N°. 3648.
Zaterdag
Ac. 1871.
23 December.
SCHETSEN UIT ENGELAND.
Feuilleton van liet „Leidsch
Dagblad".
'■70,
DSCH
DAGBLAD.
PRIJS DKZKR COURANT.
Voor Leiden per 3 maanden3.00.
Franco per postm 3.86
Afzonderlijke Nommersn 0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zen- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTKNTIEN
Voor iederen regel0.15.
Grootere letteri naar de plaatsruimte die z\j beslaan.
Maandag-avond wordt geen, Dinsdag-avond
tweeden Kerstdag wel eene Courant uitge
geven. Advertentlën worden voor dit num
mer ln ontvangst genomen.
STADS-BERICHTEN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
LEIDEN doen te weten, dat ingevolge art. 2 der
Verordening, regelende de invordering der plaatselijke
belasting op de honden, ieder eigenaar of bezitter
van een of meer honden, die aan de belasting onder
hevig zijn, verpligt is daarvan jaarlijks vóór den
31sten Januarij bij den Gemeente-ontvanger aangifte
te doen door inlevering van een behoorlijk ingevuld
en door den aangever onderteekend billet; dat be
doelde invullingsbilletten voor het dienstjaar 1872
van heden af kosteloos ten kantore van den ontvan
ger verkrijgbaar zijn.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
v. d. BRANDELER, Burgemeester,
v. FUTTKAMMER, Secretaris.
Leiden, 18 December 1871.
De BURGEMEESTER van LEIDEN,
Gezien de circulaire van den Commissaris des
Konings in deze provincie, van den 21,len December
1871, An* 9122 (2* afd.), Provinciaalblad n° 124;
Brengt bij deze ter algemeene kennis dat, inge
volge daarbij ontvangen berigt, de Koninklijke Pruis-
sische Landdrostei te Osnabriick invoer van rundvee,
herkomstig uit dit Rijk, in bet district Aschendorf
heeft verboden.
De Burgemeester voornoemd,
v. d. BRANDELER.
Leiden, 22 December 1871.
Lelden, 22 December.
Iü de zitting der Tweede Kauier van de Sta-
ten-Generaal van gisteren is het wetsontwerp
lot inkoop en amortisatie van rentegeveode
nationale schuld aangenomen met 40 tegen 25
stemmen.
Een belangrijk debat ging daaraan vooraf om
dat dit voor een ieder die er roeping toe gevoelt
een blik gunt iD de verhouding der Regeering
opzichtens hare financieele politiek tot de ver
tegenwoordiging in al hare verdeelingen en onder
verdeelingen.
Het wetsontwerp werd tegen de verwachting
van den Minister van Financiën aangevallen
door zijne vrienden.
De conservatieve partij bewaarde een plechtig
stilzwijgen, maar stemde zooals later bleek voor
de voordracht.
Ook daarop had de Minister van Financiën
niet gerekend. De Regeering, zeide de Minister
gisteren, had gemeend heel andere vrienden te
zullen aantreffen, ook blijkens het Voorloopig
Verslag, waarin op amortisatie werd aange
drongen.
Vraagt inen van wie die aandrang kwam dan
ligt de man op 't kerkhof. De Minister zou dan
ook niet onderzoeken wie de zinsnede in het
Voorloopig Verslag geschreven had. Genoeg dat
hij geen aanval van zijne vrienden had ver
wacht.
Een en ander riekt sterk naar guet-apens.
Intusschen het feit is niet te loochenen een
aantal vrienden van het ministerie hebben met
veel onstuimigheid, ja met sterken wrevel min
der de welsvoordracht, dan wel het financieel
beleid, dut van hare indiening oorzaak was, ge
toetst, bestreden en veroordeeld, in die mate
zells dat van de drië leden die als de eminentste
mannen van dit aantal vrienden aangemerkt
kunnen worden, de heer van Houten het voor
stel eene grenzelooze lichtzinnigheid noemde, de
heer Fransen van de Putte een schromelijke licht
vaardigheid, en de heer Kappeijne van de Coppello,
de verklaringen van wantrouwen der vorige
afgevaardigden nader uitwerkende, te kennen
gaf dat hij door zijn votum tegen de wet, een
votum van wantrouwen in bet beleid van den
Miuister van Financiën uitbracht, dat hij door
deze zijne stem uitdrukte dat de Minister het
vertrouwen dat spr. in hem stelde door de indie
ning en verdediging van dit wetsontwerp bij bem
ten eenenmale verbeurd had.
Van de menigte sprekers van gisteren voerde
de heer Mirandolle 't eerst het woord.
