die vërheven pronkstukken hunner scheppingen,
op te luisteren. Wij betwisten dat gij de bevoegd
heid, veel minder het recht zoudt hebben, een
ontwerp van een nationaal monument te decre
teren, te meer nu het blijkt, dat die taak in uwe
handen niet veilig is.
Gij kunt, inmiddels, uwe fraaie lithografie ineen
lijst aan den wand hangen, als wij maar voor de
ramp mogen bewaard blijven, haar ooit in brons
of steen „verduurzaamd" te zien, tenzij gij het
winstgevender mocht oordeelen op de „mooie
prent," vlijtig in de polders gecolporteerd, bij wijze
van nieuwjaarsgiften, bijdragen voor uw monu
ment in te zamelen.
Intusscheu hebben wij recht iets meer te ver
nemen dan de brommende volzinnen uwer banale
circulaire. Geen holle klanken over „allegorische
gedenkteekenen", die, of niets beduiden, daar
alle gedenkteekenen, in zooverre zij geen stand
beelden voorstellen, uit den aard der zaak, alle
gorisch zijn, of, indien zij werkelijk iets moeten
uitdrukken, de beteekenis van het historisch feit
zouden verzwakken, waartegen wij, bij voorbaat, in
verzet komen. Indien gij wilt, dat wij ons aan
uwe leiding zullen blijven toevertrouwen, moet
gij, in de eerste plaats, zorg dragen, dat uwe
mededeelingen in een meer passenden vorm het
publiek bereiken, dan tot heden geschiedt in die
zonderlinge „communiqué's" van Het Vaderland,
dat zonderlinge mengelmoes, waarin polemische
opmerkingen zich gelijktijdig uiet confidentiële
en officiële tijdingen kruisen.
Wij sparen u de kleingeestige opsomming van
allerlei dorpen en gehuchten, die meer een
geografisch dan reël begrip vertegenwoordigen
en mj de posterijen slechts, met behulp van een
aardrijkskundig woordenboek, behoorlijk kunnen
worden geclassificeerd, waar nu, dank zij de ver
beterde communicatie-middelen, sub-commissiën
zijn opgericht. Gij zult, vermoedelijk, nu beginnen
in te zien, dat het gemakkelijker is een nationale
beweging op touw te zenen, dan haar, volgens een
vastgesteld programma, op waardige wijze, ten
eiude te brengen. Hoe wilt gij, dat wij in uw be
leid zullen vertrouwen stellen, waar in uw eigen
kamp, blijkbaar, nog zooveel misverstand en ver
warring lieerschen? Wat zal de leidende hoofd
gedachte zijn, die, als bezielend element, ons
feest zal beheerscben en doordringen, om bet, in
waarheid, zijn lioogere beteekenis en wijding te
gevenIn welk licht zullen de gebeurtenissen
van 1572 door u worden beschouwd en aan de
natie voorgesteld? Zal de daad der inneming van
den Bripl door n als een revolutionair feit worden
gebrar^ „,rkt, of wel, als een haudeling van
rechlmavervet worden aangeprezen? Wijgeveu
de voorkeur aan een aaneengesloten minderheid,
met een vast programma, hoven een vicieuse
meerderheid, met bedriegelijke leuzen, terwijl
wij, voor ons, een eervollen strjjd verkiezen ho
ven een Lat apaisement. Wat is daaromtrent uwe
meening? Wij moeten weien, om met Jouckbloedi
te spreken, „wat wij aan elkander hebben" of,
om een uitdrukking van Tborbecke te bezigen,
„eer wij de partij medemaken, vernemen, welke
kleur zal worden troef gemaakt."
