A Januari.
N°. 3651.
Donderdag
A°. 1872.
STADS-BERICHTEN.
LEIDSCH
DAGBLAD
PRIJS DKZKR COURANT.
Voor Leiden per 3 maandenƒ3.00.
Franco per post3.85
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zen- en Feestdagen, uitgegeven.
PBIJH DER ADVEBTENT1BN.
Voor iederen regelƒ0.15.
Grootere letters naar de plaatsrnimte die zy beslaan.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS VAN
LEIDEN doen te weten, dat ingevolge art. 2 der
Verordening, regelende de invordering der plaatselijke
belasting op de honden, ieder eigenaar of bezitter
van een of meer honden, die aan de belasting onder
hevig zijn, verpligt is daarvan jaarlijks vóór den
31sten Januari) bij den Gemeente-ontvanger aangifte
te doen door inlevering van een behoorlijk ingevuld
en door den aangever onderteekend billet; dat be
doelde invullingsbilletten voor het dienstjaar 1872
van beden af kosteloos ten kantore van den ontvan
ger verkrijgbaar zijn.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
v. D. BRANDELER, Burgemeester,
v. PUTTKAMMER, Secretaris.
Leiden, 18 December 1871.
I )o beg-i-ootiiiy van Ivoloniën.
De aanneming der begrooting van Koloniën door
de Eerste Kamer inet 32 tegen 3 stemmen is,
afgescheiden nog van den aard der gevoerde dis
cussie, een belangrijk feit.
Wie de heftige oppositie tegen den tegenwoor-
digen Minister van Koloniën in de Tweede
Kamer dank zij het monsterverbond tusschen
de fractie Heemskerk met de ultramontanen
heelt nagegaan; wie de pers der beide coteriëu
beeft gevolgd en daarbij opgemerkt hoe nog even
als bij de missie te Rome, de éénige hoop op de
Eerste Kamer gebouwd wa9, kan zich een
denkbeeld maken van de vreeselijke teleurstelling,
welke dat votum bij de volbloed-conservatieven
en bij alle anti liberale elementen moet bebben
gemaakt. Er is een tijd geweest dat de waanzin
zóo ver ging, dat na de aanneming eener begroo
ting van den Minister Fransen v. d. Putte, tegen
leden dier Kamer bet „a la laterne" werd uitge
slingerd. Na de aanneming der O. I. comptabi
liteitswet houdende het beginsel der vaststelling
van de O. I. Begrooting bij de wet, waren de min
achting en de hoon tegen het Staatscollegie, dat
men even voor de stemming nog kwispelstaartend
bewierookte, ongemeen heftig, en na de aanne
ming van de agrarische wet, de suikerregeling,
de hervorming der Preanger-Regentschappen,
(nadat deze zaak behoorlijk was onderzocht), be
stond er voor de conservatieve pers geen Eerste
Kamer als staatslichaam meer, maar eene mede
plichtige aan de moedwillige vermoording van
onze nationale welvaart en van ons koloniaal
bezit.
Bij deze begrooting zou echter moeten blijken
of die Kamer bovendien ook geneigd zou zijn den
heer van Bosse de teugels van het Indisch be
stuur in haDden te laten, een man die genoemd
wérd de ergste en daarbij de meest onbekwame
koloniale slooper die nog ooit de portefeuille van
Koloniën in handen had.
Intusschen het feit is daaren ten bewijze van
welke beteekenis het votum van Zaterdag in
bet oog der alarmeerende koloniale reactie is,
dieDe slechts de aanhef van het kameroverzicht
in het Haagsche orgaan, dat den smartelijken indruk
heeft ontvangen, (voor de hoeveelste maal sedert
1863?) dat menden noodlottigen blinddoek, dien men
zich op de oogen heeft willen drukken, willens
en wetens steeds vaster toehaalt en dat dit nu
eenmaal het noodlot is, waaraan Nederland zich
schijnt te moeten onderwerpen.
