Woensdag
7 Februari.
SCHETSEN DIT EBSELAHD.
A0. 1872.
EK
OGIE
DE..
- Feuilleton van liet „Leidscli
Dagblad".
SRscar Nü. 3680.
IBIIISCH
VAK
872:
□is van
Kit,
■au
DAGBLAD
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 ma&nden
Franco per post
Afxonderlijke Nommers
3.00.
3.85
0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zen- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVKKTENT1EN
Voor iederen regelJ 0.15.
Grootere lettert naar de plaatsruimte die zij beslaan.
tf I Koeling der koffiecultuur op Java.
872: Iiü j| I.
het ke^ost-Iudibche enquêtes hebben in den regel eeu
ie km-tenaardig' karakter. Ze duren lang, zijn zeer
t ou(ie,8|achtig, kosten veel geld en leveren zelden
radijsvt' resultaat dat we willen niet zeggen bij
kingeo het onderzoek beveelt maar dat degeen
er belang iD stelt, er van verlangt of verwacht.
m dit berióneren aan zoo menige commissie op
ogen sa benoemd tot onderzoek omtrent eenig spe-
al bn ertverp van inwendig bestuur, het deten
te n. wezen enz. We herinneren aan hetgeen de heer
".Chussen genoemd heeft de wagenvrachten rap-
Hoopt, rten over de suikercultuur op Java, die jaren
Suurd heeft en waaraan ruim drie ton gouds be-
:ed werd. En we hebbeu eindelijk nu voor ons
gen de enquête over de koffiecultuur, aange-
ngen krachtens Indisch besluit van 31 Decem-
r 1863 door den heer C. P. C. Steinmetz, voort
zet en voltooid door den heer C. J. Bosch,
V, larover later geadviseerd is door den Directeur
n het Binnenlandsch bestuur; waaromtrent
'!crvolgens gehoord is de Baad van Indië (advies
n 27 Augustus 1869), en welk een en ander
ndelijk aanleiding heeft gegeven tot de onlangs
ibliek geworden depêche van den Gouv-Gen.
ïjer dd. 26 Augustus 1870 ten geleide van eene
j. mcept-regeling der Gouvemements-koffiecultuur
Java. De laatste schakel dus van deze enquête
aangebracht circa 7 jaren na haren aanvang,
irwijl de omvangrijke stukken en vooral de om-
lachtige Bijlagen nog niet eens allen gedrukt zijn.
Een ander kenmerk van eene Indische en-
lête is die welke zij gemeen heeft met de
geling van ons defensiewezen, hier te lande.
b idert 16 Mei 1818 tot 5 Februari 1872
bben wij den tienden Minister aan het
M van het Departement vaD Oorlog, en de
orgaande en welgestaafde grief over de onvast-
id van ons krijgswezen en over het gemis aan
ibiliteit zijner organisation (zoo die naam juist
was gelegen daarin, dat de eene Minister in
jBan regel afkeurde en afbrak wat de vorige,
ïsgelijks bij wijze van afkeuring en afbreking
an het werk zijns onmiddeilijken voorgangers,
bad ingevoerd of op touw gezet.
Bij de Indische enquêtes is datzelfde verschijn-
iel heerschende, met dat verschil echter, dat de
vorm dikwerf kwetsend bevonden is. Hier Ie lande
za) een opvolgend Minister die zich met een
naatregel zijns voorgangers niet goed kan ver-
lenigen, de waarde van de zaak, de opvatting en
ooral het doei zijns voorgangers intact laten,
n Indië gaat dat anders. De beer B. die A. op-
olgt in eenig onderzoek zegt rondweg dat zijn
oorganger er niets van weet (let wel beiden zijn
oor zulke zaken steeds hooggeplaatste specialiteiten)
S1* irwijl C. kort weg stelt dat eigenlijk gezegd
och A. noch B. er heel veel van weten, omdat
et natuurlijk is dat hij zelf het veel beter weet.
