een „dubbeltjes-quaestie" te doen. Zoo ooit dan
is hier, ditmaal de benaming van „kruideniers-
politiek" ten volle van toepassing. De oude en
achtenswaardige firma begint hare zaken te li
quideeren, zullen de gezanten der Europeesehe
mogendheden elkander toemompelen, wanneer
zij elkaa aan de politieke Beurs ontmoeten. Indien
uien somtijds niet de wonderlijkste zaken zag
gebeuren, zoude het ongeloofehjk zijn, hoe er een
meerderheid voor den afstand eener bezitting kan
gevonden worden, die, door de meest bevoegde
beoordeelaren, welke, over dit onderwerp, hunne
meeuing hebben geopenbaard, bijna eenstemmig
ontraden woidt.
De heer de Jonge, de even bekwame als ijve
rige bearbeider van ons koloniaal archief, die
onze wetenschappelijke koloniale literatuur, met
een reeks merkwaardige gedenkschriften, verrijkt
heeltde heer Gramberg, een verdienstelijk In
disch ambtenaar en talentvol schrijver,die tevens
tot die weinige energieke Nederlanders behoort
welke in deze landstreek, wier klimaat en bodem
door hem geroemd worden, een landbouwonder
neming had opgericht; de beer Jeekel, een
onzer degelijke zee-olticieren, die onze vlag op
het nieuw verkregen gebied heeft helpen plan
ten, allen hebben bun stem tegen den afstand
verheven. Eu, alsof dit alles nog niet genoeg
ware, komen ten laatste de belanghebbenden
zeiven, de Eluiinezen, uiet adressen opdagen, om
hen uiet aan de Engelschen over te leveren.
Nu moge men beweren dat er van geen ver
koop sprake is, dat ontbrak er, inderdaad,
nog maar aan, maar te ontkennen valt hel
niet, dat de bedongen concessies op Sumatra ons,
als /koopprijs", zijn in rekening gebracht. Wij
dragen, het is waar, de bevolking niet als krijtend
tiend" over, naar de middelen van bedwang, de
forten geven wij aan de Engelschen in eigendom,
die daardoor, van zelve, het omgelegen land, met
zijn opgezeten bevolking, „par droit du canon"
in hunne macht krijgen.
Even waar moge het zijn, dat de Kust niet
meer het „costelijck juweel" onzer voorva
deren is, maar het maakt toch een deel uit
der roemrijke nalatenschap van het voorgeslacht
dat wij verplicht ziju, ongeschonden, aan onze
nakomelingen over te dragen.
De handel moge niet meer zijn, wat hij eertijds
geweest is, maar is toch, in ieder geval, nog be
langrijk genoeg, om ,n „tand te worden gehouden,
zooals door den heer Muller, uit Rotterdam, dui
delijk is aangetoond, waar hij, in zqn belangrijke
mededeelingen, de onjuiste statistieke gegevens
der regeering wederlegt, die den abnormalen toe
stand, door den oorlog in het leven geroepen, niet
in het oog had gehouden.
Een Slaat, als Nederland, die onder de kolo
niale mogendheden een eervolle plaats inneemt,
moet het beginsel van solidariteit voor zijn ver
spreide bezittingen aannemen, en, zooals tot heden,
met den overvloed der eene, het gebrek der andere
te geuioet komen. Een bittere ironie van het
toeval wil, dat op hetzelfde tijdstip, waar wij aan
de Kust „den boêl aan een kant doen," millioe-
neu onzer koloniale baten aan schulddelging
kunnen worden besleed.
Wanneer de Kust, werkelijk, zulk een onbe
duidende bezitting is, als men het nu wil doen
voorkomen, zoude dan onze oude Daijverige na
buur zicb zooveel moeite getroosten, om zich met
de overname te belasten?
Maar, bovendien, is, uaar onze meening, na de
laatste adressen der Elminezen, de zaak geheel
van gedaaute veranderd. Nu mogen sommigen,
met zekere iniuachtiog, neerzien op die „zwarte
nikkers," die zich, in gebrekkig Hollandsch, uit
drukken, maar uit ontslaat ons niet van de ver
plichting, aan hun wenschen een welwillend
gehoor te verleenen, waarop zij, als onze oude
bondgeuooteu, rechtmatige aanspraak hebben.
