SGüËTSfiN UIT ENGELAND. IV. 3687. Donderdag 15 Februari. Regeling der koffiecultuur op Java. Feuilleton van liet „Leidsch Dagblad". "«'Ï.K.Hui H- EoBk., Dorp. e> geb.M.d, ^gerwerff. Uhoorn. oeg. Vegte. Hoeven, A». 1872. DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maanden3.00. Franco per post3.85 Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zen- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DEK ADVEBTUNTIEN. Voor iederen regel0.15. Grootere letten naar de plaatsruimte die zij beslaan. ;t de kiv. aarmed: n nuc (Slot.) Eindelijk behelst het voorstel des heeren Mijer Ook eene bepaling welke gezegd wordt bestemd te zijn tot bevordering der particuliere industrie, die, gelijk wij in het opstel n4. III gezien hebben, wat dé geleidelijke overname van voorde bevol king te ver van hare woningen gelegen koffie tuinen betreft, zorgvuldig en stelselmatig, d. i. uit hoofde van een bepaald stelsel van uitsluiting, wordt- geweerd. De oud-Gouv.-Generaal meende echter de particuliere industrie bij de koffiecul tuur niet geheel te moeten uitsluiten. Hij gelooft dat daar waar de krachten der bevolking ontoe reikend zijn voor een behoorlijken pluk en goede bereiding van het product, de particuliere nijver heid zich met de ontbolstering, de bereiding en het transport zou kunnen belasten. Zij kan daardoor tevens aan de bevolking gelegenheid geven om van het onderhoud der tuinen meer werk Ie uiaken en zich daurdoor grootere voor- deelen van de koffiecultuur te verschaffen. Het gouvernement verwacht c r voor zich meerder en zorgvuldiger bereid product, en dus ook weder geldelijk voordeel van. De hoofdinspecteur heeft, voor zoover uit zijn lijvig rapport op te maken is, dat middel niet aan de hand gegeven. Hij scheen er zeker weiuig gevolg van te voorzien. De Raad van Indië ziet ook bet middel niet in om de particuliere nijverheid bij de koffiecultuur te betrekken anders dan door verhuur van tuinen builen rayon's die te ver ufgelegen en dus te bezwarend voor de bevolking zijn en die zij uit dien hoofde zou willen afstaan, maar van welken maatregel de heer Mijer, gelijk wij vroegei ge zien hebben, niets wilde weten. Het eenige wat de Raad van Indië omtrent dit punt zegt is, dut men aan den natuurlijken loop van zaken zou kunnen overlaten het optreden der particu liere nijverheid (ook die van Europeanen), om de iulandsche bevolking behulpzaam te zijn in het bereiden en vervoeren van hare koffie naar de gouverneinents-inkooppakhuizen. Voor het overige ruime uitgifte van woeste gronden in erfpacht krachtens de agrarische wet. Het schijnt dat het door den Raad van Indië als 't ware in 't voorbijgaan opgeworpen denk beeld vaD toelating tot hulp bij de bereiding en het vervoer van het product, den ex-G. G. het gereede middel aan de hand gegeven heeft om zich los te maken van bet met opmerkelijke een stemmigheid door den heer Bosch en den R. v. I. gedane voorstel om de particuliere industrie op meer afdoende en werkdadige wijze bij de koffiecultuur te betrekken, zonder benadeeling der Gouvernements-cultuur, ja zelfs met bevoor deeling van de schatkist en met lotsverbetering van den inlander. Wij zien dan ook in de be paling van al. 8, uaarbij (let wel: behouden! de noodige waarborgen van de belangen van den Staat en der iulandsche bevolking) sprake is van vergunning tot bereiding en vervoer der door de .bevolking geplante koffie, we zien daarin i niets anders dan een afleider, die in de praktijk I niet veel geven zal en krachtens het „behoudens" misschien nergens of in zeer onbeduidende mate 1 in toepassing zal worden gebracht. Immers bet bestuur zelf en in den regel het gewestelijk be stuur zal bij verklaarbare antipathie tegen elke optreding der particuliere nijverheid, de noodige waarborgen niel aamvezig vinden en liet verlof niet geven. Deze geheele Concept-regeliog, volkomen ge schikt om door den heer Hasselman te worden overgenomen, is gebaseerd op ongeschonden hand having van bet bestaande, en, daar art. 56 v. het regeerings-reglement een anderen toestand wil, zoo is zij ook eene in 't oog loopende