et oordeel, dat b. v. de Directeur der cultures
Titrent het werk van den specialen hoofdinspec-
>ur geeft, grenst soms aau het beleedigende. Het
geheele werk wordt voor niet veel meer dan
prulwerk uitgemaakt, de feiteu betwijfeld, de
bedoeling verdacht gemaakt. En zelfs waar de
Raad vau Iudië, op zijn hoog en bezadigd stand
punt, op den voorgrond stelt dat hij niet alles
wenscht te beamen wat die Directeur over het
travail van den specialen Inspecteur zegt, meent
zijnerzijds toch in een hetzij voor de openbaarheid,
of tot voorlichting van Gouvernement en Kamers
bestemd stuk te moeten toegeven dat dit werk
(d. i. de geheele enquête) „wat grondigheid en
„oordeelkundigheid betreft zeer veel te wenschen
„overlaat, en uit dien hoofde weinig geschikt is
„om bijzooder vertrouwen iD te boezemen" Ed,
voegt de Baad er bij, dit is te meer te bejam
meren, omdat zoo doende, „wol verre van tot
„eene gave oplossing vaD een tamelijk netelig
„vraagstuk te zijn gekomeD, tal vau nieuwe cotn-
„plicaciën ziju in het leveD geroepeD," terwijl
daarna nog eens opnieuw de volvoering der taak
van den heer Bosch gekarakteriseerd wordt als
getuigende van „oppervlakkigheid, voorliefde voor
„uitkomsten in eene bepaalde richting en apodic
tische uitspraken."
Waarlijk, een veilige gids zulk eene Indische
enquête omtrent een „tamelijk netelig vraagstuk,"
en waarbij natuurlijk voor den belangstellende
in eene goede regeling der koffiecultuur, dadelijk
de vraag rijst: of het gevelde vonnis over de op
pervlakkigheid niet soms juist aan hetzelfde euvel
mank gaat, en of niet een aantal ongemotiveerde
veroordeelingeu omtrent velerlei in de enquête
behandelde punten, door den Directeur of den
Raad even apodictisch, of ten gunste eener te
genovergestelde bepaalde richting zijn als die resul
taten van het onderzoek of die bewerkingen en
adviezen daaruit afgeleid, welke men als zoodanig
stigmatiseert.
Daarom dunkt bet ons dat de Gouv.-Geoeraa!
in zijn advies aan de Nederlandsche Regeering
(over welks inhoud eu strekking nader), zich op
het eenige ware standpunt heeft geplaatst, ook
om te verhoeden dat de „complicaiiën" Dog meer
toenemen en het „netelige" der quaestie daardoor
nog vermeerderd worde. De Gouverneur-Generaal,
zonder te treden in eene beoordeeling van het
rapport van den heer Bosch, wenscht den Minis
ter van Koloniën in wetenschap te stellen
met zijn eigen denkbeelden omtrent hetgeen van
regeeringswege ten aanzien der gouvernements-
koffie cultuur kan en behoort te worden gedaan,
hetgeen hij des te eerder doen kon omdat sedert
den aanvaDg der enquête, in 1863, de toestanden
omtrent de koffie-cultuur iu velerlei opzicht zijn
veranderd en z. i. ook verbeterd.
Het ziju deze opmerkiugeu welke wij wensch
ten vooraf te doen gaan aan eenige beschouwin
gen over de door den Gouverneur-Geueraal Mijer
voorgestelde regeling der koffie-cultuur, in verband
met art. 56 van het Regeerings reglement voor
Ned. Iodië, eu met de belangen vau kolonie en
Moederland.
Lelden, 6 Februari.
Met genoegen vermelden wij, dat de politie
alhier maatregelen neeint om de verregaande
baldadigheden der jongens van sommige scholen
tegen te gaaD.
