J Metzelaar's Polygraafstelsel. der Burgerschool" aldaar te verkrijgen dat zij in navolging van de heeren Brongersma te Leiden, Doorenbos en Prof. Jorisseu te Amsterdam, enz. cursussen voor |dames openen in de Nederlaud- scbe letterkunde, de algemeene geschiedenis, wis- en natuurkuode en sterrekunde. De bede eindigt aldus „Daarom kom ik tot U, Heeren der Burger school en tot allen, die hart hebben voor de Nederlandsche vrouw, met de bode ons te helpen, want het is niet mijn wensch alleenik ben overtuigd, dat hij bij vele meisjes weerklank zal vinden. Och, laat 's-Gravenhage niet bij an dere steden achterstaan I Beproeft het dezen win ter eens met éene lezing en zoo er belangstelling betoond wordt, laat dan velen de eerste volgen. Ik weet het wel, gij hebt het heel druk, maar éen uur per week zuilen sommigen van U toch wel voor ons over hebben. Gij zult er een goed werk meê doen en aan het leven van velen eene betere richting geven. Aan stof ontbreekt het U niet, er is zooveel waarin we belangstellen; al gemeene geschiedenis, sterrekunde, natuurkunde, litteratuur vooral, niet alleen de onze maar ook die van andere volken. Er is zooveel in dit rijke leven te vinden, en als ik bedenk hoe oppervlak kig de kennis van de meeste meisjes is, dan voel ik mij diep beschaamd. Wij hebben op onze boe kenhangers wel mooi ingebonden werken van schrijvers en dichters, maar hoe weinig lezen wij er in, en dan nog dikwijls die gedeelten al leen die nu eenmaal als //mooi" bekend zijn I Wij onderzoeken zeiven niet en daartoe moeten we opgewekt worden. Zegt nu niet, dat het dezen winter niet meer de moeite waard is om zulke lezingen te begin nen van uitstel komt zoo dikwijls afstel, en we hebben immers nog meer dan vier maanden voor ons, en daarin kan heel wat verhandeld worden 1 Ik eindig met den innigen wensch, dat deze weinige regels eenig goed mogen te weeg bren gen en dat men het volgend jaar ook in Ons Streven leze „De Heerenhielden in Den Haag eenen cursus, die door velen met belangstelling werd aangehoord." Door den beer Rombach is op bet wetsont werp tot afwijking van de regels der gemeente wet omtrent plaatselijke belastingen ten behoeve van de gemeente Hellevoetsluis een amendement voorgesteld, de strekking hebbende om die ge meente tot 31 December '76 de bevoegdheid te geven om behalve belasting op het gedistilleerd ook een belasting op het gemaal te heffen, voorzoover de tarwe betreft tot een bedrag van 60 centen per 100 kilogrammen. Op het ontwerp tot afwijking van de regels der gemeentewet omtrent plaatselijke belastingen ten behoeve der gemeente Helder, is door den heer Van Foreeet een amendement voorgesteld, de strekking hebbende om de gemeente Helder toe te staan tot 31 December '76 op het gedi stilleerd een belasting te heffen tot een bedrag van ten hoogste twintig gulden per hectoliter, in plaats van tot een bedrag van vijftien gulden, en op het gemaal, voor zoover de tarwe aangaat, tot 31 December '76 een belasting te heffen tot een bedrag van hoogstens twee gulden, en voor zoover de spelt aangaat, tot een bedrag van 1,07 cent per honderd kilogr. in plaats van de heffing van af 1 Januari '74 te verlagen voor de tarwe tot éen gulden, en voor de spelt tot 54 cent per 100 kilogram, zooals in het wetsontwerp was voorgesteld. In het West-Indisch blad de Kolonist van 12 Nov. jl., leest men het volgende: //Volgens een telegram van 18 Oct., hebben te 's-Gravenhage ernstige ongeregeldheden plaats gevonden, ten gevolge van de ontevredenheid tegen de regeering. Op den 17den des nachts verzamelde zich een menigte volks voor de wo ning van den minister van koloniën, den heer van Bosse, wierpen steenen tegen het huis, bra ken de glasruiten en veroorzaakten andere ge ringe schade aan het gebouw. Troepen zijn in de stad ingekwartierd, om een verderen oploop te voorkomen. „Wat de directe aanleiding is van de verbit tering van het volk tegen den Minister van Ko loniën is niet bekend, zoodat we eerst per volgende