Woensdag
N°. 3732.
A°. 4872.
10 April.
STADS-BERICHTEN.
LËIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maanden.ƒ8.00.
Franco per postm 3.85
Afxonderlijke Nommers9 0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering ran
Zen- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER AOVESTENTIKN.
Voor iederen regel i(M5.
Grootere letter* naar de plaatsruimte die zy beslaan.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
LEIDEN,
In aanmerking nemende dat zich in deze gemeente
leen geval van hondsdolheid heelt voorgedaan, en het
Waarom van hunnen pligt achtende die middelen aan
te wenden welke onder hnn bereik liggen om het
gevaar, daaruit soma te duchten, zooveel mogelijk
e keeren;
Gezien artt. 124 en v°lg. der Algemeene Policie-
kerordening van 24 October 1867 (Gem.blad n°. 12);
Bepalen dat, van heden tot nadere aankondiging,
tonden niet anders dan behoorlijk gemuil
band op straat mogen worden gelaten-
En wordt deze door plaatsing in de Leidsche Cou-
Ironl afgekondigd.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
v. D. BBANDELEB, Burgemeester.
E. KIST, Secretaris.
Beiden, 3 April 1872.
JAGT EN nSSCHERIJ.
De BUBGEMEESTEB van LEIDEN breDgt ter
^ennis van hen, die zich voor het aanstaande saizoen
872/3 in het bezit wenschen te zien van Jagt- of
lschacten, of wel van eene koslelooie vergunning
oI uiloefening der visscherijdat de blanco verzoek-
chriften ter bekoming daarvan gratis verkrijgbaar
ijn ter Gemeente-Secretarie, alwaar zij, behoorlijk
"gevuld en onderteekend, vóór den 15den April dezes
aars moeten terug bezorgd zijn, ten einde alsdan
n den Commissaris des Konings in deze provincie
1 worden ingezonden.
Tevens wordt ter kennis van belanghebbenden ge-
bragt, dat blanco verzoekschriften tot het bekomen
van buitengewone magtiging lot het verdrijven van
schadelijk gevogelte, het schieten van konijnen en ander
schadelijk gedierte, het visschen als het water met ijs
bedekt is en het scheppen van kleinen visch als aas voor
de dobbers, van heden af, mede gralis ter Gemeente-
Secretarie ter invulliog verkrijgbaar zijn gesteld.
De Burgemeester voornoemd,
v. d. BBANDELEB.
Leiden, 16 Maart 1872.
Het Oost-Indisch tarief.
I.
De wet van 3 Juli 1865 tot vast3telliDg der
tarieven van in-, uit-en doorvoer in Nederlandsch
Indië, die met den lsten Januari 1866 in werking
trad, beperkte tevens hare werking tot 1 Januari
872. Deze bepaling, op voorstel van den Rotter-
damschen afgevaardigde, den heer Viruly Ver-
brugge, in het wetsontwerp gebracht, verving die
der Regeering, welke herziening voorschreef vóór
den lsten Januari 1872. Tegeu deze wijziging had
de toenmalige Minister van Koloniën, de heer
Fransen van de Putte, geen bezwaar. Uit de
toelichting van den voorsteller immers bleek dat
zij geheel paste io bet stelsel van den langzamen
en bedaarden voorwaartschen stap, welke door
bet wetsontwerp op den weg van vrijen handel
met betrekking tot Indië werd gedaan. Alleen
wilde de heer Viruly zekerheid hebben dat het
ontworpen tarief binnen een bepaalden tijd zou
worden herzien, hetgeen, blijkens de ervaring bij
andere wetten, met eene zinsnede gelijk die der
Regeering, ad calendar graecas zou kunnen worden
verschoven.
Als aanwijzing van een eindtermijn voor de op
heffing der differcnticele rechten kon dit voorstel
dan ook niet worden beschouwd. Noch de voor
steller, noch de RegeeriDg legden daaraan der
gelijke strekking ten grondslag; bovendien was
verwerping met groote meerderheid van alle
amendementen die .de afschaffing op een vaslge-
ihli tijdstip beoogden, wel een bewijs dat ook
Kamer deze beteekenis er niet aan hechtte.