De ernstige vraag doet zich aan ons voor, of
de Nederlaudsche vlag onmachtig is geworden
een bevolking te dekken, die zich aan hare hoede
heelt toevertrouwd? Bij dit vraagstuk is wel
degelijk de nationale eer betrokken, zooals door
niemand kan ontkend worden. Wanneer wij dus,
na het laatste roemrijke wapenfeit, toen wij de
eer onzer vlag hebben gehandhaafd, de Kust
verlaten, kan er niet langer van onmacht, maar
alleen van onwil sprake zijn. De goedaardige na
tuurkinderen dezer landstreek vergelijken, in
hunne eigenaardige beeldspraak, hare gehechtheid
aan ons gezag, met die bekende stekelplant hun
ner bosschen, welke de eigenschap heelt zich aan
den voorbijganger vast te klemmen. De „aantrek
kelijkheid" dezer dichterlijke metafoor zoude ons
bijna geneigd maken haar verder uit te werken,
om te overwegen, of deze „épineuse" quaestie
ook verwikkelingen na zich kau slepen, waar
het verwijderen vau stekels gewoonlijk bloedige
sporen nalaat, waarvan onze gemoedelijke volks
vertegenwoordigers niet gaarne de verantwoor
delijkheid zullen willen dragen, terwijl het voor
uitzicht dier pijnlijke operatie het bezit voor de
Engelschen, onder de tegenwoordige omstandig
heden, niet wenschelijk maakt.
Niets belet ons, waar wij de kust behouden,
met onze traditionele politiek te breken, om, ter
wille van ons bondgenootschap met het verwij
derd Ashanti, hetgeen ons weinig voordeel heeft
aangebracht, met onze onmiddellijke naburen, in
onmin te leven. De heer de Waal heeft het denk
beeld van den heer Gramberg, om de verspreide
volksstammen van de kust tot een federatie te
genover Ashanti te vereenigen, op zich zelf, ra
tioneel genoemd, maar, gelijktijdig, als onzedelijk
tegenover onzen ouden bondgenoot veroordeeld.
Alsof de politiek niet, in de eerste plaats, een
zaak van eigenbelang en dus van zelfbehoud is
en, alsof het onvermijdelijk is, dat die federatie
een offensief karakter moet hebben!
Maar dezelfde man, die de drie tractaten, als
een indisch afgodsbeeld, heeft saamgekoppeld en
aaueengeknulseld, heeft er geen bezwaar in ge
vonden, een onzer oudste bezittingen aan Enge
land over te dragen.
Het is ongelukkig, dat alle afstemmingen bij ons>
als eene politieke nederlaag voor de regeering
beschouwd worden. Gaarne leg ik de verklaring
af, dat ik aan mijne bestrijding dat karakter niet
wil zien toegekend. Laat ons hopen, dat men dit
maal die gebrekige maatstaf uiet zal bezigen, nu
bet blijkt, dat bij verschillende organen der open
bare meening, in deze zaak, eeu zeldzame overeen
stemming bestaat. Het tractaat heeft bij den
andereu tak der wetgevende macht slechts eeu
meerderheid van enkele stemmen weten te ver
werven, maar zal het nu bij de Eerste Kamer
een beter onthaal vinden
Lateu wij, ditmaal, eens, bij wijze van uitzon
dering, het onverdiende verwijt der Engelschen
„the great fault of the Dutch" als „giving too
little and asking too much" tot een waarheid
maken en den regel der Engelsche politiek
„catch the fish and the bounty" in toepassing
brengen.
Wij hebben, uit den aard der zaak, geen nieuwe
gezichtspunten kunnen openen over een onder
werp, dat, zoo uitvoerig, van verschillende zijden
is besproken en toegelicht. Wij hebben ous daar
toe bepaald de argumeuten, die voor het behoud
onzer oude bezitting pleiten, in een kort bestek
samen te vatten en daardoor meer in het oog te
doen springen.
„Ik weuschte, dat inijn volk wat meer poëzie
had, dan zoude ik zoo excentriek niet zijn,"
schreef onlangs een onzer begaafde hoogleerareu
in het laatste maandnummer van de Gids. Een
oogenblik heb ik geweifeld, te midden der alge-
meene moedeloosheid, die ons bevangen houdt,
deze woorden tot de mijne te maken, en de
krijgstrompet te lateu weorschallen over het land,
om de slapenden in het legerkamp te doen op
schrikken
Bij nader inzien, scheen het mij toe, dat een
kalm en bezadigd woord, op het beslissend
oogenblik, gesproken, op een meer welwillend
gehoor kan rekenen, bij eene hooge Vergadering,
die het aan haar waardigheid verschuldigd is,
de zaken des lands van een hoog standpunt te
overzien en niet uitsluitend het utiliteits-beginsel,
als richtsnoer harer handelingen, te volgen.
