Zaterdag
30 December.
EUROPA
STADS-BERICHTEN.
Welk liberaal beginsel is door de
amortisatiewet benadeeld 'l
N°. 3648.
LEIDSCH
Ao. 1871.
DAGBLAD
PRIJ8 DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 ma&nden3.00.
Franco per posta 3.55
Afzonderlijke Nommersa 0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering vao
Zen- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJ» DER ADVERTKNTIEN.
Voor lederen regel0.15
Grootere letter* naar do plaatsruimte die zg beslaan.
Uithoofde van den Nieuwjaarsdag zal Maan-
I dag a. s. dit blad niet worden uitgegeven.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS tan
|I/E1DEjS" doen te weten, dat ingevolge art. 2 der
Verordening, regelende de invordering der plaatselijke
iting op de honden, ieder eigenaar of bezitter
van een of meer honden, die aan de belasting onder
hevig zijn, verpligt is daarvan jaarlijks vóór den
31sten Januarij bij den G-emeente-ontvanger aangifte
te doen door inlevering van een behoorlijk ingevuld
door den aangever onderteekend billet; dat be
doelde invullingsbilletten voor het dienstjaar 1872
van heden af kosteloos ten kantore van den ontvan
ger verkrijgbaar zijn.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
v. d. BRANDELER, Burgemeester,
v. PUTTKAMMER, Secretaris.
Leiden, 18 December 1871.
aan het eind. des jaars 1871.
Er zijn menschen, die den Nieuwjaarsdag en
daardoor ook natuurlijk den Oudejaarsavond met
terachling behandelen. Dat eeuwige: „Uren,
dageu, maanden, jaren, vliegen als een schaduw
heen," dat door de christelijke menigte op iederen
Slsieu December wordt uitgegalmd, begint mij
le vervelen" zoo spreken die personen! „Vooral
dat visites makeu" zoo gaau zij voort, „dat hand
jes drukken, dat afgezaagde alwalwenschlijkisin't-
mtmejaar enz. enz. gaat mij vreeselijk de keel
uithaDgeD. Men maakt een beweging alsof er
heel wat gebeurd was, en de klepel heeft des
nachts toch even gewoon twaalfmaal tegen de
klok geslagen, als iedereu anderen nacht. De
eerste Januari is immers eenvoudig de dag, die
volgt op den Sisten December, en niets meer dan
eenige andere dag van het jaar'?"
Zoo slaan deze heeren (want het zijn grooten-
deels heeren) des morgens bij het opstaan door,
en zij die de zaak ver willen pousseeren scheren
zich dien morgen niet, wasschen zich met wat
minder zorg, en trekken eeD leelijk overhemd en
oude kleeren aaD, om de menschen toch vooral
niet te doen denken, dat zij dezen dag ook maar
in de minste kleinigheid als een feestdag be.
schouwen.
Mijne heeren, wij willen u onder ééne voor
waarde volkomen gelijk geven, ja als gij die
vervult zullen wij misschien in het vervolg met
u gaan vloeken op het handjes drukken en geluk
wenschen. Die voorwaarde is deze: dat gij uw
beginsel consequent doorzet. En om te onder
zoeken of dat het geval is, leggen wij u deze
vragen voor: Hebt gij nooit na het lezen van een
mooi boek uzelven er op betrapt, dat gij in aan
gename overpeinzingen de treffendste tooneelen
aog eens voor uw geheugen en denkvermogen
terugriept? Hebt gij nooit, uwe gedachten gewijd
aau de herinnering van een bloedverwant of
vriend, dien gij hadt zien sterven? Of gij, meer
zinnelijke mijnheer, kwam het u nooit voor, nog
eens met de hand over uwen aardscheu taber
nakel (e wrijven nadat gij vaneen heerlijk diner
waart teruggekeerd? Of hebt gij nooit een leelijk
gezicht getrokken bij de herinnering vaD den
'oren flesch wijn, dien gij moest uitdrinken bij
uwen pachter, toen gij hein voor de aanstaande
stemming gingt „bewerken?"
indien gij hierop ontkennend kunt antwoorden,
uijne heeren, dan geven wij u de zaak gewon-
uenmaar dan is het ook geen wonder, dat gij
te nieuwe jaar niet telt, want men moet onder
tea omstandigheid tot de conclusie komen, dat
o'j totaal geen geheugen hebt, zoodat gij bij het
nieuwe jaar weder vergeten zijt, dat er een oud
geweest is.
