Woensdag
13 December.
N°. 3634.
Ao. 1871.
STADS-BERICHTEN.
LEIDSCH
DAGBLAD
PRIJS DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maandenƒ3.00.
Franco per post9 3.85
Afzonderlijke Nommersa 0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zen- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DBR A.DVBBTÏÏNTIKN,
Voor iederen regel0.1S.
Grootere letten naar do plaatsroimte die xij beslaan.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
LEIDEN,
Gezien art. 12, 2e alm., der Verordening van 2
Julij 1866 Gemeenteblad n°. 22) en art. 8, 2° alin.,
der Verordening van gelijke dagteekening Gemeen-
leblad n°. 25)
Doen te weten, dat voor de openbare scholen
voor meer uitgebreid lager onderwijs, tot
het laten Inschrijven van nieuwe leerlingen,
waarvan bij onderzoek blijkt dat zij het onderwijs op
eene der reeds bestaande klassen kunnen volgen, ge
legenheid gegeven wordt:
voor die der 1® klasse, voor jongens, aan het School
gebouw aan de Aalmarkt
voor die der le klasse, voor meisjes, aan het School
gebouw aan de Boommarkt;
voor die der 2e klasse, voor jongens, aan het School
gebouw in de Pielerskerkstraat
voor die der 2e klasse, voor meisjes, aan het School
gebouw op de Breêstraat;
en wel van den 4den tot en met den 16deü December
e. k., dagelijks (de Zondag uitgezonderd), des voor-
middags van half negen tot negen uren, en op Woens
dag en Zaturdag, daarenboven, van twaalf tot twee
uren des namiddags.
En geschiedt hiervan afkondiging door plaatsing
in de Leidsche Courant
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
v. d. BRANDELER, Burgemeester,
v. PUTTKAMMER, Secretaris.
Leiden, 30 November 1871.
Vergadering van den Gemeenteraad van Leiden,
Donderdag, den 14 December 1871, 's namiddags te
twee uren.
Onderwerpen
1°. Benoeming van vier leden in de plaatselijke School
commissie, bij periodieke aftreding.
2*. Benoeming van een lid voor de Commissie der
bewaarscholen.
3®. Benoeming van een hulponderwijzer der 2de klasse
aan de openbare school voor meer uitgebreid lager
onderwijs der late klasse, voor jongens.
4°. Benoeming van een onderwijzer in de natuurkunde
en natuurlijke historie bij het vormend onderwijs.
5°. Adres van Jhr. Mr. J. N. van Puttkammer, hou
dende verzoek om een eervol ontslag als gemeente
secretaris.
6°. Adres van C. M. J. Dejardin, om een eervol
ontslag als 2de hulponderwijzeres der 2de klasse,
aan de 2de afdeeling der openbare school voor
meer uitgebreid lager onderwijs der 1ste klasse,
voor meisjes.
7°. Concept-adres aan de Ministers van Binnenland-
sche Zaken en van Einanciën, in zake den aanleg
eener duinwaterleiding.
8°. Voordragt om den toren der Marekerk, met het
zich daarin bevindend uurwerk, ter voldoening
aan art. 230 der gemeentewet, alsnog te verkla
ren ter openbare dienst niet meer bestemd te
wezen.
9°. Tweede suppletoir kohier der plaatselijke directe
belasting.
10°. Begrooting der dd. Schutterij voor 1872, in ver
band met een bezwaarschrift door den Schutters
raad ingediend.
11*. Voordragt tot de onderhandsche verhuring van
den zolder in de Smidssteeg.
12°. Voordragt tot de openbare verpachting der faecale
stoffen, die verzameld worden in dat gedeelte
van wijk II der gemeente waar het Liemurstelsel
is toegepast.
13*. Voordragt tot tegemoetkoming van schutterpligti-
gen in de kosten hunner kleeding bij de Schutterij.
14°. Voordragt tot het verleenen van afschrijving
van plaatselijke directe belasting 1871, aan onder
scheidene personen.