Diens hoofdbezwaar, zijnde ook dat van de
meeste overige sprekers, was dat de wet onvol
doende was toegelicht en er nooit zóó zeer blind
vertrouwen der Kamer gevraagd was als hier.
De Kamer is totaal buiten staat om den aard,
't doel en de strekking van het wetsontwerp te
beoordeelen. Zij is in de onmogelijkheid om te
weten of de Minister meent door de ruimte der
kas tot amortisatie te kuunen overgaan, of dat er
batige sloten zijn die nu eene bestemming er
langen.
De Regeering stelt voor inkoop en amortisatie
van 10 millioen. Hij stelt zich voor tegen den
koers van den dag; dit geeft 414 pCt. rentebe
sparing, maar als later eeoe leening moet worden
gesloten, dan zal dit niet dan tegen pari kunnen
geschieden. En dan levert het verschil van inkoop
nu en de uitgifte dan een verlies van 12 pCt. op,
wanneer de leening binnen de eerstvolgende jaren
gesloten wordt, Eersl in 't vierde jaar kan de
operatie eenigszins vruchtdragend worden. Maar,
vroeg spr. nu: op welken grond is de Regeering
van oordeel dat eene leening niet spoedig zal
plaats hebben, gelijk in de memorie van Beantw.
staat? Wat is spoedig? Immers deze Minister
heeft niet altoos zeer gunstig over den toestand
der financiën gedacht. In de Memorie van toe
lichting op de inkomstenbelasting, zegt de Minis
ter, bij de aanwijzing van 't tekort van 1,330,000
dat als daarbij komen defensiekosten, spoorwegen
enz., er moet gerekend worden op de rente en
aflossing eener leening. En in de aanspraak bij
de aanbieding der Staatsbegrooting zegt de Mi
nister, dat de uitgaven voor verbetering onzer
weerbaarheid eene leeuiDg noodzakelijk zullen
maken, waarin wellicht 't restant voor de vol
tooiing der spoorwegen zal zijn begrepen. Toen
was de leening niet zoo ver verwijderd; nu wel.
Wat is er dan gebeuld, vraagt de afgev. dat de
Minister zijne opinie zoo gewijzigd heeft? En zoo
er dergelijke omstandigheden zijD, laat de Minis
ter ze dan mededeelen, opdat wij ze kennen en
ons daarnaar kunnen richten.
Zoo lang men ons geheel in het duistere laat,
kunnen wij onze goedkeuring niet hechten aan
een greep in het duistere in onze financiën. Is
iemand verantwoord, die, zonder te weten waar
hij gaat, dezen weg volgt?
Hij herinnerde ten slotte aan de quaestie van
het Hillegat. Toen meende men ook dat de zaak
met genoeg toegelicht was. De Minister van Bin-
nenlandsche Zaken, een man, wiens beleid en
doorzicht door niemand, aan welke zijde der
Kamer ook, ontkend wordt, drong op de aanne
ming aan en uiettemin deed de Kamer het tegen
deel. Zullen wij dan nu tien millioen toestaan, die
noch toegelicht noch gerechtvaardigd zijn?
De heer van Houten constateerde dat op de
Nederlandsche diensten van 1870 en 71 volgens
de aanspraak in September een tekort zou be
staan van 9,700,000. Hiervan gaat af de vermoe
delijke hoogere opbrengst der middeleD sedert de
aanbieding van de Staatsbegrooting gebleken,
waartegen nieuwe uitgaven overstaan. Dus blijft
er nog een tekort van ƒ7,000,000. Z. i. behooren
op staatsrechterlijke en financieele grouden be
schikbare gelden in de eerste plaats tot vereffe
ning van die tekorten. Door dit niet te doen is
de Minister op den verkeerden weg,
In den loop van het debat zal blijken de wijze
waarop deze afgevaardigde over dit beginsel eene
beslissing trachtte uit te lokken.
Hij trad echter hierop in de mérite van het
voorstel zelf en achtte het oogenblik thans nog
niet gekomen om 10 millioen te amortiseeren.
Met de beschikbare cijfers voor oogen is amorti
satie thans eene grenzenlooze lichtzinnigheid.
Vervolgens richtte hij het woord tot de con
servatievee en beschuldigde hen van grove in
consequentie indien zij dit voorstel zouden aan-
nemeu en ons ten slotte ook te betwisten dat de
wet ons crediet verbetert.
De heer Fransen v. d. Putte toonde in het
breede aan dat de gegevens om amortisatie van
schuld te beoordeelen ten eenenmale ontbraken.
Waarom niet een staat overgelegd zoo als bij de
amortisatiewet van 1861? Waar was de staat,
dien de Minister moest hebben voor zich gehad
bij de bewerking en indiening dezer wet?
