dat er weer schepen met een diepgang van 49 4 50 decimeter, van de Maassteden langs Brou wershaven en Zierikzee, zee kunDen kiezen. Er bestaat hoop dat 't vaarwater zich nog meer zal verbeteren. (N. R. Ct.) Volgens oulvangeu telegram, is bet stoomschip Prins van Oranje, kapitein M. C. Braat, Zaterdag avond 23 dezer van Gibraltar naar Nieuwediep vertrokken. De tuinbouwinrichting van E. H. Krelage en Zoon te Haarlem zal een driemaandelijksch tijd schrift uilgeven onder den titel: De Tuinbouw- Illustratie, waarvan de 1ste atlevering in Januari zal verschijnen. De redactie is toevertrouwd aan den heer J. H. Krelage. Dit tijdschrift zal bevatten afbeeldingen en be schrijvingen van nieuwe, zeldzame of aanbeve lenswaardige planten, enz. en stelt zich vooral ten doel bekendheid te geven aan de. in de in richting der uitgevers gewouneu, nieuw inge voerde of Dij voorkeur gekweekte gewassen, aan de daar genomen proeven en verkregen onder- vindtugeu. De prijs is bepaald op f3 per jaar. Z. Al. heeft aan de ua te melden officieren bij de dd. schutterijen, op huu verzoek, eervol ont slag verleend, als: bij die te Schoonhoven, aan G. Dazouder, als kapit.-komm.; bij die te Amster dam, aau Mr. D. A. Koenen, als kapit.; bij die te Amersfoort, aan Mr. J. W. üluiier, als Aden luit., onder gehoudeuheid tot het volbrengen van de op hein uit kracht der wet nog rustende schut- terlijke verplichtingeu als gewoon lid der schut terij bij de reserve, met al de gevolgen daaraan bij de wet gehecht; bij die te Dokkum, aan A. Zoutman, als lsten luit., onder gehoudenheid tot het volbrengen vau de op hem uit kracht der wet nog rustende schutterlijke verplichtingen als gewoon lid der schutterij bij de reserve, met al de gevolgen daaraan bij de wet gehecht; bij die te Sittard, aan H. J. Weustenraad, als offic. van gezondb. der 3de klasse. Voorts zijn bij de dd. schutterijen benoemd: bij die te Schoonhoven, tot kapit.-komin. G. Greup, thans iste luit.; bij die te Dokkum, tot lsten luit. W. Wiersma, thans 2de luit.; tot 2den luit. J. Downer, thans schutter; bij die te Sittard, tot olhc. van gezondh. der 2de kl., met den personee- len rang van olfic. van gezondh. der 2de kl., Dr. H. B. S. Hemmers, en zulks onder toekenning van eervol ontslag als offic. van gezondb. der 2de kl. bij het 5de bat. rustende schutterij in het hertogdom Limburg. Z. M. heeft bij de dd. schutterij te Bolsward, op huu verzoek, eervol ontslag verleend: aan W. A. Peereboom, als kapit.-komm. en aan T. van der eyals off. van gezondh. der 3de klasse. Voorts zijn bij de dienstdoende schutterijen benoemdbij die te Tiel, tot lsten luit. K. E. M. van Wavereu, thans 2de luit.; tot 2den luit. D. J. Stout en G. W. Caron, beiden thans serg.; bij die te Bolsward, tot kapit.-komm. D.J. Brouwer, thans 1ste luit.; tot offic. van gezondh. der 3de kl. U. Hannema, vroeger 2de luit. bij het 1ste bat. rustende schutterij in de prov. Friesland. BINNENLAND. Helder, 23 December. Omtrent de bestaande plannen tot oprichting eener algemeene Werklie den vereeuiging alhier vernemen we nog, dat op Vrijdag 5 Januari e. k.eene vergadering in Tivoli zal worden gehouden, waartoe zoowel werkge vers als werklieden zullen worden uitgenoodigd. Onder de zinspreuk „door orde en spaarzaamheid tot welvaart," zal worden gestreefd naar verbete ring van den stoffelijken en zedelijken toestand der werkliedendit doel zal worden gezocht o. a. door het houden van bijeenkomsten en voor drachten, door besparing van eigen kapitaal en door allerlei inrichtingen, als ziekenfonds, enz., ten dienste van den werkman; dat de opzichters de hoop koesteren van de zijde van werkgevers en andere belangstellende persoDen te worden gesteund door raadgeving en voorlichting. Zij stelt zich voor tegen de verderfelijke beginselen der Internationale te strijden en het wezenlijk be lang van den werkman te bevorderen. (H. en N. C.) 