Dinsdag A°. 1872. 7 Mei. SCHETSEN UIT ENGELAND. N°. 3755. STADS-BERICHTEN. Feuilleton van het „Leidsch Dagblad". LEIDSCH no PRIJS DEZER COURANT, Voor Leiden per 3 maanden,..Tï f 8.00. Franco per posti. 3.85 Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dageLQks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVERTENTIEN. ,i jltsiOov I (juja Tooli Jnh tüJJOiaqd oMflOO^iabfloq Voor ioderen regel0.15. Grootere lettert naar de plaatsrnimte die zij beslaan. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van LEIDEN herinneren bij deze den ingezetenen dat de ;elegenheid tot koslelooze -vaccinatie en revaccl- iatle voor onvermogenden, in het locaal der Stads- sag bij voortduring wekelijks is opengesteld, en wel ip Woensdag 1 Mei, Donderdag 9 Mei, Vrijdag 17 '.ei, en zoo vervolgens telkens met eene tusschen- limte van acht, of als die dag op een Zondag valt, ra negen dagen, 's namiddags te éen uur voor de acsinatie en te twee uren voor de revaccinatie. Burgemeester en Wethouders voornoemd, v. n. BRANDELER, Burgemeester. E. KIST, Secretaris. Leiden, 30 April 1872. Lelden, 6 Mei. Allen, die met warme vaderlandsliefde bezield zijn en de kaart van ons land kennen, zullen bet besluit van het ministerie om zijn ontslag aan den Koning in te dienen, ten zeerste betreu en. Een Kabinet toch van bekwame mannen et een staatsman aan 't hoofd, die wegens zijne irkende talenten en de schitterende diensten aan len lande reeds bewezen het volle vertrouwen :er natie bezit, in gewone omstandigheden reeds een hoofdvereischte, is eene dringende noodzake lijkheid onder omstandigheden als zich thans in ons land op staatkundig gebied voordoen. Daarover is men het algemeen eens, dat er zware inspanning noodig zal zijn om een minis terie te doen optreden dat op den onmisbaren steun van het volk kan staat maken. Een conservatief ministerie is onmogelijk. Zon der de clericalen beteekent de conservatieve partij niets. Een clericaal ministerie is in ons land onna tuurlijk. De anti-revolutionnairen zijn zich van hunne on macht om het land te besturen zelf bewust. Een liberaal ministerie dan! Maar hoe is dit mogelijk, waar door toedoen van een deel der liberale partij een vrijzinnig bewind als het ware vermoord isI Zulk een daad geschiedt immers niet om de tot aftreden ge noopte dienaren der Kroon door andere van de- zelrde richting te vervangen? De slotsom moet dus zijnEen geavanceerd- liberaal kabinet. Maar waar is het kenmerkend onderscheid aan gewezen tusschen liberalen en geavanceerd-libe ralen? Gesteld dat er een verschil bestaat, in zoo ver de laatsten spoediger hetzelfde willen dan le eersten. Is dit verschil dan van zoo overwe genden aard dat het ministerie Thorbecke ten val moest worden gebracht? Inderdaad als dit de grieven van de geavanceerd liberalen zijn, dan hebben deze al luttel weinig te beteekenen. Zij wettigen allerminst het bewer ken van een toestand, die, om niet meer te zeg gen, de deur wijd openzet voor onzekerheid en wisselvalligheid. Neen, werkt men mede om een ministerie van geestverwanten in eene positie te brengen, welke niet anders overlaat dan den terugtocht aan te nemen, dan moet men gereed zijn om het land nieuwe en betere zegeningen aan te bieden, welke voortkomen uit den wil des volks. Wie weet echter wat de tijd uog baart. Tot dusver, zeggen wij het echter de Nieuwe Rotlerd. Courant na, heeft de gebeurtenis, dat het Ministerie Thorbecke zijn ontslag aan den Koning heeft in gediend, in het land alom een diepen en bij de meerderheid zeker een zeer pgnlijken indruk gemaakt. Ook dit hoofdorgaan keurt de houding van een deel der liberale partij bij de income-tax af: //een deel dezer partij heeft in deze wet eene ge legenheid aangegrepen, om het Ministerie een slag toe te brengen, en heeft inzonderheid bij de motie van Akerlaken zulk eeD vijandelijkeu zin, zulk een onwil jegeDS het Kabinet getoond, dat de crisis nauwelijks kon