Spr. trad vervolgens in eene afkeuring van de
berekeningen en cijfers waarmede de Minister
meende te moeten volstaan tot toelichting van
het ontwerp.
Spr. is geen vijand van amortisatie; maar
vraagt of men daartoe gerechtigd is, als men,
volgens de uitkomst zijner berekeningen, niet
meer dan 12 millioen in kas beeft en tal van uit
gaven in 't verschiet.
Ten slotte stelde hij dit dilemma: of de Re
geering heeft, gelijk ook hij geloofde beschikbare
gelden. En waarom dekt zij dan daar niet mede
het tekort op de begrooting? Of de gelden zijn
niet werkelijk beschikbaar en dan vroeg hij:
Hoe kunt ge ze dan bestemmen tot amortisatie?
Hij vroeg ten slotte in deze, niet of zijne
vrienden het met hem eens zijn of van wie het
voorstel komt, want hij zegt met Thorbecke,/die
politiek hetzij die van mijne vrienden of tegen
standers komt, die politiek die de mijne niet is,
stem ik af."
De heer 's Jacob houdt eveneens eeue rede
waarvan de doorgaande strekking is dat de Re-
geering hare beweringen noch genoeg gestaafd,
noch genoeg bouwstoffen geleverd heelt om te
beslissen of tot amortisatie kan worden besloten,
een maatregel waartegen hij op zich zelf niet
gestemd is. Daarom maakt hij bezwaar deze wet,
die eigenlijk is 't vragen van een votum van ver
trouwen, aan te nemen.
Hij is evenmin geneigd een votum van ver
trouwen als van wantrouwen te geven. Een votum
van vertrouwen zou op gemotiveerde inededee-
lingen moeten gegrond zijn. Aan het votum dat
hij zal uttbrengeu moet de beteekenis van niet
ontvankelijk worden gehecht.
De heer Gratama verdedigde con a more het
wetsontwerp. Het kasgeld moet ieder huisvader,
ieder koopman zooveel mogelijk utiliseeren;
het is onmogelijk van dit kasgeld eenig ander
gebruik te makeu dan het wetsontwerp beoogt;
het kasgeld werpt geen voordeel jaf wanneer dit
wetsontwerp werd verworpen.
Dit waren de gronden waarop deze afgevaar
digde met warmte voor het ontwerp zou stemmen.
De heer Bredius kon zich als financieele ope
ratie met dit w. o. niet vereenigen, tenzij hij
alsnog van de Regeering bevredigende inlichtin
gen mocht ontvaogen.
De Ministers van Financiën en van Koloniën
hebben breedvoerig de voordracht verdedigd
tegenover de aanvallers, en met tal van cijfers
trachten aan te toonen dat zij een helderen blik
in onzen fiuancieelen toestand hadden, die amor
tisatie volkomen toeliet. Er bestond geen ver
warring. Er wordt niet geamortiseerd uit Neder-
derlaodsche maar uit Indische geldmiddelen. De
schatkistbiljetten op de begrooting uitgetrokken
dienen tot aanvulling der sommen voor onze
spoorwegen benoodigd. De vermeerdering deir,
opbrengst van de gewone middelen heeft de
Regeering in de aanbieding versterkt.
De heer v. d. Putte had tegenover de Regee
ring eeue phrase van den heer Thorbecke uaa-r
gehaald over de parasietische politiek, maar k warn
dit wel te pas in zulk eeue doodeenvoudige
zaak? Is schulddelging dan alleen een beginsel
van conservatieve politiek? Waarlijk, alsdeiibe-.
ralen tot politiek hadden geen schuld te willen
delgen, zou de regeering niet gaarne liberaal
genoemd worden. Die spr. heeft de Regeering
ook beschuldigd van schromelijke lichtvaardig
heid. Tegenover dergelijke uitdrukkingen bad
de Minister een troost, en die was, dat die licht
vaardigheid gedeeld wordt door mannen van
gevestigden naam en ook door geavanceerde
liberalen.
In Engeland amortiseert men het overschot
van elk jaar en de Amerikanen die hij toch ge
avanceerde liberalen mag noemen hebben een
enormen schuldenlast vernietigd. Hij meende dus,
naar het fransch van
II-
I.
Eerste indrukken.
(Vervol//.)
Het verschrikkelijkst in het Strand is het groote
paleis, Somerset-House: een massief, plomp gebouw,
waarvan allo holten als met inkt besmeerd zijn;
portieken vuil van bet roet; iels dat een fontein
verbeeldt zonder water in een gat midden in
eenen ledigen hof, plassen water waar men gaat,
lange rijen van gesloten vensterswat doen zij
daar in de catacomben? Zelfs aan liet groen in
de parken heeft de mist eene vuile kleur ge
geven.
