INGEKOMEN STUKKEN. Iers itte van rad dat de quaestie der bevrijding van 's lands grond en wel meer bepaald over twee vragen, n.l.: Lf Frankrijk in staat is vóór de maand Mei 1874 geheele schuld te betalen en of in dat geval het Ldgebied dadelijk ontruimd zal worden; 2°. hoe Igouvernement denkt over de verschillende plan tot het aangaan van gedwongen leeningen andere buitengewone maatregelen, zooals zij Jv. zijn voorgesteld door de heeren Philippo- |gx, Carayon-Latour enz? Wat het eerste punt lied geloofde de minister te kunnen verzeke- dat de Duitschers het land oogenblikkelijk de afbetaling der schuld zouden verlaten. De luwegezant graaf von Arnim, heeft overigens, Leus 's ministers verzekering, volmacht van gouvernement medegebracht om ernstige leerhandelingen over een spoediger ontruiming I beginnen. |ïïat betreft de verschillende plannen, van par- lalieren uitgaande, wees de heer de Goulard Ireerst op den onvoldoenden uitslag van de (willige leening, zoodat bet zeer gelukkig is, het gouvernement zich, niettegenstaande allen tilrang, daarmede niet bemoeid heeft. De mi- lergelooltdat ook de overige ontwerpen voor het ioiste gedeelte onuitvoerbaar zijn; vooral aan gedwongen leening zijn gewichtige bezwa- verbonden. Uit de samenkomst van Thiers I den graaf von Arnim is overigens gebleken, ran de seusatie-beuichten van sommige En- je/sche bladen over een minder goede verstand- waing tusschen de twee gouvernementen vol- nen uit de lucht zijn gegrepen. Enseland. De emancipatie der vtouw. >e quaestie der vrouwen-emancipatie wordt, alve in de Vereenigde Staten van Noord-Ame- la, voorzeker nergens met zulk een ijver ter te genomen als in Engeland. Dinsdag heeft weder een meeting over dat onderwerp plaats lad, die al de vorige in talrijkheid en belang- kheid overtreft. Van alle deelen van Londen mnen de liefhebbers toegestroomd, zoodat de irspronkelijk over het feest bestemde zaal van George hen allen onmogelijk bevatten kon d'ior eenige redenaars h l'improviste een tweede teling in de nabuurschap werd belegd. De bijeeekomst werd gepresideerd door den oeder van den beroemden volksvertegenwoor- ger, den heer Jacob Bright. Nadat deze een itt openingswoord had gesproken, waarin hij :h overtuigd verklaarde, dat de emancipatie vrouwen spoedig zou zegevieren, begon eene tie van redevoeringen door mannelijke en vrou- tli/'ke redenaars naar aanleiding der twee vol de besluiten 1'. De meeting verklaart dat de uitsluiting van |et kiesrecht wegens de sexe van den persoon ijdig is met de beginselen van vertegenwoor- ligiDg in Engeland, onrechtvaardig jegens hen lie daardoor van hunne rechten worden beroofd in schadelijk voor de geheele maatschappij. 2". De meéting verklaart hare ingenomenheid 'met het wetsontwerp, dat ten doel heeft om deze onbevoegdheid der vrouw te doen ophouden eu machtigt haren president om aan het huis der gemeenten daartoe een petitie te doen toekomen Over het eerste besluit werd onder anderen sproken door het parlementslid, den heer ughes en de dames Taylor en Roze. Het tweede joorstel werd ingediend door miss Becker en voor- ismelijk ondersteund door missTod. Beiden werden oder groote geestdrift met algemeene stemmen angenomen. Met warmte juichte de vergadering, waarin leer veel dames tegenwoordig waren ten ilotte een verzoek toe van mevrouw Faw ett, echtgenoote van het parlements-lid van dien aam, om de leden der vertegenwoordiging, die zaak der vrouw in het parlement hebben erdedigd, eene dankbetuiging te doen toekomen. Men