Wij moeten weten, onder welke vlag gij zult
optreden, mils het niet die van Koelman zij, daar
wij, volgens Opzoomer, behoefte hebben aan een
„teekeu, waaraan wij, bij den strijd dezer dagen,
elkander kunnen herkennen." Geen lauwheid,
geen halfheid, geen twee handvatsels voor dezelfde
zaak, geen dubbelzinnigheden, als bij de Heiliger-
lee-feesten, toen Beets en Jonckbloedt, onder den
zelfden hoed gevangen, beurtelings kwinkeleer
den. Ouze nationale feestvieringen mogen in geen
kermispret of comedievertooning ontaarden, vooral
uiet nu wij een echt Geuzenfeest zullen vieren,
zoo als de inneming van den Briel, uit den aard der
zaak, wezen moet, waarbij hel vermoedelijk Geu
zenliedjes regenen zal, zoodat wij zeer goed be
grijpen, dat de Katholieken weinig opgewektheid
gevoelen hel mede te vieren, evenmin, als bij de
Protestanten, met het Piusl'eest het geval was.
Gij dacht, mijue heereu der commissie, onder
bedekking vau twee hooggeleerden, uwen tocht
veilig te kunnen aanvaarden en volbrengen,
maar nu gij, onverhoeds, fel besprongen wordt
van een zijde, vau waar gij den aanval niet
verwacht hadt, zullen uwe beide vleugeladjudan
ten onmiddellijk moeten worden gemobiliseerd en
slagvaardig gemaakt, want als wij ons in de
waarnemiug der voorteekeoen niet bedriegen,
beginneu de kiemen van ontbinding en desertie
zich reeds in uw leger te vertoonen.
Wanneer de Aprilcommissic, gedachtig aan
haar oorsprong en bestemming, even willekeurig,
gelijk heden, „April doet, wat hij wil", als motto
boven haar handelingen blijft plaatsen, breken
wij alle verdere relatiën met haar af en roepen
haar, bij deze, het afscheid toe, terwijl wij anders
voornemens waren geweest voor een aanzienlijke
som aan een, natuurlijk niet het monument bij te
dragen.
Maar, zal wellicht een schrandere lezer op
merken, wat moeten wij dan met de meermin
beginneu? Als zij in leven blijft, moeten wij
haar in de Maas een aquarium bouwen, waar
zij, tot haar straf, levenslang moet blijven op
gesloten, tenzij men het in dezen industriëlen
tijd winstgevender mocht vinden, ter verkrijging
der ontbrekende gelden voor het monument, met
haar de kermissen rond te reizen. Als de arme
drenkeling, die, als een echte Aprilvisch, uit het
water opgehaald, en bestemd om als Brielsche wa
tergodin in triomf te worden rondgedragen, be
zwijkt, dan behooren wij jong- en oud-studenten
der alma mater, haar bij wijze van „allegorischen
optocht" een waardig funus academicum te bezorgen,
In de vlag, als lijkkleed, gewikkeld en onder het
aanheffen van Verhulst's „Vlaggelied" moet zij
dan in het museum van natuurlijke historie wor
den bijgezet, waarbij de biechtvaders der com
missie, de heereu Fruin en Jonckbloedt, alsslip-
pendragers, kunnen dienst doen.
De beer Nieuwenhuijs, pastoor te Kampen,
heeft het voorbeeld zijner collega's le Brielle en
Arnhem gevolgd en eveneens, als bestuurslid der
sub commissie, bedankt. Ook uit Deventer wordt
bericht, dat een geacht Katholiek ingezeten dier
plaats geweigerd heeft in het bestuur der sub-com
missie zitting te nemen.
Ook Uilenspiegel begint, op zijne wijze, aau den
strijd der „monumentsquaestie" deel te nemen.
Hij brengt het bekende ontwerp der commissie
in beeld en plaatst daarnaast het ontwerp van
den heer Thym, hetgeen een standbeeld van Alva
voorstelt, die aau een Jezuïteu-pater de hand
reikt. Verder deelt hij mede van den redacteur
der Nieuuie Arnhemtche Courant een nieuw ontwerp
ontvangen te hebben, die voorstelt de nimf in
een leeuw te veranderen, die haar welpen ver
dedigt. Wij geven onzen humoristischen collega
in overweging, of dit geen passend beeld voor de
zoo hevig bestookte Brielsche hoofdcommissie
zijn zoude?
Lelden, 2 Jannnl.