's-Gravlnhaoe, 26 December. In de laatste dagen had de ongesteldheid van den minister Thorbecke een ongunstigen keer genomen, zoodat zij van ernstigen aard was geworden. Heden morgen was echter de toestand, over het algemeen, niet achteruitgegaan. De heer A. D. Bamberg, de alhier woon achtige zoon van wijlen den Hofniechauicus, die zoovele jaren het Nederlandsche publiek door zijne vaardigheid genoegen wist te verschaffen, mocht dezer dagen de hooge eer genieten van op het Loo bewijzen van zijne bedrevenheid in de goochelkunst te geven, bij gelegenheid van een feest door Z. M. deu Koning bij Kerstmis aan een aaDtat kinderen bereid. Z. Al. en andere aanzien lijke personen woonden die toeren van den heer Bamberg bij, die niet weinig tot de opgewekt heid der jeugd bijbrachten en welke verrast was over het onthaal en de geschenken aan den kerstboom voor de kinderen bestemd en over het genoegen, door menige aardige toer hun verschaft. Arnhem, 22 December. Een tot nu toe myste rie use rechtszaak, hoewel er reeds in twee instan- tiën een vonnis in is geveld, is hier hangende. Den 21sten Augustus jl. kwamen een heer en zijn dochter van Kleef met den middagspoortrein alhier aan. Daar zij deuzelfden avond nog wildeD doorreizen naar hunne woonplaats Wageningen, besloten zij hunne bagage zoo laug aaD het station te laten. Deze bestoud uit een koffer, eeu shawl en een spoorweginandje, waarin eenig geld en enkele kostbaarheden gesloten waren. Volgens hun zeggen gaven zij een en ander in bewariDg aan een beambte van het siatiou, zonder echter een reju te ontvangen; voor het koffer was dit niet noodig, daar zij het bewijs, dat het te Kleef was gewogen, behielden. Des avonds terugkomende vonden zij wel het koffer maar niet de andere voorwerpen. Niettegenstaande overal werd ge zocht, waren deze nergens te viuden. Een paar dagen later terugkomende, wezeD beide een be ambte aan, wieu zij zeiden alles te hebben gegeven. Zij gaven voorts op, dat zij met dien persoon in de garderobe waren gegaan en daar het mandje en de shawl op het koffer waren gezet. De beambte ODtkende bepaald iets anders dan het koffer te hebben ontvangen. Beide partijen bleven in de gerechtelijke instructie bij hare beweringeu vol harden. De bewaarder van het goed in de garde robe, als getuige gehoord, beweerde ook in het geheel geen mandje of shawl gezien te hebben. Intusschen werd de beambte voor de rechtbank alhier gedagvaard, beklaagd van verduistering van in bewaring gegeven goed. De rechtbank nam bij haar vonnis aan, dat het wel wettig eD overtuigend was bewezen dat de beklaagde het goed had ontvangen, maar sprak hem op juridi sche gronden vrij. Van dit vonnis kwam de officier vau justitie in appèl. Ter terechtzitting van het Provinciaal Gerechtshof requireerde de advocaat- generaal de verwijzing van den beklaagde naar 's Bols openbare zitting voor critniueele zaken, maar het Hof sprak bij zijn arrest uit dat het niet overtuigd was dat de beklaagde de goederen had ontvangen, zoodat hij werd vrijgesproken. Intusschen had de verdediger van deu beklaagde op den avond vóór de uitspraak een brief ontvan gen van een gepensioneerd hoofdofficier, uit Bruin- men, die hem meldde dat bij, de zaak uit de Arnhemsche Courant gelezen hebbende, waarschijn lijk de vermiste goederen ten zijnen huize had, daar juist op den 21sten Augustus een mandje en een shawl bij abuis door een logée van hem waren medegebracht. Nader over de zaak gehoord heeft deze heer gemeld, dat hij van denzelfden trein was gekomen als de heer uit Wageuiugen; dat het koffer zijner logée uit dien trein naar de goederen bascule in het station werd vervoerd, om aldaar als bagage voor de Staatsspoor gewogen te worden en dat hij toen een daarbij liggend mandje en shawl had medegenomen, denkende dat die aan zijo logée behoorden, dat die voorwerpen echter in het geheel niet in de garderobe zijn geweest. Hij nam die goederen tnede