15*. Adres van M. Loeber, tot teruggave van betaalde
plaatselijke directe belasting, voor den aanslag
van wijlen zijn vader M. Loeber.
16°. Concept-verordeningen op de heffing en invorde
ring eener plaatselijke belasting op de honden.
17°. Adres van Pastoor J. Bots, om vergunning tot
het innemen van 2 vierk. meters gemeentegronds
in de Maria Gijzensteeg, bij de verbouwing van
zijn huis.
Zijn tegen betaling van vijf cents verkrijgbaar tar ge
meente-secretarie.
Lelden, 12 December.
Het Haagsche schaodblad, alias Dagblad van
Zuid-Holland, waarin naar men weet de recht-
schapenste lieden de pen voeren, getuige de
Leidsche correspondent van dit orgaan van den
„bezoldigden laster", is heden onuitputtelijk in
het werpen met modder en slijk.
Het spat naar alle zijden meer vuilnis uit dan
de gereorganiseerde straatreiniging-dienst der re
sidentie in een gansehe week kan verzamelen.
De hoofdredacteur van dit blad, die naar men
weet sedert geruimen tijd naar lichaam en geest
zoo krank en afnemend is, dat men drnk in de
weer is een hem waardig plaatsvervanger met de
lantaarn van Diogenes te zoeken, heeft in zijn
besten tijd het papier zoo niet beklad als dit
heden zijn creaturen doen.
Onderscheidene achtenswaardige staatslieden,
hoogleeraren, verscheidene dagbladen en andere
journalistieke inrichtingen, worden heden met
de smeerkwast bestreken en naast dien modder
poel aanschouwt men een subliem pendant, dat
de heeren Wintgens en Nierstrasz, de schutspa
tronen van het Dagblad, voorstelt, omgeven van
lauwerkransen, door dezelfde verfoeielijke indivi
duen gevlochten.
Ook het Leidsch Dagblad krijgt zijn deel.
„Het Leidsch Dagblad is de bloedhond die evenals
„de naar Engeland gevluchte Commune-mannen
„wraak en moord oproept tegen de rechters, die
„iqonsters als Ferré en Rossel volgens 's lands wet-
„ten hebben veroordeeld."
Wij hebben reeds in de vorige week de arge
loos- en trouweloosheid aangetoond, waarmede het
Dagblad ons artikel over de Fransche commissie
van gratie uit zijn verbaud heeft gerukt.
Wij zwijgen dus hierover en wenschen alleen te
zeggen, dat wij van een „monster" als Rossel boo-
ger dunk hebben dan van de Haagsche rnodder-
commune. Rossel stierf een onverschrokken en
verbeven dood. En biedt den Haagschen pen
voerders eens 't martelaarschap voor hun geschrijf
aan, b. v. in den vorm van een tweegevecht,
dat hun, in parenthesi, door geen man van eer
zou aangeboden worden Zij zouden, even als
weleer de kranke hoofdredacteur tegenover een
nog in leven zijnd ridder van het zilveren kruis,
op hun knieën vallen om vergiffenis te smeekenl
In den aanvang der zitting van de Tweede
Kamer van gisteren, heeft de heer Wintgens,
wiens ijdelheid onlangs door de Arnliemsche Cou
rant zoo geestig is uitgewerkt, eene nieuwe ma
nier van reclame gebezigd om de lezing zijner
redevoeringen bij de natie aan te bevelen.
Hij heeft geklaagd, dat sommige dagbladen,
meer in 't bijzonder de Nieuwe Holterdamsche en
Haarlemmer couranten, zijne redevoeringen slecht
teruggaven, hetgeen vooral 't geval was met
eene repliek die hij aan 't einde van de kamer
zitting van 11. Zaterdag, die tot vijf uren duurde,
op redevoeringen van den Minister van Koloniën
en den heer Fransen van de Putte gaf.
Men had hem daarin „zotteklap" voor gezonde
taal doen bezigen, terwijl de Haarlemsche Cou
rant, wat z. i. nog erger was, gesupprimeerd had
wat haar niet behaagde.