Aangaande de Brielsche feestviering ontvingen
wij uit Brielle het volgende schrijven:
Eenigen tijd geleden maakte het Dagblad de
opmerking, dat de hoofdcommissie zoo „radicaal-
partijdig" is. Dit zou daaruit blijken, dat uit
voerige berichten over de feestviering alleen
voorkomen in het Vaderland. Welnu, dat blad is
radicaalde berichten over de feestviering zijn
blijkbaar van de hoofdcommissie afkomstig, dus
is de hoofdcommissie radicaal. Hoewel ik deze
conclusie ten sterkste moet tegenspreken, zoo is
de bewering toch verre van onjuist, dat alleen
in het Vaderland berichten voorkomen, die van
de hoofdcommissie of althans van één harer
leden afkomstig zijn. De berichten in de Nieuwe
Rotterdamsche Courant en 't Handelsblad zijn lang
zoo uitvoerig niet. Tot mijn groote verwondering
las ik dan ook in de Brielsehe correspondentie
in 't Vaderland van 28 December dat de berichten,
die de correspondent van dat blad geeft, geregeld
te vinden zijn in 't Weekblad van Voorne, Putten,
Overflakkee en Goedereede. Dit kwam mij zoo vreemd
voor, dat ik mij de moeite getroostte, de nom-
mers van dat blad na te slaan en ik vond zeer
weinig over de feestviering. Tot staving dezer
bewering zal ik de geschiedenis der „monument
zaak" (volgens 't Dagblad) kortelijk resumeeren,
wat ik ook niet overbodig acht, vermits er in
uw Dagblad nog weinig van is vermeld. Ik zal
dan gelegenheid hebben, te doen zien, hoeveel 't
Weekblad mededeelde.
In n°. 139 van dit blad (van 27 November 1870)
werd er in een hoofdartikel op gewezen, dat er
eigenlijk al lang eene feestcommissie had moeten
zijn; dat het reeds „vrij laat" was, maar dat
„met wat harder werken," dit „verzuim" mis
schien zou kunnen worden ingehaald. In 't vol
gende nornmer deed de uitgever van 't blad, de
heer J. J. Hofstede, eene oproeping met het plan
later eene vergadering te houden, waarin de
feestcommissie zou kunnen worden benoemd
(vgl. n° 140142). Die vergadering werd den
21sten December 1870 gehouden. Daarin werd
eene commissie van 9 leden benoemd, aan welke
het recht gegeven werd „zich te vergrooten, zoo
het blijken mocht, dat de werkzaamheden een
grooter aantal leden vereischte" (zie 't verslag in
n°. 143). De commissie maakte echter spoedig
van haar recht van assumptie gebruik, want den
llden Januari traden nog 12 leden tot haar toe,
zoodat zij nu uit 21 leden bestond. Dit weid
vernield in n°. 146; de commissie, werd verder
gemeld, zou „hare werkzaamheden definitief
aanvangen op Woensdag 18 Januari 1871." En
dan vindt men niets medegedeeld vóór n". 186
(behalve een bericht van de oprichting eener
subcommissie te Hoogeveen, in n". 171 overge
nomen uit de N. R. C.). Was de commissie toen
niet werkzaam? Uit 't Weekblad althans vernam
men niets, en toch was de commissie wel werk
zaam. Het bleek al spoedig tot homines, tot sen-
tentiae." De een wilde een monument, de ander
een zeevaartkundige school, weer een ander eene
hoogere burgerschool, etc. De commissie wendde
zich toen om raad tot dr. W. J. A. Jonckbloet,
prof. R. Fruin en dr. G. P. Seyn. Ten slotte
kwam zij tot de conclusie, die in 't Vaderland van
19 December is medegedeeld, dat een monument
nog 't verkieselijkst zou zijn, daar eene nuttige
inrichting zooveel meer zou kosten. Het model
van 't monument van Koelman kwam in (n°. 186)
en werd goedgekeurd. De commissie deed toen
een beroep op 't vorstenhuis (wat tot nog toe
onbeantwoord schijnt gebleven te zijn) en vaar
digde de bekende circulaires uit tot het oprichten
van aubcommissiën. De hoofdcommissie zelve
splitste zich in aubcommissiën voor den optocht,
voor de muziek, voor het rondgaan met de in-
teekenlijst, etc. Dit is vermeld in n°. 193 en nu
verschijnen wekelijks, eenige berichten, voorna
melijk neerkomende op de mededeeling van 't
aantal subcommissiën. Maar niets b. v. over de
vraag van de Amsterdamsche subcommissie en
't gegeven antwoord; terwijl de correspondent
van 't Vaderland dit mededeelt in 't zelfde bericht,
waarin hij zegt, dat al wat hij mededeelt, ook
te vinden is in 't Weekblad.