naar Brummen en ontdekte eerst twee dagen later dat zij niet van zijne logée waren. Hij heeft ze toen aan den stationschef te Brummen in bewaring gegeven en van dezen een re9u daarvoor ontvangen. Terwijl men alzoo meende, dat hiermede deze zaak zou afloopen, werd jh Dinsdag-avond eens klaps op een der damesprivaten aan het station alhier door een beambte eeu mandje gevonden, dat, volgens de beschrijving, die de stationschef alhier had, volkomen overeenkwam met het vermiste. Bij onderzoek bleek, dat het geld er uit was verdwenen. De stationschef heeft daarop onmiddellijk het mandje aan den commissaris van politie ter hand gesteld en een nieuwe instructie is in deze zaak geopend, waardoor, zooals te hopen is, de vele raadselen, die omtrent een en ander nog bestaan, zullen worden opgelost. Niecwi Tonge, 25 December. Ook alhier heeft zich eene sub-commissie gevormd voor de feest viering te Brielle, op 1 April 1872. Zij bestaat uit de heeren 8. E. Auemaet, burgemeester, A. Breesnee, J. Zaayer en D. de Wilde, secretaris- penDingmeester. KOLONIËN. Batavia, 13 November 1871. Er worden alhier dwangarbeiders tot verschillende doeleinden ge bezigd. Tot bereiking van een of ander oogmerk, ons onbekend, zien wij dagelijks een tal dier lieden twee of drie karren langs den grooten weg voortbewegen, somtijds ledig, somtijds met een klein hoopje zand, grint of iets dergelijks in het midden der kar. Benevens de twaalf of zestien dezer lieden, die de kar zeer langzaam voort stuwen, wandelen er nog eenigen bij, voorzien van spaden of dergelijke werktuigen. Zij schijnen geen den minsten haast te hebben en zouden door hnn lacbeD of gekheid maken en hun ver ward dooreenloopen den indruk geven van werk lieden, die voor hun pleizier uit zijn, indien men niet, gewoonlijk op eenigen afstand achter hen, een even als zij gekleed persoon ontwaardde, met een stok in de hand, die zich het air geeft, alsof hij over die lieden iets te bevelen had, dat echter aan de overigen niet is te merken. Den zelfden last, die door 12 of 16 dwangarbeiders op een kar een zekeren afstaud wordt voortge stuwd, zouden drie of vier arbeiders minstens in de helft van den tijd, dien zij daarvoor noodig hebben, voortbewegen. De door die werkkrachten geleverde nnttige arbeid is dus al zeer geriDg. Het omgekeerde vau hetgeen de industriëel steeds zuekt te bereiken, heeft hier derhalve plaats. Dc kunst schijnt bij den arbeid dier tuchtelingen daarin te bestaan, dat men door het meest mo gelijke aantal arbeiders den minst mogelijken arbeid doet verrichten. De naam van den ver- Duftigen vinder is ouhekend, maar hij heeft het voorgestelde doel volkomen weten te bereiken, Hij heelt namelijk bedacht om voor aan de hoo rnen en achter aan de kar lange bamboezen te bevestigen, die dus een heel eind buiten de kar uitsteken, en nu worden de 13 of 16 dwangar beiders over die bamboezen, tot voorttrekking en voortstuwing der kar met het hoopje grint ver deeld. Dat zulks, behalve dat het doelloos is, nog daarbij de onnutte en schadelijke strekking heeft om den weg, vooral waar die eeuigszins nauw is, te versperreu, behoeft geen betoog, maar het doel is bereikt. Indien nu hunne blauwe klcedij het niet dui delijk maakte, dat men dwangarbeiders voor had, zou men aau de een of andere filantropische instelling voor behoeltigen, zwakken of tot werken wegens lichaamsgebreken ongeschikte lieden kunnen denken; maar neen, iedereen weet, dat zijn bannelingen, tot tuchthuisstraf veroordeelde misdadigers; die lieden slenteren daar achter de kar om tot eeu afschrikwekkend voorbeeld te strekken hoe het kwaad wordt gestraft, en om de meuschelijke gerechtigheid in de volle kracht barer gestreugbeid en waardigheid voor hunne medeburgers aanschouwelijk te maken, alles lot verhooging van eerbied voor de wet en het ge zag en tot voortdurende versterking van ous prestige. Dat die quasi-arbeiders nn den