verkrach ting van letter en geest van dit artikel, dat, hoe onduidelijk en dubbelzinnig ook gesteld, toch de onmiskenbare blijken draagt dat de toepas sing en uitvoering moet strekken tot verlating van het bestaande en voorbereiding tot een anderen toestand waarin de lusschenkomst van het gou vernement bij deze cultuur geheel moet ophouden. Vao de voorbereiding daartoe is zelfs in het concept geen sprake. Werd het tot wet verheven en daardoor art. 56 voor de koffiecultuur afgeschaft, men zou daarvau alleen hebben overgenomen en bekrachtigd het gebod tot instandhouding tonder de verplichting tot nakomiüg der voor waarden daaraan door de wet zelve in het belang der bevolking gesteld, en zonder de richting te verwezenlijken of zelfs te bevorderen die dat artikel wil dal ten aanzien der cultures gevolgd, zal worden. Voor de suikercultuur is dau ook, hoe schoorvoetend en met welke langzame over gangen ook, die richting toch gevolgd. Er is over eenkomstig art. 56, de voorbereiding eeuer rege ling tot vrijwillige overeenkomsten welke den overgang daarstelt tot algeheele opheffing van de bemoeienis van het gouvernement met die cultuur. Met andere woorden: trapsgewijze los— lating van het dwangstelsel waarvan met 1890 geen spoor meer zal bestaanvergoeding voor een deel althaDs van de rechtstreekscbe voordee- len door het gouvernement tot dusver genoten door eene bedrijfsbelasting en daarbij: ontheffing van de bevolking van zwaren druk, zekerheid van billijke betaling voor haar arbeid en recht matige schadeloosstelling voor het gebruik van haar erfelijk bezeten grond. Maar wanneer de regeling des heeren Mijer omtrent de koffiecultuur wet moest wordeD, dan zou de dwangarbeid, wat de tuinkoffie betreft, op 8, 6 ja soms 8 uren gaans heen en terug, tegen willekeurig door een der partijen bepaald loon dat het minimum is vau hetgeen op Java in vrijwilügen arbeid wordt genoten, voor goed en voor altoos zonder overgang worden bestendigd, terwijl voor de andere wijzen van verplichton aanplant om en bij de dorpen, in de bosschen of op de bergen, waarvan een voornaam deel nu reeds is of gaandeweg worden kan eene gelief koosde volkscultuur, aan de bevolking bovendien de verplichte leverantie tegen een door het gou vernement vooraf bepaalden prijs wordt opge legd. En ook bij die soort cultuur blijft de lus schenkomst en de bemoeiing van het bestuur bestaan, gelijk ook volgens bet concept de cul tuurdienstplichtigheid in elk gewest zal worden geregeld en bevestigd. Men vergete overigens bij dit een en ander niet den nog bestaanden druk der heerendieustplich tigheid, wier opheffing of af koopbaarstelling bij de discussie over de agrarische wet door den heer Thorbecke aan de Regeeriug zoo dringend werd op het hart gedrukt, als voorwaarde tot ontwikkeling van de nijverheid der bevolking. En nu ten slotte eene opmerking. In 1854, toen het regeerings-regleinent werd vastgesteld onder omstandigheden welke niet gunstig waren voor de duidelijke toepassing der liberale beginselen in 't algemeen veelmin op koloniaal gebied; toen wij verkeerden in 't tijdperk der tegenovergestelde richting; toen aan de Eerste Kamer niet gelijk thans zulk een schel verwijt van koloniale sloopingswoede werd gedaan, en men haar, mede van conservatieve zijde nog gaarne als het bolwerk van Kroon en kolo niaal exploitatie-stelsel wilde beschouwen; toen niettemin schetste die Eerste kamer in 4 van baar Commissoriaal afdeelingsverslag hel Regeerings-reglement voor N. Indië als destrek king hebbende: „om langzamerhaud en met voor zichtige schreden de ontwikkeling van de vrije „teelt tegenover het cultuurstelsel en van den vrijen „arbeid tegenover bezwarende diensten, te bevor- „dereu." Met het oog op die verklaring, die onder de toenmalige politieke omstandigheden en de ver houding der part(jen inderdaad opmerkelijk mag genoemd worden, doch waaraan die kamer ook in het vervolg getrouw bleef, met het oog op de discussiën in beide kamers over de agrarische en suikerwetteu vragen wij, met betrekking tot de door ons besproken concept-4o/)S«-regeling heeft dau