De Arnh. Courant zegt het volgende
De Eerste Kamer heeft gisteren het tractaat
aangenomen tot afstand van de kust van Guinea,
Die vervreemding van eene overzeesche bezitting
heeft ons leed gedaan, omdat zij van moedeloos
heid en gebrek aan energie van ons volk en van
het voortbestaan daarvan getuigt, want alleen
door herleefden handel en krachtsinspanning zou
de kust het bezit waard blijven. Wij erkennen
intusscheu dat er ook andere bezwaren aan het
bezit zijn verbonden, en deze hebben bij de
Eerste zoowel als bij de Tweede Kamer meer
gewogen dan de redenen, welke voor het behoud
pleiten.
De Indépendance Beige van heden schrijft in haar
staatkundig overzicht:
„Een merkwaardig incident doet zich op dat
oogenblik voor in de koloniale geschiedenis der
Nederlanden. Ongezind om laoger de lasten te
dragen, welke haar bezittingen ter Kuste van
Guinea, zonder daar tegenoverstaande voordee-
leu, het oplegden, heeft dat land ze afgestaan
aan Groot-Brittanuië. Het reeds door de Tweede
Kamer goedgekeurd tractaat is sedert het laatst
vau December bij de Eerste Kamer aan de orde.
Het heelt zells weinig gescheeld of liet was nog
vóór het recès aangenomen. Maar intusschen is
een afgezant van den neger-koning van Eluiina
zoo heet de kolonie bij onze naburen aan
gekomen, de meest energieke protesten mede
brengende, zoowel van zijn Souvereiu als van
al zijne landgenooten, tegen den voorgenomen
afstand."
„De Elminezen, die een hoofdelijken omslag
hebben gemaakt om de kosten zijner reis te be
talen, willen tot geen prijs onder het Engelsche
gezag overgaanzij stellen voor, het deficit te
betalen, dat aan Nederland het bestuur zijner
belangen kostzij voeren in zeer goede uitdruk
kingen en met een zeer krachtige logica aan,
dat zij Hollandsche onderdanen zijn, krachten
een wederzijds verbindend contract, dat twee
eeuwen oud is, dat door hen bezegeld wordt met
het bloed, voor de verdediging der gemeenschap
pelijke vlag vergoten, en dat zij en hun voor
vaderen steeds getrouw zijn nagekomen eindelijk
zij dreigen met in opstand te komen, als men er
bij volhardt hen buiten hun toestemming en tegen
hun zin te verkoopen.
„Die even naïve als treffende en krachtige
taal heeft op een somtijds berekenend, maar
kalm, verstandig en bovenal eerlijk volk een
zeer diepen indruk gemaakt. Alle dagbladen, zon
der onderscheid van richting, kiezen partij voor
den Elmineschen afgezant, en raden de verwerping
van het tractaat aan, in het belang van Holland's
eer en van zijn gezag bij de halfbeschaafde be
volkingen, die onder zijn wetten leven. Een oplos
sing in dien zin is des te gemakkelijker, daar de
aanbiedingen der Elminezeu hetfinancieel bezwaar
oplossen en daar geen lid van de tegenwoordige
regeering verantwoordelijk is voor het tractaat,
welks goedkeuring het geldt."
De N. R. Cl., die, met de uiterste volharding,
den afstand der Kust tot het laatste oogenblik
bestreden heelt, druat zich in haar overzicht van
het gevoerd debat aldus uit:
„Ook hier, zegt zij, zal, vreezen wij, gelden de
regel: wat men ziet en wat uien niet ziet. Wat
men ziet, is de twee en een halve ton, die jaar
lijks gespaard wordt op een budget van honderd
iiiiliioeu. Wat uien ziet, is de ontheffing van de
noodzakel.jkheid om nu en dan een krijgsmacht
uaar de Kust te zenden ter versterking van ous
aangerand, of ter verzekeiing van ons bedreigd
gezag, Wat men ziet is een geringe wisseling
van kleur op de landkaart van Alrika langs de
vruchtbare Westkust van dit werelddeel, dat in
zijn geheel, evenals de Kust in hel bijzonder,
een schoone toekomst heeft. Maar niet te aan
schouwen is de pijnlijke aandoening die ons land
doortrilt, bij 't denkbeeld, dat 't niet onaanzien
lijk getal onzer afgestane bezittingen (de heer
Cremers sprak alleen van Ceylon en New-York,
maar ging Demerary, Essequebo en de Kaapko
lonie voorbij) wederom met een, onze éenige in
Afrika, is vermeerderd. Wat men ziet is de neer
slachtigheid, die wij hopen dat uiet tot nieuwe
feitelijkheden moge overslaan, welke zich zal
openbaren bij een bevolking, meer dan twee
eeuwen aan ons gezag gehecht, die onze bescher
ming op prijs stelde, van wie wij thans „uit wel
willendheid jegens haar" afscheid nemen en aan
wie 't nu juist niet met den Minister van Kolo
niën tot eeu misdrijf behoort te worden aange
rekend, dat zij in haar vertwijfeling, bij 't be
wustzijn van de gevaren, die een geïsoleerde
toestaud haar oplegt, naar enkele andere mogend
heden haar armen heelt uitgestrekt. Wat men niet
ziet is de ongunstige moreele invloed, dien deze
eerste vrijwillige losuiakiug van ons koloniaal
bezit ongevoelig in andere bezittingen zal uitoe
fenen, en die niet wordt weggenomen door de
plechtige, herhaalde verzekeringen dezer Ministers,
wier ministerieel leven immers ook aan tijd is
begrensd, dat hun hand eerder verdorren zal,
alvorens zij nieuwe traktaten tot afstand zullen
onderteekenen."
