A°. f872. Dinsdag 14 Mei. SCHETSEN UIT ENGLAND. N°. 3760. Feuilleton van het „Leidsck Dagblad". ORTE sp. p - Zi 5e 14 a 7.1 ier-gei 'a/l.l Inbooi '.00 a a 142 Vette k its 2 aels f it.oop 2.00. LEIDSCH 8 5S, kiii 32*. •en -e/ PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maanden/3-00. Franco per post„3.80. Afzonderlijke Nommeri 0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIES Voor Is.'.srcrs regelƒ0.10, Grootere lettere naar de plaatsruimte die i'g beslaan. Lelden. 13 Mei. De Standaard, hek orgaan der christelijk-histo- isehe partij, blijft onbezweken tegen de conser- jtieven te velde trekken, om, zooals het zich Idrukt, zoo gaarne de ramp van ons goede iderland te helpen afwenden, die thant in het itreden van een conservatief bewind dreigt. Tot dit welbewuste oordeel acht de Standaard U gerechtigd: ,1'. Wijl het conservatief ministerie van '86 nog L te jonge dagteekening is en zijn zonderling lieten met de hoogste volksbelangen nog te kort iter ons ligt, dan dat een thans optredend iDservatief bewind van deze droeve antecedenten is :ou kannen zijn. 2'. Wijl de conservatieve partij, ook bij de Uitmuntende bestanddeelen, die ze in haar midden llheeft, als partij haar banier te weinig onbezoe- Ideld hield en in haar samenstelling te immoreel is, oin redelijke kraclu te geven aan ons volksleven. 8°. Wijl niets zoozeer als een tweede ministerie .eemskerk het aangewezen middel is, om de liberale partij te hereenigen en daarmeê het stuitend misbruik, dat deze dusver van haar overmacht maakte, voor lange dagen te bestendigen. 4°. En hier vooral drukken we op, wijl, na het verliezen van den steun der Christelijk-histo- rische richting, de Conservatieve partij haar ligeolijke sterkte moet zoeken in Noord-Brabant Limburg, en een Conservatief Bewind dus eitelijk een inhandenspelen van 's Lands zaken lan de Ultramonlaansche fractie zou zijn, slechts lerscholen achter een Conservatief vizier. Moet het er toch toe komen, we zullen het noeten aanzien en dulden, maar ook dan dacht iet ons goed, dat elke twijfel vooruit was weg- euomen over de verhouding, tegenover zoodanig ibinet aan te nemen door de Christelijk-histo- ische partij." De heer de Jonge bespreekt in de Nieuwe Mid- Itlburgsche Courant den crisis, en wijst op het jroote verschil, dat er tusschen de liberalen onder lag bestaat, zoodat er groote concessiën van weerszijden zouden noodig zijn, om de verbroken eensgezindheid te herstellen. Dat wij in den tegen» tvoordigen toestand gekomen zijn, is een gevolg van wat sedert 1849 is geschied. Toen het eerste uinisterie Thorbecke optrad, werd hem voor- ipeld, dat zijne volgelingen verder zouden gaan, lan hij goed achtte, maar dat het een ijdel pogen tou blijken, daartegen een dam op te werpen. lebrijver gaat na, hoe de gang der gebeurtenis- ien die voorspelling bevestigd heeft, hoe o. a. de teer Thorbecke den loop der door hem sedert 854 in Indische zaken voorgestane beginselen net goeden uitslag heeft gestuit, maar hoe nu )ok de stemming over de inkomsten-belasting iet antwoord der geavanceerd liberalen op het imendement Poortman van 1866 is. Of daarom ïchter nu de geavanceerd liberalen zullen optre- len, weet schrijver niet en laat hij aan 's Ko- iugs wijsheid te beslissen over, maar deelt in- i middels als zijne meening mede, dat bij den stand der partijen in de Tweede Kamer geen kabinet van eenigszins duidelijk uitgesproken richting kans heeft van levensduur, ook de con servatieve richting niet. 