Hoogst bevreemdend moet dus de stelling in de
Memorie van Toelichting op het aanhangig wets
ontwerp tot herziening van 't Indisch tarief klin
ken, als had bedoeld art. 12 geen anderen oor-
•prong, dan den wensch dat, na verloop van het
jaar 1872 met het stelsel van beschermende rech
ten voor goed kon worden gebroken.
Oneindig juister ware de gevolgtrekking, dat
het in de bedoeling van den voorsteller lag om
later op den weg van afschaffing der bescher
mende rechten voort te gaan. Zij zon althans meer
in overeenstemming zijn met de stellige bewoor
dingen van den voorsteller bij de toelichting van
z>jn amendement; „Ik wil dus langzaam naar het
doel, dat wij allen voor oogen hebbenafschaf
fing van protectie, maar ik wil niet zoo ver gaan
als de voorstellers van vele amendementen. Ik
geloof, dat het geraden is met de Regeering, met
bedaard overleg, langzaam naar het einddoel te
streven en dus de amendementen op dit artikel
af te stemmen enz."
Bijblad 1864/65, Mz. il»7.
Van den tegenwoordigen Minister van Kolo
niën, den heer van Bosse, kon men echter wel
niet anders verwachten, daD dat hij, nu 't hem
gegeven is op de in 1865 gelegde grondslagen
voort te bouwen en dus eene hetziening van de
Indische tarieven aan 't oordeel der vertegen
woordiging te onderwerpen, den tijd gekomen
acht, om, zonder verderen overgang, de laatste over
blijfselen van de differentieele rechten, uit het
Nederlandsen-Indisch tarief te verbannen. Zijn
ijverig, schoon mislukt streven om in de wet
van 1865 een termijn vast te stellen na verloop
waarvau de bescherming van Nederlandsche pro
ducten bij den invoer in onze Indische bezit
tingen geheel zou zijn afgeschaft; zijne erken
tenis bij de toenmaals gevoerde discussiën, dat
het zijne schuld niet was, dat het toen door hem
voorgestelde niet reeds had plaats gevonden in
1850, leveren het overvloedig bewijs dat hij den
grooten weg zou opgaan.
Getrouw aan deze antecedenten, komt het her-
zieniDgsontwerp, dat door omstaudighedeu tot 1
Januari 1873 werd uitgesteld, hierop neder:
1'. Afschaffing van de differentieele in- en uitvoer
rechten
2®. behoud van het minimum van het tegen
woordig tarief van invoerrechten, met verhooging
en betere regeling van het recht op bet gedis
tilleerd
34. behoud van het tarief van uitvoerrechten,
met uitzondering van het recht op de koffie, waar
van de heffing beter verzekerd wordt door de
bepaling dat het recht naar 't gewicht geheven
zal worden, en van het recht op de suiker, dat
zeer laag gesteld, maar op elkeu uitvoer van
suiker toegepast wordt;
4°. behoud van de in het tegenwoordig tarief
verleende vrijstellingen
5*. behoud van de vrijhavens.
Maar nu doet zich dan ook de vraag voor
hebben handel en nijverheid dien loop van za
ken onverwijdelijk kunnen bevroeden, of zou
niet bij die voorname takken van volkswelvaart,
juist met 't oog op de geschiedenis der wet van
1865, de hoop levendig zijn gebleven, dat met
1 Januari, 1872 de fatale termijn nog niet zou
aanbreken, met andere woorden: lag het id den
geest eD de bedoeling der wet en in de daar
over gevoerde discussie, dat 1872 aan alle bescher
ming een einde zou maken?