zoogeuoemden dwangarbeid en wegversperriug onder geleide van den mandoer, mede-dwangarbeider, aange naam afwisselen door schreeuwen, lachen cn onder allerlei gebaren gekheden maken en dat zij zich dol auiuseeren, wanneer het huu b. v. gelukt eeu voertuig op hol te jagen of om te doen slaan, wie zal bet hun euvel duiden? En dat sommige paarden schrikken en op zij vliegen, als zij den mallen, bandeloozeu troep zien aan komen, die gewooulijk ongeveer het midden van den weg beslaat, is die diereu even weinig kwa lijk te nemen en van dat misbaar eeu natuurlijk gevolg. Zaterdag namiddag kwamen de heeren B. en L. in eene beudie van de stad, en ontmoetten een troep, als bovenbeschreven, aan den overkant van Molenvliet, alwaar zij zoodanig den weg besloegeu, dat er weinig ruimte tusschen henen en den dijk overbleef. Niettegenstaande de heer B. reeds op eenigen afstand wenkte en riep, ging de troep geen stap uit den weg en vloog het schrikkende paard, daar er geen de minste ruimte was, met de bendie tegen den dijk op en sloeg het voertuig om. Ofschoon eenigsziDS bezeerd kwamen de heeren er met den schrik af; maar nu zoude men denkeu, dat de dwang arbeiders, die het ongeluk veroorzaakt hadden, ten minste zouden hebben geholpen otn het paard vast te houden of het voertuig overeind te hel pen, neen, integendeel, zij hieven een luid hoerah aan over het buitengewoon succes hunner kwaad willigheid en het opvroolijkend gezicht van twee in den modder geworpen Europeanen, en zij vervolgden lachend hunnen weg. Alleen hadden zij, zoo als de heeren later bemerkten, niet ver geten, de sigaren en andere kleinigheden, die uit de bendie waren gevallen, als een souveuir aan de aardigheid mede te nemen. Alle kotnmeu- taar achten wij bij dit verhaal overbodig. Wij vragen alleen ernstig: kan dit zoo voortduren? (Bat. Hbl.) BUITENLAND. Frankrijk. Baze contra Pascal Duprat. Eane quaestie van étiquette. Twee besluiten der républikeinsche linkerzijde. De Dationale vergadering zou gisteren op den tweeden kerstdag de beraadslagingen over de inkomsten-belasting voortzetten. Deze zou echter voorafgegaan worden door een persoonlijk inci dent tusschen deu heer Baze en den heer Pascal Duprat. De laatste heeft namelijk in zijn blad, „Le Peuple souverain" beweerd dat de quaestuur der kamer het proces-verbaal der commissie, die indertijd het ontwerp tot opheffing der verban- nings-wetten voor de prinsen vau Orleans moest onderzoeken, heeft weggemoffeld. De heer Baze, een der quaestoren, heeft deze beschuldiging met drift opgenomen, en zou haar gisteren beant woorden. Het iB te vreezen, dat daarbij weder aan hevige tooneeleu geen gebrek zal zijn. De regeering heeft intusschen van de Kerst dagen gebruik gemaakt om eene quaestie van étiquette vast te stellen, die in de hooge staats- kringen ernstige bezorgdheid verwekte! Het be trof namelijk de vraag, in welke orde de offi. cieele nieuwjaars-visites zouden plaats hebben Er is nu besloten, dat de president der Republiek met al de ministers op oudejaars-avond een bezoek zullen brengen aan den heer Grevy, president der Kamer en derhalve vertegenwoordiger der volkssouvereiniteit. Op nieuwjaarsdag daarentegen zullen alle groote staatslichamen te Parijs in het gebouw op de Champs-Elysées aan den president hunne gelukweoschen komen aanbieden. De republikeinsche linkerzijde van haar kant heeft ook gedurende de twee Zondagen van 24 en 25 December met stil gezeten. Zij hield eene vergadering, waarin twee vrij gewichtige beslui ten werden genomen. Ten eerste zal zij den heer Thiers verzoeken, in de Vergadering zelf den terugkeer naar Parijs te verdedigen. De redenen, die daartegen tot nog toe door de commissie vau initiatief zijn aangevoerd zal de president gemakkelijk kunnen ontzenuwen, waut zij beteekeueu mets. Maar men zegt, dat de Orleanisten thans van het plan zwanger gaau, om de eer van den terugkeer aan hunne prinsen