T
Woensdag
8 Mei.
N°. "3756.
A°. 1872.
STADS-BERICHTEN.
ire, vt
ekome
top nei
der Gi
lleen di
naat ei
gden
LEIDSCH
PRIJS DKZKR COURANT.
Voor Leiden per 3 maanden.3.00.
Franco per post.3.85
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zen- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTKNTIEN.
Voor iederen regel0.15.
Grootere létten naar 4o plaatsruimte die zij beslaan.
nthoofde van den hemelvaartsdag zal dit
blad donderdag niet worden uitgegeven.
FF,
«8*
BURGEMEESTER en WETHOUDERS vas.
EIDEN,
Gezien de adressen vana. Curatoren der Leid-
|ceë HoogescMool, gericht aan Gedeputeerde Staten
leier provincie, en houdende verzoek om in het nieuw
jouwde Nosocomium Academicum alhier een Stoom-
nrkluig van vijf paardenkracht te mogen doen plaat-
ra; en b. Paülus Hakkenberg, koper- en blikslager
liiier, daarbij vergunning verzoekende tot het plaatsen
iner Smidsvuring in het achterste gedeelte van zijn
iuis aan de Koepoortsgracht n°. 24;
Gelet op art. 4 van het Koninklijk besluit van
II Januari 1824 Staatsblad no. 19)
Doen te weten, dat tot het hooren der eigenaars
In bewoners van de naast bijgelegene en belendende
landen, ten opzichte der informatiën de commodo et
commodo, door Burgemeester en Wethouders zal
orden gevaceerd op het Raadhuis dezer Gemeente,
lp Maandag den I3deu Mei aanstaande, 's voor-
aiddags te elf uren; zullende de belanghebbenden
erplicht zijn hunne bezwaren tegen die verzoeken op
ien tijd in te brengen, terwijl, bij verzuim daarvan,
ij gehouden zullen worden zich tegen de inwilliging
niet te hebben verzet.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
v. d. BRANDED ER, Burgemeester.
E. KIST, Secretaris.
Leiden, 7 Mei 1872.
BUI I
pCt,
tlt
11
IJ.
ld
!S7
:oo
in.
rt
W.
rt.
►n*
ST'
SCHUTTERIJ.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
LEIDEN doen te weten, dat, ter voldoening aan
de wet van den 11 April 1827 Staatsblad N". 17),
een aanvang zal worden gemaakt met de inschrijving
loor den Schutterlijken dienst, van degenen welke
daartoe dit jaar in de verplichting vallen.
Dat deze inschrijving zal geschieden in tien afzon-
ierlijke registers, met dien verstande, dat de perso
on, geboren in 1838 tot 1816 ingesloten, welke zich
.er ter stede, sedert de vorige inschrijving, uit audere
'fhatsen metterwoon hebben nedergezet, waaronder
zijn begrepen de militairen, die sedert de laatste
öchrijving hun paspoort verkregen en zich alhier
lebben gevestigd, alsmede de zich in dit Rijk en
linnen deze gemeente sinds de laatste inschrijving
gevestigd hebbende vreemdelingen, zullen worden in
geschreven achter-in de registers, waartoe zij volgens
hunnen ouderdom behooren; terwijl de geborenen in
het jaar 1847 zullen worden geplaatst in een nieuw
register, te weten: het eerste van den jare 1872
en het tiende, of dat der geborenen in 1837, van het
vorige jaar, zal komen te vervallen.
Dat van de inschrijving niemand der bovenge
noemde personen is uitgezonderd, al vermeende hij
tot de vrijgestelden of uitgestotenen te behooren, en
dus ook niet die personen, welke reeds hun ontslag
uit den Schutterlijken dienst hebben bekomen.
Dat de registers van inschrijving, ingevolge art. 5
van het Koninklijk besluit van den 21 Maart 1828
Staatsblad N°. 6), zullen worden geopend op Woens-
lag den 15 Mei aanstaande, en op aen 1 Juni daar
aanvolgende zullen worden gesloten.