't Beste komt hem daarom voor, dat er een cabinet d'affaires optreedt, met bijzonderen last des Konings, om maatregelen te beramen, ten einde aan den toestand eene meer besliste richting te geven. Er zijn veel behoeften, wier vervulling van staatswege gewacht wordt, of waartoe de staat het initiatief moet nemen. Daaronder is uitbreiding der kiesbevoegdheid, en dit zou schrijver door bedoeld kabinet willen zien tot stand brengen, met onthouding van ver dere doortastende maatregelen, totdat de verkie zingen in 1873 door een nieuw kiezers-perso neel eene meer besliste aan 's lands zaken te geven richting zullen hebben aangewezen. Tij dens de worstelingen over de zaak der wette lijke regeling van het lager onderwijs heeft de samenstelling van zoodanig kabinet plaats ge vonden. Waarom zou dit nu niet kunnen, vraagt de schrijver. De motie waartoe door de kiesvereeniging Burgerplicht te Amsterdam, ten gevolge van de houding des heeren Godefroi bij de behandeling der inkomsten-belasting werd besloten, heeft dien afgevaardigde aanleiding gegeven in de N. B. Cl. van heden te antwoorden, waarin bij te kennen geeft op eene schriftelijk tot hem gerichte vraag, of hij de beginselen van Burgerplicht deelde op het punt van het Middelbaar onderwijs voor meisjes en van de Inkomsten-belasting, het vol gende te hebben geschreven. „Ik heb (dus schreef ik) zoowei bij gelegenheid van vroegere candidaturen, als door mijne parta mentaire loopbaan getoond, dat ik in het alge meen niet verwijderd ben van de politieke rich ting door Burgerplicht voorgestaan. Maar uwe vraag betreft speciale punten van wetgeving. En nu heb ik steeds als vast, onwrikbaar beginsel aangeno men, nimmer te trachten mijne verkiezing te ver krijgen door a priori eene stellige opinie te open baren omtrent vraagstukken, tot wier oplossing ik als lid der Kamer zou kuunen geroepen wor den mede te werken, en mij alzoo ten aanzien dier opinie te binden. Van dit beginsel ben ik nimmer, gedurende mijne ruim twintigjarige po litieke loopbaaD, afgeweken, noch tegenover kies verenigingen, noch tegenover een enkelen of meerdere kiezers. Ik heb er steeds prijs op ge steld en blijf er nog prijs op stellen een volko men vrij mandaat te kunnen aanvaarden. Ik ben geen partijman, en voor mij is derhalve geen vraagstuk, dat oplossing van de zijde der wetge vende macht vordert, eene partijquaestie. Maar daarom ook, behalve waar de oplossing van po litieke of legislatieve vraagstukken eene vaste basis vindt in de Grondwet, gelijk bijv. het geval is met de opvatting der door mij zoo dik werf krachtig gehandhaafde beginselen omtrent ministerieele verantwoordelijkheid en onderwijs, - is elk ander vraagstuk van wetgeviDg voor mij eeoe zaak van overtuiging, die door onderlinge wrijving van gedachten, door debat gevormd moet worden, maar niet het product mag zijn van een parti pris, van eene d priori onherroepelijk vast staande en geene tegenspraak duldende opinie. Niet de bepaling zelve van art. 82 der Grondwet maar haar motief is ook hier mijn leidend be ginsel." Aan het lokaal van het Provinciaal bestuur te 's-Gravenhage werd heden aanbesteed: het afbreken van het bestaande en het daarvoor ter plaatse bouwen van een nieuw postkantoor te Leiden. Daarvoor waren acht inschrijvings biljetten ingekomen. Minste inschrijver was de heer J. P. Rietbergen te Leiden, voor f 28,747. De raad der gemeente Steenwijk heeft met 7 van de 10 uitgebrachte stemmen tot hoofdonder wijzer aan de school voor meer uitgebreid lager onderwijs benoemd den heer Du Croix, uit Leiden, zijnde N°. 1 op de voordracht. Naar aanleiding van het in de Arnhcmsche Cou rant verschenen artikel: ,Eene rechtspleging bij de Marinedoor de dagbladen overgenomen, schrijft de kapit.-luit.-ter-zee J. A. H. Hugenholtz het volgende: „De genoemde strafoefening heeft plaats gehad op de vermelde wijze en op mijnen bepaalden last. „Het delict echter waaraan de patient zich had schuldig gemaakt, en dat de philanlhropische ano nym bestempelt met den naam van disbiplinaire overtreding", was diefstal onder de meest verzwarende omstandigheden", waarvoor hij door eenen krijgs raad, evenals door den burgerrechter, zeker tot eenige jaren tuchthuisstraf zoude zijn veroordeeld gewórden. „Zoowel de moeilijkheid het bewuste individu, van Afrika's Westkust, naar Nederland op te zenden, als zijne jonge jaren, hebben mij doen besluiten gebruik te maken van de bevoegdheid mij bij de wet gegeven, en den dief met knuttel- blagen af te straffen. „Uw anonyme berichtgever heeft verzuimd te vertellen, dat