minister Betz nagaat, zal daarin de amortisatie
ouder luide toejuiching en medewerking der
liberalen eene ruime plaats zien bekleeden,
en dat, let wel, op oogenblikken dat ons spoor
wegnet bij lange na niet zóózeer zijne voltooiing
was genaderd als tegenwoordig, en daarbij zoo
zeer tegen den zin van de conservatieven, dat
b. v. het Haagsche Dagblad in die jaren de gewoonte
had uit te rekenen dat wij elk jaar totaal bankroet
waren, zoodat het telkens met gemaakte bezorgd
heid vroeg: waar zijn toch de millioenen gebleven?
Amortisatie kon dus waarlijk voor liberalen van
welke geavanceerdheid ook, zeer zeker geen reden
opleveren om aan den Minister van Financiën het
vertrouwen op te zeggen.
Maar er is meer. Bij meer dan eene begrooting,
toen de werkelijke uitkomsten van de Indische
diensten, auterieur aun de invoering der O. I.
comptabiliteitswet, laat staan de latere, nog met
geene zekerheid hoegenaamd waren te ramen
of op te geven dank zij de voortreffelijke In
dische administratie werd juist van de zijde
der liberalen aangedrongen om de verbazende kas-
ruimte die er toen reeds was, toch eenigermate
dienstbaar te maken aan rentebesparing. En bij
deze begrooting, toen de debatten langzamerhand
ten einde liepen, bij het Hoofdstuk Nationale
Schuld, stond een lid der liberale partij op,
dien de geavauceerden toch waarlijk niet zullen
afwijzen of hem niet zuiver liberaal en der zake
kundig tevens zullen beschouwen, om bij den
Minister juist aan te dringen op een maatregel
om den berg van millioenen in kas, eenigszins
vruchtdragend voor het land te maken.
De heer van Delden leverde daart08 een als
naar gewoonte uiterst kalm en praktisch betoog,
waarin hij o. a. zeide:
„Wanneer een voogd de gelden «an de minder
jarigen niet behoorlijk belegt, moet hij de renten
uit zijn zak betalen, evenzoo het bestuur van een
gesticht, wanneer het voor de dagelijksche admi
nistratie niet uoodige gelden renteloos laat lig
gen."
„Ik geloof zoo vervolgt hij dat ook wij
als Volksvertegenwoordigers verplicht zijn met de
Regeenng naar een middel te zoeken om het
verwijt af te weren dat wij zulke groote geld
sommen, zonder noodzaak, renteloos laten liggen."
(Bijblad 5 December blz. 484.)
De aandrang kwam dus al dadelijk van liberale
zijde.
In een volgend nummer zullen wij zien hoe
de Minister gerechtigd was te denken dat althans
van die zijde geen bezwaar, veel min eeu quaestie
van politiek wantrouwen zou worden opgeworpen.
I.elden, 29 December.
Het gewicht der zitting van de Eerste Kamer
op gisteren gehouden, ligt vooral in de beslissing
van het Hoofdstuk Buitenlandse/ie Zaken.
Immers, de wet op de middelen werd, na een
kort debat dat in niets verschilde met dat in de
andere Kamer dan in de meerdere kortheid, met
31 tegen 2 stemmen aangenomen, zijnde de heer
Schot die tegen elke wet op de middelen zal
stemmen zoolang de proportioneele registratie-rech
ten daarop voorkomen, en de heer Fransen v.d.
Putte op grond van financieele en comptabili-
teits-beschouwingen, terwijl de Minister van
Financiën niet zeer veel tot verdediging der wet
had aan te voeren, gelijk hij zelf erkende, na
de uitnemende rede van de heeren Twist en ook
van den heer Cost Jordens die beiden een ruim
aandeel aan de herziening onzer Grondwet ge-
Domen hebbende, ook het best in staat waren
om de juiste geschiedenis en de ware beteeke
nis van art. 119 der Grondwet, de sluiting der
begrooting de aanwijzing der middelen en wat
daarmede in verhand stond toe te lichten, en
daaraan de tegenwoordige wet te toetsen. Dat
alles is evenwel reeds uit de discussiën in de
andere Kamer voldoende bekend en ook in vo
rige overzichten uiteengezet.
