Vrijdag 9 Februari. SCHETSEN UIT ENGELAND. )PING|JT. 3682. A». 4872. ®°AprRegeling der koffiecultuur op Java. Feuilleton van het „Leidsch Dagblad". den Burg tag den Zaterdag ten zenen i TROOJl,) meloodij. J 1 Ctetlnuj, len Niew, e Leiden 857, 85it— -raatnumc Straat^ en N'.jj, 'roeden, EIIISCU DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 mund«n«.3.00. franco per post..9 3.85 Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagejks, met uitzondering van Zen- en Feestd^en, uitgegeven. PB1J8 DER AUVERTEMTIEN Veorisduva 0.1S. Grooter, letten our 4. plutnvimt. die >y bedun. Mi T TT van 'Si a11, 2*. Gelijk reeds in ons vorig nummer werd ten kaï uiteengezet, meent de Gouv.-Generaal Mijer, tegen iTROCl het advies van den heer Bosch en tegen hetdaar- alwaa inede overeenstemmend gevoelen van den Raad srhoog van Indië, dat e' geen overgifte van te verafge- not va legen koffietuinen om met voordeel door de tegen woordige koffieplanters te worden aangehouden, aan de. particuliere industrie kan plaats hebben, J en wel omdat aan deze bij de agrarische wet een GH!< eigen terrein zou zijn aangewezen dat zij niet mag overschrijden. Intusschen is het niet duidelijk - en wordt ook op geen enkele bepaling der agra rische wet gewezen waarbij zulk eene overgifte aan de particuliere industrie wordt verboden, en - de Raad van Indië zal toch ook wel de bepalin- gen en de beteekenis der wet van 9 April 1870 Stbln'. 55) kennen. Er moet dus een ander, hoewel .samenhangend motief zijn voor het ge- - voelen van den ex-Gouv.-Generaal in verband tot betgeen hij zich voorstelt van de handhaving der cultuur. Hij zegt dan ook in zijne dépêche, dat indien gouvernementskoffietuinen worden afge staan aan particuliere ondernemers, dezen niets onbeproef i zullen laten om voldoende werkkrach- ten te verkrijgen. Alle middelen zullen worden aangewend om de bevolking uit den omtrek naar - hunne ondernemingen te trekken. Gelukt hun dit, hetgeen met betrekking tot de vlottende bevol- - king, de zoogenaamde menoempangs, zeker te verwachten is, daD zullen de krachten die voor de gouvernementscultuur beschikbaar waren, lang zamerhand verminderoti en in stede dat de afstand van ver afgelegen tuinen de lasten der bevolking - zou vermiuderen of den aanplant van pagger-en katnpOngkoffie (meer gemakkelijk en bij de be- volking zeer gewilde cultuur) zou doen toenemen, - zal van de bij de gouvernementienltuur ingedeelde bevolking meer arbeid dan vroeger moeten wor den gevorderd, zoodat dit is de conclusie het middel erger zou zijn dan de kwaal. Hiér komt duidelijker nog dan in de overige - gedeelten van de dépêche de strekking der voor stellen van den heer Mijer uit. Het is hem vóór alle3 te doen om, onder het voorwendsel van wettelijke regeling, de koffiecultuur te laten op dénzelfden voet, zoodat onder handhaving ook be grepen moet worden bestendiging van erkende bezwaren voor de bevolking ter wille van liet batig slot, met een vernis van vrijwaring dier - bevolking en bescherming tegen grooter druk. Om den lezer een goed denkbeeld te geven van wat. verstaan wordt onder te verafgelegen koffie- - tuinen en welke de motieven waren van het advies des heeren Bosch, diene het volgende Oyerzicht: - 1 De voornaamste bezwaren tegen te grooten af- - stand van de woonplaats waren o. a. de navol- gende „dat het plaDten op verre afstanden een zwa- - rep arbeid van de planters vorderde; dat deze arbeid, bij lange na niet door de ver diensten, welke de cultuur opleverde, zou worden beloond; j dat dit bij de bevolking een grooten weerzin tegen de cultuur zou gaaDde houden, die het op komen van volkscultuur ten eenen male zou be- lettenj dat die ver afgelegen aanplantingen, al liggen zij op een vruchtbaren bodem en in een geschikt klimaat, weinig voordeelen voor het Gouvernement of de bevolking zouden afwerpen; dat de pluk daar altijd gebrekkig zou geschie den, omdat de planters zich Diet dikwijls genoeg □aar de tuinen zouden kunnen begeveD, om alle de ongelijk rijpende vruchten te oogsten; dat bet overblijven in de tuinen gedurende de drie maanden, dat de pluk op zijn minst duurt, niet minder bezwarend voor hen was; dat zij daarom met dwang naar die verwij derde tuinen moesten worden gedreveD, daar groen en rijp door elkander afplukten, de groene 6d veeltijds ook een deel van de rijpe vruchten wegwierpen of begroeventen einde den last van het transport te ODtgaan; dat zij dan ook niet van de cultuur die voor deelen trokken welke zij van aDdere gewassen genoteD, eD welke art. 56 van het Regeerings- reglement verlangt, dat de teelt zou oplgveren; dat de dessa's bij die algelegen tuinen inge deeld, ook nog aandeel hadden in aDdere tuinen en de planters in een en denzelfden tuin verschillende aandeelen bezaten; dat eenmaal de noodzakelijkheid van een maximum-afütand erkend zijnde, hieruit volgde, dat de verder gelegene moesten worden opgege ven, dewijl het niet billijk zou wezen een ge deelte der bevolking met een zwareu en slecht beloonden arbeid belast te laten en een ander gedeelte daarvan te ontheffen, hetgeen het geval zou wezen, wanneer de rayonsbepaliDg alleen op de nieuw aan te leggen aanplantingen van toe passing werd verklaard." De inspecteur had mitsdien voorgesteld een normalen alstaud van 6 palen als maximum over eenkomende met 2 uren gaans, dat met den te rugweg toch nog al beduidend is. De directeur der cultures stelde in Mei 1866 een afstand van 3 palen als maximum, de gouv.-generaal Sloet vaardigde het 4-palep-besluit uit, (maximum van 4 palen voor nieuw aangelegde tuinen in af wachting eener nadere normale regeling tegelijk met die der geheele koffie-cultuur). Dat besluit werd echter door zijn opvolger, den heer Mijer, ingetrokken, waarom hij er tegenwoordig ook blijkbaar niets meer van wilde hooren. Maar in den considerans van dat besluit, dat slechts eeDe voorloopige tegemoetkoming was, kwam toch het volgende voor, dat weinig geschikt is om het vast houden van den heer Mijer aan de bestaande afstanden in een gunstig daglicht te stellen: „dat dit een en ander, bij de wenscheiijkbeid om zooveel mogelijk te geinoet te komen in de bezwaren tegen den aanplant op verreD afstand van de woningen der planters, bezwaren die in sommige residentiën geleid hebben tot grooten r-r achteruitgang der cultuur, en waardoor zonder luoodzaak afkeer wordt opgewekt tegen eene ïultuur, die, onder gunstige omstandigheden, wel- Ira geen dwang meer zou behoeven, het ver- jieslijk maakt om, bij wijze van voorloopigen naatregel en zonder in hetjminst te prejudicieeren nptrent hetgeen later mocht blijken weqschelijk e zijn, al dadelijk te bepaleD, dat vooreerst geene rieuwe koffietuinen mogen worden aangelegd dan binnen den afstand, die door de met dien arbeid te belasten cultuur-dieustplichtigen zonder bezwaar in eeu uur tijds kan worden afgelegd; „dat wel is waar de kripg, waar bjpnen de koffiecultuur gedreven wordt, daardoor zeer zal worden beperkt, doch dat men ?ich, tegen de mogelijke nadeelen, daaruit voor 's lands schat kist voortspruitende, zal behooren te dekken door uitbreiding te geven aaD de zoo weinig bezwa rende cultuur van de kampong- qn paggerkoffie," Van die intrekking, die samenloopt met het koloniaal régime van ons ontbindiugs-miuisterie, zegt de hoofdinspecteur het volgende: „Dit is zeer te betreuren, want bet zijD vooral da groote afstanden, die de cultuur op vele plaat sen zoo bezwarend voor do bevolking maken. En men deuke niet dat zij dit Diet gevoelt, om dat zij er niet luide over klaagt of zelfs daarte gen in feitelijk verzet komt. Zij is, wel is waar, daartoe veelal te geduldig en lijdzaam, zelfs te vreesachtig van aard, maar desniettemin moge men, eer het te laat wordt, bedacht zijn op het oud-Uollandsche spreekwoordde kruik gaat zoo lang te water, totdat zij barst. Aan de beschreven geaardheid der bevolking is het dan ook toe te schrijven, dat het zelfs bij eeD opzettelijk onderzoek, moeilijker is om bij zondere feiten te vinden, waaruit haar weerzin tegen de cultuur, ten gevolge van het planten op verre afstanden, blijkt. Geen enkel plaatselijk ambtenaar twijfelt aan het bestaan vau dien weerzien en toch wordt zulks slechts uit algemeone handelingen afgeleid, zuoals uil het slordig planten, het niet of gebrek kig iuboeteD en vooral het slecht plukken, altbans, wanneer dit piet door een nauwlettend, toezicht wordt verhoed, Zoo zijn mij in schier alle residentiëu waar het kwaad bestaat,penigeiqededeelingengedaan, welke van groote opofferingen van de planters getuigen om de bestaande bezwaren te ontgaan, welke zelfs tot volksverloop geleid bebbeD. Ik zal ze hieronder kortelijk vermelden." ,j De maatregel van overgifte aan de particuliere industrie was bovendien voordeelig voor alle par tijen. Immers zegt de hoofdinspecteur „Wanneer nu bet Gouvernement mocht kunnen, besluiten om alleen die tuinen aan te houden welke niet tot bezwaar van de bevolking strek ken en nabij de dessa'6 op vruchtbaren bodem en in een gunstig klimaat gelegen zijn, al de andere bij uitbesteding in kleine perceelen aau particu liere onderpemers verhurende; wanneer tevens het planten van monosoeko- en kampongkoffie in ernst aangemoedigd wordt door Datuelijk den inlander daartoe den tijd te gunnen, dan zal bet product van Java ongetwijfeld belangrijk vermeer deren, ongezocht de winsten van den Staat, welke direct en indirect uit de verhuurde tuineD zullen toevloeien. -v Bovendien zal met deze maatregelen niet allean bet Gouvernement eu de particuliere nijverheid, maar ook de bevolking aanmerkelijk gebaat zijn, daar zij alsdan bij gemakkelijken arbeid groote voordeelen van de koffiecultuur trekken en ge- uoegzamen tijd behouden zal om zich meer op andere takken van landbouw toe te leggen." Wij hebben hiervoren reeds herinnerd dat deze beschouwingen en adviezen toch niet zóo „opper vlakkig" waren daar de Raad van Indië er zich, wat de hoofdzaak betrof, mede vereenigde. Maar er is bovendien nog-een ander bezwaar tegen dezienswijza van den heer Mijer, dit na melijk: welke koffieregeling er. ook kome, en welk aandeel de particuliere nijverheid daaraan ook bekome, geene regeling mag in strijd zijn met de voorwaarden in art. 66 van het Regeeriogs- reglement bepaald, namelijk dat behalve billijke belooning (waarover later) zooveel doenlijk zullen wordêp, opgeheven dé be^warep, die, pa eep, op zettelijk onderzoek, mochten .worden (bevonden ten aanzien van de cultures te bestaan. We ge- looven dat hierboven voldoende gebleken is welke bezwaren voor de bevolking gelegen zijn in den aanplant en de verzorging van te ver van hunne wouiDg afgelegen koffietuinen, en wanueer de heer Mijer aan het slot zijner depêche andermaal spreekt van zooveel mogelijke opheffing der bezwa ren, dan moet de vraag rijzen of dat wel volle ernst dan wel een doekje voor het bloeden is. Het geheele wetsvoorstel het blijkt meer en meer naarmate wij de stukken raadplegen komt eenvoudig neder pp eene zeer behendige bestendiging van al bet bestaande met terzijde stelling zelfs van de waarborgen in art, 56 van het Regeerings-reglement in bet belang der bevol king voorgeschreven, terwijl, om de beweerde onduidelijkheid van het artikel weg te nemen, .zijne aanleiding, geschiedenis en wilsverklaring iu een dubbelzinnig en verwaterd wetsontwerp wordt...... geëscamoteerd. We gelooven echter niet dat de Minister vaD Rosse met dergelijke handigheden, ook onder ^uweelen inkleeding, ge diend is en verwachten van hem ook eene betere Usgfflfljjbm ,yp .baslsn ei aniv/ooria» I Nederland beeft recht op bijdragen uit zijne ovexzeescbe bezittingen. De liberaalste Minister van Koloniën wijst ze niet af of ontkent dat recht; ,maar de gjondplag moet billijk zijn en niet ge richt zijn op exploitatie alleen teD bate van de iMoederlandscbe schatkist. En het streven moet tevens zijn geleidelijke overgang tot bet stelsel van algeheel vrije ..ftultuur, zpnder eenige tus- scheukomst van het Gouvernement, die dan al leen als bclastinghpffier optreedt voor de bescher ming en de recbtsveiligheid door hem verleend. ,En onze belangen eu die van de bevolking wor den er door gebaat, terwijl de bezworen wet dezelfde richting voorschrijft. naar het fransch van XAIillE. UI. Zeden en huiselijk leven. (Vervolg.) Maar er zijn veel ooievaars in gaas en tule, veel magere knollen, vooruitstekende neuzen, apengezichten; de leelykheid is bier leelijker dan bij ons. Wat de mannen aangaat, hun gelaat en voorkomen zijn hier niet op hunDe plaats; zij zijn dikwijls te groot, te forsch, te automatisch, de oogen zijn zonder uitdrukking of wild, de de gelaatstrekken hoekig, bultig. Ik vind er twee EVanschen bij van de ambassade, wat steekt hun schrander eu levendig gelaat daar aange naam bij af. Men behoeft slechts voorgesteld te worden om met de grootst mogelijke beleefdheid te worden ontvangen. De Franschen ineeuen ten onrechte dat zij daar het privilegie van hebben; te dien opzichte komen alle welopgevoede meDschen in Europa overeen. Nog eeDe soirée bij ladyEen harer doch ters zingt met accompagment der piano een Noorsch liedje, en zingt het goed, met levendig heid en uitdrukking, hetgeen gewoonlijk niet zoo is. Naar het oordeel van mijne muzikale vrienden zijn de Engelschen nog slechter begaafd voor muziek dan wij. Vandaar dat er zooveel slecht uitgevoerde stukken toegejuicht worden. Mejufvrouvv B.... heeft eene sonate op eene afschuwelijke wijze verknoeid: toch luisterde men in stille bewondering. Hare moeder zeide tot mijShe hat quite a genius for it. Twee andere jonge dames zijn schoon en bevallig, maar zij hebben te veel rose aan en bij dat rose een te weelderigen opschik van oogkwetsend groen. Maar wat zijn zij daarentegen eenvoudig en minzaamAls men hier met eene vrouw praat, dan gevoelt men zich in twee gevallen van de drie kalm, aangedaan, bijna gelukkig; welwillend en vriendelijk booren zij u aanen met welk een zachten en kalmen glimlach vol goedheid en zonder nevenbedoeling! Zij is oprecht, natuurlijk, hartelijk, men gevoelt zich bij haar veel meer op zijn gemak dan bij •eene Franpaise, behoeft niet te vreezen beoor deeld of uitgelachen te worden; zy is niet scherp of spotachtig, zoodat men niet met éénen slag als gevierendeeld wordt, noch behoeft hare ver beelding geprikkeld te worden door anecdotes of een levendig gesprek tintelend van geestige zet ten en vol vleierij, noch wil zij zich niet met u bemoeien, als gij baar geen bonbons hebt aan te biedeD. Het gesprek is noch een duel, noch een wedstrijd; men kan zeggen wat men denkt zon der het op te sierenmen heeft het recht to zijn wat men is. Men kan haar zelfs zonder vervelend te worden of in haar oog pedant te zijn over iets ernstigs onderhouden, om inlichting vragen, met haar redeneeren als met een man. Een diner bij inevrouw S.hare twee nichtjes zijn ook nan tafel. Zij hebben eenvoudige jurken aan als van kostschoolmeisjes. De oudste slaat gedurende den maaltijd de oogen niet op. Dat is geen nuffigheid; na het eten heb ik zeer gezellig eeu uurtje met haar gepraat. Hare stilzwijgend heid komt uit kinderlijke beschroomdheid voort, zooals de hinde verschrikt op het zien van eeD vreemde. Richt men het woord tot haar, dan stijgt het bloed haar naar de wangen; ik vóór 'mij mag dit wel: een meisje moet niet al te vrij moedig en wereldsch zijn; de Franpaise is eene 'bloem, die al te spoedig opengaat. Zij brengen deu zomer en den winter buiten door, twiiitig mijlen van de stad. Dagelijks wan delen zij minsténs twee uren, dan gaat ieder aan zijne bezigheid of men leest elkander iets voor. Teekenen, muziek, armen bezoeken, lectuur (zij zijn geabonneerd ln eeóe circulating library). Zij lezeu romans, reisbeschrijvingen, geschiedenis en eenige preekén. 's Zondags gaah zij ter kerk en geven onderricht aau arme kinderen in de Zon dagschool. Zij vervelen zich niet en hebben geen yerlangst naar de groote wereld. Dezen winter zijn zij in Frankrijk geweest. Zij vindeD de Franpaises very agreeable, bemin nelijk, innemend en vroolijk. Maar zij zijn ver baasd en geërgerd over het aanhoudend toezicht dat men bij ons in acht neeuit. In Engeland pijn zij veel vrijer. Te Londéfa zelfs kan een meisje alleen uitgaan of althans met bare zuster. iZij vindeD echter dat er overdrijving is bij de fait girlt, die jagen, met de mannen als haar ge- dijken omgaan en somtijds rocken, j Alles is alledaagsch bij die 4wee meisjes, de opvoeding, het verstand, het karakter, het uiter lijk; zij zijn welwarend, hebben een gezonde jkieur, meer niet; het zijn average girlt-, maar die zedigheid, eenvoudigheid, gezondheid, dat alle daagsch verstand zijn juist de gegevens voor eene goede huisvrouw, die kiuderen zal krijgen zon- i'-uö(jö ï0üiu (Diraiwrnta T$25 OSY

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1872 | | pagina 1