Dat derhalve de personen, welke zich vóór gemelde
sluitmg op den lcn Juni niet hebben doen inschrijven
(en dus ook ieder persoon, van elders zijnde komen
wonen, of de in dit jaar zich alhier gevestigd heb
bende vreemdelingen, alsmede de militairen, welke hun
finaal ontslag hebben bekomen en niet weder zijn in
dienst getreden), bij ontdekking, alsnog achter de
teekening tot sluiting, door het Hoofd van de Re
geering aan het einde van het register te plaatsen,
zullen worden ingeschreven, met bijvoeging van het
woord: ambtshalve, en volgens art. 9, door den Schut
tersraad zullen wordeu verwezen tot eene geldboete,
en daarenboven dadelijk, zonder loting, bij de Schut
terij ingelijfd, indien het zal blijken dat er, tijdens
de verzuimde inschrijving, geene redenen tot vrijstel
ling of uitsluiting te hunnen aanzien bestondenter
wijl in zoodanig geval het huwelijk hun ook geene
aanspraak geeft om in de tweede klasse gebracht te
worden; alles onverminderd zoodanige strafbepa
lingen als, uit krachte der wet van den 31 December
1832, op hen mochten kunnen worden toegepast.
Dat een ieder wordt vermaand, om voor zoo veel
hij niet van een geboortebewijs voorzien is, voor hen
welke alhier geboren zijn, dat bewijs te komen af
halen ter secretarie dezer gemeente (afdeeling burger
lijke stand), van heden af, van des voormiddags 10
tot 'b namiddags 1 uur, terwijl zij, welke elders ge-
horen zijn, zich dat bewijs voor de inschrijving zullen
moeten aanschaffen; zullende een ieder verantwoor
delijk zijn voor de gevolgen, wanneer hij, bij gemis
fijner geboorte-acte, door eene verkeerde opgave van
het geboortejaar, abusivelijk wierd ingeschreven.
Dat den belanghebbenden bij deze nog wordt her-
rnterd, dat zij bij de inschrijving tevens zullen moeten
opgeven hunne woonplaats, benevens het straatnommer
hunner woning, hun beroep en dat hunner ouders, zoo
die nog in leven zijn, alsmede den tijd van inwoning
alhier, en eindelijk of zij ingeschrevenen gehuwd of
ongehuwd zijn, en in het eerste geval of zij kinderen
hebben, zoo ja, hoeveel van elk geslacht; wordende
de gehuwden aangemaand, om zich van een extract
fit het huwelijksregister te voorzien, om daarop door
den heer der gebuurte waarin zij wonen, het getal
hunner kinderen te doen certificeeren, ten einde daar
aan bij de inschrijving te doen blijken, zullende almede
tot de afgifte dier huwelijks-extracten van heden af
worden gevaceerd ter secretarie dezer gemeente (af
deeling burgerlijke stand), van des voormiddags 10
tot 's namiddags 1 uur.
Dat, ten einde deze inschrijving geregeld afloope,
een iegelijk, in die termen vallende, bij deze wordt
opgeroepen, om zich te vervoegen in een der ver
trekken van het Raadhuis, en wel:
Op Woensdag den 15den Hei 1872,
de bewoners van wijk I en II;
Op Donderdag den 16den Mei 1872,
de bewoners van wtjk III en IV
Op Vrijdag den 17den Mei 1872,
de bewoners van wijk V en VI,
benevens de bewoners van de buitenwijk;
Op Zaterdag den 18rfen Mei 1872,
de bewoners van wijk VII en VIII
op eerstgeinelden dag 's namiddags van 1 tot 3 uren,
de overige dagen van des voormiddags 10 tot des
namiddags 2 uren;
met uitnoodiging, om op den bepaalden dag zich
stiptelijk ter aangeduider plaatse aan te melden, ten
einde men zich niet te wijten hebbe de gevolgen,
welke uit het achterblijven zouden ontstaan; zul
lende wijders het tijdstip, dat de registers ter inzage
zullen liggen, en de dagen der loting, welke volgens
de wet, vóór den lsteu Juli aanstaande geheel zal
moeten zijn afgeloopen, nader worden bekend gemaakt.