berekent, dat iu het Lagerhuis op het oo enblik ougeveer 60 leden zijn, die met de bill an Jacob Bright, tot het geven van kiesrecht an de vrouw, instemmen. TELEGRAMMEN. station door de Koningin en de Hofhouding ont vangen en naar het Koninklijk lustslot geleid. Parijs, 2 Mei. De Nationale Vergadering heeft artikel 3 van het ontwerp tot reorganisatie van den Raad van State aangenomen. De vergadering zal de Staatsraden benoemen. Bazaine zal voor een krijgsraad terechtstaan. New-Tork, 2 Mei. Voorde benoeming van can- dikaten voor het presidentschap is te Cincinnati de conventie bijeengekomen. Alle staten zijn ver tegenwoordigd. Madrid, 2 Mei. Op de bijeenkomst der fe derale republikeinen is beslotenzich passief te houden, gedurende den opstand der Carlisten. Madrid, 1 Mei. Gisteren had hier een groot burgerleest plaats, dat in goede orde afliep. De koning was er tegenwoordig en werd door een groote menigte toegejuicht. De berichten omtrent den opstand der Carli3ten zijn geruststellend. De afdeeling van Rada staat aan de Fransche grenzen en ontwijkt een gevecht. Rada zelf heeft de wijk naar Frankrijk genomen. De afd. van Gammundie in Maestrazgo is vernietigd. Haar aanvoerder is op de vlucht. Washington, 2 Mei. Een officieele verklaring saDgaande de houding van de Vereenigde Staten in de quaestie der vergoeding van indirecte schade h openbaar gemaakt. Zij bevestigt, dat Amerika eisch tot de vergoeding van die schade laat taren, indien Engeland zich verbindt geen ver- Wm» voor indirect toegebrachte schade te eischen ingeval van oorlog. Londen, 2 Mei. De heer Gladstone deelde in het Lagerhuis, ten antwoord aan den heer Dis faelï, mede dat de nota der Regeering van de Vereenigde Staten op 1 Mei was ontvangen, en dat de inhoud hoop gaf op eene bevredigende schikking tusschen de twee landen. De Regeering hoopt zeer spoedig de correspondentie, met de Regeering der Vereenigde Staten gevoerd, te kun nen publiceeren. Windsor, 2 Mei. De Keizerin Augusta is heden namiddag alhier aangekomen. Zij werd aan het Beohtszaken. In de zitting der correctiuneele rechtbank van Vrijdag 3 Mei 1872 zijn veroordeeld: J. J. G., te Leiden, wegens overtreding der plaatselijke belasting op de honden, tot eene geldb. van 5 of 1 d. subs. gev. P. A. v. L., te Lei den, idem, vrijgesproken. H. S., te Leiden, idem, tot eene geldb. van 6 of 1 d. subs. gev. W. A. F. M., te Leiden, idem, tot eeoe geldb. van 9 of 2 d. subs. gev. G. B., te Leiden, idem, tot eene geldb. van 6 of ld. subs. gev. M. V., te Bodegraven, wegens diefstal, tot eene cell. gev. van 6 m. H. B., te Hillegom, wegens rebellie, tot eene cell. gev. van lm. A. H., te Voorschoten, wegens het zonder vergunning loo- pen over den spoorweg, tot eene geldb. van 5 of subs. gev. van ld. N. E., te Noordwijk, wegens misbandeling, tot eene cell. gev. van 14 d. P. K., W. K. en A. M., allen te Noordwijk, wegens mishandeling, de eerste tot eene cell, gev. van 14 d. en eene geldb. van 8 of subs. 1 d. gev.; de tweede vrijgesproken; en de derde tot eene cell. gev. van 14 d. en eene geldb. van 8 of subs. 1 d. gev. P. N. B., te Leiden, wegens bedelarij, tot gev. van 8 d. STATEN-GEXEBAAL. Uit de Memorie van Beantwoording van den Minister van Oorlog omtrent zijne definitieve begrooting blijkt o. ahet navolgende: De persoonlijke beschouwingen, in het eerste gedeelte dezer paragraaf vervat, zou de Minister ook dan voorbija.iau, al waien ze niet in het tweede gedeelte door de groute meerderheid der leden uitdrukkelijk