Is dit goed te keuren? Wanneer in 't eerstge
noemde blad zulke uitvoerige berichten voorko
men, waarom dan ook niet in't laatste? Waarom
vinden wij niet juist in 't laatste blad, een blad
voor Brielle en omstreken, zeer uitvoerige be
richten? Hoe meer publiciteit, hoe beter.
Maar genoeg: ik vervolg mijne mededeelingen.
De hoofdcommissie is verminderd met drie leden
en bestaat dus nu uit 18 leden.
Er zijn 91 sub-commissiën opgericht, n.l. Aar
denburg, Abbenbroek, Alblasserdam, Amersfoort,
Amsterdam, Apeldoorn, Arnhem, Asperen, de
Beemster, Bellingwolde, Bergschenboek, Bleiswijk,
Boskoop, Charlois (en Katendrecht), Delft, De
venter, Dordrecht, Dragten, Dreischor, Elburg,
Eukhuizeu, Geervliet, Gieten, Goedereede, Gorcum,
Gouda, Gouderak, Grave, 's-Gravenhage, Groes-
beek, Groote Lindt, Grijpskerke, Hattem, Heen-
vliet, Heerjansdam, Helder, Hellevoetsluis, Hen
gelo (Gelderland), Heukelom, Hillegersberg, Hoo
geveen, Hoorn, Huisen, Kampen, Kwadijk, Leeu
warden, Leiden, De Lemmer, Maasdam, Maas
land, Maassluis, Meliskerke, Middelburg, Moor
drecht, Nieuwenhoorn, Nieuwleusen,Numansdorp,
Nijmegen, Oosthuizen, Öostvoorne, Oostzaan,
Oudelande, Ouderkerk afd. IJsel, Papendrecht,
Pernis, St.-Philipsland, Poortugaal, Ridderkerk,
Rockanje, Rozenburg, Rijswijk, Schiedam, Slie-
drecht, Sluis, Sneek, Spijkenisse, Strijen, Veldhui
zen, Vierpolders, Vlaardingen, Vlissingen, Voor
burg, Westzaan, Winterswijk, Yselmonde, Zierik-
zee, Zoeterwoude, Zuidland, Zutfen, Zwartewaal
en Zwolle.
Verder 17 correspondentschappen, nl. te Alphen
a/d. Rijn, Bennekom-Ede, Goor, Groote Gast,
Harmeien, Hendrik-Ido-Ambacht, Maarsen, Mar-
kelo, Medemblik, Midwoud, Ooltgensplaat, Oude-
Pekela, Reuswoude, Ridderkerk, Sassenheim,
Valkenswaaid en Woubtugge.
Het is curieus, om het aantal leden dier sub
commissiën na te gaan. Die te Amsterdam (onder
wier leden ik gaarne den heer J. Ter Gouw
gezien zou hebben, die zoo bekend is door zijn
werkje De life Aprilbestaat uit 8 leden en die
te Heenvliet uit 16 leden I Welk eene verhouding!
Men zou met reden kunnen vragen, waartoe dat
groote aantal leden dient. De werkzaamheden
der sub-commissiën zijn zoo groot niet, dat eeo
getal van hoogstens 5 leden niet voldoende
zou zijn.