Neen, het is deu mensch nu eenmaal ontnoge-
'*jk, voort en steeds voort te gaan, zonder zich
nu en dan nog eens met het verledene bezig te
telden. Het gebod van den apostel: „Vergeet
wat achter u is, en strek u uit naar hetgeen
'oor u is," zou, in dezen zin opgevat, een onmo-
gelijk gebod zijn, en werd dan ook zoo niet door
'em bedoeld. Wat is nu natuurlijker dan dat die
terugblik op het verledene, dat herdenken van
genotene vreugde en geledene smart zich aan den
tuensch opdringt op den dag, die als het ware
oun bepaald tijdperk voor hem afsluit en een
nieuw voor hem doet beginnen? Want dat deze
afsluiting geen fictie is, zult gij, prozaïsche hee
ren, wel erkennen? Hoe zoudt gij terechtkomen
met uwe termijuen voor wissels, uwe spreekuren,
uwe bitterkwartiertjes, den datum uwer uitnoo-
digingen voor souper's en diner's? Hoeveel kwar
tjes boete zoudt gij wel betalen voor het niet
tijdig komen aan de beurs, indien wij er geen
vaste tijdrekening op nahielden?
Derhalve de eerste Jan. is de aangewezen dag
van herinnering en als zoodanig voor de meeste
menschen (indien zij ten minste de vvereldsche
zaken niet al te zwaar tillen) een dag van feest
viering. Op dien dag keert een vermoeid eer
waardig oud man met grijze baren en langen
grijzen baard zich om, ten einde een oogenblik
te rusten van den eeuwenlangen tocht dien hij
moet afleggen. Dan steunt hij het hoofd op den
trouwen pelgrimsstaf en iaat van den berg, dien
hij steeds verder en verder te beklimmen heeft,
deu berg der ontwikkeling, zijn oog zweven over
de toestanden, die hij achter zich heeft gelaten.
En is deze korte rust door hem gesmaakt, dan
ziet hij zuchtend heen naar de nevelen boven
hem, en overdenkt, hoe lang bij nog wel werk
zal hebben om het gastvrije toevluchtsoord op
den top te bereiken, dat, zooals hij weet, Vol
maaktheid tot opschrift voert. En hij neemt zijn
staf weder op en wandelt langzaam maar zeker
verder.
Die grijsaard, lezers, is de Tijd, en wij zullen
hem bij zijn rustpunt in 1872 een oogenblik ge
zelschap houden, om met hem te overzien in
welken toestand hij, bij het einde van het jaar
1871, speciaal ons werelddeel achter zich heeft
gelaten.
Wanneer wij ons afvragen: „hoe ziet het er
met Europa uit, welke is zijn naaste toekomst?"
dan dringt zich dadelijk de noodzakelijkheid aan
ons op om, tot het geven van een antwoord op
die vraag, het werelddeel uit drie verschillende
oogpunten te beschouwen. Vooreerst hebben wij
na te gaan in welken toestand de verschillende
landen afzonderlijk zich bevindenten tweede
welke hunne verhouding tot elkander isteu
derde welke gemeenschappelijke vijanden zij tot
hun algemeen welzijn hebben te bestrijden.
W ij zullen trachten deze vragen naar ons beste
weten, maar tevens zoo kort mogelijk, te beant
woorden. Wilde men toch hij een dergelijk on
derwerp in bijzonderheden treden, men zou ge
vaar loopen, de laatste ietter eerst bij het begin
van een volgend jaar neer te schrijveD, en het doel
alzoo geheel gemist wordeD.