uitblijven. Tegenover zulk een gezindheid kan aan het Ministerie het recht Diet worden betwist, om zich aan de ver antwoordelijkheid der Regeering te onttrekken.'' Maar door het te voorschijn roepen van eeD crisis valt ook in duigen al wat de natie weldra dacht te ontvangen. «Het oogenblik was nu gekomen," zegt dit blad, z/dat belangrijke hervormingen haar beslag zouden krijgen. Onderscheiden weiten waren voorbereid, ettelijke in staat van wijzen. Thans zou van den arbeid van Regeering en Kamer practisch resul taat gezien worden. Indisch tarief, Indische spo ren, de wetten op de besmettelijke ziekten en de spoorwegdiensten, om van Rechterlijke organi satie en Defensie, van Census eu Hooger onder wijs niet te spreken, wareu in de laatste phase van voorbereiding. Eindelijk zou nu de natie de vrucht plukkeD. „En het treurigst van alles is, dat de natie al dit verlies lijden moet, niet omdat zij zelve wantrou wen heeft in de liberale richting of in een ministe rie Thorbecke; maar omdat bet enkele vertegen woordigers, gekozen om liet land liberaal te hel pen regeeren, zoo heeft goedgedacht. Dat de li berale partij aftreedt, niet door politieke noodza kelijkheid, niet door eigen onmacht, maar enkel en alleen, omdat een deel dier partij om welke reden dan ook niet langer Thorbecke dalden wil. Dat de liberale partij uil de Regeering ge dreven wordt, zonder dat er eene aüdere partij is aangewezen om ze te vervangen." Zoo spreekt de N. R. Ct. en eenstemmig met haar denkt op enkele uitzonderingen na de gan- sche liberale pers, incluis het Utrechtsche Dagblad. Met veleo, die het belang des Vaderlands stellen boven partij-inzichten, had dit blad zeer gewenscht, dat het kabinet nog zou aaublijven. Thans zal 't geheele raderwerk weldra stilstaan; van de zoo belang rijke aanhangige voordrachten zal wellicht wei nig meer komen, en de weldra afgeloopen Ka merzitting, waarvan men voor de laatste maan den nog gewichtigen arbeid had verwacht, zal op nieuw tot de onvruchtbare behooren. „Helaas, waar gaan wij heen I" roept het blad ten slotte uit. Daarop geeft 't Handelsblad een antwoord„Mocht Z. M. de Koning het ontslag der Ministers aan nemen, dan gaan wij waarschijnlijk weder een tijd van verwikkelingen cd proefnemingen te gemoet, welke het jaar 1872 tot een ongelukkig jaar voor Nederland zullen inakeu. De verant woordelijkheid daarvan rust op hen, die in den waan verkeeren, dat iD een parlement politieke en economische quaestiën van elkander te schei den zijn en dat zonder gemeen overleg tusscben de Ministers en de meerderheid het regeeren mogelijk is." Zeer gepast slnit zich bij een en ander aan de teekening, die de Standaard, en vervolgens de beer Groen van Prinsterer, in hetzelfde summer, van den politieken toestand geven. „Niet de income-tax, niet de Minister Blussé, zegt de Standaard, Thorbecke is geslagen, en in hem die phase van het liberalistisch systeem, waarvan „de Minister van Staat en van Bionen- landsche Zaken" de eminente vertegenwoordi ger was. „Kappeyne komt ten tooneele Thorbecke gaat wegl" dus zou Shakespere kortweg de wending iD het treurspel aangeven." Na deze stelling ontwikkeld te hebben met een critischen terugblik op hetgeen sedert 1866 is voor gevallen, vraagt de Standaard „Wat nu?" Het antwoord is eehi karakteristiek: „Levens verlenging van dit Kabinet moet op nog dieper versmaadheid uitloopen." „De Groot-commissarissen der Triple-alliantie dan? het driemanschap ZuylenHeemskerk— Borret? Alsof eens niet genoeg en te over ware! Nu de conservatieven vooral niet, nu ze slechts de bevelen zouden uitvoeren, komend uit het.... ultramontaansche kamp I" Uit den ganschen gedachtengang van deze schets, blijkt dat de Standaard het optreden van een geavanceerd-liberaal Kabinet met KappeyDe aan het hoofd verwacht. In Kappeyne is volgens dit blad de staatsman gevonden, die practischer dan van Houten, „een banier ontrolt, die, een hooger kleur toont, dan waarbij