Inderdaad, van de Eerste Kamer is voor de
koloniale reactie niets, niets hoegenaamd meer
te wachten, en het is zelfs te verwonderen hoe
bij de periodieke aftreding, die koloniale fractie
zich nog de moeite geeft om candidaten aan te
bevelen of te bestrijden. De aanbevolenen geven
bij elke gelegenheid den gedienstigen aanbeveler
een démenti.
Het is dan ook louter monnikenwerk, want be
halve de heeren Hartsen, Messchert, Babusen en
misschien nog enkele anderen, sluit de geheele
Eerste Kamer zich aan bij de groote meerderheid
in de Tweede, tot handhaving eener vrijzinuige
koloniale politiek, die uitersten hetzij naar de
eene of andere zijde vermijdt.
„De grondslag van het koloniaal beheer moet
naar de meest gevestigde overtuiging van den
Minister (aldus luidde zijn schriftelijk antwoord
op het afdeelingsverslag) deze zijn, dat het be
heer worde gevoerd in de eerste plaats met het
oog op de Indische belangen.
Het moet niet zijn het beheer van een win
gewest of domein, dat gevoerd wordt met het
oog, in de eerste plaats, op de belangen van den
overheerscher of eigenaar."
Hij heeft van deze zijne zienswijze doen blij
ken door onderscheidene maatregelen hetzij waar
dit noodig was met of anders zonder medewer
king der wetgevende macht genomen, die allen
het bewijs leveren van verbetering in het beheer
in de eerste plaats in het belang van Indië.
Maar daarom worden de belangen van het
Moederland niet voorbijgezien, en de Minister
heeft ook daarop in zijne rede van Zaterdag na
drukkelijk gewezen, voornamelijk door de uit
drukking zijner stellige overtuiging dat de koffie
cultuur moet worden behouden en verbeterd, om
aan Nederland de bijdragen voor de schatkist te
verzekeren, welke indië verschuldigd is en
waarop Nederland recht heeft voor hetgeen teu
zijuen behoeve was of wordt teu koste gelegd.
Hij wil strikte opvolging van het Regeeringsre-
glement; ontwikkeling van de productieve krach
ten dier onmetelijke gewesten en beschouwt eene
vrijzinnige handelspolitiek als de beste waarborg
tegen kolonialen naijver van anderen. Dat zal
nog nader blijken bij de verdediging van het
tractaat Sumatra en van het nieuwe handels-
tarief.
Dat alles nu weet of kent de Eerste Kamer en
zij neemt de begrooting van den heer van
Bosse aan.
Zou men niet, om in dezelfde terminologie van
kei orgaan te blijven, geneigd zijn te vragen: of
aan de conservatieve en reactionaire koloniale
fractiën nu nog niet de noodlottige blinddoek
van de eigen oogen valt, dien zij willén en wetens
steeds vaster toehalen
Daarover wellicht later nog iets.
Twee curiosa ten besluite
1°. Nadat de redenen en de wetgevingsstukken
zijn medegedeeld ten bewijze dat de Eerste Ka
mer zich willens en wetens door het zoogenaamd
gematigd liberalisme van den heer van Bosse
heeft laten in slaap wiegen of blinddoeken, volgt
de conclusie dat desniettemin voor een groot deel
de stemming geene politieke beteekenis had.
Vreemd, als van de Eerste Kamer gehoopt wordt
dat zij eene of andere belangrijke wetsvoordracht
mocht verwerpen, dan geschiedt dit, en te recht
en logisch, met het oog op de politieke beteeke
nis van het feit en de gevolgen der gewenschte
afstemming. En als daarentegen de Eerste Kamer
aan dien wenscb, wenk of eisch niet gelieft te
voldoen en den betrokken Minister haar steuD
'blijft schenken, dan verandert de zaak eensklaps
en dan heeft de einduitslag volstrekt geene poli
tieke beteekenis
Maar in ieder geval toch de heeren Heemskerk
c. s. zijn niet zóo geblinddoekt om niet duidelijk
te ontwareu deze beteekenisdat deu kolonialen
slooper van Bosse, met medewerking der Eerste
Kamer, een vol jaar is gegund om zijne ver
schrikkelijke plannen nader ten uitvoer te leggen
en, met behulp van den beer Loudon, in 1861
reeds het mikpunt van den bezoldigden laster"
der conservatieve pers, Indië's ondergang te vol
tooien.