In Engeland (om van liet westen af te be
ginnen) heeft het ministerie Gladstone een moei
lijk jaar te doorworstelen gehad. Het mocht zich
toch met Heine beklagen, dat niet alleen zijne
vijanden maar ook zijne vrienden zich hatelijk
tegen hem betoonden. Dat de Tories oppositie
voerden spreekt van zelf. Maar ook zijn er ver
scheidene phasen in het parlementaire leven van
1871 geweest, waarin de Whigs klaarblijkelijk
alleen uit partij-belang hun stem aan het minis
terie schonken. Men mag wel zeggen dat de bill
tot invoering van vrije stemming (ballot-bill) en
de nieuwe legerwet (waarvan het glanspunt is,
dat de koopbaarheid der olliciers-rangen wordt
afgeschaft) beide op die wijze door het lagerhuis
zijn aangenomen. Dat het ministerie zich echter
nog heel wat minder in de sympathie van het
hoogerhuis dan in die van het huis der gemeen
ten mocht verheugen kan blijken uit het lot, dat
die beide wetten verder ondervonden hebben.
De eerste is door het hoogerhuis verworpen, en
zal in 1872 opnieuw in behandeling worden ge
bracht. De tweede heeft Gladstone binnen moe
ten smokkelen op eene wijze, die hem door velen
hoogst kwalijk is genomen, namelijk door het prae-
rogatief der kroon te hulp te roepen.
Het voorname verwijt, dat hem ook door de
liberalen gemaakt wordt, is, dat hij minder let
op de wezeulijke, materieele belangen van het
volk, dan op de invoering van wetten die nu wel
nuttig zijn, maar toch meer ten doel schijnen te
hebben om als gedenkteekenen van Gladstone's
ministerieele loopbaan te blijven fungeeren, dan
hoog noodige, of ten minste de noodigsle, verbeterin
gen in te voeren. Deze grief werd vooral luide
uitgesproken, toen de cholera zich als een drei
gend spook aan Westelijk Enropa vertoonde, eD
het bleek dat de gezondheidsmaatregelen nog zeer
veel te wenschen overlieten. Met vrij veel recht
richtten toen de bladen de vertrouwelijke vraag
tot Gladstone: „Wat hebben Engelands zonen er
aan, hunne stem in 't geheim uit te mogen bren
gen, indien de cholera hen weg komt halen?"
Wij zullen in het midden laten, of inderdaad
de ballot-, en de leger-bill, (die met de onderwijs-
bilt de voornaamste in 1871 behandelde wetten
uitmaken) de voorkeur boven andere wetten ver
dienden. Maar zóóveel is zeker, dat en het mi
nisterie, en het parlement zelf, te veel hooi op
hun vork hebben genomen, zoodat er tegen het
eind van 't jaar een massa is afgevallen en op
den parlementairen vloer blijven liggen. Wij
herinneren ons de opgave niet juist, maar bet
getal 150 mag ongeveer aangenomen worden als
het cijfer der wetten, die door regeering en par
lement te zameD zijn ingediend. Het spreekt van
zelf dat men bij zulk een voorraad licht kan
falen in de keuze, terwijl bovendien deze liever
dit, gene liever dat ontwerp zag afgedaan, en
■nen het ten slotte niemand naar den zin maakt.
Het ministerie Gladstone is tegen het einde
van het jaar echter weder merkbaar in de pu
blieke opinie vooruitgegaan. Waarschijnlijk heb
ben de menigvuldige speeches, door de ministers
gedurende het recès op alle mogelijke banquetten
gehouden, daartoe het hunne bijdragen. Zooveel
is zeker, dat de voornaamste liberale en democra
tische vereenigingen, al maakten zij ook eenige
aanmerkingen, over het algemeen hun vertrouwen
in Gladstone (hoewel niet in zijne collega's) heb-
ben uitgesproken.