Thorbecke zwoer, maar die weldadig aandoet, na de schelle tinten waaraan van Houten ods wilde wennen. Op de baan der revolutie een stap verder dan men tot dusver stond, weet hij nochtans den indruk te makeD, als ware in hem waarborg tegen onstuimig voortdringen geboden." De heer Groen van Prinsterer uit de volgende meening „Mr. Kappeyne van de Coppello heeft de In come-tax vermoord, maar, voor zooveel van hem afhing, het leven van den Minister eD van het Ministerie gespaard. Zelfs heeft hij, nu voor alsdan, bepaald wat aan den Minister van Financiën en aan bet Hoofd van het Kabinet, onder zijn Protectoraat ver gund is. Ik geloof wel dat hiermee bet spel van den overwinnaar zou worden gespeeld, maar het schijnt Dog ondenkbaar dat Thorbecke dergelijke levensverlenging wenscbelijk acht. Dus zal waar schijnlijk Kappeyue, spoediger dan hij zou ver langd hebben, in aanmerking komen ter aan vaarding van de nalatensohap. Zijn schitterende repliek was, meer nog dan het eerste advies, (terwijl ze schijnbaar de poli tiek ter zij stelt) eeD geruststellend politiek program. Man van de wetenschap en van de praktijk, leidsman naar een rechtvaardige en Dutiige her vorming, leest hij aan zijn vriend van Houten in eene schitterende pereratie de les. Kappeyne is, bijkans evenzeer als Thorbecke, antiradicaal en conservatief. Ook Liberaal. Ook omtrent de vrijheid van onderwijs1 In welken zin? Als Dr. Lamping, of als Dr. Pierson? Als Dr. Lamping, of als a Dutch gentleman of liberal opinions, die over de onderwijs-quaestie hier te lande aan het Engeisch Gouvernement bericht gaf? Wij vestigen de aandacht onzers lezers op de zitting van de Tweede Kamer der Staten-Gene- raal, welke onder het opschrift Staten-Generaal in dit nummer voorkomt. Uit -'s Gravenhage verneemt men, dat de ge zondheidstoestand van Z. K. H. den Prins van Oranje niet zeer voldoende is. Aan de Zuif Ct. schrijft men daaromtrent o. a.„Van alle kanten komen de onweerswolken opzetten. Nauw is de treurmare vernomeD van het overlijden van Prinses Hendrik, of daar hoort men weder onrustbarende berichten omtrent den toestand van den Prins van Oranje, wiens ongesteldheid nog steeds voort duurt, of liever, na beterschap, is teruggekeerd. Men spreekt van een aandoening van het rugge- merg, die zich bij den Kroonprins zou hebben, geopenbaard. Het is te hopen, dat althans in dit opzicht het publiek moge blijkeD slecht te zijn ingelicht." Z. K. H. Prins Hendrik is jran de verfiloeiéhisl sen der laatste dagen eenigszins opgesteld en heeft reeds sedert eenige dagen zijn kamer niet verlaten. Vrijdag-avond te acht uren is Z. M. de Ko ning-Groothertog met een extra-trein te Walfer- dange aangekomen. Z. M. was vergezeld van den heer Servais en de overige Ministers, als mede van den heer de la Fontaine, die Z. M. aan de grenzen van het Groothertogdom hadden opgewacht. Ofschoon het weder plotseling hoogst ODguDstig was geworden, was toch een aanzien lijke menigte op de been, die Z. M. met een herhaald Vive It roi Iverwelkomde. Aan het station werd Z. M. door het plaatselijk bestuur van Walferdange ontvangen. In de wachtkamer bevonden zich Verschillende civiele en militaire autoriteitën, mét wie Z. M. zich een poos onderhield. Daartia reed Z. M. naar het kasteel. Z. M. de Koning-Groothertog heeft den heer Mr. P.M. Tutein Noltbenius, afgetreden burgemeester vau de gemeenie Apeldoorn, benoemd tot officier van de orde van de EikekrooD. naar het fransch van ■I. T A. I 1« TE. V. t>e Maatschappij en de Begeering. (Vervolg.) Zij wil dat des Zondags de museums geopend, concerten en openbare lezingen gehouden wor den, oin op die wijze de dronkenschap met beter gevolg te bestrijden dan door preeken. Voeg bij die welbegrepen weldadigheid eene menigte vergunningen en oplettendheden. Een lord heeft zijn park beschikbaar gesteld 'oor eene onlangs gehouden archery meeting (boog- khutters-vereeniging) en neemt de leidiDg van het