De Etoile Beige van de aanhangig zijnde quaes,
tie gewag makende, laat er zich over uit als
volgt: „Daar de openbare meening en de pers,
zonder onderscheid vau richting, zich in denzelf
den zin verklaren, is liet niet onmogelijk, dat
de Eerste Kamer, in weerwil van het reeds uit
gebrachte votum der Tweede Kamer van de
Staten-Generaal, haar goedkeuring onthoude aan
een „allerschandelijksten koop (un marché des plus
odieux)."
Lelden, 20 Januari.
Gedurende deze week zijn dagelijks in het werk
buis alhier opgenomen van 188 tot 203 volwassen
personen en van 83 tot 102 kinderen.
De Nieuwe Rolt. Courant verneemt dat de Neder-
landsche Spectator eene som van ƒ50 heeft gegeven
voor het Brielsche monument.
Voor leeraar in de wiskunde aan de zeevaart
kundige school te Rotterdam zijn door B. en W.
aanbevolen de hh. O. de Haas, privaat-onderwijzer
aldaar, Labberton, hulponderwijzer te Utrechten
S. H. Colen, hulponderwijzer te Oosterhout.
Gisteren zijn de volgeude winnende seriën der
Weerbaarheidsloterij uitgekomen: 231, 641, 1013,
1082, 1337, 2215, 2970,3340,3182,4855, 4963,5298,
6071, 6152, 6516, 6865, 7304, 7480, 7492, 7852.
Naar men aan het Nieuws v. d. Dag meldt, diende
zich onlangs bij een predikant in de buurt van
Gouda iemand aan, die voorgaf dat hij uit een
klooster was gevlucht, en dat hij nu tot de pro-
testautsche geloofsbelijdenis wilde overgaan. De
predikant had medelijden met den man, en ver
schafte hem nachtverblijf, waarvan de pseudo
vluchteling gebruik muakle eu daarna vertrok. In
den loop van dien dag werd echter bekend, dat
men met eeu fortuinzoeker te doen had gehad;
het bleek, dat die persoon bij een schipper, die
toen te Delft was, had geïnformeerd, of er ter
plaatse waar hij woonde ook „menschen van het
ware geloof" wareu en menschen die gaarne over
den godsdienst spraken, waartoe de fortuinzoeker
zich dan ook gemakkelijk verleende, daar hij zeer
scheen uit te munten in bijbelkennis. Het bleek
toen, dat van de zoogenaamde kloostervluchti
aan was, en die slechts voorgewend was om o;'
dak te komen.
's-(
met
spoor
Als bewijs, dat men op het platteland i0 ^98?"
provincie Groningen het onderwijs algemeen v00r
verspreiden, kan dienen, dat ook de raad
gemeente Hoogkerk besloten heeft het schoof 6e'ed
op alle scholen af te schaffen.
huis
Bij de hoofdcommissie voor de aanstaande lt wacl
viering te Brielle is o. a. ontvangen: van een Sci
Brielsche dienstmeisjes 18, van de sub-cotnm; zijn
te Franeker ƒ38, van die te Voorburg 30, pagn
den president der Eerste Kauier ƒ50, vande-scbill
commissie te Hellevoetsluis 70, van die te het i
peren ƒ14.50. het l
gelin
„Ook wij zouden weuschen, dat de Brie.; jï ju
hoofdcommissie minder sterk op haar stuks:
j afge'
en niet zoo onvoorwaardelijk aan haar a.