de heer Mijer niets geleerd en niets vergeten Lelden, ld Februari. De avond van gisteren mocht voor de bezoekers van de Nieuwe Ötads-Gehoorzaal een ware feest avond genoemd worden. De vereeuiging Sempre Crescendo was het die ons dat genot verschafte, en er waarlijk alle eer voor toekomt. De mede werking van tnej. Wilhelmina Gips en den heer Mauhin droegen niet weinig bij, om het met zorg gekozen programma, zoo uitstekend ten uitvoer te breugeu. Bij den aanvang van het concert werden wij vergast op eene symphonie, waarna mej. Gips ons in de concert aria hare welluidende stem deed bewonderen, als ook in Die Lotosblume en het Echolied welke door een daverend applaus gevolgd werden. Ook den heer Mauhin komt alle lof toe. Immers in de Souvenir de la fille du Régi ment als ook in de aria uit Figaro's Hochieil deed hij zich kennen als een waar meester op de viool en boeide ons door de heerlijke tonen. De overige stukken zijn alle zeer goed uitgevoerd, hetgeen ons niet bevreemdt, daar ook nu weder als orkestmeester de heer VVetrens dirigeerde. Gisterenavond gaf de vereenigiDg Harmonie hare tweede gewone voorstelling in dit seizoen. Voor een zeer talrijk opgekomen publiek, waaronder wij ook den beschermheer der vereeuiging, den heer Mr. B. Th. baron van Heemstra van Froma en Eibersburen, opmerkten, werd in de eerste afdeeling ten tooneele gevoerd: De venegelde Bur gemeester, blijspel in drie bedrijven. Enkele spe lers, o. a. de ambtman Lampe, kweten zich flink van hunne taak, ofschoon het ook tevens niet ontveinsd mag worden, dat het gevoel, waarmede anderen speelden, nu en dan te wenschen over liet. Het naslukje, getiteldEen avontuurtje van Mijn heer Kikkerbil of eene les voor oude Jongeheeren, werd zeer vlug afgespeeld. Het daverend applaus bij het einde van het stukje, verdienden de spelers inderdaad. Als gewoonlijk werd de voorstelling met een bal besloten. In het door het Fransche Journal Officiel mede gedeelde verslag van het verhandelde in de zit ting der Académie des Inscriptions et Belles iettres van 2 Februari leest men het volgende„De heer Cobet, hoogleeraar aan de hoogeschool te Leiden, heeft, naar aanleiding van zijne benoe ming tot correspondeerend lid der Academie, een brief aan haar gericht, welks voorlezing met le vendige belangstelling is aangehoord. Hij betuigde daarin zijne gevoeligheid over de onderscheiding, waarmede de Académie zijnen oudeD dag en hetgeen hij zijne stille vergetelheid geliefde te noemen heeft vereerd. De heer Cobet is, van vaderswege, afkomstig uit het zuiden van Frank rijk, van waar zijne familie, tijdens de herroe ping van het Edict van Nantes, naar Holland is geweken om aldaar de vrijheid van geweten te vinden." Naar men verneemt, zullen de ingeschreven gelden voor den spoorweg in de Rijnstreek, UtrechtLeiden, ofschoon het beuoodigde kapitaal hier te laude niet is gevonden, vooreerst nog ter beschikking gehouden worden vau de concessio narissen, daar het ontbrekende kapitaal in het buitenland waarschijnlijk gevonden is. Onmid dellijk nadat dit zeker is, zal eene vergadering van de aandeelhouders en de concessionarissen plaats hebben. Er is alhier eene vereeuiging van smeden tot stand gekomen, met het doel om door eene we- kelijksche contributie een fonds te vormen, waar uit ieder lid bij ziekte, ol bij overlijden zijne vrouw of kinderen, ondersteuning zal genieten. Zij stelt zich tevens ten doel, door vriendschap pelijke bijeenkomsten de goede verstandhouding tusschen de werklieden, ook tegenover de patroons, te bevorderen en zal geschoeid zijn op de wijze van de hier bestaande werkinaiisvereeuigingen. NAAR HET FRANSCH TAN *■- T A. M r\i E. III. Zeden en huiselijk leven, Vervolg.) Noch vroeg rijp, noch ijdel; die twee kenmer ken houden elkaar vast en «Iepen er een aantal met zich mede. Ik heb met eigen oogen gezien, welk eene groote vrijheid zij genieten; velen doen 's mor gens in Hyde Park een wamlelrit, alleen door een bediende vergezeld. Ik was ternauwernood een paar dagen ergens buiten, of men verzocht mij reeds de dochter des huizes den arm aan te bieden om