Donderdag N0. 3669, A°. 1872. 25 Januari. a, "LEIDSCH DAGBLAD I'RIJH DEZER CODBANX. Voor Leiden per 3 mainden3-°°- Franco per post.3.85 j.AKonderlijke Nommers. 0.05. ne gei naand, iwezei| tn J. X\ ïr. dei! r eu .-a^v Ve,.sc[iielijk, in den persocm van Flanoe, een barmhar- let 4iigén pleegvader gevonden, die zich het lot der lles rme vferlatene heeft aangetrokken. Hij geeft wel iet zijn hooge ingenomenheid te kennen met ijne nieuwe pleegdochter, maar hij streelt en lef koost haar toch en tracht, als een liefheb bend vader, de gebreken van zijn kind te be- nanteleu. Hoewel de zoogenaamde aprioristiscbe kennis, rolgenéde leer van Kant, ons, tegenwoordig, weder, Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zen- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS 1IKH ADVERTENTIEN. Voor iederen regel.ƒ0.45. Grootere letton naar de plaatsruimte die zij beslaan. en de Spectator. {Ingezonden.) De ongelukkige Brielscbe waternimf beeft, ein- ing At FEW. 1 lis de nieuwste uiting der jongste wijsbegeerte wordt opgedischt, zijn wij toch, in zaken van mnst, geen voorstanders der aangeboren waar nemingsvormen, zoo als ons door den Spectator wordt toegedicht. Wij hebben ons, in onze eerste beschouwing, tot een'algemeen artistieke of aesthetiscbe beoor deeling van het ontwerp bepaald, zoo als dit in de circulaire der hoofdcommissie omschreven is. Dat wij, in den laatsten tijd, met onze inonumen- ten ongelukkig zijn geweest, is een feit, hetwelk doOr'niemand zal ontkend worden, die onze jongste gedenkteekonen, met eenige aandacht, beeft gadeslagen, zoodat de gevolgtrekking niet gewaagd is, dat er, in dit opzicht, een (alum, op Nederland, schijnt te rusten. Toen wij onze eerste beschouwing sohreven, hadden wij van de teekening nog geen kennis genomen, die ons eerst, later, onder de oogen is gekomen, waardoor ons oordeel, echter, niet in het minst, is gewijzigd geworden. De teekening stelt eene dier karakterlooze en conventionele figuren voor, welke even goed voor een Flora, een Ceres of iets anders kan doorgaan 'en dié, bovendien, sinds zij, met een kleed, om- - hangen ia, dat, bij wijze van vacht, op de hoogte "van den schouder, met een pen is vastgehecht, haar karakter van nimf geheel verloren heeft. Geef haar, in plaats van een vlag, een kandela ber in de hand, en gij zult een uitmuntend ont werp voor een gas-ornament bezitten. Het wuivend kleed, het fladderend hair, de wapperende vlag, alles duidt aau, dat het dartel penseel van den schilder en niet de rustige stift van den beeldhouwer de schets heeft voortgebracht. Om de opstijgiug uit zee aao te duiden, beeft hij haar, met de beide voeten, in het midden eener groote schelp geplaatst, wier omtrek, om de golven uit te drukken, op kleingeestige wijze geribd is, zoodat het den schijn heeft, of zij, op een pre senteerblad, aan de subcommissiën moet worden aangeboden, terwijl wij in voortdurende spanning verkeeren, of bet haar gelukken zal, op dat wie- gelend voetstuk, onder alle omstandigheden, haar evenwicht te bewaren. Wij gelooven dat de nimf -verstandig zou doen, stilletjes in baar schelp terug te kruipen, waaruit zij, in het belang der kunst, nimmer had moeten te voorschijn komen. De Spectator volgt de bekende trouwelooze tac tiek, om de zinnen ten halve aan te halen. Niets is alsdan gemakkelijker, om iemand ongerijmd heden te laten zeggen, waarvan de bestrijding ■zeer licht valt. Zoo hebben wij, tegen de plastische