afgekeurd. Slechts eene viaag omtrent hetgeen van het Kabinet gezegd wordt, dat het zich van zijne op- ireding bf hervuruiing van ons defensiewe zen tot hoofddoel heelt gesteld, doch tot nu toe, dat duel geeue eukele schrede nader is gekomen. Acht men de aangeboden ontwerpen van wette lijke organisatie geene schrede? Het is de hootd- schrede; kon de Regeeriug tot dus verre eene tweede doen Het valt niet te ontkennen, dat de uitgaven voor het Departement van Uorlog aanzieulijker zijn dan eeuige jaren geleden. De uitkomst heelt intusscheu geieerd, dat die te laag berekende begrootingen lot vele teleurstellingen hebben geleid. De verhooging is ook voor een deel een on vermijdelijk gevolg van de noodzakelijkheid, om de oefeningen der troepen uit te breideu en te verhoogen, de oorlogsbehoetien in de magazij nen meer voltallig en in goeden toestand te hou den, het geschut en de draagbaie vuurwapenen te verbeteren en onze voornaamste verdedigings middelen in eenen beieren toestand te brengen. Wil meo de miudeien met verwaarloozeu, die kunnen strekken om onze onafliankelijkheid te handhaven, dan moet meu met aarzelen daartoe de noodige gelden toe ie siaan, en at mogen er dan stem meu opgaan tegen de hooge uitgaven voor Oorlog, de Regeeriug houdt zich overtuigd dat de natie bereid is de gelden toe te staan, welke vereischt worden om het detensiewezeu op een goedeu voet ie brengen eu te houdeo. Wordt hierbij spaarzaamheid iu acht genomen, dan vreest zij voor geene reactie. Laat de tegenwoordige organisatie onzer strijd krachtenvolgens het bewereu van enkele le den veel te wenschen over, dan is er geeue verbetering mogelijk zonder verhooging der uitgaven. Wat de opmerking betreft, dat er getracht moet worden om dour bezuinigingen op de ge wone uitgaven te gemoet te komen in de bui tengewone behoeften, hierounrent kan de Minis ter verklaren, dat er wel degelijk spaarzaamheid in de uitgaven wordt betracht. De Militaire Akademie bevindt zich thans in een staat van overgang, waarbij voor alsnog geene merkbare bezuinigingen kunueu, maar lm ter wel zullen worden toegepast. De Minister vermeent zich bier te mogen ont houden van een antwoord op de vraag, welke gevolg zal worden gegeven aan het votum der Kamer van 27 Februari jI.omtrent de zaak vau den voormaligen kapitein Janssen. Hij deelt daaromtrent in de meening van die leden, welke van oordeel zijn, dat dit onder werp niet bij de behandeling der tegenwoordige begrootingswet te huis behoort, hetwelk ouk, volgens zijn gevoelen, van toepassing dient te zijn ten aanzien der vragen welke voorkomen over de maoors Gisser en Tergau, benevens den lui tenant Keyser. Aaniweeking van waren godsdienstzin bij de militairen is ook de wensch van den Ministerde door hem in der tijd uitgevaardigde en reeds te veel besproren circulaire zal daarvoor geen beletsel zijn. Integendeel. Het woord //gedwongen kerk gang", draagt reeds de veroordeeling in zich. Die dwang, om ter kerke te gaan met gedwoDgenen, strekt juist om godsdienstzin en stichting tegen te we ken. De tlacht over verslapping der krijgstucht bij het leger, onder bijvoeging dat dit kwaad zich niet slechts onder de suldaten maar ook onder de officieren openbaart, komt den Minister ongegrond voor. De leiten, die dit zouden moeten bewijzen, wenscht hij gaarne te kennen, om ze alsdan met al de hem ten dienste staande middelen te bestrijden. Er schijnt hier verwarring te bestaan tusschen enkele geruchtmakende uitspattingen van jonge lieden en gemis aan krijgstucht. Met