Tot zekere hoogte is dat ook uit den aard der
zaak het geval met het debat over de inlaste te
Romeen dat is zóo waar, dat onderscheidene
sprekers vooraf reeds verklaarden dat zij niets
nieuws gehoord of in 't midden te brengen had
den, terwijl ook dc Minister van Buitenlandsche
Zaken er op moest wijzen dat inderdaad zoowel
voor als tegen dezelfde argumenten waren aan
gevoerd. Maar toch was de verwachting zeer
gespannen. Wat was er niet in die Eerste Ka
mer gewerkt; wat was het bolwerk niet gevleid of
het „registratie-bureau" uiel gedreigd al naar gelang
der van haar verlangde of gevreesde uitspraak!
Welke bouwstoffen, neen brandstoffen waren
haar niet aangedragen om die vermetele liberale
partij haar misdrijf van 17 November, toen het
amendement Dumbar werd aangenomen, te doen
boeten.
Nu of nooit was de leus; en naar mate men
uit den aard van het geval eenigszins meer spe-
culeeren kon op eene niet al te geringe minder
heid tot verwerping van Hoofdstuk III vanwege
Br was in kas i>5 millioen, gedeeltelijk tot den Nederlandechen,
gedeeltelijk tot den Indiechen dienst behoorende, waartegenover wel
obligo's staan, waut anders was alles overschotmaar toch niet zóo
veel iD den loop van de eerste jaren, dat niet veilig op 10 millioen
de rente kon worden uitgewonnen*
de missie bij de Roomsche Curie, in diezelfde
mate werd de toon der conservatieve persop
enkele uitzonderingen Da, aanmatigender en meer
uittartend, zoo zelfs dat die Protestantsche
woordvoerders in inenig opzicht nog verdergin
gen dan de bezwalkers van Heiligerlee en de
verguizers van den Briel.
Maar de Eerste Kamer was „desalniettemin"
zoo kalm als maar eenigszins mogelijk is. De
heeren Hengst, Michiels v. Kessenich, Blanken-
beym, Sasse van IJsselt en Cremers betreurden
bet gebeurde in de andere Kamer en zagen de
noodzakelijkheid, veelmin bet staatsbelang van
de opheffing der missie in. Zij vreesden van hun
standpunt dat de R. K. belangen daardoor schade
zouden kunnen lijden; zij deden ook hunner
zijds een beroep op de aankweeking van onder
linge verdraagzaamheid, en de heer Messchert
v. Vollenhove schetste bet z. i. grondwettig du
alisme dat aan de eene zijde aan de Kroon rech
ten waren toegekend die aan den anderen kant
door de toekenning van andere rechten aan de
volksvertegenwoordiging illusoir werden gemaakt;
maar bij moest toch tot de erkentenis komen dat
behalve door „geweldige middelen" van verande
ring van ministerie of ontbinding der Kamer, er
geen gewoon constitutioneel middel bestond om
dat bezwaar te verhelpen eeue juiste opmerking,
doch waardoor de geheele redeneering der con
servatieve partij in deze over de schending der
rechten van de Kroon, van af de rede van baar
uitvinder, den heer Saaymans Vader, tot op bet
laatste knalartikel van het Dagblad, zelfs van
bevriende zijde werd gedesavoueerd.
Ieder lid had het recht om tegen de begroo
ting zijne stem uit te brengen omdat de missie er
niet meer op voorkwam, en van dat onbetwistbaar
recht heeft de heer Messchert en hebben anderen
gebruik gemaakt; maar het recht der Tweede
Kamer en het grondwettig standpunt der meer
derheid werd door hem ten volle erkend zoodat
de laster van majesteitschennis en het grijpen
naar de rechten der kroon hier evenmin is op
gegaan als bij de regeling van het vestingstelsel
bij de wet waar uit de bepaling dat de Koning het
oppergezag heeft over leger en vloot hetzelfde
valsche gevolg werd getrokken dat daarom de
Staten-Generaal niet bevoegd waren tot eene
dergelijke organisatie bij de wet mede te werken,
zonder sciieanis van de rechten der kroon!