De beantwoording dezer tweeledige vraag zal
tevens de rechtvaardiging onzer meening uitdruk
ken over de voorgestelde afschaffing vaD alle
differentiëele rechten op den invoer. Deze quaestie
toch, waarbij wij een anderen weg dan de Re
geeriDg zouden wenschen ingeslagen te zien, is
van het meeste gewicht en domineert het wets
ontwerp; de opheffing der differentieele rechten
op den uitvoer outmoet weinig tegenkanting, gelijk
zal blijken juichen ook wij haar toe; de voorge
stelde normale in- en uitvoerrechten kunnen wij
bezwaarlijk goedkeuren.
Uit het voorafgaande zal men reeds ontwaard
hebben dat wij den voorgestelden maatregel tot
afschaffing der differentieele invoerrechten louter
als eene quaestie van opportuniteit beschouwen.
Over het afkeurenswaardige van bescherming in
beginsel, kan geen strijd meer worden gevoerd,
omdat dit door niemand meer betwist wordt.
De vraag is voor ons dan ook eenvoudig: hoe
groot moet de stap zijn dien wij voor bet laatst
doen willen op den weg van toenadering tot het
algeheele en zuivere begiosel van handelsvrijheid?
En dan is onze overtuiging dat die laatste en
zekere stap moet zijn, instandhouding nog voor
eenigen tijd van de differentieele invoerrechten.
Dat wij hierbij het oog voornamelijk gevestigd
houden op de katoen-industrie, het kind der re
geering," den gveelbelovenden voedsterling," is duide
lijk. Het is toch bekend genoeg dat voor onze
Nederlandsche industrie de vraag: welk recht
in N. I. op den invoer van katoenen goederen
zal worden geheven, de meest afdoende is. De
geschiedenis van het protectionisme, waardoor
hier te lande de katoen-nijverheid in 't leven
werd geroepen en tot op den huidigen dag be
stendigd, geeft daarvan de oplossing. Voor ons
behoort dit echter tot het verledene. Daaraan
zullen wij onze argumenten niet ontleenen ten
betooge, dat het in ernst wenschelijk is thans
eerst, met trapsgewijze verlaging der differen
tiëele rechten, het tijdstip te bepalen waarop de
geheels gelijkstelling van de nationale en interna
tionale industrie zal moeten plaats hebben.
Dit overgangstijdperk achten wij raadzaam,
Diet om de industrie te believen; ook niet
ter wille van protectionistische neigingen.
Verre van daar. Wij stellen er uit een ver
hevener gezichtspunt prijs op dat billijkheid
en rechtvaardigheid de hoofdfactoren van iedere
Regeeringshandeling zullen zijn; billijkheid zoowel
ten aanzien van den producent als jegens den
consument.
Noch de Leidsche Kamer van Koophandel met
haar 6terk protectionistisch adres, noch de overige
aanbidders van de door wetenschap en ervaring
veroordeelde begunstiging bakenden onze gedrags
lijn af. Slechts de discussie over de wet vau 1865,
dat is de geest en strekking der geschreven wet,
beweegt ons uitstel voor de Nederlandsche handel
en nijverheid te verlangen, en, ofschoon op gansch
andere gronden, ods aan te sluiten bij het ge
voelen van de Nederlandsche Handelmaatschappij.
Dit lichaam formuleerde ziju advies aan den
Minister van Koloniën aldus:
„Naar onze bescheiden meening behoort dao
ook, bij de vaststelling eener nieuwe tarielwet,
hoofdzakelijk de vraag te worden beantwoord,
bioneo welken termijn en met welke stappen
het tegenwoordig invoerrecht van 10 pCt. voor
goederen met- en 16 pCt. voor goederen zonder
certificaat van NederlaDdschen oorsprong tot een
eenvormig recht van 6 pCt. voor beide rubrieken
kan worden teruggebracht; eu zagen wij ons ge
roepen onze zienswijze te dien aaDzien nader te
preciseeren, dan zouden wij de navolgende gra
datie aaDgeven gedurende de drie eerste jaren
der werking van de nieuwe wet, stelle 1872/74
8 en 12 pCt. en gedurende de drie volgende
1875/76 6 en 9 pCt.