Maar het bedroevendst om aan te zieD zijn de
geheel en al beroete gaanderijen, zuilen, Griek-
sche ornementen, lofwerk, guirlandes aan de
huizen; arme antieke bouwkunst, wat doet gij
in dit klimaat! Aan de gevels van bet British
Museum zijn de groeven der zuilen zoo vuil als
had men ze een modderbad gegeven; St.-Paul,
eene soort van Pantheon, heeft twee verdiepingen
zuilen, die beneden zwart zijn, boveD pas afge
schrapt dus wit, maar toch reeds door kolendamo
besmet.
Dat vuil is doodelijk, de steenen verrotten er
van. En dan die naakte standbeelden, eene her
innering aan Griekenland I Die Wellington als
een strijdende held, naakt onder de druipende
boomen van het park! Die leelijke Nelson, op
zijne zuil geplaatst, met een touw in den
vorm van eenen staart, als een rat op een stokje!
Schoone vormen, classieke denkbeelden zijn
hier geheel misplaatst. Zulk een moeras is
een verbanningsoord voor de antieke kunst.
Toen de Romeinen er aanlandden, moeten zij
zich verbeeld hebben in de hel van Homerus,
het land der Cimmeriërs, te zijn. De groote
ruimte, die zich in het Zuiden tusschen hemel
en aarde uitstrekt, mist men hier niets dan
een dichte nevel: de natuur doet zich voor als
eene leelijke teekening, waar men met zijne mouw
over geveegd heeft. Ik heb een half uurtje op
Waterloo-Bridge doorgebracht. Het Parlementsge
bouw vertoont van daar flauw in de verte als
een schavot, en er is geen ander teeken van
leven dan de stoombootjes, die als zwarte roo
kende eD berookte, onvermoeide insecten op- en
neervaren. Bij het zien opnemen en aflaten der
passagiers zou een Griek aan deD Styx deuken.
Hij zou zeggen, dat hier te leveu geen leven is.
Men leeft hier dan ook anders dan bij hemhet
ideail is veranderd met het klimaat. De ziel
strekt zich uit de buitenwereld terug en maakt
zich een wereld van binnen. Men moet een goed
iogericht home hebben, clubs, drukke zaken, eene
menigte godsdienstige en zedelijke bemoeiingen
en vooral zich niet aan indrukken van buiten
overgeven, de deur sluiten voor de inblazingen
der vijandige natuur, de groote kloof aanvullen,
waar melancholie eD verveling zich zouden kun
nen zetelen. Door de week is men ingespannen,
hardnekkig aau het werk, waardoor men den
geest van tevredenheid verjaagt. Maar hoe op
den rustdag? Kroeg of kerk, dronkenschap of
preek, bedwelming of overpeinzing, daar isgeene
andere keus op eenen Zondag als deze. Daarom
zoekt men afleiding of tracht zijn leed te verzet
ten door verdierlijking of door nadenkeD. Ik zie
eene menigte deuren op eenen kier bij de kroe
gen sombere doffe of woeste gedaanten komen
er uit of gaau er in.
Gaan wij naar de kerken. Ik bezoek er vier
eu hoor twee preeken, de eerste in eene kerk
van Dissenters in het Strand. Het 6chip der kerk
is geheel zonder ornementen, behalve twee allego
rische figuren in het achtergedeelte. Er zijn groote
houten banken, waarin meo tot aan den hals
wegzakt. Men vindt daar niet het volk, maar de
fatsoenlijke, neijes aangekleede burgerij, meteen
ernstig en verstandig gelaat. Zij doen er zedelijke
raadgevingen op en versterken er hunne grond
beginselen. De prediker heeft dezen tekst geko
zen: „éen geest, éene ziel!", en naar aanleidiug
daarvan geeft hij den hoorder den raad vast te
staan in zijne begioselen, maar vrede te houden
met andersdenkenden. Eene goede preek, wel
alledaagsch, maar degelijke kost. Als men de, in
de Engelsche letterkunde zoo talrijke, essays leest,
of de stukjes met eene zedelijke strekking in den
Saturday Revieuw, zal men tot het besluit komen,
dat gemeenplaatsen hun niet verveleD. Blykbaar
zijn zij van oordeel, dat de zedeleer niet een middel
tot nieuwsgierigheidsbevrediging moet zijn, maar
een practisch gereedschap, dat hun 's Zondags
wordt in banden gegeven om het door de week
te kunnen hanteeren.
(Wordt vervolgd.)