Op den eersten indruk zou men geneigd zijn
met den heer Wintgens van verontwaardiging
te gloeien, maar van naderbij gezien valt er heel
wat op die uitbarsting van toorn af te dingen.
Immers is de sop de kool niet waard, wanneer
men weet dat de heer Wintgens een repliek
voerde, waarin hij, uitgenomen eene nieuwe
beeldspraak, 't zelfde ten gehoore bracht wat bij
den dag te voren en reeds zoo herhaalde malen
tijdens zijn lidmaatschap der Kamer tot vervelens
toe over de koloniale quaestie heeft verteld, en
dat een ieder die er lust toe gevoelt kan lezen
in het Bijblad en herlezen in zijne parlementaire
redevoeringen, uitgegeven bij Gebr. Belinfante te
's-Gravenhage.
Alles in onderling verband en samenhang be
schouwd, komen wij tot de conclusie: dat de heer
Wintgens veel te hard van stal is geloopen.
De Kamer heeft na dezen storm in een glas
water de behandeling van 't budget van koloniën
voortgezet.
Met deze begrooting werden, ter bekorting van
het debat, gelijktijdig behandeld de West-Indische
begrootingen.
Door den heer Fransen van de Putte wer
den eenige amendementen met goed gevolg voor
gesteld.
Op art. 9, kosten voor de landmacht ter be
scherming der Kolonie gevorderd, stelde hij n.l.
twee amendementen voor. Het eerste strekte om
de kosten voor de uitzending van suppletie-troe
pen met 28,786.38 te verminderen, waarvan de
strekking was om het West-Indisch leger op te
heffen. Dit werd aangenomen met 56 tegen 7
stemmen.
Het tweede diende om dienzelfden post te ver
minderen met f 1200 voor de aanstelling van
een auditeur-militair.
Ook dit werd aangenomen en wel met 34 te
gen 29 stemmen.
De Minister van Koloniën kon zich, wat het
eerste amendement betrof, wel met het denkbeeld
dat daaraan ten grondslag lag vereenigen, maar
achtte de bedoelde vermindering thans ontijdig,
terwijl hij de behoefte aan een auditeur-militair,
op grond van achterstand in de rechtszaken, vol
hield.
Na de goedkeuring van artikel 10, werd be
handeld de begrooting van Suriname voor 1872.
Bij de algemeene beraadslagingen beklaagde zich
de heer Heemskerk Az. over onvoorzichtige uit
drukkingen, die de Minister bij eene vroegere gele
genheid zou hebben gebezigd, door het oordeel uit te
spreken dat in Suriname immigranten niet als
vrije menschen zouden worden behandeld en dat
de Nederlandsohe Regeering niet bij maente zou
zijn waarborgen te geven voor eene goede be
handeling dier immigranten. Die opmerking werd
door andere sprekers, ook door den heer Fransen
van de Putte, gedeeld. De Minister van Koloniën
meende in antwoord hierop te mogen volhouden,
dat ook na de emancipatie de herinnering aan
vroegere toestanden niet geheel geweken is, of
dat de vrijgeinaakten reeds nu met de vrijgebo
renen gelijk zouden staan. Intusschen verklaarde
hij, dat het nooit zyne bedoeling is geweest een
blaam te werpen op eenig bepaald persoon en
het ware misschien beter geweest de gewraakte
uitdrukking niet in het opgegeven verband te
bezigen.
De heer van Sijpesteyn ontwikkelde breed
voerig zijne denkbeelden over de West-Indische
zaken, waarbij hij de middelen aanwees, welke
zouden kunnen strekken om Suriname uit ziju
verval op te beuren. Hij beschouwde het subsidie
als de oorzaak van den ongunstigen toestand
waaronder Suriname gebukt ging, en wees uader
de wijze aan, waarop eene geleidelijke verminde
ring en eindelijke opheffing van het subsidie zou
kunnen verkregen worden.