Gisterenavond viel ook aan onze stad het geluk
te beurt, kennis te maken met de kunstenaars
op muzikaal gebied, die tegenwoordig ieders aan
dacht bezig houden en voor het meerendeel on
der de groote Europeesche colebriteiten mogen
gerekend worden. Marie Monbelli, het Becker
sche of Fiorentijner quartet, Sivori, zijn namen
die men slechts behoeft te noemen om iemands
gelaat die eigenaardige plooien te doen aanne
men, die men gewoonlijk gebruikt bij het spre
ken over beroemde personen.
Wij treden niet in eene beoordeeling van het
concert; vooreerst omdat wij er niet genoeg ver
stand vaD hebben en ten tweede om de zeer
afdoende reden, dat waarschijnlijk nagenoeg alle
lezers van ods blad het feest hebben bijgewoond
et er dus zelf over kuuneu deuken wat zij wil
len. Immers de zaal was zoo stampvol, dat het
de moeite waardig was, na te gaan hoe de ge
zichten van de galerij-bevyoners langzamerhand
van de gewone vleeschkleur tot eene vuurroode
nuaDce overgingen ten gevolge der warmte en
benauwdheid. Maar hoewel wij Diet beoordeelen,
kunnen wij de gevierde artisten niet uit de sleu
telstad laten vertrekken zonder liun de hulde te
brengen, waarop wezenlijke verdienste ten allen
tijde en van ieder aanspraak heeft. En die hulde
brengen wij dan van ganscher harte aan het ge
heele personeel van den heer Ullman in het al
gemeen, aan de twee zangeressen, het quartet en
den heer Sivori iu het bijzonder. Maar aan Marie
Monbelli nog afzonderlijk een woord van dank
voor het genot, dat zij ons heeft geschonken. De
heerlijke, mollige, tot de ziel sprekende stem zal
nog even laDg in de ooren der toehoorders blij
ven weerklinken, als bet aanminnige beeld der
eigenaresse hun voor oogen zal staan. Het Spaan
sche lied aau het klavier zuilen velen zich nog
lang herinneren al begrepen zij niet het minst
de beteekenis er vaD. Kortom wij gelooven, zon
der ons door galanterie tot gewaagde verklarin
gen te laten medeslepen, Marie Monbelli te kunnen
verzekeren, dat sedert den avond van 5 Februari
de grijze Hollandsche academie-stad het getal der
Europeesche steden is komen vermeerderen, die
haar en haar talent ten volle bewonderen.
Wij kunnen niet nalaten, naar aanleiding van
het concert van gisteren nog twee opmerkingen te
maken. De eerste is deze, dat tot onzen grooten
spijt de studeereude jongelingschap niet het minste
blijk heeft gegeven van hare sympathie voor en
kele van Europa's grootste artisten. Wij hebben
niet na te gaan welke oorzaken voor die weinige
geestdrift in het corps der heeren studenten be-
staaD. Maar wij zijn zoo vrij, als onze persoon
lijke overtuiging mede te deeieü, lat het als het
ware tot de eigenaardige plichten van de „Hoop
des vaderlands" behoort, van hunne sympathie
voor groote kunstenaars, die de academie-stad
bezoeken, op een of andere wijs blijk te geven.
Waarom? Omdat in hunne heerlijke vrijheid, in
hun onbezorgd studenten-ieven voor hen tegen
dergelijke manifestatiën geen enkele dier ver
hinderingen bestaat, die door latere maatschap
pelijke beslommeringen geboren worden; omdat
de bewondering voor ai wat groot eu schoou is
uooit tot hare uiting zal komen, indien Neder
lands vurige jongelingschap, de Spes Patriae zich
daartoe reeds te oud eu te bezadigd gaat re
kenen.
Onze tweede opmerking betreft eene onbe
leefdheid, zooals wij uit goede brou veruemen
jegens de dames Monbelli en Hamakers en en
kele heeren van Ullman's gezelschap begaan,
door den heer Smulders, eigenaar van bet
logement de Lion d'or. Ons is medegedeeld,
dat genoemde heer aan de dames logies zou
hebben geweigerd, omdat bij eeu vorige der
gelijke gelegenheid door de joDgelui sissers en
andere vuurtuigen iu de ramen waren ge
smeten. Zooals wij daareven reeds mededeelden
had de heer Smulders gerust kunnen ziju, want
Leideus jongelingschap had dezen keer niet het
minste plan met sissers of iets anders te werpen.