na voltrekking der genoemde straf, de patient nog geruimen tijd geloopen heeft met het woord dief op borst en rug, opdat, in die kleine drijvende maatschappij, waaruit hij door omstandigheden niet te verwijderen was, een ie der bij zijne nadering op zijne hoede zoude zijn, en hij zijnen kameraden als het ware zoude toe roepen: „past op uwe zakken." „Zeker zal het ieder, die er eenigen prijs op stelt, gemakkelijk zijn de waarheid dezer mede- deeling te toetsen, daar Zr. Ms. stoomschip Cita del van Antwérpen spoedig in Nederland zal zijn teruggekeerd, en daar aan boord niet alleen de ofiicieele bescheiden, deze zaak betreffende, be rustende zijn, maar ook de Opvarende 200 man schappen het door mij medegedeelde wel zullen „Den ouders die hunne kinderen naar boord van oorlogschepen zendeD, en waarvoor uw waar heidlievende anoDym zich zoo bezorgd maakt, zal het waarschijnlijk niet onwelkom zijn te weten, dat er aan boord van een oorlogschip een zeer groot verschil wordt gemaakt tussohen oppassende knapen en tusschen boeven, wier plaats in een rasphuis, niet onder den Nederlandscben wim pel is." De Luxemburger Zeitung deelt den inhoud mede eener publicatie, uitgevaardigd door het dage- lijksch bestuur der hoofdstad en gericht aan hare bevolking. In bedoeld stuk wordt de wenscb ge openbaard, dat de bewoners, op den dag waarop bet stoffelijk overschot van H. K. H. Prinses Hen drik door de stad zal worden gevoerd, de voor gevels der huizen met rouwvlaggen, immortellen kransen of andere dergelijke teekenen van rouw zullen versieren, tér eere Van de overleden vorstin, en als een openbaar bewijs van hulde aan de koninklijke familie en van rouw over het tref fend verlies door haar geleden. Door Z. M. den Koning van Pruisen zijn be noemd tot ridders der Koninklijke Kroonorde van de derde klasse, met het roode krnis op het witte veld, te dragen aan den herinnerings band, de heeren C. J. G. baron van Harden- broek van Bergambacht, L. E. graaf van Bylandt en Dr. F. A. C. Dumontier te 's-Gravenhage, allen ter zake van bewezen diensten tijdens den jongsten oorlog bij de ambulances van het Roode Kruis. Men verwacht eerlang een verandering bij het wapen der marechaussee. Reeds is de order verstrekt, om de brigade Geertruiden berg naar Oosterhout te verplaatsen. M Volgens bericht van den officier van justitie te Utrecht is tusschen 15 en 20 April jl. aldaar uitgegeven een gulden met de beeldtenis van KoDing Willem III en het jaartal 1865, welke door het muntcollegie is verklaard valsch te zijn en vervaardigd in nabootsing eener echte Rijksmunt- specie. Den 3den Mei jl. is in de hulpbrievenbus op de Scheepmakershaven te Rotterdam gestoken een brief, in eene gewone witte enveloppe, met gom dicht gemaakt, geadresseerd aan T. Erfman, Ver- werspad, F. 24 R, Nieuwer-Amstel, nabij Am sterdam, inhoudende 3 bankbiljetten,'ieder groot f 25, als Q 8002, dd. 1 October 1861M. J. 3163, dd. 1 December 1870ën N". 1950, dd. 1 October 1861; welke brief niet aan het adres is bezorgd. De Officier van Justitie te Rotterdam verzoekt opsporing en bij ontdekking bericht. Den 2den Mei jl. is door Chr. Fraissinet inde bus van het postkantoor te Zutfen gestoken een brief, gesloten in eene gegomde enveloppe, gea dresseerd aan Ds. M. Cohen Stuart, te Rotter dam, inhoudende de met 1 Mei jl. verschenen coupons (waarin het bedrag oningevuld) van de navolgende certificaten 5 pCts. vereenigde Ame- rikaansche fondsen onder administratie van Kerk hoven en Cie. en Gebrs. Boissevain te Amsterdam, eerste serie: N'. 1482 f 1000, N°. 341 a, f60, 'en N®. 