over te laten en daarom het plaD van Thiers met alle kracht zullen bestrijden. In dat geval hangt alles af van de houding der le gitimisten, die in den laatsten tijd, zooals men weet, tegen de prinsen partij hebben gekozen. Ten tweede heeft de republikeinsche linker zijde besloten, eeu amendement voor te stellen op het wetsontwerp om aan de familie Orleans hunne gedurende het keizerrijk geconfisqueerde goederen terug te geven. Dat amendement zal strekken om aan alle andere, die eveneens door den coup d' état van December 1851 van hunne bezittingen zijn beroofd, ook dezelfde vergoeding toe te kennen. Duitschland. De Luxemburgsche spoorweg-quaestie. Annexatie van Luxemburg. Eene keizerlijke Kerstfeestviering. Algemeene dienstplicht in Elzas-Lotharmgen. De quaestie van den Luxemburgschen spoorweg zit als volgt in elkander: Terwijl volgens §6 van het additioneele artikel van het Franktorter vredesverdrag van 10 Mei 1871, de overdracht der ElzasLotharingsche spoorwegen van Frank rijk aan Duitschlaud verplichtend werd gesteld, bepaalde 7 omtrent de liju WilhelmLuxem burg (waarvan nu de quaestie is), dat de Fran- sche regeering de exploitatie er van aan Duitsch land zou afstaan, bijaldien zij in de plaats trad van de Compagnie de l'Est, die de lijn voor 48 jaren tegen 3 millioen jaarlijks gepacht had. In derdaad haalde de Fransche regeering spoedig na den vrede de compagnie de l'Est, over, oui van haar pacht-contract afstand te doen, en droeg vervolgeus, overeenkomstig 7, al hare rechten op de lijn aan Duitschland over. Doch op hel oogenblik wordt zij nog geadministreerd door de compagnie de l'Est, die dus indirect voor Duitsch land hare werkzaamheden verricht. Deze toestand kou natuurlijk niet langer voortduren, en de lijn moest ook feestelijk aan de Duitsche regeering wor den overgedragen. Doch hiertegen kwam Luxem burg op. Het protesteerde tegen de uitbreiding tot het Luxemburgsche grondgebied van de admini stratie der WilhelmLuxemburg spoorweg doorde Duitsche regeering, zich beroepende opde oorspron kelijke concessie, op de wetten des lands en op de Luxemburgsche neutraliteit. Minder ongenegen toont zich de regeering van het groothertogdom, de exploitatie toe te staan aan een Duitsche compagnie (niet te verwarren met de Duitsche regeering). Doch hiertegen doet zich een nieuw bezwaar op. De genoemde spoor weg toch werpt geen voordeel af, maar geeft gewoonlijk ieder jaar een deficit. De Luxemburgsche regeering zou zich derhalve bereid moeten verklaren, een minimum van rente te garandeeren, daar zich anders geen Duitsche compagnie met de exploitatie zal willen belasten. Zooveel is zeker dat de groothertogelijke regeering zich binnen een korten tijd definitief dient te ver klaren, wil zij niet een meer en meer gespannen toestand met Duitschland in het leven roepen. Hoe sommige Duitsche bladen reeds aan het idéé tot (annexatie van het groothertogdom aan Duitschland trachten voedsel te geven, moge blij ken uit hetgeen de bletzer Zeitung schrijft. Dat blad schijnt door zijne omgeving in de pas weg gekaapte provinciën eene ware aanhechtings manie te hebben opgevat: „Aan wien behoort Luxemburg? Wij stellen deze vraag niet uit nieuwsgierigheid, maar omdat wij in allen ernst gelooven, dat de tijd tot hare oplossing gekomen is, en dat deze oplossing ia verband met de inlijving van ElzasLotharingen in het Duitsche rijkslichaam zeer gemakkelijk tot stand is te brengen. Aan wien wil Lnxemburg toebehooren, is de voorloopige vraag die beant woord moet worden, en wanneer wij hierdoor de zaak van hare juiste zijde ter beschouwing hebben gekregen, dan is de verdere behandeling niet moeilijk meer. Eene bepaalde partij helt naar Frankrijk over, de bevolking in het algemeen wil neutraal blijven, Luxemburg staat onder Hol lands heerschappij (sic), maar het behoort tot

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1871 | | pagina 2