mail het een en ander dienaangaande zullen vernemen. „Het schijnt, dat het beheer, dat de heer van Bosse over de Nederl. koloniën voert, in het ge heel niet de sympathie der Nederl. bevolking wegdraagt, zoodat daardoor de gemoederen tegen den heer van Bosse in gisting zijn gebracht." Dit bericht is een getrouw verhaal van de tee- kenjongens-oploopen in de hofstad I De voordracht voor de vacante betrekking van kantonrechter te Appingadam, bestaat uit de heeren Mrs. R. P. Cleveringa, plaatsvervangend kantonrechter aldaar, Hoeth, kantonrechter te Vollenhove en Fockema Andrae, kantonrechter te Lemmer. In de Tijd leest men het volgend schrijven van Dr. W. J. T. Nuyens te Westerwoude; „Vergun aan deze weinige regels een plaatsje in uwe kolommen. Men heeft alom me in den lande eene uitnoodiging verspreid om bij te dragen tot oprichtiog van een monument in Brielle, ter herinnering aan de inname van die stad door de Watergeuzen in 1572 en daarop gevolgde „vrij making" der Nederlandsche gewesten. Van meer dan éen, en van zeer geachte zijden, heeft men mijnaar mijn oordeel daarover gevraagd. Het zij mij veroorloofd dit in uw blad openlijk uit te spreken. De inname van Brielle door de Watergeuzen was een revolutionaire daad. Daarom kunnen wij aan de feestviering en het oprichten van een monument, ter gedachtenis aan dat feit, niet deelnemen zonder een revolutionair feit te hul digen. Met de inname van Brielle begint een reeks van gebeurtenissen, die bij een zeer aanzienlijk gedeelte des Nederlandschen volks eene droevige herinnering hebben achtergelaten. Ook déarom kunnen wij geene deelgenooten zijn aan eene feestviering op 1 April 1872, ter gedachtenis aan dat feit. Wij gunnen gaarne onzen andersdenkenden landgenooten, dat zij de herinnering vieren aan iets, wat hen verheugt; maar men verge van ons niet, dat wij de herinnering vieren aan iets wat bij ons droevige indrukken heeft achterwege (sic) gelaten. Ook kunnen wij niet iets nationaal noemen, wat door twee geheeleprovinciën, door een aanzienlijk deel der natie, in alle provinciën verspreid, be schouwd wordt als legen hen gericht geweest te zijn. Misschien zal men het den glimp willen geven, alsof wij R. K. tegen Oranje zijn, wijl wij geen deel nemen aan iets waarmede de naam van Willem van Oranje zoo nauw is verbonden. Wij, Katholieken, zijn gehecht, innig gehecht aan onze koninklijke dynastie. Zoo men 24 Augustus 1872 het eeuwfeest wil vieren van de geboorte van Nederlands eersteD Koning uit het huis van Oranje, dan, dit is mijne zienswijze, moeten wij van de gelegenheid gretig gebruik maken, om vereenigd met andere Neder landers, blijken te geven van onze gehechtheid aan ons geliefd vorstenhuis. Een feest, op 24 Augustus 1872 gevierd, zou een nationaal Nederlandsch, dynastiek karakter dragen. Daaraan kunnen en moeten wij deel nemen. Een feest, 1 April 1872 gevierd, zou het karak ter dragen van herinnering aan een revolutionair feit. Daaraan kunnen noch mogen wij deelne men." Het Handelsblad maakt op dit schrijven de vol gende aanteekeningen. Uit bovenstaande regelen blijkt, dat Dr, Nuyens, een man, die in vergelijking met de redacteuren van Tijd, Maasbode, Huisgezin, enz. een vrij gema tigd ultramontaan is, de volgende stellingen ver kondigt: 1». De opstand van onze groote voorvaderen, die, toen hun geweten door den Koning van Spanje geweld werd aangedaan en hun privileges de grondwet van dien tijd werden aange rand, goed en bloed veil hadden voor hun heilige overtuiging, die als martelaars van godsdienstige en burgerlijke vrijheid zich opofferden om Alva en zijn Spaansche legioenen te keeren, was een afkeurenswaardig, bedroevend feit. 2*. Elke revolutie is, per se, omdat zij eene revolutie is, verkeerd en slecht. Het volk is voor zijn graaf, niet de graaf voor zijn volk. Zoo een graaf, met behulp van Spaansche legerbenden, zijn Nederlandsche onderdanen verhinderen wil God te eeren op de wijze, welke hun geweten hun voorschrijft, dan mogen die onderdanen zich hiertegen niet verzetten. 