Maar wij releveeren desniettemin het feit, omdat
waarlijk een dergelijke koele eu zelfs onbeleefde
ontvangst aan groote talenten in Leiden niet
moest kunnen te beurt vallen, ludien wij soms
verkeerd mochten zijn ingelicht (hetgeeu wij har
telijk wenschen) dan zullen wij roüduit amende
honorable doen. Maar zoo niet, dan kunnen wij
niet nalaten, (de heer Smulders moge dan het
recht hebben, in zijn etablissement op te nemen
wien hij wil) te protesteeren tegen eeu derge
lijke wijze om Europeesche vermaardheden, (N. B.
wegens den vroegeren overmoed van enkele
jongelui) in Hollands brandpunt van kunsten en
wetenschappen welkom te heeten.
Gisteren is door de Hollandsche IJzeren Spoor
wegmaatschappij in het stationsgebouw buiten de
Willemspoort te Amsterdam aanbesteed het maken
vau een gebouw voor douauenbureaux, het aan
brengen van afsluitingen in de bestaande loodsen
en op den steiger, benevens verdere inrichtingen,
op het goederenstation te Helder, van den Hol-
laudschen Staatsspoorweg. Van dit werk werd
onder nadere goedkeuring aanueiner de heer Jac.
vau der Kamp alhier, voor de som van 6699.
De Minister van BinnenlaDdsche Zaken heeft
geantwoord op het Voorloopig Verslag der af-
deelingen vaD de Tweede Kamer betrekkelijk
het wetsonlwerp tot voorziening tegen be
smettelijke, ziekten.
Aan dat stuk wordt het volgende ontleend
Het gevaar, dat ons in den vorigen zomer scheen
te naderen, is minder haastig geweest, dan men
reden had te duchten.
Dat door deze wet de zorg voor de gezond
heidsbelangen der bevolking „in aanmerkelijke
mate" aau de gemeentebesturen zal worden ont-
6 ja:_
as<
a. si
ft
ifr. P
dolltf
NAAK HET ÏEANSCH VAN
M- TT A. I IV JE.
-U'jyal-:
10 i
wff UBi»:.
na. i* i
li.
'p«v Typen,
ion i orqtnn
fust- (.Vervolg.)
V kortom, het gebruiken der vermogens alleen
/"■'m nuttig werkzaam te zijn, de tyraauie der
^lrijke behoeften waartoe alleen werk het voed-
jkIiüIiI kan verschaffen, het van nature geneigd zijn
(;V lichamelijke inspanning en zedelijken strijd,
niet afkeerig zijn vau eentonigen arbeid, al
w if'B eigenschappen maken hen bij hand- of hoofd
kerk tot krachtige en geduldige werklieden.
,ndel Een zeer natuurlijk gevolg hiervan is, dat dit
arakter hier tot ideaal is verheven, want elk
olk huldigt en plaatst op een voetstuk dat type,
etwelk de meeste kracht ontwikkelt en het best
in zijne behoeften voorziet. De openbare meening
en de zedeleer zeggen dan ook tot den Engelsch
man: „Werk en doe uw best nuttig bezig te zijn;
anders zijt gij geen mensch en hebt gij niet het
recht ,u zelf te achten."
Ziedaar weer een nieuwen prikkel, die wel is
waar met den vorigen uauw.samenhangt, maar zich
toch daarvan onderscheidt en bier van veel be
lang is. Want het is eeDe op overtuigiug rustende
meening, en bij de menscben van dit land beeft
al wat als begrip, overtuiging, meeniDg, uit het
denkend brein is voortgekomen veel meer gezag
en invloed dan elders. In zeer geringe mate
slechts doet zich dat gezag eD die invloed gelden
bij de levendige, zuidelijke volken. EeD Fransch-
inan redeneert om te redeneeren, hij vindt het
een genot eene reeks van gedachten aan een te
schakeleüis zijn gevolgtrekking nieuw en ge
wichtig, dan stijgt zijn vreugde ten top; maar
daar laat hij het dan ook bij; 't is hem genoeg
een verheven tooneel te hebben aanscbouwd.