het gevoelen nopens de noodzakelijkheid der herziening van de militaire strafwetgeving kan de Minister volkomen instemmen. Al is het vonnis van den krijgsraad te Haarlem in eene aldaar plaats gehad hebbende zaak nog niet offi cieel te zijner kennis gekomen, kan niet wor den toegegeven, dat ouder de tegenwoordige militaire rechtspleging de noodige waarborgen voor den vre^dzamen burger zouden worden gemist. De Minister beaamt ten volle, hetgeen alhier door eeniae leden wordt te kennen gegeven, namelijk dat het moeielijk is, nu reeds aan het verlangen te voldoen oui zijne denkbeelden mede te deelen omtrent de verwacht wordende leger- organisatie bij de wet, al wordt dit slechts in groote trekken verlangd. Immers de zamenstelling der staven en korpseD staal in een onmiddellijk verband met de sterkte der militie en schutterijen en met het aan te nemen vestingstelsel, en zoo lang deswege geene beslissing is genomen, zou het een vruchteloos en ondankbaar werk zijn, althans nu reeds ten deze mededeelingeu te doen van deukbeeldeD, waar door men zich later eenigszius gebonden zou kunnen achten. Gemeenteraad. De districts-schoolopziener heeft, naar aanleiding van het aan den heer W. C. Groeneveld verleend eervol ontslag als leeraar aan de openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs der 1ste klasse voor meisjes, voorgesteld 1°. om de opengevallen plaats voorloopig althans niet ie vervullen; en 2°. om, met intrekking van de twee betrekkin gen voor de natuurkunde en de natuurlijke his torie aan deze school, op eene bezoldiging van minstens 1600, éen leeraar voor de wis- en na tuurkundige vakken aan te stellen, welke leeraar tot het gewone personeel der school zoude moeten behuoreo. f Deze wijziging iD de bestaande regeling wordt door den schoolopziener noodig geacht, omdat de pioeïe om voor het ouderwijs in de geschiedenis gedufende enkele uren iu de hoogste klassen eenen afzonderlijken onderwijzer aan te stellen, niet als gelukt is te beschouwen. Zoodanige onderwijzer toch kan, gelijk in deu aard der zaak ligt, deze lessen niet als hoofdzaak beschouwen, terwijl de onderwijzeressen, op hein vertrouwende, aan dit vak mede niet deu noodigen tijd en ijver wijden. Om aan dit bezwaar tegemoet te komen, zoude men voor eeneu leeraar in de geschiedenis eene veel hoogere bezoldiging behooren vast te stellen, of wel het onderwijs in dit vak geheel aan de onderwijzeressen moeten overlaten. Dit laatste zoude gevoegelijk kunnen geschieden, wanneer een afzonderlijk onderwijzer voor de wis- en natuurkundige vakkeu wordt aangesteld, ten gevolge waarvan de onderwijzeressen eenige uren beschikbaar zouden krijgen. De plaatselijke schoolcommissie heeft ons be- rigt dat zij zich met het voorstel van den districts schoolopziener en met de daarvoor aangevoerde moiieven volkomen kan vereenigen, en dat de aanneming daarvan, naar haar oordeel, zeer gun stige gevolgen voor het onderwijs op bedoelde school zal hebben. B. en Ws. stellen op grond van een en ander voor in art. 4 der concept-verordening bepalende deu bijstand aan de hooldundervvijzers enz. te verleeDeu, in plaats van de twee voorlaatste zin sneden te lezen,/eeu leeraar voor de wis- en natuurkundige vakkeu", en iu art. 2 der concept" verordening bepalende de jaarwedden Van de hoofdonderwijzers enz., in pluais van de negende zinsnede, te lezen: //de jaarwedde van den leeraar voor de wis- en natuurkundige vakken bedraagt 1600." Ten aanzien van het voorstel van Burgemeester en Wethouders