Het antwoord was ook hier, en met verwij
zing naar andere bekende grondwetsartikelen,
eenvoudiggij zijt plus royaliste que le roi. Maar
dat euvel of dat stokpaardje is nog een overschot
uit de Heemskerksche periode toen de „geweldige"
middelen werden aangegrepen om de volksverte
genwoordiging den mond te snoeren.
De heer Hein heelt het betoog geleverd dal
uit art. 168 de grondwet niet, gelijk sommige
sprekers gedaan hadden, geredeneerd kon wor
den tot behoud der missie. Bij dat art. is ook
aan de R. K. kerk verzekerd het behoud der
tractementen en inkomsten, maar het gezant
schap te Rome is geen inkomst van dat kerkge
nootschap, maar een element van onze vertegen
woordiging in het buitenland, en daarbij moet
men te rade gaan met hetgeen 's lands belang
vordert, waarna hij uiteenzette dat deze missie
onder de feitelijke omstandigheden die in Italië
bestaan, in bet staatsbelang niet alleen niet noodig,
maar tegen het staatsbelang zou kunnen strijden,
terwijl datzelfde staatsbelang in geen geval mede
bracht om thaos de begrooting te verwerpen.
De Minister van Buitenlandsche Zaken beeft
dezelfde waardige houding aangenomen als iD
de andere Kamer bd tevens zijne ambtgenoot en
verdedigd tegen ingewikkelde en in de conser
vatieve pers meer onomwonden gebezigde insi-
nuatiën. Om het belang der zaak en om de
juiste houdiug der Regeering in deze en sommige
andere argumenten uit bet debat te leeren ken
nen, laten wy hier tot besluit 's ministers rede
volgen die, hoewel met geeD gunstigen uitslag
bekroond, toch de sympathie van velen zal ver
werven.
De heer Gericke zeide, dat wauneer hij het
stilzwijgen zal bewareü omtreut hetgeen door
verscheidene leden is gesproken ten opzichte van
hem persoonlijk, hij Diettemin zeer hoogen prijs
stelt op hunoe waardeering van zijn gedragslijn.
In het antwoord op het Voorloopig Verslag is
reeds door hem gezegd dat hij meende zich te
moeten onthouden van eene nadere ontwikkeling
omtrent deze quaestie, na de uitvoerige gedach
ten wisseling daarover gevoerd. In dat gevoelen
is hij versterkt nu zoovele redenaars heden op
nieuw diezelfde argumenten met zooveel talent
hebben voorgedragen en ontwikkeld, voor of tegen
het behoud der missie te Rome. In de andere
Kamer is door hem het standpunt aangewezen
waarop de Regeering zich met betrekking tot die
missie geplaatst heeft en zijn door hem de rede
nen blootgelegd, die het voorloopig behoud dier
missie nog wenschelijk schenen te maken. Bij
hetgeen hij destijds gezegd heeft, behoeft hij thans
weinig te voegen.
Sedert de verwerping van den begrootingspost
bij de Tweede Kamer heeft hij natuurlijk de zaak
wederom in opzettelijke en aandachtige overwe
ging genomen en daarbij alleen en uitsluitend
het vaderlandsch belang tot richtsnoer genomen.