2®. De geblinddoekte Kamer is tot 15 Januari op
recès gescheiden. „Dit geeft ons het Dagbladde
hoop dat Nederland alsnog voor de schade en
schande van de prijsgeving van zijn koloniaal
bezit, behoed zal kunnen worden,"
Gegronde hoop voorwaar op eene Kamer, die
beschuldigd wordt dat zij zich willens en we
tens den noodlottigen blinddoek al vaster en vas
ter op de oogen bindt en verder toehaaltdie een
Minister steunt die een „diepe minachting" koes
tert voor hetgeen nog overgebleven is van het
cultuurstelsel endie zich zelfs niet ontfermd
heeft over de door de conservatieven zoo zeer
in bescherming genomen missie te Rome
Lelden, 3 Januari.
In een brief aan de Noordstar tracht de heer
Alberdingk Thijin de houding zijner partij in de
zaak der Nationale feestviering van April a. s.
nader te verklaren.
Hij beroept zich allereerst op de plakkaten uit
de zestiende en zeventiende eeuw, tegen den
Roomschen godsdienst of tegen de Jezuïeten ge
richt, en op de behandeling, die, onder de heer
schappij der Staatskerk, in het algemeen de dis
senters hadden te ondergaan. Op grond dharvan
ontkent hij, dat het jaar 1572 het geboortejaar
zou zijn der staatkundige vrijheid in ons land.
Het is blijkbaar, dat de heer Thijm (verzwij-
Eigen noorden van den beer Loudon in de Tweede Kamer,
gende hoe de Roomsche Kerk, toen zij in dit
land de macht in banden bad, tegenover anders
denkenden heeft gehandeld) zijne geloofsgenooten
tegen het Onafhankelijkheidsfeest tracht op te
zetten, door hunne kerk voor te stellen als de
verdrukte, de martelares. Wat aanleiding gegeven
had tot die maatregelen tegen de Roomsche Kerk
blijft uatuurlijk bij hem buiten beschouwing.
Erger is nog wat hij verder schrijft, om de
géschiedenis der 16de eeuw te bekladden en het
Huis van Oranje zijn roem te ontnemen. Wij
laten dit gedeelte van zijn brief hier in zijn ge
heel volgen
Ten 2de (schrijft de heer Thym) moeten wij
in het bedrijf der Watergeuzen een eersten stap
vereeren naar ons „zelfstandig volksbestaan." ik
begrijp niet, wat men daarmede bedoelt. Bedoelt
men, dat allengskens de verschillende Staatjes,
waar de „Landen van herwaerts over" in ver
deeld waren, zich tot eene zekere Staatseenheid
verbonden hebben Dan is het antwoord, dat
ditzelfde in de Zuidelijke Nederlanden plaats,
heeft gebad, zonder dat men het Vorstelijk gezag
beeft afgezworen, dat hier dan als een beletsel
voor de vorming eener Staatseenheid zou moeten
geiden. Of meent men, dat een volk niet zelf
standig mag heeten, wanneer, gelijk in hetzelfde
Belgiën, de Vor9t uit een Spaansch of Oostenrijks
stamhuis spruit? Ik zie niet, dat wanneer ook
de Noordelijke Nederlanden onder de gehoor
zaamheid van Albert en Isabel waren gekomen,
de Nederlanders minder zelfstandig geweest zou
den zijn, dan onder den scepterstrijd van de
Staten mot de Prinsen.
Neen, iedereen weet, of behoort te weten, dat
de „staatkundige vrijheid" en „gelijkheid" der
Nederlanders hare wettelijke formuleering en
tot zekere hoogte hare verwezenlijking eerst
dagteekenen van de omwenteling niet van de
XVIde, maar van het laatst der XVIIIde eeuw;
en iedereen weet daarbij, dat die omwenteling
niet plaats had ten gunste van het Huis van
Oranjé; maar dat ze tegen de prinsen-stadhou
ders gekant was. Het is dus niet alleen onrede
lijk, maar ook onkiescb in éénen adem van de
grondlegging onzer staatkundige vrijheid en bur
gerlijke gelijkheid en van de vestiging der dy
nastie te spreken.
Zonder dus in eene weerlegging te treden van
de ondoordachte uitdrukking der „Brielsche Hee
ren," dat het Hnis van Oranje sedert de XVIde
eeuw in Nederland „geregeerd" heeft, behoort
ieder Nederlander, wiens gezond verstand door
geeii partijdrift geheel beneveld is, de dwaasheid
af te wijzen, bij gelegenheid van den lsten April,
hetzij de grondlegging der Nederlandsche vrijheid,
hetzij de vestiging onzer dynastie te vieren. De
trouw mijner geloofsgenooten althans aan ons
geëerbiedigd Koningshuis, heeft degelijker waar
borgen dan de zoo ontzettend uiteenloopende
waardeering van het bedrijf der Ministers en
Veldoversten, die, in sommige tijdperken der
Nederlandsche geschiedenis, mét den titel van
stadhouder, een deel in het bewind gehad heb
ben. De liefde, die wij liet Koningsbuis toedra
gen, kan niet geschokt worden door de hferinne-
riog der feiteD, hetzij van 1581, hetzij van 1787
of 1795. Wij erkennen ten volle den zegen, die
er ook voor ons, na den Franschen tijd, in ge
legen beeft, dat een prins uit het Huis van
Oranje alhier de Souvereiniteit heeft aanvaard,
en zoowel odzo algemeene theorie, die van natare
anti-revolutionair is, als onze waardeering van
de koningen, onder wie wij in de XIXde eeuw
hebben geleefd, zijn de dagelijks vruchtdragende
oorzaken onzer verknochtheid aan koning Wil
lem den lilde en zijn Huis.
Deze betuiging van verknochtheid aan de
koningen uit het Huis van Oranje zal waar
schijnlijk moeten dienen voor een pleister op de
wond, die de heer Thijm eerst met brutalen
overmoed slaat.
Wat beteekent echter die verknochtheid, als
men het betreurt, dat de Noordelijke Nederlan
den niet evenals de Zuidelijke onder het gezag
van Spanje zijn gebleven of aan een Oostenrijk-
schen prins overgedaan
Wij laten echter dit punt liefst rusten. Maar
ongemerkt mogen wij het niet lateD, hoe nu
door de ultramontaansche partij aaD het Huis
van Oranje zijn roem en zijn luister wordt ont
nomen, en hoe zij openlijk breekt met wat lot
hiertoe voor elk volk heilig en dierbaar was:
zijne geschiedenis.
Na dezen brief van Alberdingk Thijm is bet
masker geheel gevallen! NR. Cl.)
Uit Brielle schrijft men ons:
Door de Tijd is medegedeeld, dat de opzegging
van het lidmaatschap der feestcommissie voor de
viering van 1 April 1872, door den heer J. W.
van Saagsveldt, reeds heeft plaats gehad, spoedig
na de verspreiding van de circulaire der feest
commissie. Deze mededeeliug schijnt geschied te
zijn met het doet om de geloovigen diets te ma
ken, dat het terugtreden van den geachten pas
toor niet tengevolge van het schrijven der HH.