Ernstiger is de antipathie des volks tegen het
Hoogerhuis. Dat systeem van erfelijkheid en vooral
van het zittingsrecht der hooge geestelijken begint de
aanhangers der moderne begrippen, zeKs in En
geland, te vee! tegen de borst te stuiten. Daarbij
komt, dat het huis der Lords zich dit jaar zeer
onhandelbaar en als eeu ware „remschoen" heeft
getoond tegenover het huis der gemeenten. Wij
zagen het reeds uit de ballot- en de legerbill.
Maar een sprekend voorbeeld heeft zich opgedaan
in de zoogenaamde schoonzustersbill, die nu voor
den derden keer door het Hoogerhuis is verworpen,
nadat zij door het Lagerhuis was goedgekeurd.
Dergelijke feiten doen niet alleen het groote
publiek, maar ook vele leden van bet Lagerhuis
zelf een soort van tegenzin tegen die oud-EDgelsche
instelling opvatten.
De democratie is in Engeland ontzetteud druk
in de weer. De verschillende democratische ver
eenigingen zijn echter onder elkander nog ver
deeld. Karl Marx, een der hoofdbestuurders der
Internationale, en twee andere voorname volks
leiders, Odger en Bradlaugh, schelden elkander
voortdurend uit en smijten eikaar de hevigste
beschuldigingen naar het hoofd.
Onder de parlementsleden is sir Charles Dilke
de groote voorvechter der democratie. Ieder weet
welke ongeregeldheden zijn rondreizend rede
naarstalent veroorzaakt heeft, zoodat hij eindelijk
maar besloten is, zijn mond te houden tot het
parlement weer vergaderd zou zijn.
Over Ierland kunnen wij met een kort woord
volstaan. Hoe harder dat land schreeuwt om zijn
Home-rule (zelfregeering), hoe meer het zich
daartoe onwaardig en onbekwaam betoont, door
het lucht geven aan zijn dolle pret, wanneer eeu
of ander weerloos politie-agent is vermoord, of
een niets vermoedend rentmeester of pachter plot
seling te midden zijner familie een kogel door
zijn hoofd voelt gaan. Als gewoonlijk is hier
weder de katholieke geestelijkheid de bondge
noot van dat koelbloedige moordenaarsvolk.
Aan de ellende der bevolking in de groote
Iersche steden is men in den laatsten tijd met
vrij veel succes te gemoet gekomen, door de
verhuizing naar de provinciën en naar andere
werelddeelen zooveel mogelijk te bevorderen.
Het laatste en heugelijkste feit, dat wij over
Groot-Brittannië hebben mede te deelen, is, dat
zijo troonopvolger tot algemeene vreugde des
lands van zijne hevige ziekte als genezen kan
beschouwd worden. Wel hebben Odger en de
zijnen verzekerd, dat zij hem niet zullen toestaan
zijne moeder op te volgen, maar het is in allen
gevalle dunkt ons, al een heel ding voor den
prins van Wales, dat hij ten minste maar weder
levend is.
Het is niet voor het eerst dat de natie getuige
is van eeu bedenkelijk verschijnsel dat zich in ons
staatsleven, ook en vooral in zoover het zich in deu
parlementaireu werkkring verioout, sedert eenige
jaren voordoet. De zoogenaamde geavanceerde libe
ralen, de mannen van den SDeilen vooruitgang,
nemen gaarne elke gelegenheid te baat om niet
te zeggeD dat zij haar gretig opsporen, om eeu
bewind van onmiskenbaar liberalen oorsprong
en liberalen gang, den voet dwars te zetten en
daardoor de oppositie van conservatieven en ul-
tramontanen kracht bij te zetten. Tot dusver is
nog wel niet het schouwspel waargenomeu, dat zij,
ultra-liberalen, zouden stemmeu met de conser
vatieven, ze zijn daartoe bij al hunne hartstoch
telijkheid en onbedachtzaamheid te eerlijk.