betrekkelijk de aanstelling van een leeraar in de wis- en natuurkundige vakken op de openbare school voor meer uitgebreid lager onderwijs 1ste klasse voor meisjes, op eene jaar wedde van 160U, bestaat bij de Commissie, uit een financieel oogpunt, geen bezwaar. Met het da- gelijksch besiuur dezer gemeeme en liet school toezicht is zij van oordeel dat de jaarwedde van den te benoemen ouderwijzer minstens op boven gemeld bedrag zal behooren te worden vastge steld, zal men op eeuigzins voldoende wijze in de bestaande behuefte kunnen voorzien. Vermits de Comm. overigens van oordeel is, dat de voorgestelde wijziging iu de bestaande regeling eene zeer gewensclite verbetering zal aaubrengeD geeft zij in overweging het voorstel aan te nemen'. besturen gemeenschappelijk moest worden gere geld, is,bij besluit uwer vergadering van 15 Febr. jl. de vereischte magtigiDg aan Ged. Staten van Zuid-Holland aangevraagd, welke magtiging, blij kens missive van Ged. Staten dd. 16 April jl., naar aanleiding van het Kon. besluit van den ldden te voren N". 6, is verleend. B. en Ws, slellen thans voor om te besluiten tot deu afstand en in ruil overneming van den grond benoodigd voor de verlegging van het be staande overpad bovenbedoeld; zullende het daar- to strekkend besluit, wanneer het mede door de gemeenteraden vau Utrecht en Woerden zal zijn vastgesteld, aan de goedkeuring van de Ged. Sla- ten van beide provinciën worden onderworpen. De Commissie van Financien heeft geene be denkingen tegen het voorstel vaü Burgemeester en Wethouders, betrekkelijk de verlegging van het daarbij bedoeld overpad.. Bij het hiernevens gevoegd adres verzoekt de firma C. Meurs en Zn., te Aailanderveen, oin een overpad van den weg tot het Utrechische jaagpad bezuiden hare fabriek te mogen doen verleggen. De Commissie van Fabricage is, blijkens haar mede hierbij overgelegd rapport, van oordeel dat aan het verzoek gunsiig gevolg kan worden ge geven, onder de door haar voorgestelde bepalin gen, met welk advies wij ons kunnen vereenigen. Vermits het Utrechtsche jaagpad aan de ge meente Leiden, Utrecht en Woerden toekomt, en deze zaak derhalve door de betrokken gemeente Bij het in handen van B. en Ws. gesteld schrij ven van HH. Curatoren der Leidsche hoogeschool, dd. 16 April jl., N'. 157, wordt, na daartoe beko men magtiging van den Minister van Staat en van Binnenlandsche Zaken, voorgesteld om te bewil ligen dat drie daarbij vermelde grond- en los renten, ten behoeve vao deze gemeente gevestigd op eenige tot de academie behoorende gronden en gebouwen, door den staat worden afgekocht tegeu den penning XXV wat de grondrenten en tegen den penning XVI wat de losrente betreft, tot een gezamenlijk bedrag van ƒ146,1714. Wat de voorgestelde afkoopsom betreft, kunueo B. en Ws. mededeelen dat alleen voor de losrente van 1,0514 de alkoop bij schepenbrief van 16 October 1603 is bepaald tegen den penning XVI, en dat aangaande den afkoop van de beide grond renten geene bepalingen zijn gemaakt. B. en Ws. achten het overigens bepaaldelijk in het belang der gemeeme om aan het voorstel van Curatoren gunstig gevolg te geven, zoodat zij in overweging geven om tot den bovenbedoelden afkoop te besluiten. De Commissie van Financiën is met B. en Ws. van oordeel dat bet wenschelijk is om, overeen komstig het voorstel van HH. Curatoren der hoo geschool, in den alkonp der bedoelde grond- en losrenten te bewilligen. Ter voldoening aan art. 264 der wet van 29 Junij 1851 (Staatsblad N°. 