plan vasthield. Ook wij zouden wenschen,
J 1 kanti
de bestemming aan de ingekomen bijdrage
geven werd voorbehouden, totdat alle gt
waren ingekomen, en dat dan in eene bijeenk
van afgevaardigden uit de verschillende com; nee[r
siën werd uitgemaakt wat niet deze gelden j,ouvt
en moet gedaan worden. Hoe minder men tk
op die beslissing vooruitloopt,hoe krachtigerC0I11(]
laat uitkomen, dat Wij den driehonderdsten r ^p,.j
jaardag van ons bestaan als Nederlaudsche in
vieren, en dat het gedenkstuk, dat later zal ei„eL
gericht worden, inderdaad eeue zaak van on:
geschikt belang is, des te meer zal het publiek t ,jat
opgewekt gevoelen zijn penninkske te stor.diwe
Wij hopen dat het monument, iudieD
resultaat is, dat er een monument zal opger.
worden, zoo fraai mogelijk zijn zal, nu
hetzij de kritiek het uit een artistiek oogp;
prijze of veroordeele, wij hopen dat, wal 0„tle
monument zij eu hoe het monument zij, r ye,
enkele halve cent minder zal gegeven wot „an
dan zou gegeven z(jn voor het grootste kuosts mail
ter wereld." jer
Het komt sommigen oubegrijpelijk voor,hoe de u
Arnhemsche Courant, na deze praemisse, tot zc heeft
een conclusie kon komen waar de mate tJDitrr
kunstontwikkeling als een peil der volksbe6el den
ving beschouwd wordt, zoodat de artistieke was: tot c
van een monument niet zulk een onbeduidet ten
zaak is, als men het hier wil laten voorkomt: wari
de c
Door het Nederlaudsche consulaat-generaal.
on I
Brazilië is de heer Dr. J. Mendez da Uruz Gt
maraes Jr. aangesteld
Ceara.
tot zijnen vice-consul
bedr
zijn
zijn,
Zr. Ms. schroefstoomscliip hel Loo, onder bevtschir
van den kapitein-luitenant ter zee C. A. ft. T M
Rijk, is in den namiddag van den 19den deitrief
van de reede van Texel naar zee vertrokkclndi
ter opvolging zijner bestemming uaar de Kust tiinge
Guinea. zijn
veel
gleu
Di
óp J
Min
der J
De Minister van Financiën maakt bekend
bij hem ontvangen zijn twee coupons, te zaa
groot ƒ2.47, door een onbekende onder het pi
merk Nijmegen van 18 dezer, voor te veelt
vangen kosten van vervoer ingezonden.
De Minister van Financiën vestigt de aandi v001
der belanghebbenden op de officieele uitgave' ''D§
de Postgids voor het Koningrijk der Nederland tj6U
jaargang 1872. 0Dtv
Dit werkje bevat alle opgaven betrekkelijk ven
dienst der postadministratie die het publiek kt.Boe(-
oen te pas komen, zoowel ten aanzien der tarief; ^e'
en verdere bepalingen voor verzendingen binstvan
's lands, als omtrent die van en voor de kolom
en vreemde landen. U1'
zou
Z. M. heeft benoemd bij de dienstdoende sebe D
terij te Gorincheui, tot 2deu luitenant J. A. Muldi heel
vroeger korporaal bij die schutterij. jaar
we
BINIVENJLAND.
.boei
Amsterdam, 19 Januari. De kamer van kot; B
handel en fabrieken alhier, heeft haar verlang; klei
te kennen gegeven, in de Rietlanden en aan mat
Oosterdok, inrichtingen ten gerieve van den In
del en het goederenvervoer tot stand te zien 1 Ned
men, in verband met de spoorwegwerken en
verbinding met het Noordzeekanaal. De besp:
gou
is c
kingen die daaromtrent met het departement n
binuenl. zaken bereids hebben plaats gehad, dv
vermoeden dat plannen in verbaud met genoes
verlangen zullen tot stand komen, waarbij uite qu(
breide terreinen te water, te naderen ter disposil
v aan
van den handel en tot oprichting van pakhuiztgt0[
zullen wordeu aangewezen.
der
Bij den burgen.eester van Enschedé
telegrafisch bericht ontvangen, dat de verlegdaj
woordiging te Berlijn de voorgestelde staatssdwa
sidie voor deu spoorweg Enschedé Munster de wg
17den dezer heelt toegestaan, waardoor de laats ver
voorwaarde voor de tot standkoming dier l'jn pjul
vervuld. w
Enkhcizeh, 12 Januari. Een tjalk, met tar'seh
geladen, kreeg gïstereu in de nabijheid der sl» j,es
een lek, zoodat zij de haven niet kon bereikd
Nog laat in den avond snelde de reddingboot!' 1
hulp en bracht vrouw en kindereu van den scbf
per in veiligheid. &a