Maar de tijd kan komen dat conservatieven
en ultramoutanen, die beiden reeds inet groote
homogeniteit de leer huldigen en in practijk
brengen dat het doel de middelen heiligt, met ken
zullen stemmen als ze daardoor het toppunt van
hun streven kunnen hereiken om dit ministerie
omver te werpen, een ministerie noode opge
treden, nadat bet geene enkele fractie of combi
natie van hoe parasitischen aard ook is kunnen
gelukken een Kabinet te formeeren.
We behoeven het feit zelf niet nader uiteen te
zetten. Wat uien van liet Voorloopig Verslag over
Hoofdstuk I der Ötaatsbegrootiug af tot deamor-
tisatiespeech vau deu heer Kappeyue heeft zien
gebeuren (waartusscben toevallig de zóó ernstige
en van groot politiek inzicht getuigende waar
schuwing van prof. Buys ligt), spreekt luide ge-
Doeg om nadere verduidelijking uit de begruu-
tings-debalten noodig te maken.
Welke handreiking er buiten de Kauicr ook
by ouderlinge felheid en wederkeerige minacht
ting, plaats beeft lusschen sommige organen der
pers is mede geen geheim. Het is een wedstrijd
ïu „geavanceerdheid" om de werkelijk liberale
beginselen, en veel uieer nog hunne toepassing,
voor goed te belemmeren zoo met voor laugen tijd
onvruchtbaar voor Nederlaud te maken.
Hel vojrbeeld van België heeft niets gebaat.
Dat land zucht nog ouder een clencaal Ministerie,
en zou uu zells bet bewustzijn van aan eene
ultramoutaaosclte coterie overgeleverd te zijn in
straatrumoer, dat aan opruer greusde, willeu wre
ken, omdat de geavanceerd liberalen voor eemge
jaren goedvonden mets meer goed te vinden vau
de gewone liberalen die zij, even als hier, voor
doctnuairen uitkreten vau wie niets goeds meer
te wachten wasdie aau de tegenpartij te veel
concessies deden zoo 't heette; die de ware libe
rale politiek verloochenden, en uog zoo veel meer
deden of niet deden als men ook mutatis mutandis
in de redevoeringen vau onze geavauceerdeu
(gelijk zij zich althans noemen of gaarne genoemd
willen zijn) kau terugvinden, en niet 'i minst in
de speech van den heer Kappeijne over de amor
tisatiewet.
God behoede ons vaderland indien hier dezelfde
oorzaken en misgrepen dezelfde gevolgen als ginds
mochten hebben; want ook hier is de bodem
reeds bij voorbaat bereid en omgewoeld oui den
verderen wasdom van al wat naar ware vrijheid
en de toepassing van zuivere constitutioneele be
ginselen zweemt, le beletten en te verstikken.
De heerschappij van de Eucycliek en de tafel
der vervloekte moderne dwalingen, vooral wat
het onderwijs betreft, reeds met onderwerping be
jegend door de conservatieve raddraaiers en hunne
organen, wacht slechts op de verdeeldheid der
liberalen, om zich te vestigen en uit le breidea iu
Nederlaud, in datzelfde Nederland, dat op 1 April
aanstaande, helaas niet door zijne gansche be
volking, het derde eeuwfeest viert van de afzwe
ring vau het Spaansche juk, en tevens van de
bemachtiging der gewetensvrijheid!
Eu nu komen wij terug op de vraag: welk li
beraal beginsel is door de amortisatiewet bena
deeld? Met andere woorden, welke aannemelijke
reden kon er bestaan voor de geavanceerden om
het Ministerie op den laatsten dag der bijeen
komst te bejegenen op de wijze zooals geschied is.
Het systeem van amortisatie op ziclizelve kan
gewis de redeD niet zijn ook niet dat ze geschiedde
uit O. I. overschotten; want wie de helaas zoo
korte politieke loopbaan van wijlen den financie-