haar eene mijl ver te begeleiden. S..., die hier een jaar is, vindt dien eerlijken vrijen omgang alleraange naamst. „Gij moet eens bij mij komen," zeide hem een heer wien hij was voorgesteld, „dau zal ik u met mijne dochter laten kennis maken." Het zijn makkers, maar van een beminnelijker en braver soort dan de mannen. Men gaat met haar te paard uit of vergezelt haar naar de archery meetings en praat gemeen zaam over allerlei, lacht met haar zonder neven bedoeling, het is zelfs een fat; onmogelijk] om auders met haar om te gaan dan alsof het zijne zusters waren. Twee mijner Fransche vrienden te Manchester gaan bij iemand uit eteD; om elf uren 's avonds verzoekt men hun een paar jongejuffers te huis le brengenzij gaan met hun vieren in het rijtuig, en worden zoo een half uur ver voortgerold onder een vroolijk gesprek en zonder eenige verlegenheid of onge rustheid van weerskanten. Aan die goede zeden is het te danken, dat de man, die het meest, gewoon is aan een ruwe ongebonden levenswijs, in zijn gemoed een plekje moet openlaten voor poëzie, voor kiesch gevoel. Dat ontbreekt ons; een Eogelscbinan die in ons land gereisd heeft, verbaast en ergert zich dat de mannen te Parijs de vrouwen zoo onbeschaamd aanzien en voor haar niet uit den weg gaan. Men moet in den vreemde gewoond hebben om te weten hoe verregaand onaangenaam, zelfs stui tend onze manieren en gesprekken in dat op zicht zijn; zij vinden dat wij ons als commis- voyageurs, fatten en straatjongens aanstellen. De waarheid is dat bij ons het gevoel van eerbied zich moeilijk ontwikkelen kan; het onderscheid, uit het verschil van sekse, stand of opvoeding voortvloeiende, is bij ons minder groot dan bij andere volken. Bovendien, behalve dat bij ons de individuën meer gelijk staan, hebben zij pok in ruimer mate behoefte aan, die gelijkheid. Te diueereu bij F.De dames spreken mij over de opvoeding harer dochters. Bij de bemiddelde of rijke familiën leereu zij allen Fransch, Hoogduitsch, Italiaansch reeds als kind van buitenlandsche bonnes of gouvernantes. Men begint gewoonlijk met Fransch. Bijna allen spreken het vloeiend, en velen zonder vreemden tongval; slechts eenmaal heb ik eene uitzonde ring daarop aangetroffen. Zij lezen Dante, Man- zoni, Schiller en Göthe, ODze classieken, Chateau briand en eenige hedendaagsche schrijvers. Velen leeren een weinig Latijn; dat zal haar te stade komen bij de opvoeding harer kinderen of van hare jongere broeders. Verder vooral natuur geschiedenis, botanie, mineralogie, geologiezij hebben veel lust voor alles wat de natuur betreft. Buiten, aan het strand, op reis, kunnen zij mine ralen, planten, schelpen zien en er verzamelingen van aanleggen. Dat valt juist in den Engelscben geest: ervaring door feiten. Daarom zijn zij kun diger, degelijker dau bij ons. Die zucht tot studie vindt ook veelal zijne oorzaak in het niet trou wen van vele meisjes, waardoor liet geleerde haar later le pas kouit. Mevrouw M.haalt als voor beeld eene familie iu de buurt aan, waar vijf ongehuwde dochters zijn,allen kuap van uiterlijk. De oudsten er van zijn vijfendertig en zesendertig jaar, maar, ofschoon in weelde groot gebracht, hadden zij bijua geen uitzet. Dikwijls geelt de vader aan zijne dochter slechts eene som, die gelijk staat met de latere rente van den oudsten zoon, zijn erfgenaam. Bovendien moet het jonge inensch, dat baar ten huwelijk vraagt, zich ver plichten tot een settlement van twee, drie of vier honderd pond sterling 'sjaars, waarover zij bij haar huwelijk als speldegeld (pin money) moet kunnen beschikken. Deze eisch alsook de gewoonte om alleen hu welijken te sluiten uit liefde, houdt velen er van terug: óf men koestert dien hartstocht niet, óf zij wordt niet opgewekt. Vandaar dat veel meisjes, zooals men het noemt, blijven zitten en spinsters worden. Er zijn er bijna in elke familie het tantescliap is zelfs in eere. Zij helpen de kinderen opvoeden, nemen een deel der huishouding, den ooftkelder of de wasch op zich, leggen herbaria aan, schilderen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1872 | | pagina 1