Na dat zesjarig tijdsverloop zou 6 pCt. het een-
heidscijfer kuDuen worden en hiervan reeds in
de thans ontworpene wet melding kunnen worden
gemaakt."
*j Een en ander zou nu worden 1873/75 en 76/78.
Lelden, 9 April.
De discussie over de wet tol af koopbaarstelling
der tienden is in de zitting van gisteren Diet
afgeloopen. Na al hetgeen sedert meer dan 10
jaren en nu nog onlaDgs in de Tweede Kamer
daarover was aangevoerd, is het lichtelijk te be
grijpen dat geeDe nieuwe argumenten meer kon-
deu worden aangebracht, hetgeen elk der sprekers
ook uitdrukkelijk verklaarde. Toch hebben, ouder
gewoonte, niet minder dan elf sprekers over al
dat bekende het woord gevoerd. Vier, (de heeren
v. d. Putte, v. Eysinga, Tonckens eu van Twist)
oin op volkomen gelijkluidende gronden (die ten
overvloede reeds breedvoerig in de stukken der
Eerste Kamer waren bijgebracht) zich legen, en
zeven, (de heeren v. Rijckevorsel, Messchert v.
Vollenhoven, Borsius, Sasse v. IJsselt, Hein, de
Raadt en Cremers) om mede op schier eenslui
dende motieven hunne goedkeurende stem ken
baar te maken, hetgeen nochthans niet uitsloot
dat ook zij vele der bezwaren van de tegenstan
ders, vooral het gemis aan reciprociteit en het
weiDig afdoende der wet om het doel der geheele
afschaffing te bereiken, in meerdere of tniodeie
mate deelden. Maar, du er reeds zóo lang over
dit onderwerp was gediscuteerd; nu de Tweede
Kamer in 1863 het beginsel van wederkeerigheid
met overgroote meerderheid had verworpen en
onlangs dit ontwerp met algemeene stemmen op
eene na, aangenomen, nu was de leus: litis finirc
opportel. Heden is de Minister aan 't woord en
zal de zaak aüoopen, waarna onderscheidene
kleiDe wetten aan de orde komen, zoodat Woens
dag waarschijnlijk zulleD afgedaan worden de
wet op de coalitiën en de tijdelijke hulp aan de
Amsterdamsche Kanaalmaatschappij.
Op Vrijdag 19 April 1872, des middags te
halfeen, zal in het Plaatselijk Bureau aan de
Morschpoort alhier, door den eerstaanwezenden
ingenieur te 's-Gravenhage, onder nadere goed
keuring van den Minister van Oorlog, worden
aanbesteed: heteeojarig onderhoud van de kazerne
gebouwen alhier, onder het beheer der genie te
's-GraveDhage.
Met groot genoegen woonden wij gisteren avond
de voorstelling van den heer Valois in den Schouw
burg bij, waar Martin de Kruier gegeven werd.
De opvoering verdient den meesten lof, ofschoon
het eerste bedrijf zich door een soort van traag
heid kenmerkte en de type van den student
daarin over 't geheel niet goed werd weergegeven.
In bet tweede en derde bedrijf schitterde de
heer Kiehl, die de titelrol vervulde. Hij heeft
bewezeo, dat hij de moeilijkheden aan die rol
verbonden, weet te boveD te komen. Ook de
heeren Wijnstok als Aruiand, Haspels als Féli-
cien, Bigot als Charanpon; mevr. Iburg als Mar
tin's vrouw, Picéni als Olympia eD Valois als
Amélie hebben verdienstelijk gespeeld. De heer
Haspels heeft iets gemakkelijks in zijn spel, on
verschillig welke rol hij vervult. De heer Wijn
stok, in het eerste bedrijf eenigszins gewrongeD,
ontwikkelde later meer kracht en steeg in zijne
effecten, waardoor hij dan ook de algemeene
goedkeuring verwierf. De heer Bigot wordt, zoo
hij het niet reeds is, een uitstekend komiek, die,
in welk karakter hij ook optreedt, bewijzen van
studie geeft; bij overdrijft niets, zooals sommigen,
en kwetst niemand.