voorstelling eener nimf, op zich zelve, geen be zwaar gemaakt, maar wel tegen de wijze, zoo als zij door de hoofdcommissie wordt omschreven, pCt. 1- tsuielijk verwijzende naar de plaats, vanwaar ffeoter zij gezegd wordt op te rijzen en dus gereed weder in het water weg te duiken. Waar wij, l/sisia onze eerste beschouwing, met zoovele woor- TtiiU^ den> schreven„de zee behoort naar den achter- roet. grond te wijken en kan slechts, zijdelings, door n t- een of ander attribuut worden aangeduid," be- ^hoeven wij van den Spectator niet te leeren,door piaiw welke symbolen dit moet worden uitgedrukt, tintos ®®n onzer hoofdbezwaren bestond juist daarin, dat het denkbeeld der zee, in de figuur der water- j5; II nimf zelve, te veel op den voorgrond trad. fl85~* ®Teinmia §aat de vergelijking eener vlag met de oogen op, omdat bet kenmerk eener vlag, uitslui- ^tend, in de kleuren gelegen is, hetgeen, bij de 1 12 oogen, niet het geval is. e Overigens schuilt juist, in het gemis der oog. o ll-'fippels, waardoor de busten, onwillekeurig, iets doodelijks verkrijgen, een der zwakke zijden van Dir. beeldhouwkunde. Ie Hï? Wat de rozenarmige nimfen van Anakreon hier moeten komen uitrichten, vatten wij niet. Wil Fla- HOBÜaarmede te kennen geven, dat hij een voorstan der is van het polychromeren der beelden, gelijk dit, in den laatsten tijd, weder in de katholieke kerken begint in zwang te komen, dan geven wij aan de „blankarmige Juno's" de voorkeur, omdat wij, in dat kleuren, een mislukte transactie tuaschen twee zusterkunsten meenen te zien, die, ten sjotte, tot beider nadeel moet leidea. Waar wij, in onze vierde beschou wing, geschre- yep hebber»„geen holle klanken over allegorische gtidenkteekeneu, die niets beduiden, daar alle gedenkteekenen, in zooverre zij geen standbeelden voorstellen, uit den aard der zaak, allegorisch zijn,® hebben wij, op zich zelf, tegen het allegorische geen bezwaar, n»aar wei indien het moest strekken, zoo als in verband met den „allegorischen optocht" het geval scheen te zijn, om de beteekenis van het historisch feit te verzwakken. De nadere mededeeling van den Brielscheu correspon dent van Het Vaderland, dat de hoofdcommis sie haar ontwerp handhaaft, omdat ieder Ne derlander zich daarmede kan vereenigen, heeft ons in die opvatting versterkt. De Spectator beweert dat de commissie het recht had tot vast- stelliog van het ontwerp, hetgeen door ons, op dé bekende aangevoerde gronden, betwist werd. Fla noe gaat ditmaal zelf van een aprioristiscbe stel ling uit, waarvan bij het bewijs schuldigblijft. Waar hij echter zegt: „ieder kunstenaar, die er toe in staat is, heeft het recht, om wat beters te leveren" komt hij geheel op ons terrein, daar wij hetzelfde verkondigd hebben, toen wij, aan het slot onzer eerste beschouwing, de hoofdcom missie geraden hebben zich tot de Nederlandsche beeldhouwers te wenden, tot het inzenden, niet van teekeningen, maar van modellen, omdat daar uit de doelmatigheid van het ontwerp beter kan gekend worden. Wanneer de Spectator zich in die richting blijft VUUriiUowogouj duIIdu vrij 'nog ttiudigon -hoi mot elkander eens te worden. Er bestaat dan ook geen enkele reden, waarom aan het ontwerp der hoofd commissie zoude worden vastgehouden, nu daar- tegeu, van verschillende zijden, ernstige bedenkin gen zijn opgerezen. Wij hebben nooit beweerd, dat het Leidsch museum van oudheden een rijke collectie antie ken bevat, maar eenvoudig