Voor den Duitscher daarentegen, maar vooral
voor den EogelschmaD, is de langzaam uitge
werkte conclusie slechts eeu punt van uitgang,
zij wordt een beginsel, een drijfveer, eeDe kracht,
dikwijls de grootste, die zijn gedrag beheerscht;
hij handelt niet uit aandrift, onder den schok van
het oogenblik, naar zijn levendigen hartstocht, dien
het nadeuken nog onaangetast heeft gelaten, en
die zich als levendige wilsuitiüg openbaart. Die
aandrift wordt bij hem op den achtergrond
geschoven, ziju verstand alleen doet hem beslui
ten. Aangenomen hebbende dat de mensch zich
moet inspannen en nuttig maken, heeft hij
geen andere beweegreden ooodig om dienvolgens
te handelen. Ik gaf daar een staaltje van bij den
heer W aangaande de kleine vervelende arti.
kelen waartoe hij zich bepaald had bij bet samen
stellen vau den dictioDoaire„Zij moesten toch
bewerkt worden." Op gelijke wijze handelde
Arthur Young, die twee jaar achtereen ie paard
een voor een alle provinciën van Frankrijk bezocht
om met den landbouw aldaar bekend te worden.
Den Fransehen, wien hij dit te kennen gaf kostte
het veel moeite hem te begrijpen; zij vondeD de
zaak heel mooi op het papier, maar om zijne
familiebetrekkingen en zijne zaken te verlaten
ten einde eene lange reis te ondernemen, waar
van de uitslag zeer twijfelachtig was, geheel al-
leeü, zonder bepaalde zending, uit vrije keuze,
uit geene andere beweegreden dan een afgetrok
ken begrip, dat scheen hun vreemd toe. Uit
dezelfde oorzaken als hierboven Iaat zich die macht
van een begrip, vooral van een zedelijk begrip
verklareD. Vooreerst is bij het phlegmatisch ge
stel de strijd tusschen de verschillende gewaar
wordingen minder hevig, de eenvormige gedrags
lijn wordt niet verbroken door levendigheid, niet
door hartstocht weggesleept. Bovendien is de zucht
tot ziDgenot minder sterk. Eindelijk wanneer
inen eeu maal den weg heeft bepaald, dien bet
Dadenken als goed heeft aaDgewezeD, volgt men
dien al blijkt hij ook moeilijk begaanbaar te zijn,
uit trotschheid eu uit zucht om hinderpalen door
volharding uit den weg te ruimen. Zoo sterk
is het gevoel van plicht: de Engelschen zelf zeg
gen dat het bij hen onder alle standen het hoofd
bestanddeel van het karakter uitmaakt.
Dit alles vastgesteld hebbende, zullen wij de
typen Dog eens overzieu. Zien wij 's morgeus
om acht uren de buitenmenschen rnet den spoor
trein aankomen, om bun dagelijkschen arbeid
te hervatten, of wandelen wij in eene drukke
straat, dan treft ons bij de meeste personen de
type van onverzettelijke wilskracht. Zij loopen
rechtop, bewegen zich gelijkmatig, kijken niet op
zijde, laten zich niet afleiden, bemoeien zich alleen
met hunne zaken, als automaten die door een
veer in beweging zijn gebracht. De groote bee-
nige gestalte; hei bleeke, dikwijls gele of lood
kleurige gelaat; de strakke blik, alles, tot zelfs de
hooge, zwarte, loodrechte hoed; het sterke lompe
schoeisel; dein zijn overtrek geborgen en op eene
bijzondere manier onder den arm gehouden para-