Nadat de onderdeeien dezer begrooting achter
eenvolgens waren goedgekeurd, werd zij met 66
tegen 1 stem, aangenomen.
Daarna keerde de Kamer terug tot Hoofdstuk
IX. (Koloniën).
Eij artikel 14, kosten voor de Laudmacht tot
bescherming der kolonie Curajao ƒ229,938,44, nam
de Minister een amendement over van den heer
v. d. Putte, om dat cijfer met 15,986,06 te ver
minderen.
Bij de behandeling der begrooting van Curajao,
die hier tusschen viel, heeft de heer Nierstrasz
de behandelingen besproken van den voorinaligen
procureur-generaal tegen den tegenwoordigen
gouverneur. De heer Nierstrasz zou in dat geval
dien ontslagen rechterlijken ambtenaar hebben
opgesloten of geïnterneerd naar Bonaire of een
ander eiland; waartegen de Minister van Kolo
niën aanvoerde, dat hij dan zou gehandeld hebben
in strijd met het W.-I. Reg.-reglement.
Ook deze begrooting werd met 66 tegen 1 stem
aangenomen, en daarbij het Hoofdstuk Koloniën
met 45 tegen 22 stemmen.
In het begin der zitting had de Kamer hare
orde en werkzaamheden veranderd en bepaald
dat de behandeling van Hoofdstuk VIII en van
eenige andere ouderwerpen, waarbij de tegen
woordigheid van den Minister vau Binnenland-
sche Zaken, die ongesteld is, wordt vereischt, zal
plaats hebben na die van het wetsontwerp op
de middelen, dat heden aan de orde is.
Voorts werd in deze zitting de heer Godefroi
als lid der Kamer beëedigd.
Het heeft Z. K. H. Prins Frederik der Neder
landen behaagd, voor 4 exernp. in te teekenen
op Sempervirens, weekblad voor den tuinbouw in
Nederland, tevens orgaan van de Koninkl. Ned.
Tuinbouwmaatschappij Linnaeus, waarvan de
redactie is opgedragen aau den lieer H. Witte,
en uit te geven door den Boekhandelaar Centen
te Amsterdam.
Men leest in het Ulrechlsch Dagblad:
Naar men verneemt, zal de hoogleeraar C. W.
Opzooiner, eerst na de Kerstvacantie zijn hoog-
leeraarsambt te Leiden aanvaarden.
De heer J. T. Cattie, candidaat in de philoso
phie aan de U oogeschool te Leiden, is 11. Zaterdag
door den gemeenteraad van Arnhem benoemd
tot leeraar in de natuurlijke historie, de natuur-
en scheikunde aan de Hoogere Burgerschool
aldaar.
Op de aanbevelingslijst tot het benoemen
van een leeraar voor de wis- natuur- en schei
kunde en het boekhouden,aan de openbare school
voor middelbaar onderwijs voor meisjes te Rot
terdam, zijn geplaatst: 1°. de heer J. Tinmieis,
privaat-docent te Leiden2°. de heer A. Bent
hem Gzn., leeraar voor de natuur- en werktuig
kunde aan de school van het genootschap Mathesis
Scientiarum Genilrix te Leiden; en op de aanbe
velingslijst tot het benoemen van een leeraar voor
het handteekenen aan de openbare school voor
middelbaar onderwijs voor meisjes: 1°. de heer
G. M. Kosters, leeraar in het hand-en ornament-
teekenen aan de school van het genootschap
Mathesis Scientiarum Genilrix te Leiden2*. de heer
K. Bes, te Zaandam.
Gisterenavond vierde de Meubelinakers-Ver-
eeniging Welvaart is ons doel alhier, haar eerste
jaarfeest in het koffiehuis de Eendracht. Bij den
aanvang van het feest werden HH. donateurs
de zaal binnengeleid onder de uitvoering van een
feestmarsch en het zingen van een welkomstlied.
Daarna werd door den president de feestviering
geopend en door den secretaris verslag uitgebracht.
Het feest werd vervolgens opgeluisterd door het
opvoeren van twee tconeelstukjes, getiteld: De
Struikroovers van Catabrié of De Onveilige Wildernis en
Hans de kruier in 't verhoor, die door eenige leden
der vereeniging vlug afgespeeld werden. De leden
met hunne dames bleven tot laat in den nacht
recht genoeglijk bijeen.
Hedenmiddag om twaalf uren had een knaapje,
dat zich, in de nabijheid van het Plantsoen, op
het ijs waagde, het ongeluk er door te zakken;
doch werd door twee werklieden, die op het
hulpgeroep zijuer makkers waren toegesneld,
met behulp vau een ladder, die zij op het ijs
legden, gered.
Door de arrondissements-rechtbank te 's-Her-
togenbosch, is, ter aanvulling der vacature van
rechter in dat college, ontstaan door het over
lijden van den heer Mr. W. J. van Beusekom,
de volgende voordracht opgemaakt, en zijn daarop
geplaatst de heeren Mrs.: 1*. E. G. J. Tilrnan,
subst.-griffier bij de rechtbank te 's-Hertogen bosch
2°. Jhr. M. A. Wichers, rechter in de rechtbank te
Appingadam, en 3a. W. D. Bosch Hzo., kantoor,
te Heusden.
Zaterdag is te Utrecht het examen voor hulp
apothekers geëindigd, voor zooverre het zooge
naamd literatisch gedeelte betreft. In het geheel
hebben van 49 December hieraan 27 candi-
daten deelgenomen, waarvan 15 afgewezen en
12 toegelaten zijn. De namen der gelukkig ge
slaagden zijn: D. T. C. Ansingh, van Alkmaar;
H. A. Hooftman, van Boskoop; R. Verlaan, van
Zaandijk; M. J. van der Plaats, van Goenga;
Hendrik Swarz, van Zaandam; J. Timmer Jr.,
van Harlingen; G. H. M. Verlinden, van Bergen-
op-Zoom; G. C. Eijkman, van Nijkerk; A. H.
Nydam, van SneekR. van Riesen, van Grouw
J. B. van Kalinthorz, van Goes, en J. B. Wester-
hoff, van Dinnperk.
Jhr. Berg van Middelburg!), nieuw benoemd
Nederlandsch gezant te St.-Petersburg, is den
22sten November door Z. K. M. den Sultan in
een bijzonder gelioor ontvangen, ter overhandiging
zijner brieven van terugroeping.
De wijze, waarop bij de overbrugging van hel
Hollandsch Diep de overspanningen werden ge
steld, is in beginsel ook in Rusland toegepast.
De Dnieper moest ten behoeve van den spoor
weg Krementchoug-Kroukow worden overbrugd.
De bovenbouw dezer brug, lang 960 meter, rust
op 10, gemiddeld 87 meter van elkander liggende,
pijlers.
De buitengewoon lichte overspanningen, we
gende ongeveer 442 ton, zijn, op drie na, alle
met behulp van steigerwerk gesteld. Uithoofde
van de aanmerkelijke diepte van het vaarwater,
van den sterken stroom en de dikke zandlaag op
den bodem van het vaarwater, moest men voor
het stellen dier drie overspanningen naar andere
middelen dan vaste steigers omzien.
De met de uitvoering van het werk belaste
iugenieur, de kolonel de Struve, heeft daartoe,
behoudens eenige wijzigingen tengevolge van
plaatselijke omstaudigheden, de wijze gevolgd,
waarop de overspanningen op den onderbouw van
de brug aan het Hollandsch Diep zijn gesteld.
Daar de Dnieper echter geen vloed en eb heelt,
was er uit den aard der zaak daarbij niet op
verschillende hoogten van waterstanden, zooals
in het Hollandsch Diep, te rekenen.
Men bracht nu de overspanning op zes vaar
tuigen, elk met inbegrip van de steigerwerken
een gewicht van 115 ton dragende. De vaartui-