gezegd, dat de Griek- sche beeldhouwkunde ook daar, hoewel niet op uitstekende of volledige wijze, vertegenwoordigd was, hetgeen door Flanoe bevestigd wordt. Wij geven toe, dat een afgietsel niet altijd een model beboeft te zijn, maar bet nauw ver band, tusscben het een en het ander, valt niet te miskennen, waar de beeldhouwers gewoon zijn, de gipsen afgietsels hunner ontwerpen in klei, als modellen, te bezigen. Wij worden, verder, met eene menigte bizon- derheden omtrent de nimfen, in het algemeen, overstelpt, waarvan het meerendeel voor hem, die geen volslagen vreemdeling in de Griek- sche kunst en godenleer is, bekend is, die echter met het onderwerp, dat ons bezig houdt, in geen rechtstreeksch verband staan. Het is de vraag niet, of het idyllische, onder sommige om standigheden, met het heroïsche kan gepaard gaan, hetgeen door niemand betwist en ook door niemand gewraakt wordt, maar wel, of die beide tegenstrijdige bestanddeelen, gelijktijdig, in eene en dezelfde figuur, kunnen veree- nigd worden, zooals, bij de nimf met de vlag, bet geval is. Het zonderling argument is, voor onzen tijd, voorbehouden, dat sen monument de voorkeur verdient, omdat het zoo goedkoop is, alsof een goedkoop kunstwerk niet reeds, op zich zelf, eene ongerijmdheid is en alsot, uit een financieel oog punt, een schoolgebouw niet voordeeliger is dan een standbeeld. Even vreemd is het verwijt, waartegen wij ons, van eene andere zijde, te verdedigen hebben, dat onze bestrijding het drijven der ultramontanen in de hand werkt, alsof wij, door het stichten van een slecht gedenkteeken, ons, in hunne oogeD, niet bespottelijker zouden maken. Wij hebben, door eene kritische beschouwing der monumentale werken van den heer Koel man, het bewijs trachten te leveren, dat hij niet de aangewezen man is, om een nieuw gedenk teeken te vervaardigen, veel minder, met de com missie, als „een onzer beroemdste beeldhouwers" kan beschouwd worden. Op de vrienden van den heer Koelman, of, hetgeen op hetzelfde neerkomt, op den Spectator, rust nu de verplichting ons van bet tegendeel te overtuigen. Nu de „smalle gemeente" der) ruwe Calvinis ten in beweging begint te komen, die alle kunst, als afgoderij, verfoeien en in wie de oude beeld- stormers dreigen te herleven, zal het misschien nog een eer worden, haar met ons schild te dekken. J" Naar aanleiding van het denkbeeld in 't Nieuws v. d. Dag geopperd, om de herinnering van de stichting der Unie feestelijk te herdenken, bevat de Arnh. Courant eene beschouwing, die zij met de volgende woorden besluit: Met ingenomenheid vermelden wij het denk beeld van het feest der Unie in 1879, maar voor het oogenblik is het Br-ielschc feest van 1872 met Of zonder waternimf het leest dat ons in de eerste plaats aantrekt, en dat wij wenschen door het gansche lantTmet geestdrift, eenstemmigheid en kracht gesteund en gevierd te zien. De Noordttar bevat, onder het opschrift „eene geuzenstichling", eene beschouwing over de Briel- sche feestviering, waarvan de aanhef aldus luidt „De qnaestie van de zeenimf laten wij thans er buitenwij gelooven dat de commissie hierin een ongelukkige keuze heeft gedaan om de ber innering aan het gedenkwaardig jaar 1572 te vereeuwigen en geven de hoop nog niet op, dat de Brielsohe hoofdcommissie, uit de weinige sym pathie, die haar nimf heeft gevonden, tot de over tuiging zal komen, dat een stichting van den een of anderen aard, meer met het