20872092 ieder f 100. Deze brief is uiter- I pf*. Wh ade 15!» n ij. id 237 100 /cc. P-r W. Ti. NAAK HET FRANSCH VAN ■I. '1" AI» E. V. He Maatschappij en de Regeering. (Vervolg.) Daardoor konden zij in hunne eeuw en hunne rol blijven, zijn administrateurs, beschermhee- I ren, bevorderaars van hervormingen, leiders I van openbare belangen, vlijtige, kundige, be- j kwame mannen, de meest verlichte, onaf hanke- llijke, nuttige burgers der natie geworden. |Haar dit model is het denkbeeld gentleman ge- hor md, geheel iets anders dan gentilhomme. Het I -aatste doet ons denken aan bevalligheid, fraai I 'ernuft, tact, eene groote mate van wellevend- heid, gevoeligheid op 't punt van eer, ridderlijke houding, verkwistende mildheid, schitterende dapperheid, dat waren de meest kenmerkende eigenschappen van den hoogeren stand in Frank rijk. Een gentleman is te kennen vooreerst aan datgeue wat de oogeo van minder ontwikkelden treft, eene onafhankelijke fortuin, het leven op een grooten voet, een voornaam voorkomen, het gewoon zijn aan weelde en comfort; naar het oordeel der volksklasse, vooral der bedienden, zijn die uiterlijke teekenen voldoende. Maar voor de beschaafden behoort daartoe nog eene gelet terde opleiding, reizen, stadie, goede manieren en wereldkennis. Voor de bevoegde rechters echter maakt het hart de hoofdzaak uit, Sprekende over een groot diplomaat, zeide B.tot mij „'t Is geen gentleman." Toen Thomas Arnold in Frankrijk reisde, schreef hij aan zijn vrienden: „Wat mij hier treft is het totaal gemis aan gent lemen en aan wel opgevoede personen die de gevoelens van een waar gentleman bezitten. Er zijn hier zeer weinig menschen die er het voorkomen en de manieren van hebben.Een echt Engelsch christelijk gentleman met een man nenhart en een verlichten geest gaat, dunkt mij, bo ven de bevatting van Guizot of Sismondigeen land dan het onze kan, geloof ik, zulk een voorbeeld van schoonheid der menschelijke natuur aanwij zen." Dit getuigenis, ontdaan van de overdrij ving der nationale eigenliefde, is wel de over denking waardig. Voor hen is een gentleman een waar edelman, waardig te bevelen, oprecht, belangeloos, in staat zich bloot te stellen en zelfs zich op te offeren voor hen die hij aanvoert, niet alleen een man van eer, maar een man van geweten, bij wien het edelmoedig instinct door het verstand bevestigd wordt en die uit zijn aard goed handelende nog beter handelt uit begin sel. In deze ideale beeltenis herkent gij het opperhoofd bij uitnemendheid vul haar aau niet de Engelsche schakeeringen, zelfbeheersching, koelbloedigheid, kalmte in tegenspoed, ernst, waardigheid, afwezigheid van alle gemaaktheid of verwaandheiden gij hebt het schoone model, waarnaar hij nagenoeg gecopieerd, ten minste geschetst is, die hier leidt of bevelen geeft. Een romanschrijver heeft hem ten tooneele gevoerd onder den naam van John Halifax gentleman. Deze is een arm, verlaten kind, dat eindelijk de alom geachte leader van zijn district wordt. Een enkel woord oin den geest van het boek aan te duidenwanneer, na vele wederwaar digheden, John een bemiddeld man wordt, een huis koopt en zich een rijtuig aanschaft, roept zijn zoon uit: „Nu zijn wij eerst gentlemen!" en geeft hij ten antwoord: „Dat zijn wij altijd geweest, kind." Maar laat ons de uiterlijke kenteekenen meer in bijzonderheden nagaan. B mijn gast heer, sedert een jaar gehuwd, moest natuurlijk een eigeü woning hebben. Die woning is mooi, zelfs sierlijk, van alles voorzien wat netheid, 'ge mak en weelde kan uitdenken, Van bruinen bak steen gebouwd, met zijvleiigëls en spits toelöo- pende dakeD, geheel in klimop gehuld. Er om heen bevindt zich een klein park met gTasper- ken zacht als fluweel, die'mën dagelijks met het rolblok gelijk inSakt. Een paar prachtige bloei ende rhododendrons, tien voet hoog en een plaats beslaande van dertig voet in lengte en breedte;' om de graszoden guirlandes van uitheëmsche bloemen tnet heldere kleuren, goed gerangschikte boomgroepen, eene lommerrijke laan waar het jonge paar vertrouwelijk op en neer kan wandelen verder, Over de heg, een horizon van grobte boo- men en een vergezicht op het eeuwige groen. Juist een nestje voor pas getrouwde lui: van binnen rozékleurig en wit behangsel, het hout werk helder geverfd, lilas of zacht geelde vloer keurig net en veel ramen, met kleide ruiten, die aan de Middeleeuwen doen denken. - Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1872 | | pagina 1