3°. Twee provinciën en een aanzienlijk deel der Nederlandsche natie beschouwen, (dwars tegen de uitspraken der geschiedenis en misleid door geschiedvervalschers) den opstand tegen Spanje als tegen de Katholieken gericht te zijn geweest. 4°. Het geheele verleden van Nederland en Oranje tusschen 1572 en 1815 wordt door de Katholieken verloochend. Zij zijn gehecht aan de koninklijke dynastie. Zij willen den geboortedag van Koning Willem I herdenken, doch weigeren de geboorte van Nederland's onafhankelijkheid te zamen met de meerderheid van ons volk te vieren. Wij ontkennen dat de Katholieken van Neder land deze stellingen onderteekenen, immers heeft de pastoor van den Briel, naar wij vernemen, zitting in de hoofdcommissie tot voorbereiding der feestelijke viering van 1 April 1672. Wij ver klaren dat alleen de ultramontaansche secte in de Roomsche kerk dus het vrije Nederlandsche volk in het aangezicht slaat. Wij vragen thans aan dat volk of wij gelijk hebben in onzen strijd tegen deze gevaarlijke secte, die zich losscheurt van alles wat Nederlandsch is, behalve van den grond, dien zij poogt te overheerschen. Professor de Bosch Kemper schrijft, ten aanzien van de clericale demonstratiën tegenover het votum der Tweede Kamer over de missie te Rome, het volgende in bet Volksblad: Voorzeker het behoort tot de rechten van de Kroon gezanten te benoemen en te ontslaan, maar de aard van den constitutioneelen regee- ringsvorm brengt mede, dat de Koninklijke re geering wordt uitgeoefend door verantwoordelijke Ministers, en wanneer nu het Ministerie in de gegeven omstandigheden den gezant bij den Paus behield, hetzij zonder tractement, hetzij dooreen tractement door den Koning persoonlijk gegeven, of door de Roomsch-Katholieken bijeengebracht, zou er inderdaad een hoogst bedenkelijk conflict ontstaan tusschen de verantwoordelijke Regeenng en de Volksvertegenwoordiging. Nederland is het land der wezenlijke godsdienst- en kerkelijke vrijheid, meer dan eenig land in Europa. In ons vaderland staat de Regeering niet aan het hoofd der kerkelijke aangelegenheden of is de Regeering ondergeschikt aan eenige clericale of kerkelijke partij. Het zou, in verband met dit hoofdbeginsel van ons constitutioneel staatsrecht, een hoogst bedenkelijk verschijusel zijn, wanneer de Regce- ring, in strijd met de meerderheid der Volks vertegenwoordiging, een gezant bij den Paus bleef handhaven. Ook lette men er wel op, dat het tegenwoordige Ministerie niet in het algemeen de wenschelijkheid van een staatkundige verte genwoordiging bij den Paus verdedigd, maar alleen het tijdige van de intrekking in twijfel getrokken heeft. Te Arnhem overleed gisteren de gepensioneerde luitenant-generaal Happé. De Prinses van Oldenburg, dochter van Prins Peter van Oldenburg, halven broeder van H. M. de Koningin, is verloofd met den Erfgroothertog van Saxen-Weimur. Z. M. heeft aan A. H. G. Coenegracht, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend als burgemeester der gemeente Echt. Z. M. heeft goedgevonden tot lid van den raad van tucht te Amsterdam te benoemen den heer S. C. J. Olivier, gewezen koopvaardijschipper te dier plaatse, en zulks in de plaats van den heer J. H. Schippers, eervol ontslagen. Z. M. heeft goedgevonden te benoemenbij den grooten staf, tot lsten luit. (naar ouderdom van rang) Hoogstdeszelfs ordonnance-officier, den 2den luit. W. M. baron Forstner van Dambenoy, van dien staf; bij het korps iugen. min. en sap., tot luik-kol. den majoor F. A. Vaillaut, van het korps; tot majoor, den kapit. J. A. W. D. van Hasselt, van het korps, thans op non-act., zoomede de kapiteins H. van Assendelft de Coningh en F. P. Klijnsma, beiden van het korps; tot kapit. van de 3de kl. (naar ouderdom van rang), de 1ste luits. W. M. Westerman, H. L. P. C. de Kruyff, A. Jentink en J. Fabius, allen van het korps tot lsten luit. (naar ouderdom van rang), de 2de luits. G. F. G. A. van Kempen, D. G. Nelemans, P. G. van Schermbeek en L. J. Hioolen, allen mede van het korps. BINNENLAND. Amsterdam, 15 December. Gisterenavond is in het Arastel-Hotel eene goochelpartij gegeven, die door den Prins en de Prinses von Wied werd bijgewoond. De heer D. T. Bamberg, hofmecha- nicus, mocht den bijzonderen lof dezer vorstelijke personen inoogsteD. Amsterdam, 16 December. In de kiesvereeniging Burgerplicht te Amsterdam werd eergisterenavond het wetsoutwerp op de inkomstenbelasting be sproken. De heer Mr. J. A. Levy leidde het debat in over de vraag of het aanhangig wetsontwerp goedkeuring verdient. Zijn rede resumeerde hij in deze twee conclusiën. 1°. 's Lands financieele toestand eischt voor ziening, onafhankelijk van de in kas zijnde saldo's van de Indische administratie; 2°. Als eerste stap tot die voorziening is de aan neming van het hoofddenkbeeld in het wetsont werp op de inkomstenbelasting vervat, wen- schelijk." Tegenover twee leden, die het ontwerp in het algemeen ondersteunden, de heeren L. J. Roose boom en A. C. Wertheim, stonden drie leden, die het volstrekt onaannemelijk achtten, n. 1. de heeren Mr. F. S. van Nierop, H. B. Domela Nieuwenhuis en Mr. J. Pinner. De verdere behandeling zal plaats hebben op 21 December. 's-Gravenhage, 15 December. Naar wij uit goede bron vernemen, is thans, op voordracht van den Minister van Binnenlandsche Zaken, bij Koninklijk besluit vernietigd de beslissing van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, waarbij, in strijd met de decisie van den Gemeenteraad der residentie, de heer Dr. Hendrik de Jong tot lid van dien Raad werd toegelaten. Er zal alzoo een nieuwe keuze voor onze ge meentelijke vertegenwoordiging moeten plaats hebben. (0. v. Z.-H.) Het lijk van Prinses Therese van Oldenburg, geb. Nassau, gemalin van Prins Peter van Olden burg, halven broeder van H. M. de Koningin, is Woensdag-middag te Praag naar het spoorweg station overgebracht om met een extra-trein naar Petersburg te worden getransporteerd, ten einde in het familiegraf te worden bijgezet. Het geheele garnizoen, onder bevel van Hertog Wilhelm van Wurtemberg, begeleidde het stoffe lijk overschot der Prinses. Utrecht, 15 December. Voor de leening io ff., de Noord-Brabantsch-Duitsche Spoorweg-mï9[. schappij ter voltooiing van de lijn Boxtel-lVt^| I groot ƒ4,500,000, welke leening reeds lang vol; teekend was, zullen de obligatiën hier ter ste worden uitgegeven door de heeren C. Oortma en Zoon. Door dezen spoorweg krijgt de Staats spoorweg naar het zuiden een aansluiting met hi Duit3che rijk, van belang ook voor onze stad,di hoe langer hoe meer een centraalpunt is voq verschillende spoorweglijnen. (Kr. fl 1IV GrEZOlV DE IV. Reeds voor geruimen tijd was het zoowel bij 4 Regeering als elders bekend, dat de heer A. M. Me zeiaar te Koudekerk zich onledig hield inet het zoe ken naar de kunst om langs eene enkele telegraaf draad Iwee berichten op hetzelfde oogenblik li zenden en te ontvangen, of korter en meer tecb nisch gezegd, naar de kunst van dubbelseinej met tegenspreken verbonden. En de heer Meti». laar heeft werkelijk gevonden, hetgeen hij ma zooveel volharding zocht; reeds vóór eenigen tijd hebben deskundigen verklaard, dat het stelsel Metzelaar het beste is van de tot nu toe bekende stelsels. Thans heeft dit dubbelsein-systeem ns op nieuw aangebrachte verbeteringen eene zen gewensebte volkomenheid bereikt, dat het onge. twijfeld met veel voordeel in toepassing kan ge bracht worden. Wij zijn in de gelegenheid gesteld met dei energieken uitvinder over zijn stelsel niet alleen te spreken, maar ook met de verkregen resultaten kennis te maken, die ons overtuigden van ds groote mate van volkomenheid zijner belangrijke vinding. De heer Metzelaar had vele en veelsoortige bezwaren te overwinnen. Zoo was het tot nu toe niet mogelijk een relais te vervaardigen dat met onveranderde regeling door stroomen van aanmerkelijk verschillende sterkte voldoende spreekt. Wij hebben den toestel van den Hr. M. zien werken met stroomen van geheel willekeurige verhoudingen, zonder dat er eenig verschil in uitwerking merkbaar was. Dit op zich zelf is reeds zulk een belangrijk feit, dat het de belangstelling van ieder deskun dige moet opwekken. Een ander bezwaar tegen verschillende stelsels van dubbelseinen is, dat bij den zwevenden toe stand van een der sleutels de stroom die door den anderen zou gesloten worden, door den eer sten verbroken wordt, waarvan het niet aange ven van puDteD, of het verkorten van lijnen, dus eene verwarring der teekens, op het sein-ontvan geud station, een gevolg is. Dit bezwaar is eveneens in het stelsel Metze laar volkomen opgeheven. En niettegenstaande dit alles schijnt dit stelsel in uitvoering betrek kelijk zeer eenvoudig te zijn. De seinslentei worden geheel op dezelfde wijze en even gemak kelijk in bewegïDg gebracht als die van Morse, zoodat het in practijk brengen van dit stelsel ook voor heeren telegrafisten niet het minste bezwaar kan opleveren. Dit is iets, wat men niet van het in practijk brengen van elke uit vinding op dat gebied kan zeggen; onder ande ren geldt dit zeker niet van het stelsel Hughes hetwelk het gewone stelsel van Morse op vele plaatsen heeft vervangen. De Hr. M. verzekerde ons hierbij dat zijn stelsel zonder eenig bezwaar voor den toestel van Hughes kon worden in gericht. Van het geven van verdere mededeelingeD moeten wij ons onthouden. De heer Metzelaar heeft den Minister van Financiën kennis gegeven van zijne vinding en Zijne Excellentie verzocht de resultaten te doen onderzoeken onder aan bieding het geheim zijner inventie op zekere voorwaarden te zullen openbaren. Wij hopen zeer dat de Minister hierop gunstig zal beschikken, waardoor zeker aan wetenschap en nijverheid eene belangrijk dienst zal;worden bewezen. Mijnheer de Redacteur I In de afgeloopen week vond ik in het Dagblad van 's-Gravenhage eene aanmerking over het niet wegruimen der sneeuwmen meende dat dit moest gedaan worden door de stedelijke onderneming voor de publieke reiniging. In hoeverre deze meening op goede gronden steunt dient het vol gende: Sedert tal van jaren stond er in de voor waarden waarop door Burgemeester en Wethouders van 's-Gravenhage het ophalen van asch, vuil en puin werd verpacht, (tegenwoordig bekend onder den veel schooner naam van publieke reiniging?) een art. waarin werd bepaald: „De aannemer „is verplicht bij invallenden dooi, ten dienste der „Gemeente te leveren, 10 wagens ieder op vier „wielen en bespannen met twee paarden, waar- „mede de sneeuw naar de daartoe te bepalen „plaatsen zal worden vervoerd. Elke wagen met „paarden zal hoogstens 150 uren iu een jaar „kunneD worden in dienst gehouden. „De aannemer in gebreke blijvende op aanzeg- „ging van de Directie bovengemeld getal wagens „te leveren verbeurt voor iederen wagen per uur „vijftig cents." Deze bepaling stond ook in de voorwaarden voor de aanbesteding van 1854, welke den eersten keer niet is gegund, doch bij de herbesteding was die bepaling uit het bestek genouieD, hoogst waarschijnlijk om daardoor grooter pachtsom voor de Gemeente te kunnen verkrijgen, het resultaat was dan ook dat de Gemeente bij de herbesteding profiteerde. Uit het bovenvermelde kan men duidelijk op- rnakeo, dat in vroegere jaren bij het 's-Graven- haagsche Gemeentebestuur wel degelijk het be ginsel werd gehuldigd, dat het wegruimen van sneeuw óók een voornaam punt van publieke reiniging uitmaakte, doch dat later in 1854 uit een oogpunt van economie overboord is geworpen. Maar nu, nu het Gemeentebestuur in het belang van reinheid en gezondheid tonnen schats ten koste legt om den Haag te doen schitteren als een juweel van het zuiverste water boven an dere Gemeenten (hetgeen de Gemeente zoo pl. in de som van 40,000 per jaar zal kosten). Nu er is toch ook Diets billijker dan dat de inge zetenen die nolens volens die zware kosten zul len moeten dragen, ten minste daarvoor het genot

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1871 | | pagina 2