nationaal gevoel qvereen^omt, dan een .vyeiuig beteekenend b^eld, dat bovendien een te uitsluitend Brielsche locale kleur zoude hebben." Lelden, 24L Januari. Gisterenmiddag is een metselaar, werkzaam zijnde aan een huis op de Hooigracht, van den steiger gevallen. Spoedig werd geneeskundige hulp ingeroepen, en bleek het dat hij, gelukkig, maar eienige lichte kneuzingen had bekomen. De geldleening groot '2 millioen ten behoeve van den ontworpen spoorweg LeidenUtrecht was, ondanks de krachtige deelneming van vel schillende gemeentebesturen, op het tijdstip der sluiting Dog niet volteekend. De gelegenheid tot inschrijving is nu tot 81 Januari verleDgd. Een zeldzaam kunstgenot staat het Leidsch publiek te wachtenEen concert van louter vir tuozen het beroemde Florentiner Quartet met Jean Becker aan 't hoofd, Sivori, de maestro der mo derne Italiaansche vioolschool, Carl Hill, de DuiU sche liederenzanger, Servais, Joselïy, Goiefroid en „last not least" mej. Hamakers en Harle Monbelli Eene korte beschrijving van den levensloop der laatste is hier zeker niet ongepast. -Marie Monbelli werd in (L847 te Cadix geboren, waar haar vader secretaris der aynntamiento was. Hij! vertrok echter in 1850 naar Frankrijk, associeerde zich met een j,agent de change" eu vestigde zich te Passy bij Parijs, in de onmiddel lijke nabijheid der villa van Rossini. De beroemde componist, weldra getroffen door de buitenge wone begaafdheid van de kleine Marie, gaf haar vader den raad haar geheel aan de kunst té wij den. Deze wilde daar evenwel niet van hoo- ren, maar vertrouwde toch de ontwikkeling harer gaven aan Eugenie Garcia. Zij maakte nu zulke verbazende vorderingen, dat Ros sini op haat 17de jaar hare verdere leiding op zich nam. Haar groot talent en in het oog vallende schoonheid verschaften haar, nu zij bij de soirées van den maestro optrad, zulk een naam, dat dé voornaamste salons voor haar geopend werden. Ongelukkigerwijs geraakte zij daar in kennis met den jongen Crémieux (zoon van deu beroemden advokaat). Zij trad met hem in 't hu welijk, maar liet zich reeds twee jaar later van hem scheiden. Zij besloot nu de carrière vod kunstenares op te vatten, en trad bij openbarp concerten te Parijs met een buitengewoon succes op, zoodat haar de schitterendste aanbiedingen door de groote en Italiaansche opera gedaan werden. Zij' gaf echter aan de opéra comiqüe de voorkeur, daar Auber haar de hoofdrol in zijp „Premier jour du bonheur" had aangeboden. Toen werd zij door de familie Crémieux gerechtelijk aangeklaagd wegeps het optreden op het tooneel, hetgeen eene reeks ,van processen ten gevolge had, die tot de „causes célèbres" behooren. Jules Favre bood zich pis verdediger aan, uit,haat tegen, den ouden Crémieux, met wien hij het toen zeer on eens was; hij won het proces in de eerste in stantie, maar die uitspraak werd, toen later de familie appelleerde, door het hof van cassatie vernietigd en de tegenparij in het gelijk gesteld. Marie Monbelli zag zich door deze uitspraak genoodzaakt op concerten en soirées op te treden, dat haar toch een aanzienlijk inkomen verzekerde. Daar echter de uitspraak van 't hof van cassatie buiten Frankrijk geen kracht had, nam zij voor het seizoen van het jaar 1869 een engagement aan voor Drury-lane te Londen, waar haar de schitterendste bijval ten deel viel. Door bet aan bod van een veel hooger salaris,gelukte, liet daarna den beroemden directeur van Covent- Garden, haar