En verder gelet hebbende op art. 7 van Zijner
Majesteits besluit van den 7den September 1828
(Staatsblad n°. 55), roepen bij deze op alle personen,
welke als gehuwd of als weduwenaars met kind of
kinderen, in het afgeloopen jaar in de termen zijn
geweest, om uit dien hoofde in de tweede klasse van
de algemeeue rol der Sehutterij te worden gebracht,
doch sedert dien tijd, door het overlijden van hunne
vrouwen of kinderen, de bevoegdheid hebben verloren
om in die klasse te verblijven, en dus alsnu in de
eerste klasse der voor dit jaar op te maken alge-
meene Schntters-rol geplaatst moeten worden, om
van dusdanige verandering van omstandigheden schrif
telijk kennis te geven, of zich daartoe ter secretarie
aan te melden, des voormiddagB tusschen 10 en 1 uur,
vóór den tijd van aanvang der inschrijving, en dus
uiterlijk tot den lfden Mei aanstaande; zullende,
wanneer deze kennisgeving door den belanghebbende
moebt zijn verzuimd, en hij dientengevolge niet bij
de Schutterij zou zijn ingelijfd, door Burgemeester
en Wethouders procesverbaal tegen hem moeten wor
den opgemaakt en aan de Rechtbank ingezonden,
ten einde op de nalatigen toe te passen de strafbe
palingen van art. 1 der wet van den 6den Maart
1818 Staatsblad n". 12), houdende eene geldboete van
ten hoogste f 50,en eene gevangenisstraf uiterlijk
van drie dagen, hetzij afzunderlijk of wel beide ae
straffen te zamen genomen.
En wordt deze door aanplakking en door plaatsing
in de Leidsche Courant afgekondigd.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
v. D. BRANDELER, Burgemeester.
E. KIST, Secretaris.
Leiden, 1 Mei 1872.
L-eldcu, 7 Mei.
De voorloopige concessionarissen voor den aan
leg van den spoorweg LeidenUtrecht wenden
andermaal en wel voor het laatst eene poging
aan om deze voor Leiden hoogst gevvenschte
zaak voor goed tot stand te brengen. Hun onder
nemingsgeest is niet uitgedoofd door de jongste
mislukking van hun loffelijk streven om aan Lei
den deze spoorwegverbinding te verschaffen, die
voor handel, nijverheid en scheepvaart van over
wegend belang is en voor de toekomst de schoonste
resultaten belooft. Hoe lang reeds wordt niet de
behoefte gevoeld aan een snel verkeer van deze
volkrijke en aanzienlijke fabriekstad met de wel
varende Rijnstreek I Getuigen daarvan niet de
telkens wederkeerende plannen en de uitbundige
sympathie waarmede zij steeds ontvangen werden?
Heeft ons gemeentebestuur niet nog in het
vorig jaar een bewijs gegeveD, dat deze gepro
jecteerde spoorweg krachtige bevordering ver
dient?
Is het niet reeds eene uitgemaakte zaak dat
eene rechtstreeksche verbinding van deze ge
meente met het Europeesch spoorwegnet voor haar
een levensquaestie is?
Hebben de Leidsche fabrikanten geen behoefte
aan eene spoorwegverbinding met andere deelen
des lands en met het buitenland, voor den aan
voer vau grondstoffen en steenkolen, voor den
afvoer van producten?
Belooft eene lijn welke eene streek doorloopt,
die door uitgebreide fabrieknijverheid bloeit, niet
groot vertier aan den spoorweg?
Verdient de onderneming dan ook niet aan
beveling uit een financieel oogpunt?
Welaan dun! Men sla de handen ineen en
beijvere zich de nog ontbrekende som indegeld-
leeuiüg van twee millioen gulden aan te vullen.
Nog een beetje en de spoor is erl
Voor f 1,700,000 is reeds ingeschreven. Zouden
Leiden en de Rijnstreek, ter wille van de betrek
kelijk geringe som van drie ton die nog ontbreekt,
de gelegenheid laten voorbijgaan om in het bezit
te geraken van een spoorweg die de bron kan wor
den voor vermeerdering van welvaart en vertier,
met het vooruitzicht bovendien dat terstond na de
volteekeniDg concessie zal worden aangevraagd
voor een lijn LeidenKatwijk!
Gold het ooit een zaak die de volle belangstel
ling en deelneming van de ingezetenen en bestu
ren der betrokken gemeenten verdiende, dan nu.
Wij vertrouwen dan ook dat de energieke con
cessionarissen zich niet te vergeefs zullen beroe
pen op hunne medewerking en den lSden Mei,
den laatsten dag der inschrijving, de verrassende
tijding zullen brengen, dat de vestiging der lijn
LeidenUtrecht voor goed verzekerd is.
Onderscheidene bladen, en niet 't ininst de
conservatieve aanhangsels van het Haagsche hoofd
kwartier, verspreiden allerlei min juiste voorstel
lingen omtrent de aanleiding of oorzaak der
uiinisterieele crisis. Zij weten wel waarom. De
waarheid is volgens zekere informatie, dat het
verzoek om ontslag gegrond is op de overweging
dat het votum der Tweede Kamer omtrent de
inkomstenbelasting het uitzicht beneemt op eeDe
doeltreffende verbetering van het belastingstelsel,
die, reeds op zich zelve wenschelijk, daarenboven
noodzakelijk werd geacht niet het oog op de ver
meerdering der Staatsuitgaven in 't algemeen
belang.
Het Vaderland noemt ons bericht als zou een
wetsontwerp op het Hooger Ouderwijs gereed
liggen om naar den Raad van State te worden
verzonden, volkomen ongegrond.
In den letterlijken zin slaat het Vaderland den
spijker op den kop; maar is bedoeld ontwerp zoo
niet gereed om naar den R. v. S. verzonden te
wordeu, dan kwam het daaraan zeer nabij. Dit
weten wij evenwel stellig, dat de hoofdbeginselen
en grondtrekken voor een wet op het Hooger
Onderwijs door den heer Thorbecke zijn vast
gesteld en met de verdere bewerking een aanvang
is gemaakt.
Overigens hebben wij het bericht niet afzon
derlijk medegedeeld, maar, in verband met eene
beschouwing over de uiinisterieele crisis, er op
gewezen dat een aftreden van het ministerie Thor
becke vele maatregelen, die ter overweging ge
reed lagen of voorbereid werden, ongedaan zou
maken.
Of het bedoeld wetsontwerp thans den Raad
van State zal bereiken is zeer twijfelachtig.
Cynischer en ouwaarheidlieveuder oordeel, naar
aanleiding van het besluit der Tweede Kamer
over Artikel 1 der Income-tax, hebben wij niet
ontmoet, dan dat wij hier uit het Weekblad van
Voorne en Pullen doen volgen
„Ot wij ons over het gevallen besluit verheu
gen? Ja en neen. Neen, omdat wij voor ons zeer
gaarne de inkomstenbelasting en liefst volgens
htt Engelsche stelsel hadden gezien. Ja, omdat
het een motie van wantrouwen is tegen dit mi
nisterie, waarvan wij de aftreding van harte wen-
schen. Laat het gevolg zijn een Dieuw ministerie
HeemskerkVan Zuylen, het zij zoo. Liever dat,
dan een ministerie Thorbecke, dat, onder de leus
van liberaal, de liberale beginselen met voeteu
schopt. Daar liet nu desalniettemin als liberaal in
de Kamer wil ondersteund worden, en steeds met
den boeman van een conservatief ministerie dreigt,
als het een illiberalen .maatregel er door wil slee
pen, brengt het de Kamerleden tot transactie met
bun geweten, bevordert de politieke knoeierij, en
verpest de Kameratmosfeer. Aan den heer Kap-
peyne de eer, dat hij daariegcn ie velde trekt.
Wat er ook van kome, hij wil 's middags niet
uit de Kamer te huis komen, dan met de over
tuiging: „ook heden heb ik mijn pliebt gedaan."
Volgden allen zijn voorbeeld, het zou er in onze
politiek gansch anders uitzien."
Men leest in de Arnhemschc Courant
Nu reeds iets te zeggen omtrent den loop der
ministereele crisis, zou minst genomen voorbarig
wezen. Wij onthouden ons dan ook voor het
oogenblik van elke beschouwing en laten het vol
gende, dat men ons uit 's-Graveuhage mededeelt,
geheel voor rekening van den schrijver.
Zooals reeds is medegedeeld heelt de minis
terraad, die Vrijdag jl. ten huize van den heer
Thorbecke is gehouden, besloten, dat het minis
terie z.jn ontslag aan den Koning zal vragen.
Dit besluit heeft mij geenszins verwonderd;
sinds maanden is de heer Thorbecke zeer zwak;
ik meeD, dat bij sinds December niet meer aan
het ministerie heeft gewerkt, en geen audiën
tie heelt verleend. Toen het yvedqr wat
zachter werd, is de heer Thorbecke eenige
malen uit rijden geweest^ en heelt een paar
keeren eenige oogenblikken de Kamerzitting
bijgewoond, maar moest ten gevolge dier
vermoeienis en van gevatte koude wederom het
huis houden. De geneesheeren hebben reeds sinds
laDgen tijd den grijzen staatsman aangeraden,
om rust te nemen en eenigen tijd in een zachter
klimaat te gaan doorbrengen. Toen nu de in
komsten-belasting verworpen werd, was zulks
een geschikte aanleiding om ontslag te vragen.