Nuyens en Thijm, maar wegens den inhoud der
circulaire heeft plaats gehad. Wij hebben ons op
de hoogte gesteld en achten het niet ondienstig
de waarheid mede te deelen.
De algemeen verspreide en door de Tijd be
doelde circulaire werd na eenige discussie, be
houdens enkele wijzigingen, ook ten gevolge van
opmerkingen door den heer v. S. gemaakt, door
de feestcommissie goedgekeurd op den 25sten
October 1871. Na dè op den lOden November
1871 gehouden vergadering, waarin met de hulp
van den heer v S., de lijst van personen vastge
steld werd, aan wie eene circulaire zou worden
gezonden, werdefi de circulaires verspreid. Se
dert werden nog twee vergaderingen gehouden,
de eene Op den 6den December II-, de andere
op den 13den December 11., waarin de heer v.
S. tegenwoordig was en zich o. a. liet welge
vallen de benoeming als lid van de commissie
voor de muziek en de benoeming als adviseerend
lid van de commissie voor het decoratief. De vol
gende vergadering bad plaats op den 20sten De
cember 11. en de voorzitter deelde toen mede,
dat dé' heer v. S. hem korten tijd vóór de ver
gadering eene missive gezonden had waarin hij
voor het lidmaatschap der feestcommissie be
dankte.
Uit een en ander blijkt duidelijk, dat de heer
v. S. met lust eu liefde werkzaam was als lid der
feestcommissie eu dat de reden van de opzegging
van het lidmaatschap dier commissie niet gezocht
moet worden in den inhoud der verspreide cir
culaire, maar in het krijgsgeschreeuw, door de
heeren Nuyens en Thijm aangeheven.
De heer Arens, het eenige Katholieke lid, dat
nog in de feestcommissie zitting heeft, heeft ge
lukkig het voorbeeld van den heer v. S. niet ge
volgd.
In hare laatste vergadering mocht de feestcom
missie vernemen, dat er reeds 100 subcommissies
in den lande bestaan, en dat op verschillende
plaatsen, o. a. ook te Rottèrdam, eene subcom
missie bezig is zich te constitueeren. Dat er te
Rotterdam sympathie voor de feestviering bestaat,
is der hoofdcommissie reeds gebleken nit twee
haar toegezonden giften, éene van flO en éene
van f 25 van V. R. V. W. Uit Numansdorp ont
ving zij van de aldaar bestaande subcommis
sie f 85. {N. R. Cl.)
De gemeenteraad van Tholen heeft in zijn
laatstgehouden vergadering besloten zijnerzijds
pogingen aan te wenden, om de overbrugging
van de rivier de Eendracht voor die gemeente
tot stand te doen komen. Aan een commissie uit
die vergadering werd opgedragen de middelen te
beramen, om bet beoogde doel te bereiken en te
dier zake jappprt uit,fe brengen.
Voor een gedeelte der provincie Noord-Brabant
en Zeeland is die overbrugging van zeer groot
belang, daar het thans aanwezige postveer op
hoogst gebrekkige wijze voorziet in de commu
nicatie tusschen beide oevers bij een 9teeds toene
mende beweging aldaar. iliidbCl.)
Volgens de Volksvriend hebben in het jaar 1871
de volgende jeneverrampen plaats gehad
86 gevallen van gevangenneming en veroor
deeling, 10 van moord eD manslag (waaronder
kinderen, door de dronken ouders in het bed
doodgelegen), 65 van verwonding en mishandeling,
68 zelfmoorden.
Alleen uit de iu dit blad opgenomen voorvallen
verzameld.
2 Januari is te Dordrecht de dienst der Staats
spoorwegen aangevangen. Voortaan zullen nu
drie treinen daags van daar vertrekken, terwijl
er tevens drie treinen zullen aankomen. De trei
nen vertrekken van Dordrecht 9.25, 2.13 en 7.25
en komen aldaar aan te 9.2, 1.38 en 6.6. Een
maatschappij tot dienstverrichting, gelijk aan die