Er wordt veel ingeteekend. Hier te Brielle is
reeds voor ƒ1400 ingeteekend, te Rotterdam is
eene gift ingekomen van [10 en eene van f25;
te Amsterdam eene van ƒ100. Van de sub-com-
te Hillegersberg is ingekomen ƒ65.50; van die te
Bergschenhoek 20.56; Rockanje ƒ50; en Nu-
mansdorp ƒ85; van het correspondentschap Ede-
Bennekom 60.
De sub-commissie voor den optocht is druk
aan 't werk. Er zal een allegorische optocht
worden gehouden, maar verder is nog niets bekend.
Volgens een bericht in 't Weekblad n°. 195 zou
't Zwartewaalsche zanggezelschap door de sub
commissie voor de muziek zijn uitgenoodigd, om
op 1 April deel uit te maken van het koor, dat
zich dau zal laten booreu. Naar ik verneem, is dit
bericht van eiken grond ontbloot.
En nu ten slotte over het voorstel der Am
sterdamsche sub-commissie. Inderdaad, het zou
aanbeveling verdienen indien in plaats vau een
monument, eene nuttige inrichting tot stand
kwam. Het deed mij dan ook genoegen, in 'l
Vaderland van 18 December te lezen, dat de
hoofdcommissie aan de Amsterdamsche sub-com
missie geantwoord heeft, dat, mocht er genoeg geld
inkomen, men het plan om een monnment op te
richten zou laten varen. De oprichting van 't
monument schijnt dus nog niet zoo verzekerd te
zijn, als ik mijn vorige mededeelingen schreef,
Daardoor vervalt dus ook niet de hoop, om,
mocht er toch een monument worden opgericht,
in plaats van de nimf met den langen linkerarm
de Vrijheid te zien verrijzen, zooals de inzender
van 't eerste artikel over 't monument in uw
Dagblad wenschte.
Naar aanleiding van het ingezonden stuk, door
den heer Terwee, burgemeester van Oegstgeest,
in de Leidsche courant van 30 Dec. geplaatst,
hebben wij over de bewuste Johanna Pragt en
hare behandeling informaties ingewonnen, en het
volgende uit zeer goede bron vernomen. Niet
alleen dat Johanna Pragt niet uit Leiden door
de politie werd verwijderd, maar zij is nachten
achtereen aan het politie-bureau geherbergd, om pion
dat zij geen onderkomen had. Deze herbergin. in i
was wel is waar niet van de uitstekendste, maa Coli
de toestand van de vrouw was dan ook zoodani
dat men noch de agenten, noch de andere nact
telijke bezoekers mocht blootstellen aan het om
vangen van een aandenken der onzindelijk-
vrouw. Zij heeft in den eersten tijd volstand^
geweigerd zich te laten reinigen. Men sloeg haa
voor na deze operatie in het werkhuis te worde: zon
opgenomen, terwijl men dan voor eene slaapsted-1 wai
voor haar zorgen zou. Doch zij weigerde evet ge\i
O
naai
geve
#3
van
in
zeer de reiniging als den arbeid; zij bracht haa
tijd door met op straat te slenteren en te zitten
in een dergelijken toestand als waarin de hee
Terwee haar waarschijnlijk heeft aangetroffei
of met minder onschuldige uitstapjes, waartoe z
ongeloof]ijkerwijze nog gelegenheid vond.
Nu is het zeker, dat zulk een vrouw zeer, zei
te beklagen is. Ook wij zijn van oordeel, dat d
hulp, aan onze ellendige en armoedige medemei
schen betoond, nog dikwijls veel te wenschi
vatt
'f
viol
uit
ged
mei
klai
ver:
vor
overlaat. Maar de politie kon hier waarlijk nii-ffif
meer doen dan zij gedaan heeft: het aanbod va
reiniging, nachtlogies en werkzaamheid.
Ten slotte is het dan ook gelukt, de vrou'
hiertoe over te haleu. Zij is nu zoo volled:
mogelijk gezuiverd van hare onnatuurlijke die:
lijke omgeving. Een medelijdend lid van het di
galij ksch bestuur heeft haar wat in de kleere
geholpen. Zij logeert in een dragelijk nachtvei
blijf bij eene vrouw, die zelf ook armoedig isei
dus gaarne deze kleine verdienste medeneemt.
's Morgens wordt Johanna door deze vrouw naai
het werkhuis gebracht, om 's avonds dooreet
agent van politie weder huiswaarts te wordei
geleid. Alle verschijnselen toch doen zich voo:
dat zij bij de eerste de beste gelegenheid wedt:
uit haar nieuwen toestand zou trachten te ooi
snappen.
Hoewel wij de maatschappelijke positie de:
vrouw nu nog lang niet benijdenswaardig vinden
zoo verschilt zij toch veel van die, waarin bur
gemeester Terwee haar buiten de Morspoort aau
trof en wij hopen dan ook door onze informatii
dien heer eenigszins gerustgesteld te hebben.
De HH. Knijff en Kaptijn hebben het pro
spectus uitgegeven voor de geldleening, ten be
hoeve van den spoorweg LeidenUtrecht. D: -
lijn waarvoor hun concessie is verleend, gaat ui
te Utrecht van het station van den Staatsspoor
weg, niet stations te Harmeien, Woerden, Bodo
graven, Zwammerdam, Oudshoorn en Koudekerk
om te Leiden aan liet station vau de ULoUaad
scbe IJzeren Spoorweg Maatschappij te eindigen
Al de genoemde en de vele aangrenzende ge
meenten in de rijke en vruchtbare Rijnstreek
zullen door dezen spoorweg direct aan het alge
meene net worden verbonden.
Utrecht wordt daardoor langs korteren wej
verbonden met Haarlem en Noord-Holland ter
noorden van het IJ. Ter weerszijden van delijij
liggen de welvarende gemeenten Harmeleo
Woerden, Bodegraven, Zwammerdam, Boskoop
Oudshoorn, Alfen, Aarlanderveen, Koudekerk
Leiderdorp en tal van andere kleine gemeenten
terwijl op zeer korten afstand de Haarlemmei
meer zich bevindt. De bevolking dezer gemeen
ten, binnen éen uur afstands van de lijn, bedraag
100,000 zielen. In de beide eind-stations en d:
daartusschen gelegene gemeenten, worden rijk:
bronnen gevonden voor het verkeer langs de
zen weg. Het personenverkeer zal vooral zeei
groot zijn.
De concessionarissen vleien zich, bij al hei
geen reeds in deze zaak door hen en op hunm
kosten alleen is gedaan, de zelfvoldoening te mo
gen smaken, eene hoogst gewenschte spoorweg
verbinding tot stand te brengen, en geven d<
verzekering, dat, zoo er twee millioen in aandeelei I
geplaatst wordt, de bouw van den weg volbracb
zal worden.
Bij volteekening van het kapitaal stellen con
cessionarissen zich voor, onmiddellijk concessi
aau te vragen van Leiden naar Katwijk aan Zei
waardoor Katwijk met het Europeesche spoor
wegnet zal worden verbonden, eene verbinding
voor die gemeente, als badplaats, van het grool
ste belang. In dit kapitaal is bereids door ge
meenten en particulieren deelgenomen voo:
ƒ300,000.
Door middel van geldleening, in aandeelei
van ƒ1000, ƒ500 en 250, willende concessie
naren 2 millioen bijeen brengen. Hiervoor i
door gemeenten reeds een belangrijk deel inge
schreven.
Voor deze aandeelen wordt 5 pCt. toegezegi
van het gestorte kapitaal, totdat de weg ii
exploitatie zal zijn gebracht, onder voorbeboui
van later drie millioen in obligation uit te ge
ven, waarvoor de aandeelhouders de prioritei
hebben.
Voorloopige directeuren zijn de HH. Knijff ei
Kaptijn. Commissarissen worden uit de aandeel
houders benoemd. UD.)
alh
.wij
len
nis
me
de
I)
toe
dn
lijk
no<
DIG
WC
set
OOJ
zu!
ve
be
12
zo
mi
he
fis
31
w
he
va
L.
te
18
ve
te
Naar wij vernemen is dezer dagen door b*:
studenten-muziekgezelschap Sempre Crescent
alhier, met een vereerend schrijven het eeredi