Die overwegingen hebben hem niet bewezen de
ongegrondheid van zijne aanvankelijke meening
en hij kan dus niet anders doen dan volharden
bij eene zienswijze die, blijkeus het Voorl. Ver
slag, ook in deze Kamer talrijke verdediging en
veelzijdige ondersteuning heeft gevonden. Hij zal
dan ook niet in herhaling treden van de gebe
zigde argumenten. Hij blijft het betreuren dat
zijne woorden de uitwerking hebben gemist, die
hij er van gehoopt had. Hij miskent geenszins
den invloed van het votum van eeu der takken
van de wetgevende inacht, maar veruurluofi zich
met allen eerbied dat votum te betreuren, betgeen
niemand hem ten kwade kan duiden, terwijl hij
de te neuien beslissing door deze Kamer aan haar
oordeel en meerdere ervaring overlaat. Waar men
van hem verlangt een advies omtrent die beslis
sing te geven (dit was voornamelijk geschied
door den heer Messchert) wenscht hij te vragen
of het op den weg ligt van een Minister, of het
denkbaar is dat een Minister zal adviseeren tot
verwerping zijner begrooting} Na het volledig onder
zoek, na de gedachteuwisseliDg thans gevoerd,
bestaat bij hem een reden te meer de beslissing
af te wachten, gegrond op rijp overleg, door deze
Kamer te oemen
De heer Messchert heeft gewenscht te vernemen
of de Kaïner stonï voor een Regeeriugsvoorstel
dan wel of het voorstel moest wordeD beschouwd
als een voorstel uitgegaan van den Minister van
Buitenl. Zaken. De Minister wenscht het antwoord
op deze vraag niet te ontwijken. Het spreekt van
zelve dat aan ieder lid van het Kabinet in zaken
van zijn Departement in hooge mate zelfstandig
heid en onafhankelijkheid is verzekerd en moet
zijD verzekerd. Slechts zeer gewichtige, meer alge-
meene belangen betreffende onderwerpen koinen
in deo regel in den Ministerraad ter sprake. Tot
deze onderwerpen behoorde de missie te Rome.
De Minister heeft daarin zijne zienswijze ken
baar gemaakt aan zijne ambtgenooten, die daarin
hebben berust in zoover de voordracht moest be
schouwd worden niet de missie te Rome te be
stendigen maar als instandhouding dier missie voor
eenigen tijd, het meest geschikte oogenblik van
opheffing aan den Minister overlatende. Er heeft
dus gemeec overleg plaats gehad en in dien zin
heeft er volkomen overeenstemming bestaan. In
dien zin is ook de quaestie aan de Tweed*! Kamer
voorgedragen eu door den Miuister verdedigd en
zoo zijne geachte ainbtgenooten dooi umjtsbezig-
heden Diet verhinderd waren geweest die zittin
gen bij te wonen, dan hadden zij evenwel niets
anders kunnen zeggen dan hetgeen bij zeide.
Der Kamer is het overigens beter door langdu
rige ooderviudiug eau aan hem bekend, dat ieder
minister optreedt voor de zaken zijn Departement
betreffende zoDder mededeeling aan zijne ambt-
genooten.
Door verschillende sprekers zijn denkbeelden
geopperd over betgeen te doen zou zijn voor het
geval dat het votum der Tweede Kamer ook
door deze Kamer werd bekrachtigd.
Do Minister antwoordt nimmer te zullen terug
deinzen voor de verantwoordelijkheid van een zij-
Der daden. De Kamer zal zelve moeten toestem
men dat niet mag vooruitgeloopen worden op bet
advies dat aau Z. M. deu Koning zal worden
gegeven.
Na nog eenige korte repliekeD werd daarop
Hoofdstuk III met 23 tegen 12 stemmen aange
nomen.
Voor de heeren Coer.eu, Smit, v. Aylva v. Pal-
landt, Huijdecoper v. Maarseveen, Hartsen, Nobel,
HeiD, Viruly, de Randt, v. Eysinga, v. Goltstein,
J. van Vollenhoven, Prins, v. Swinderen, Schot,
v. Twist, Storck, v. Rheneo, v. d. Putte, Borsius,
Verschoor, Cost-Jordeus en de Voorzitter.
Tegen de heeren Hengst, Villers de Pité, Cremers,
Blankenheym, Beerenbroek, Michiels van Kesse
nich, Messchert van VollenhoveD, de Vos van
Steenwijk, Rahusen, Schimmelpenninck v. d. Oye,
v. Ryckevorsel en Sasse van IJsselt.