voor vijf jaren aan de Italiaansche opera te verbinden, terwijl zij met Ullman een contract sloot om gedurende de wintermaanden op zijne concerten mede te weykep. Wat de talenten van Marie, Monbelli aangaat, zoo wordt zij eenstemmig een der bekoorlijkste en bekwaamste zangeressen van den tegenwoor- digen tijd genoemd. In baar genre doet zij aan Henriette Sontag denken door hare zuivere co loratuur. Haar stem is een echte sopraan, niet van buitengewonen omvang, maar in deu hoog- sten graad liefelijk en gevoelvol, Uiterlijk, toilet en manieren zijn daarmee in volkomen harmonie. Wij hebben hier overigens niets bij te voegen dan: „gij kunt binnen kort genieten een edel ge not met volle teugen." Het blad Oostergo, weekblad voor Dokkum en omstreken, een der organen van de geavanceerd liberale partij, gelooft, dat het grootste deei van het Nederlandsche volk den afstand dér Guinesche Kust betreurt; dat is een geluk. Meu vraagt: waarom zijn dé adressen teruggehouden wan neer de Tweede Kamer die had gekend, had zij waarschijnlijk bet tractaat niet aangenomende meerderheid was nu slechts 1 stemmen. Daarom is het te verwonderlijker, dat in de Eerste Kamer slechts 6 leden zich tegen het afstaan hebben ver klaard. Huldigt Nederland eenmaal het begiDsel, dat men over de Volken mag beschikken tegen hun wil, daD huldigt Nederland het middeneeuw- sche „recht der machtigen," en blijft het Nederl. Volk geene liberale Natie. Uit Brielle wordt aan bet Vaderland gemeld, dat naast de voorstanders van een Géuzeugesticbt, zich nog twee andere partijen voor zulk eau ge sticht hebben gevormd, die echter in geenerlei gemeenschap met elkander staan. Van de derde partij is nog niets bekeud. De tweede is, evenals de eerste, voor een gesticht pruk aan 't collectee ren, doch met weinig succes. De heeren schijnen achter het net te visschen, zoodat, merkt de cor respondent aan, de gelden uit Utrecht zullen moe ten komen. In een artikel over de nationale feestviering schrijft de. Volktvriend, Weekblad van Roermond: Met leedwezen moeten wij erkennen, dat de inneming van den Bnel zoo spoedig gevolgd werd door de gruwelijke inishandeliugeu vau onschul dige priesters eu. monniken te Gorinchem en te Haarlem, te meer, daar zij in naam der vrijheid bedreven werden. Niet ter verontschuldiging, maar ter verklaring herinneren we evenwel, dat de volksdriiten tot het uiterste waren gespannen door de alom rookende brandstapels, waarop zoo menig Nederlander van dien tijd het leven liet, omdat hij.de nieuwe leer was tgegedaau of slechts daar van verdacht wprd. Meende, de Spaansche regee- rjpg ook al verplicht te zijn zoo tegeu hare on derdanen te woeden, men zal het geen bevolkiug euyel duiden, dat zij zich trachtte vrij te maken van het ijzeren juk, dat haar zelfs de gewetens vrijheid misguüde, een vrijheid, waartegen de schending vau alle andere rechten in het niet verzinkt. Het getal dames, dat zich heeft aangemeld om deu cursus der heeren van der Waals en Ten Brink te 's-Gravenhage bij te woneD, Deemt nog dagelijks toe. Voor de natuurkundige voordrachten zijn ruim 150, voor de letterkundige ruim 200 daiiies ingeschreven. Het aanvankelijk daartoe bestemde lokaal in Diligentia blijkt thans veel te klein te zijn, Uit dien hoofde zullen de eerste voordrach ten, Zaterdag a. s., plaats vinden in de groote zaal der vrijmetselaars-loge.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1872 | | pagina 1