85) is het kohier voor den hooldelijken omslag, dienst 1872, op den 13den April jl. voorloopig vastgesteld en gedurende 14 dagen voor een ieder ter lezing, op de secretarie dezer gemeente, nedergelegd, waarvan openbare kennisgeving is geschied. Gedurende dien tijd zijn de volgende bezwaarschriften ingekomen 1°. van Mr. L. A. J. W. baron Sloet, wonende op de Papengracht N°. 2. Deze reclamant is door zijn eigene aaügifte abusivelijk voor drie vrouwe lijke en een mannelijke dienstboden aangeslagen, doch heelt inderdaad slectits twee vrouwelijke en een mannelijke dienstboden. Bij deze tijdig inge diende reclame moet dit abuis hersteld worden, en nemen wij mitsdien de vrijheid u voor te stellen, zijn aanslag van 240,66 terug te brengen tot 218,26. 2°. vao J. van Gessel, bewoner van het perceel op de Hoogewoerd N". 84, zich beklagende ie hoog in huurwaarde te ziju aaugeslagen, up grond dat het door hem bewoonde gedeelie, zijnde de bovenwoning, vroeger minder in huurwaarde vastgesteld. De schatters, die dienaangaande een nader onderzoek hebben ingesteld, waren van oordeel dat deze bovenwoumg, vroeger slechts bestaande uit eene voor-en achterkamer, door aanbouwing, zoodanig vei groot en verbeterd is, dat de veruieuwde aanslag op 220 gesteld, ge heel in overeenstemming is met de huurwaarde vau dergelijke woningen. 3°. Van Mejufvr. A. Kooreman van Schaick, bewoonster van het perceel op de Hoogewoerd N°. 164, om vermindering van den aanslug, daar zij zegt met 20 te zijn verhoogd. De schatters verklaren, dat de Oorspronkelijue aanslag der huui waarde was 400, door aftrekking van het voorste lokaal, voor de zaak gebezigd, later op ƒ350 gebragt, doch thans door de vernooging van 20 ten honderd vau het belastbare gedeeite tot op 420 vermeerderd is, waardoor zij voor 6,38 booger is aangeslagen daa het vorig jaar. 4'. Van G. J. A. van Tusschenbroek, bewoner van het perceel op de Breêsiraat N°. 3, vroeger wonende op de Breestraat N". 105, welke ver- meeut in verhouding met zijne vorige woning te hoog in huurwaarde te zijn aangeslagen. De schaners daarop gehoord verklaren, dat, wat betreft de huurwaarde, met inachtueming dat een der localen uitsluueod gebezigd wordt tendiensie zijner peusiouaires, is gesteld op ƒ450 zijude dus 150.henedeu zijne werkelijke huur, en wat aangaat het meubilair, vroeger in zijue woning geschat op 950.—, bij herschattiug in zijne tegenwooidige wuuing zeer goed op 1000.kan gesteld worden, eu zij uieeuendat hij zich ten onrechte over zijnen nieuwen aan slag beklaagt. Wat de drie laatste bezwaarschriften betreft, willen B. en Ws. voorstellen in de respectieve aauslagen geene veraudering te brengen. Zoo de Raad zich met deze voordracht kan vereenigen, stellen B. en Ws. voor daarvan aan adressauten kennis te geveu. Eindelijk stellen B. en Ws. voor, ingevolge art. 267 der Gem.-wet, dit kohier, voorloopig vastge steld op 76149,03, te verminderen met 22,40, en thans vast te stelten op 76126,63. LAATSTE BERICHTEN. (Per telegraaf.) 's-Gravenhage, 3 Mei. Met het oog op het treurig sterfgeval van H. K. H. Prin ses Hendrik heeft de gemeenteraad heden beslo ten de gewone kermis wel te laten doorgaan wegens de toebereidselen die reeds gemaakt zijn, maar haar te schorsen op den dag der begrafe nis wanneer deze in de kermisweek valt, en desnoods de kermis een dag te verlengen; voorts tot verplaatsing van de kramen enz. in de omge ving van het Paleis van Prins Hendrik naar het Plein van 1813.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1872 | | pagina 3