VERBETERING.
In het zittingoverzicht der Eerste Kamer van
gisteren staat: gewijd aan algemeene beantwoor-
dingeo. Dit moet zijn: „aan algemeene beschou
wingen."
De Leidsehe vereeniging tot bevordering vaD
geregeld schoolbezoek gaf gisterenavond een
kinderfeest in het lokaal de Baai hal. Meer dan
vierhonderd leerlingen der openbare en particu
liere scholen voor od- en minvermogenden, die
zich in liet al'geloopen jaar door getrouw school
bezoek hadden onderscheiden, zaten daar recht
vroolijk bij elkander. Het bestuur had den heer
Maju uit Amsterdam verzocht eenige voorstellin-
sen te geven met zijne hydro-oxygene gasmi-
croscoop. Hoewel eenigen bevreesd waren dat
deze voorstellingen voor het geachte publiek wel
wat hoog zouden zijn, bleek toch het tegendeel;
dank zij bet met oordeel gekozeo programma
van den heer Maju. De kleinen volgden met
belangstelling en menig kreet van verbazing en
bewondering werd gehoord bij het zieD van hun
ouden kennis de Vloo, duizende malen vergroot,
of de monsters in eeu droppel water rondzwe
vende. Ook bij de vertooDing vbd eenige natuur-
lafereelen, kunststukken en beelden gaven zij
blijken zeer goed te bevatten wat ze zagenzoo
hoorde men bij de vertooning van een gezicht
in Pompeji, waarbij 'i een eu ander omtrent de
verwoesting dier stad werd medegedeeld, deu
uitroep: dat heb ik in een boekje gelezen!
Ook voor 't stoffelijke was goed gezorgd, ruim-
schools werden de kinderen onthaald op choco
lade en broodjes; zij verlieten hoogst voldaan hei
lokaal, elk voorzien vau eeu kapitaal krente-
brood.
De vereenigiüg ga zoo voort; laDgs dezen weg
bevordert zij het belang der burgerij en sticht
wezenlijk veel goeds.
Vau goeder hand vernemen wij dat door het
Bestuur der Vereenigiüg Harmonie heden aan deu
Burgemeester is ter hand gesteld de som vau
f 101.81, als de zuivere opbrengst van de door
die Vereeniging op 19 December gegeven tooneel-
voorstelling ten voordeele vau de algemeene
armen dezer Gemeente.
De muziek van bet 4de regiment Infanterie
heeft gratis medegewerkt.
De heer A. Provó Kluit, onze voormalige stad
genoot, die in 1870 voor eigen rekening eene
natuurkundige reis in Amerika ondernam, is thans
benoemd tot assistent aan het Yale college te New-
Haven, niet verre van New-Tork, welk museum
bekend is als het grootste van Noord-Amerika.
Aan zeer weinigen onzer landgenooten valt
het te beurt in hun leven eens een reis naar
Schotland te maken. Wie heeft nooit gehoord of
gelezen van het onvergelijkelijk natuurschoon der
Schotsche Hooglanden? Kunnen we niet met eigen
oogen zien en in werkelijkheid dat alles genie
ten, we doen het toch zoo gaarne in de verbeel
ding. Aan de leden der Holiandsche Maatschappij
van K. en W. wordt daartoe Dinsdag a. s. eene
zeldzame gelegenheid aangeboden. De heer J. H.
Meyer uit Deventer, die, zooals wij vroeger reeds
hebben vermeld, in dezen zomer Schotland be
zocht, uitgenoodigd om het jubilaeum van Walter
Scott mede te vieren, zal ook hier zijn ervarin
gen en indrukken mededeelen. Wij vertrouwen
dat hij ods, gelijk elders geschiedde, tevens de
prachtige platen zal toonen, door hem medege
bracht, om aan de verbeelding der hoorders en
hoorderessen zooveel mogelijk tegemoet te komen.