feest voor zijne rekening. Zijne korte, deftige en boertige redevoering, zijne eerbiedige beleefd heid waren uitnemend geschikt om de dames te vleien en op te vroolijken. Wij bezoeken het park van Sir Joho er loopt een publieke weg voor voetgangers door eu er is vrije toegang. Ik heb dat van lord Marlborough te Blenheim gezien; boven de toe gangspoort leest meu het volgende opschrift„De hertog van Marlbourough verzoekt huD die het park doorgaan het voetpad te houden en niet over het gras te loopen." De toegang is er altijd geopendde eerste dorpeling de beste kan er met zijn vrouw een luchtje gaau scheppen. Sir W. Bdraagt zorg voor de jachthonden van het district en gaat met een aaDtal heeren en pachters op de jacht. Waar ik thans gelogeerd ben kent de vrouw des huizes alle oude vrouwtjes in den omtrek; zij groet ze vriendelijk en geeft haar de hand, wanneer zij ze met mij gaat opzoeken. De moedertjes antwoorden op een hartelijken, minzamen toon: er is volstrekt geen wantrou wen of vijandschap tusschen die beide standen. De mindere is niet jaloerschhet komt hem niet in de gedachte oui ook een rijk gentleman te willen zijn; hij is veeleer geneigd bem als zijn beschermer te beschouwen, om trotsch op hem te zijn, vooral als hij van oud-adellijke afkomst is en van geslacht op geslacht in de streek ge vestigd in dat geval wordt hij, evenals de prach tige hoornen, tot de sieraden en den roem van het land gerekend. Onlangs praatte ik in den spoorwagen met life guards, ware kolossen maar goede menschen; zij zeiden met fierheid „Al onze officieren zijn noblemen." Na eenige vragen beantwoord te hebben over hun soldij, die twee shillings per dag is, zeg gen zij, dat bij hen een derde van de manneD getrouwd is. „Hebben dan de weduwen recht op pensioen?"Neen, maar daar wordt door giften van particulieren in voorzien. Dat is nog een overblijfsel uit de tijden van het leen stelsel. De souverein voorzag in de behoeften van zijn vassal en de vassal was trotsch op zijn souverein. Die geest doet zich te meer gelden, omdat de bevolking in Engeland nog tegenwoordig als bij 't leenstelsel is afgedeeld. Overal heeft men te midden van een aantal kleine wonigen een of meer buitenplaatsen, die de plaats der oude kas- teelen vervullen en waarvan de bezitter de rol vervult van de vroegere baronnen. In elk, zelfs het meest afgelegen kerspel vindt men twee drie, vijf familiën die daar hun erfgoed hebben, hun lieveling8verblijf en wier patronaat aangenomen is cd duidelijk merkbaar. Het is het oude be schermheerschap van den geharnasten souverein, maar in zedelijken zin toegepast op dingen die den vrede en niet meer die den oorlog betreffen, uit geoefend door het verstand en niet meer door den degen, steunende op de kracht der opvoeding en niet meer op die der wapenen. Er is geen sprake meer van om de menschen in slagorde te scha ren tegenover den vijand, maar van een strijd tegen onkunde, armoede en ondeugd. De laatste moet evenzeer, als vroeger de eerste, gevoerd worden onder aanvoering van plaatselijke, be proefde, erkende opperhoofden en dat zijn de grondeigenaars van het kerspel en district. Bog- gis schreef reeds drie eeuwen geleden in eene reisbeschrijving deze belangrijke waarheid: „Bij de Engelschen rekent de adel het als schande om in de steden te wonenzij houden buiten hun verblijf te midden der bosschen en weiden, zij houden hem voor den edelste, die het grootste inkomen heeft; zij bemoeien zich met de landelijke be drijven, verkoopen hun wol en hun vee eo scha men zich niet voordeel van hun grond te trekken." Voor Poggio was de tegenstelling groot tus schen het landleven van den Engelschen en het stadsleven van den Italiaanschen adel. Zij is zulks niet minder voor een Franschman en ofschoon bij ons na de revolutie velen naar hunne land goederen zijn teruggekeerd, bestaat zij nog. Wordt vervolgd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1872 | | pagina 1