doel der herhalings Q. school; hij wees op het verschil der leerlij jatav: op de dagschool en de herhalingsschool, et eenige wenken hoe naar zijn inzien berhal onderwijs moet ingericht worden. Die inleiding geen aanleiding tot discussi vende, zag de voorzitter zich gedrongen, ho nog verschillende onderwerpen op de ag voorkwamen, die tot later uit te stellen. De heer Stiauh gaf alsnu bet bestuur in weging, of er mogelijkheid bestond tot het ho van een najaarsvergadering. De Voorzitter daartegen om financieele redenen bezwaar. Utrecht, 26 Mei. De Duitsche regeering tot maatstaf van het onderzoek naar de gezi sterkte van adspirant-cadetten bij de ma aangenomen de proeftabellen van Dr. H. len, alhier. Arnhem, 25 Mei. Naar wij vernemen is het morgen aan Z. M. den Koning een mandje nie; doperwten van den kouden grond toegezon uit den tuin van den kolfiehuishouder A. Beekl tegenover Bronbeek. Verleden jaar was de Beekhuis ook een der eerste zenders; toet schiedde de zending intusschen eerst later ij voorjaar. 's-Hekrenberg, 24 Mei. Nadat in de gadering van gisteren door den Burgemi mededeeling was gedaan van het besluit Gedeputeerde Staten, waarbij zijne schorsinj Burgemeester voor den tijd van eene maand uitgesproken wegens zijne afwezigheid op 1 jl., werd door hem voorlezing gedaan van schrijven van den Minister van Binnenlam Zaken, luidende: '»-Hage, 16 Mei 18' De maatregel, door Gedeputeerde State: Gelderland in de vorige maand te Uwen aai genomen, heeft mijne bijzondere aandacht trokken. Ik had gewenscht, dat dit College de beooi ling Uwer handeliugen aan de Regeering overgelaten, tot wier werkkring zij onmiddi behoort. Intusschen heb ik een nauwkeurig oi zoek ingesteld, en Gedep. Staten herhaald] verzocht mij de gronden van hun besluit te kennen; doch de antwoorden die ik ont| hebben mij de overtuiging niet gegeven, di schorsing terecht op TT was toegepast. Dool vertraging, welke de beantwoording mijner ven van de zijde van Gedep. Staten ondervi is de gedachte om vóór het einde der schort een Koninklijk besluit tot vernietiging van besluit van Gedep. Staten uit te lokken, verijdi Ik moet mij alzoo bepalen tot de verilari die ik ongevraagd U gaarne doe toekomen, naar mijne overtuiging Uwe ambtseer door besluit van Gedep. Staten in geenen deele krenkt is. De Minister van Staat en van Bin Aan Ionische Zaken den Heer Burgemeester (jet.) Thorbecki van 's-Hcerenberg. KOLONIËN. BATAVIA, 18 April. Wij ontvingen heden de Oost-Indische met berichten loopende tot 18 April. Aan het Algemeen Overzicht van het Afi Bataviaasch Handelsblad is het volgende ontleei De meer belangrijke mutatie onder het sturend personeel, die eene dringende behi is, heeft een aanvang genomen. De heer Rutering, directeur van financiën, reeds sedert lang zijn ontslag had verzocht] vervangen door den heer H. J. Bool, eerste a vernements-secretaris. Thans zou ook aan directeuren de verhoogde bezoldiging van f2,01 's inaands toegelegd zijn. De heer Couperus, resident van Probolii heeft, op verzoek, eervol ontslag verkregen. Men noemt nog onderscheidene residenten, wie de raad is gegeven dergelijk verzoek i' dienen. De heer O. van Rees en de heer van Palm, laatstelijk resident van Bantam, zijn Fransche mail vertrokken. Het stoomschip Prins van Oranje is den 11 dezer naar Soerabaija vertrokken en neen: terugreis naar Nederland den 8sten Mei aan. In den nacht van 12 op 13 dezer is de Samarang, als afscheid van de westmous nogmaals door een bandjir bezocht. Naar men verneemt, heeft de generaal-msj de Brabant zijn eervol ontslag aangevraagd. Het verzoek om gratie van den ter dood verï*' deelde Varkevisser is afgewezen. De Singapoorsche bladen spreken van het c' dekken van een goudveld aldaar. Door den Gouverneur-Generaal van Ned.-Iod1 zijn de volgende beschikkingen genomen. Civiel Departement. Ontslagen: Op verz., eeff< uit 's lands dienst, met beh. van recht op peil de dir. van fin. A. Rutering, en de resident vst Probolingo P. Tb. Couperus. Benoemd: Tot dir. van-fin., de lste gouT secr. H. J. Bool; tot leden in den raad van just te Soerabaija, Mr. G. A. Stam en de subst-offk van just. Mr. J. D. Peereboom Voller; tot ass res. voor de politie der stad en voorsteden vat

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1872 | | pagina 2