De Brielsche correspondent van het Vaderland
deelt mede dat reeds 92 sub-commissiën en cor
respondentschappen zijn gevormd om mede te
werken tot bet vieren van het feest van 1 April
e. k. De sub-commissie te Hillegersberg heeft
reeds f 55.50 ingezonden, te Brielle zelf is ƒ1400
ingezameld. Het voorstel der Amsterdamsche
sub-commissie om liever een nuttige instelling dan
een monument te Brielle op te richten is door
de hoofdcommissie overwogen; zij heeft reeds
geantwoord en op de geldquaestie als hoofdbe
zwaar gewezen. Een nuttige iustelliug b. v.
een burgerschool, landbouwschool, zeevaartkun
dige school zou met een fonds voor onderhoud
en bezoldigingen wel 1% 2 ton vorderen, veel
meer dan voor een monument noodig zou zijD.
Mochten de bijdragen zoo boog stijgen, dan zal de
hoofdcommissie aaD zulk een bestemming denken.
Het is verder wenschelijk, dat de bijdragen spoe
dig inkomen, omdat het veel tijd kost een waar
dige] feestviering te organiseeren en deze natuur
lijk van het totaal der bijdragen afhangt.
In de eergisteren te 's-Gravenhage gehouden
algemeene vergadering der vereeniging onder den
naam van het Witte Kruis, heeft het bestuur ver
slag van zijn verrichtingen gedaan. Uit dat ver
slag blijkt, dat de vereeniging voor een som van
f 43,417.70 besteed heeft tot ondersteuning van
door den oorlog verarmde bevolkingen.
Wij lezen in n°. 51 van Ons Streven-
„Met groote ingenomenheid begroeten wij de
eerste aflevering in bet prettig postformaat van
eene nieuwe uitgave vau de romantische werken
van Waller Scolt, en wij vestigen de bijzondere
aandacht onzer lezers op deze smaakvol uitge
voerde onderneming, van de heeren S. C. van
Doesburgh en IJkema en vaD Gijn, te Leiden eu
Delft. De werken van Walter Scolt in het oor
spronkelijke te lezen is lang niet ieders zaak,
rneD weet hoeveel moeilijk te begrijpen uitdruk
kingen de lectuur onaangenaam maken voor ieder,
die niet volkomen meester is van de vreemde
taal. De prijs van de vertaalde uitgave was voor
menige beurs al te hoog, en daarom hebben velen
slechts kennis gemaakt met Waverley, lvanhoe, en
andere prachtige romans van den Engelschen
dichter, door de beduimelde exemplaren der lees
bibliotheken. Menigeen zal zich dus verheugen
over de nieuwe zoogenaamde volksuitgave, die
per all. van 4 vel slechts 35 ets. zal kosten. Het
eerst zullen verschijnen Waverley of zeslig jaar
geleden, Guy Mannering, de Oudheidkenner, Robert
Roodhaar, de Kerkhof ganger, de Zwarte Dwerg en eene
legende van Montrose, de Bruid van Lammermoor, het
hart van Midlothian od lvanhoe.
Eeu woord van aanbeveling van de werken
van Sir Water Scott te schrijven, zou een beleedi-
ging zijn van ons publiek, ook over de bewer
king zwijgen wij. Dr. M. P. Lindo, die de ver
taling opnieuw bewerkte, is zeer ver boven onzen
lof verbeven, uiaar wij vragen een ruime intee-
kening voor deze onderneming, en inzonderheid
dringen wij daarop aan bij onze ezeressen, daar
toch over het algemeen de Nederlandsche dames
niet zeer geneigd zijn tot het koopen van boeken,
en niet genoeg bedenken dat wil men goede
werken in een klein land zien verschijnen, de
eene hand de andere moet wasschen. Eene der
gelijke uitgave vereisebt veel zorg eu kapitaal,
en dient dus door belaughebbeuden eu wie
die beschaving en verlichting ter harte gaat,
rekent zich daar niet onder? gesteund te
worden. Dat Dr. N. Beets een opstel, getiteld: