N°. 3636.
Ao. 1871.
Vrijdag
15 December.
STADS-BERICHTEN.
SB™
UIIISCH
DAGBLAD
PRIJ8 DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maanden....ƒ3.00.
Franco per post.s 3.85
Afzonderlijke Nommers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zen- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVKRTBNTIEN
Voor iederen regel0.15.
Grootere letters naar de plaatsruimte die zij beslaan.
[BURGEMEESTER EK WETHOUDERS VAK
'sï[ IIDEN doen te weten, dat de Gemeenteraad,
art. 265 der wet van 29 Junij 1851
aalsblad N°. S5) in zijne Vergadering van heden
2de Suppletoir Kohier van de plaatselijke di
to belasting voor het jaar 1871 heeft vastgesteld
dat kohier als nog ter Secretarie dezer gemeente,
'ureade acht dagen, voor een ieder ter lezing is
lergelegd; terwijl binnen dien tijd elke op dat
lier aangeslagene, krachtens de 6ae zinsnede van
tengenoem d wets-artikel, zijne bezwaren tegen den
slag, bij Verzoekschrift op ongezegeld papier, bij
deputeerde Staten dezer provincie kan inbrengen.
En geschiedt hiervan afkondiging door plaatsing
de Leidsithe Courant.
blorn
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
v. n. BRANDELER, Burgemeester,
v. PUTTKAMMER, Secretaris.
Leidek, 14 December 1871.
Lelden, 14 December.
In het hoofdartikel van de Nieuwe Rotterdamsche
want ,'an gisteren, lees ik, en zij is noch de
rste, n och de eenige, die deze leer verkon-
;t: „1 Ür is geen enkele wettelijke bepaliDg
skend op grond waarvan de vrouw als lid van
eD G emeenteraad kan worden geweerd. Art.
der Gemeentewet zegt zoo duidelijk mogelijk,
at le. ien van den Raad kunnen wezen de meer-
erjar ige ingezetenen der gemeente, die Neder-
tode rs zijn en in het volle genot der burgerlijke
n b urgerschapsrechten. Dat zij even goed als
e o uan in het volle genot is van de burgerlijke
:ch ten behoeft geen betoog."
Zie Mijnheer de Redacteur, juist hetgeen de
Èer de schrijver beweert dat geen betoog behoeft,
n ik zoo vrij te ontkennen en wel op grond
In art. 136, n'. S, Burg. Wetb. dat de vrouwen
eh< alve de moeder ten aanzien barer eigen
«d ereü) onbevoegd verklaart tot de voogdij en
ai mitsdien ontneemt het volle genot der bur-
jke rechten.
11 zou mij nog kunnen beroepen op art. 506
IV. dat de vrouwen van de curatele, op art.
i dat de getrouwde vrouwen van het execu-
sschap uitsluit; doch de door mij aangehaalde
sbepaling is voldoende. Verstoken van zij het
hts éen, zijn de vrouwen niet meer in het
le genot der burgerlijke rechten en kunnen
oo onze geachte Nederlandsche dames niet zijn
.eden van den Gemeenteraad op grond van
19 der Gemeentewet.
Niet kiezers van de leden der Tweede Kamer,
c de leden der Provinciale Staten, van de leden
n den Gemeenteraad op grond van art. 1
r kieswet.
Niet leden van de Provinciale Staten op grond
n art. 17 der Provinciale wet.
Niet leden van de beide Kamers der Staten-
eneraal op grond van art. 78 en art. 79 der
rondwet.
Dit alles kunnen onze Nederlandsche vrouwen
et zijn. Ik heb ze er niet minder lief om.
J. E. Goudsmit.
Graaf van Zuylen heeft in de zitting van de
weede Kamer van gisteren zijne interpellatie
't de Regeering gericht over de regeling onzer
efensie.
De Minister van Koloniën, de heer van Bosse,
eeft wegens ongesteldheid van den Minister van
tanen landsche Zaken, den heer Thorbecke, en
tijdelijk Voorzitter van den Ministerraad, na-
ïens de Regeering geantwoord.
Graaf van Zuylen stelde voorop dat hij deze
'jne interpellatie niet wilde bezigen als een
Urm ra ui tegen de Regeeriog; maar hij beproefde
11 dadelijk een rampartij uit te lokken, door zich
:i*t te bepalen tot zijn plan om de voornemens
■er Regeering aangaande de defensie quaestie te
'bnemen, maar te treden op het terrein van
"'geen in den boezem van hetMinisterie omtrent
'e al of niet vaststelling der legerorganisatie bij
"wet heeft plaais gehad. Hij trachtte zijdelings
J Zi& ook de Gemeentestem vau li December j.l.
te weten te komen of de Regeering zich over
deze quaestie vooraf had verstaan met den Mi
nister van Oorlog, en zoo neen, dan was zijne
vraag: „Waarom dan nu, nadat steeds in alle
liberale kabinetten Ministers van Oorlog zitting
hadden die tegen de legerorganisatie bij de wet
waren, van dezen Minister speciaal geëischt werd
dat hij eene zoodanigen maatregel zou nemen?
zoo onschuldig mogelijk I
O, zoo onschuldig!
Maar, „wat daarvan zij," hij ging, wel verre van
deze quaestie te laten rusten, gelijk uit deze
woorden kou opgemaakt worden, voort, het Mi
nisterie te omringen met klemmen en voetangels,
om ten slotte te komen tot hetgeen graaf van
Zuylen zich bij de aanvraag tot interpellatie aan de
Kamer als zijn doel had voorgespiegeld, namelijk
tot de vraag:
Blijft het de uieening van de Regeering dat
door verhooging van het contingent der militie,
door vermeerdering van het materieel en de
andere voordrachten nopens het defensiestelsel
(allen voorstellen van den heer Engelvaart) in
de versterking van onze weerbaarheid moet wor
den voorzien?
Door deze vraag wenschte hij den toekomstigen
Minister van Oorlog in 't minst niet te bindeD,
maar integendeel van zijne zorg voor hem blijk te
geven, door er mede uit te werken dat deze zal
weten of hij door zijne ambtgenooten ondersteund
zal worden.
En geen wonder dat Graaf van Zuylen den
weg effen trachtte, te. maken.
Immers uit hetgeen hij den heer Kappeyne
•vervolgens toevoegde bleek dat hij er stellig op
rekende, dat de nieuwe Minister van Oorlog
;coDservatief zou zijn.
De eisch van den heer Kappeyne in de vorige
'week, dat het Ministerie naar een liberaal Minis
ter van Oorlog mocht omzien, was immers z. i.
onbestaanbaar inet de traditiën van de liberale
I partij. Nëen, zeide graaf van Zuylen, als het de
Regeering ernst is met de verhooging van de
weerbaarheid des lands, dan moet zij rekening
i maken op de ondersteuning van de conservatieve
partij en anders zal het onmogelijk zijn. Nu had
men z. i. daarvoor wel per se geen conservatief
Minister noodig, maar de quaestie moet in ieder
geval beschouwd worden als eene nationale
quaestie, m. a. w. gij kunt geen ander dan een
conservatief Minister nemeo, omdat het immers
dag aan dag wordt verkondigd dat de conserva
tieve partij, de nationale bij uitnemendheid is en
dat dus eene nationale quaestie alleen door haar
medewerking en door hare mannen kan opgelost
worden.
De Minister van Koloniën, de heer van Bosse,
niet voor een klein gerucht vervaard, al heeft
hij de grootste diplomaten tegenover zich, gaf
een antwoord waarbij hij een van de groote di
plomatieke eigenschappen in practijk bracht, d. i.
het betrachten van kortheid.
In tegenoverstelling van Graaf van Zuylen, een
kind der diplomatie, die eene zeer lange rede
hield, antwoordde de heer van Bosse categorisch,
dat het hem niet wel mogelijk was inlichtingen
te geven omtrent hetgeen gezegd of gedaan is
door den geachten Staatsman, die met de formatie
van het Kabinet belast was. Hij moest zich dus
bepalen tot de beantwoording der vragen van den
spreker. En dan zeide Z. Exc., dat de Regeering
niet anders wenscht dan de verdedigbaarheid des
lands te bevorderen, en dat zij de vragen door
dien spreker omtrent de hangende wetsvoorstel
len gedaan in algemeenen zin, d. i. indenzindieD
de spreker er zelf aan hechtte, toestemmend moet
beantwoorden. Het zou natuurlijk der Regee
ring aangenaam zijn, wanneer die verdedig
baarheid met minder kosten zou kunnen worden
bevorderd, maar de Minister moet daaromtrent
toch opmerken, dat deze vragen in Dauw ver
band staan met den werkkring van den betrokkeD
i Minister van Oorlog.
Ed wat de laatste opmerking omtrent het nati
onale der quaestie betrof, zoo geloofde de Minister
te mogen vertrouwen, dat de liberale partij, waar
het de verdedigbaarheid des lands betrof, in va
derlandsliefde voor de conservatieve partij niet zal
onderdoen.
Dit vertrouwen werd tot zekere hoogte be
schaamd door den beer van Houten, die herin
nerde aan zijne vroegere critiek van de militaire
politiek der Regeering en nu herhaalde, dat hij
voor zich niet wenschte dat voortgegaan zou wor
den op dien weg en dat hij niet zulke groote
sommeD zou toestaan, tenzij hij op goede gronden
overtuigd worde, dat de verdedigbaarheid dit
driDgend vorderde.
De verdere ^discussie die n. a. van deze inter
pellatie gevoerd werd door den graaf van ZuyleD,
en de heeren Niqrstrasz, de Brau w en Heydenrijck
was niets anders dan eene nadere uitwerking
van het eigenlijke doel der rede van den graaf
van Zuylen, n.l. om het ministerie in het nauw
te brengeD door de quaestie van de leger-orga-
nisatie bij de wet op allerlei wijze met de ho
mogeniteit der Regeering in verband te brengen
en te insinueeren dat het haar ondanks de ver
klaring van den heer v. Bosse geen ernst was
met de defensie-quaestie.
Na afloop der interpellatie was de credietwet
voor Hoofdstuk VIII aan de orde.
Hierbij trachtte graaf van Zuylen te beproe
ven of de voorafgaande discussie geholpen had
om het ministerie in het nauw te brengeu.
Hij stelde voor om de credietwet die voorden
tijd van zes maanden was voorgedragen, slechts
voor 4 maanden te doen duren, zoo hij zeide om
de Regeering te dringen met den meesten spoed
in de vacature van oorlog te voorzieD, maar met
het werkelijke doel om de Regeering juist in
hare moeielijke taak te belemmeren. Immers
de Minister van Koloniën had bij de voorafgaande
discussie, toen graaf van Zuylen zijD amendement
aankondigde, gezegd dat een crediet nog korter
dan zes maanden zeker het grootste struikelblok
zou zijn voor de Regeering, om een nieuwen
Minister van Oorlog te vioden. Deze moet toch
onderzoeken wat hij al of niet van zijn voorgan
ger overneemt en dit zal niet binnen vier maanden
kunDen plaats hebben.
De Kamer verwierp daD ook met 50 tegeD 19
stemmen het amendement van graaf van ZuyleD.
Die 19 voorstemmers bestonden uit de fine
fleur der dagblad-conservatieven, versterkt door
drie leden der clericale partij, de heeren Berg-
mann, Arnoldts en Haffmans en door de anti
revolutionaire heeren v. Loon, v. Wasseneer
v. Catwijck, v. Lijnden en Saaymans Vader.
De credietwet werd, na door een amendement
van den heer v. Delden aanmerkelijk verminderd
te zijn met de kosten voor het kampeeren van
troepen, aangenomen met 61 tegen 8 stemmen.
Daarna werden verschillende kleine wetsont
werpen aangenomen en de Kamer tot heden te
1 uren verdaagd.
Met genoegen vermelden wij, dat de heer M.
Speijer te Leiden, reeds behoorende tot de stich
ters van het Centraal Israëlietisch Weeshuis te
Utrecht, nu weder, na dit gesticht bezocht te heb
ben, daaraaü heeft geschonken een Oostenrijksch
aandeel met loting 1864. U.D
Naar men verneemt, is aan den generaal-ma-
joor I. C. Delprat, inspecteur der artillerie, de
portefeuille van Oorlog aangeboden. De generaal
moet Dog geen beslissing geoomen hebben. D.)
Het adres van adhaesie, uitgaaDde van de Ver-
eenigiag tot bespreking van algemeene belangen
te Dordrecht, aan het ontwerp van wet eener
inkomstenbelasting, met afschaffing van de patent
belasting en deü accijns op het vleesch, is aan
de Tweede Kamer der Staten-Generaal verzonden.
Het is voorzieD van 247 bandteekeningen. DC.)
Het vroeger door oos onder voorbehoud mee
gedeelde bericht, dat de gemalin des broeders
onzer Koningin, de gade van Prins Peter van
Oldenburg, was overledeu, blijkt maar al te waar
te zijn. Den 8sten December stierf Prinses The-
rese van Oldenburg, geb. Prinses van Nassau,
(geb. 15 April 1815) te Praag. Uit haar huwelijk
met Prins Peter waren zes kinderen gesproten.
De afgestorvene, die sedert eenigen tijd te Praag
woonde, was door hare weldadigheid algemeen
bemind. {Vadert.)
De Gemengde Commissie voor de Stenografie
uit de beide Kamers der Staten Generaal maakt
bekend, dat de heer C. A. Steger, eerste steno
graaf bij de Staten-Generaal, den 15den Januari
1872 een derden jaarlijkschen cursus voor steno
grafie zal openen.
Ter nadere inlichting vervoege men zich bij den
heer Steger, de Ruyterstraat alhier, van den lsten
tot den 13den Januari 1872. Later worden geen
leerlingen aangenomen.
t-1 co f0 5 O
O ÏJ'JS 2
o. cv S. gf S" B
D a 3 (I
CTQ - (i J. H.
2. g
g- S S "2 3 s
a i d'. cd
85
"1
cr
o X
sr T 2
o 5. cr
D D
CD 85 21
cn cr 3 ET.
3 CC 05
O
"V O
3
3
IQ CL
cd a,
a p
Cl
2
to i—
V- co
co (-*
OS CU
b> -cu
co o
to UL
Ü1 o K> lO to
o> za co os 4*-
~o> "co ^u "co oo
--3 cu cu cu c/i
cu i—1 os po to
jo b co b
4- -J co cu to
I -
1 Cl
►f" O OO
CU co CO OO to
i"* «5°
co co co V w
CU 4^- cc co
J O) po oo
to o co b> cu
to *-•
00
co cu
-a O co
OS O -J
CU ^o o t—
Jfx to 05
oo co
cu o co
to to
OO o
to to
ai N -1 oo
00 05 -•
to
CU
b» c>
C5 OO
3 a
cr cro
rr
M J ft
SS cm
O
tE: .3-
8
<re
to
p
aq O
S- 3
=r O
c- 'a
3 S
In Drenthe trekt thans een meisje van 23 jaar
de aandacht, dat de kleinste dame vau Neder
land zou zijn. Het is de dochter van zekeren
Nieuweuhuis, van Raalte; zij is 26 Amst. duimen
lang en weegt 58 oude ponden. Zij is welgescha
pen, schoon van uiterlijk eQ zeer bevallig in 't
spreken.
De Staats-Courant bevat de volgende rivier-
berichten
Keulen, 13 December. Het drijfijs bedekt om
streeks een tiende der rivierbreedte.
Lobith, 13 December. Eenig drijfijs.
Nijmegen, 13 December. In de rivier blank
water; overvaart gemakkelijk.
Gorcum, 13 December. IJs vast. Waterstand
4.12 meter onder Doodpeil; was 0.11 meter. Nieuwe
Merwede van af den Kalverwaard benedenwaarts
geheel open.
Moerdijk, 13 December. Noordwal veel, zuidwal
geen drijfijs. Weg naar zee veilig.
Arnhem, 13 December. Ijs vast.
Westervoorl, 13 December. IJs vast.
Maastricht, 13 December. De bogen der brug
open.
Venlo, 13 December. IJs vast.
Z. M. heeft aan Oltmau Venema, op zijn ver
zoek, eervol ontslag verleend uit zijne betrekking
van amanuensis aau 's Rijks Hoogere Burgerschool
te Heerenveep.
Z. M. heeft ten laste van den Staat pensioen
verleend aan: P. Lips, gewezen rijksveldw. der
lste kl. te Utrecht, teu bedrage vau 181 's jaars;
en J. P. de Virieu, gewezen adjunct-comui. bij
het Depart, van Justitie, ten bedrage van 735
's jaars.
Z. M. heeft goedgevonden1°. den officier van
gezondh. der lste kl. bij de zeemacht F. W. 1.
Meijer, ter zake van 50jarigen ouderdom, met den
16den December op pensioen te stellenoDder
toekenning van e n jaarlijksch peusioeu vau
duizenddrieënzestig gulden; en 2'. den officier van
gezondh. der 2de kl. bij de zeemacht C. Noor
dewier, met ingaDg van gelijke dagieekening, te
bevorderen tot officier van gezondh. der lste kl.
Z. M. heeft benoemd tot rentmeester van het
Kroondomein: rentambt Goes, den heer W. K.
baron Mackay, thans te Dordrecht; rentambt
Dordrecht, den heer A. C. Groeneveldt Jz., rent
meester van het rentambt Oosterbout, die deze
betrekking met zijne tegenwoordige zal waarne
meD, en zulks met ingang van 15 Januari 1872.
BINNENLAND.
Amstebdam, 12 December. Veroordeelde het
Prov. Gerechtshof in Zuid-Holland onlangs iemand
ter zake van bigamie of dubbel huwelijk, een
veroordeeling ter zelfder zake werd heden door
het Provinciaal Gerechtshof alhier uitgesproken.
W. Rornijn was namelijk in 1852, op 28jarigen
leeftijd, als weduwnaar gehuwd met een 48jarige
jonge dochter. Hij vestigde zich hierop met de
jeugdige echtgenoote te 's-Gravenhage. Naeenige
jaren verliet hij haar, doch hij keerde spoedig
weder terug. De echtgenoote ODtzegde bem even
wel den toegang tot de echtelijke woning, op
grond van door haar hem te laste gelegde aftrog
geling. Met Paschen van dat jaar kwam intusschen
op voorspraak van den pastoor en na belofte vau