Groot is het verlies, dat Nederland lijdt door
het verdwijnen van Thorbecke van hét staats-
tooneel. Veel goeds is door hem tot siand ge
bracht. Het gerucht loopt, dat Zijne Majesteit
den heer Thorbecke zal raadplegen omtrent het
samenstellen van een nieuw ministerie.
Van conservatieve, dus in dit opzicht zeer
verdachte zijde wordt beweerd, dat Thorbecke
vun meening is, dat thans een conservatief ka
binet moet optreden. De liberale partij heeft de-
meerderheid iu de Staten-Generaalalleön over
een economische zaak, de inkomsten-belasting,
en niet over een polilieke bestaat bij haar eenige
verdeeldheid, zoodat een ministerie, dat niet tot
de liberale partij behoort, geen parlementair recht
van beslaan heeft. Het is te hopen, dat degrjze
staatsman, zoo hij daartoe geroepen wordt, door
den Koning, zijn politieke loopbaan zal besluiten
met het formeeren vau een ministerie, dat den
weg bewuudcit, dien bij sinds jaren tot heil van
Ons land heeft betreden. u. nir
Niettegenstaande zijn zwakke gezoudheid, heeft
de lieer Thorbecke—irn de laaiste weken ijverig
gewerkt aan een wet op het hooge? oqderwijs,
voorwaar een bewijs, dat, al is het lichqam zwak,
de geest steeds krachtig en helder blijft.
Het ontwerp-adres yan rouwbeklag aan Z. M.
den Koning, wegens het overlijden van H. K.
H. Mevrouw de Prinses Hendrik der Nederlau-
deu, geboren Hertogin van Saxen-Weimar-Eise-
nach, dat heden in de Tweede Kamer der Sta
ten-Generaal is behandeld, luidt aldus:
'Sir" «i«i lad Ti iitfbW'usuZ
Het onverwacht overlijden van Hjarp Konink
lijke Hoogheid Mevrouw de Prinses Hendrik der
Nederlanden, geboren Hertogin, van Saxen-(\Vei-
mar-Eisenaoh, waarvan Uwe Majesteit ons me-
dedeeling heeft gedaan, heeft de Tweede Kampr
der Staten-Generaal smartelijk gejrpffen.
Levendig beseffen wij, in welk eene diepe
droefheid Uwe .Majesteit, haar Doorluchtig Huis
en vooral de zoo hoog geachte gemaal der over
ledene door dezen slag gedompeld zijn; want
ook de natie, Sire, waardeerde Prinses Hendrik
als eene beminnelijke, rijk begaafde Vorstin. Bij
haren dood gevoelden wij opnieuw, hoe nauw
de banden zijn, die ons hechten aan het geslacht
onzer Vorsten.
Moge het Uwer Majesteit en de leden van Uw
Doorluchtig Huis gegeven zijn, bij deze nieuwe
beproeving, iu Gods heiligeu wil te berusten, en
moge de overtuiging, dat de naam der geëerbie
digde ontslapene in Nederland steeds io gezegend
aandenken blijven zal, iets bijdragen tot verzach
ting van bun leed."
De Minister van Koloniën heeft geantwoord
op bet eindverslag nopens het wetsontwerp tot
aanleg van Spoorwegen in Nederlandsch Indië.
Tegen het oordeel, door de Commissie van
Rapporteurs uitgesproken, meent de Minister
twee opmerkingen te mogen doen gelden, welke
aan de aandacht der Commissie schijnen ont
snapt te zijn.
In de eerste plaats. Over geld tot aanleg van
spuorwegen in Nederlandsch Indië kan geene
Regeering beschikken buiten de medewerking
der Staten Generaal. Stelt men derhalve de mo
gelijkheid dat» een Minister de duidelijke bepa
ling der wet wilde ontduiken, en daarom zelfs,
met miskenning vau 's l.mds belang, aanneme
lijke aanvragen om concessie niet verleende of
onbeantwoord liet liggen, zou men dan uieenen
dat de aanvragers, die gewoonlijk tuch niet schro
men met kracht, middellijk of onmiddellijk, naar
de bereiking van hun doel te streven, lijdelijk
zouden blijven waar huu eigenbelang wierd ge
krenkt? Zou de veronderstelde slinkscbe bedoe-
liug der Regeering buitendien verborgen kunnen
blijveu? En welk uitzicht zou er voor de Re
geering bestaan om de toestemming der Staten-
Generaal tot het doen van verdere uitgaven te