Martin de Kruier is een stuk dat, al ziet men
het bij herhaling, blijft boeien. He', stelt ons toe
standen iD het leven voor, die er helaas maar
al te veel zijn, eu toont op duidelijke wijze aan,
dat arbeid adelt. Jauiuier dat de schouwburg
niet beter bezet was.
N°. 777 (f hel te verloten Landgoed werd vlug
en leveudig afgespeeld, het gaf genoegen, maar
is een blijspel, zooals er houderden zijn.
Men schrijft ons uit Katwijk, dd. 9 April:
Gisteren vierde deze geineeute feest. Nadat op
1 April jl. aan alle schoolkinderen een feestplaat
of boekje was uitgereikt, en de meesten onthaald
waren, bepaalde zich het uiten van vaderland-
sche gevoelens tot een algemeen vlaggen. Eenige
jongelieden besloten een gecostumeerden optocht
vau Watergeuzen te houdeu, en nadat daaraan
een behoorlijke vorm gegeveo was, had die
optocht gisterennamiddag te 5 uren te Katwijk
a./zee plaats. De stoet bestond uit eeu korps mu
zikanten, daarna eenige hoofden van Water
geuzen te paard, gevolgd door hunne banieren
en pages, en groepen Watergeuzen te voet,
gewapend met lans of enterbijl. Daarop volgde
een wagen als boot gebouwd, waariD eeu 12tal
varensgezellen, met vlaggen, enz. De trein werd
gesloten door eenige herauteu met hunne banieren
cd pages. Na aldu9 de voornaams'e straten te zijn
doorgetrokken, vereenigde men zich in het loge
ment de Zwaan en vervoegde zich aldaar de bur
gemeester, vergezeld van een aantal dames en
heereD, die hen prezen over de nette kleeding en
flinke houding en eindigde met een „leve de
KüDing" dat door bonderdeD werd herhaald.
Daarna werd de optocht op nieuw geformeerd
eu du ging het naar en door Katwijk a./d. Rijn,
alwaar inmiddels door de meeste ingezetenen op
nieuw de vlag was uitgestoken. Teruggekeerd
werd de optocht uoguiaals met fakkellicht her
haald, en eindigde met bet alsteken van eeuig
vuurwerk, waarna de feestvierenden nog gerui-
men tijd gezellig bijeenbleven. Ook vooral door
de waardige houding der politie valt er geen
ongeluk of ongeregeldheid te vermelden. Eere aan
de bevolking, die op deze wijze aan hare vader
landslievende gevoelens lucht gaf.
Te Voorschoten is, naar wij vernemen, het
feest van 1 April zeer stil afgeloopen. De meeste
Protestanten en enkele Boomscheu hadden ge
vlagd. Des middags hielden de kinderen der
chr. nationale school en der zondagschool een
optocht, terwijl de armen een extra-bedeeling
hebben gehad.
Gisteren zijn te 's-Gravenhage de exameDS der
78 candidaten voor de akte van hoofdonderwij
zer aangevangen. Voor de Fransche taal zijn
geëxamineerd 12 candidaten, toegelaten 5, de hee
ren J. H. Blum, G. H. Bouscbolte, C. J. Görlitz,
J. T. Haverman en F. L. Prahin.
Volgens ontvangen telegrafisch bericht is bet
stoomschip Conrad, kapitein E. Oort, den 7den
dezer te 8 uren voorin., te Port-Saïd aangekomen.
Aan boord alles wel.
Blijkens mededeeling van het ministerie van
oorlog, zijn in het jaar 1871 van de korpsen van
bet leger 85 personen gedeserteerd, waaromtrent
de Dasporingen tot 1 Januari jl. vruchteloos zijn
gebleven.
Te Breda is Zondag de oudbetaalmeester, de
heer J. Spoor, overleden. Bij was ridder der orde
van den Nederlandscben Leeuw, en had den
ouderdom van 82 jaren bereikt.