N*.
Vrijdag
A0. 1871.
8 December.
ol1, I I v r\ IMJ
STARS-BERICHT EN.
Feuilleton van het „Leidseh
Dagblad".
JOHAN DUVE,
DB fiAHHOVURSCHE PATKIOT,
PRIJ8 DKZKR COURANT.
Voor Leiden per 3 maanden.
Franco per post
Afzonderlijke Nommers
3.00.
3.&5
0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zen- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER ADVERTENT1EN,
Voor iederen regel..v.f 0.15.
I hncmeO aliM re hiaaeidag t
Grootere letter» naar de plaatsruimte die zij beslaan.
BURGEMEESTER Itf WETHOUDERS vak
LEIDEN,
Gezien art. 12, 2® alin., der Verordening van 2
Julij 1866 Gemeenteblad n®. 22) en art. 8, 2® alin.,
der V^ordeniog van gelijke dagteekening Gemeen
teblad n°. 26);
Döèn te weten, dat voor de openbare scholen
voor meer uitgebreid lager onderwijs tot
bet laten Inschrijven van nieuwe leerlingen,
waarvan bij onderzoek blijkt dat zij het onderwijs op
eene der reeda bestaande klassen kunnen volgen, ge
legenheid gegeven wordt
voor die der la klasse, voor jongens, aan het School
gebouw aan de Aalmarkt; v
voor die der le klasse, voor meisjes, aan het School
gebouw aan de Boonimarkt
voor die der 2® klasse, voor jongens, aan het School
gebouw in de Pifler^kej-k^/iaat;
voor die der 2° klasse, voor. meisjes, aan het School
gebouw op de Breèstraat;
en wel van den 4de0 tot en mét den 16deu December
e. k., dagelijks (de Zondag uitgezomerd), des voor-
caicjdags, van hal/ negen tot negenur^n, en op Woens
dag en Zaturdag, daarenboven, van twaalf tot twee
uren des namiddags.
En geschiedt hiervan afkondiging door plaatsing
in de Leidsche Courant
Burgemeester en "Wethouders voornoemd,
v. d. BRANDELER, Burgemeester,
y. PUTTKAMMErR, Secretaris.
Lïidxn, 30 November 1871.
Lelden, 7 December.
In den aanvang der- zitting van de Tweede
Kamer van heden, heeft de Minister van Oorlog,
KI 3 l
de beer Engelvaart, het woord, gevperd en ver
klaard dat blijvende verdeeldheid tuspchen hem en
zijne ambtgenooten over de legerorganisatie''-bij
de wet, hem genoopt heeft zijne portefeuille te
- »v i
stellen ter beschikking van den Koning, en dat
hij niettemip dit besluit zou liebben opgevat,
wegens de strekking en den toon van de olücieele
Kamerstukken in den laatsten tijd gewisseld, en
speciaal dat over het mobilisatie-verslag. Intus-
spben blijft hij bereid zijn budget, zij 't ook als
credietwet, te verdedigen.
Bij de behandeling van het rapport der com
missie over het mobilisatie-verslag hebben de
heeren Stieltjes en Storm van 's Gravesande pro
test aangeteekeDd tegen het gezegde door den
Minister van Oorlog over den toon van 't rapport.
De beslissing over de conclusie is, in de tegen
woordige omstandigheden, uitgesteld tot later;
op denzelfden grond is de discussie over het budget
van Oorlog uitgesteld tot na 't Hoofdstuk Kolo
niën, dat morgen te elf uren aan de orde komt.
Graaf van Zuijlen heeft verlof bekomen tot het
richten eener interpellatie aan de Regeering ter
zake van het defensiewezen.
De geloofsbrieven van den heer Godefroi zijn
onderzocht, en de commissie heeft geconcludeerd
tot toelating van dien heer na eedsaflegging.
Tot zoover loopen de berichten die wij succes
sievelijk in den loop van den dag per telegraaf
ontvingen.
De voortgezette beraadslaging over de begrqp-
tijig van Financiën in de zitting van de Tweede
Kamer van gisteren was vrij interessant, met
het oog op het debat bij de Xde afdeeling (kosten
van den Eeredieust), waaromtrent de bijzonder
heden in dit kort verslag voorkomen.
Vestigen wij vooraf de aandacht op de behan
deling van de daaraan voorafgaande afdeelingen.
De heer de Bruyn Kops besprak bij de Vlllste
afdeelipg liet nut der postspaarbanken, en be
tuigde zijne tevredenheid over de verklaring van
den Minister van Financiën, voorkomende in d.e
Memorie van Antwoord op het Voórloopig Veislag
dezer begrooting, dat deze zaak door hemgeep^-j
.zipq was uit heti opg verloren, en dat bij zijp
Departement aan de voorbereiding inet ernst ge
arbeid werd. De heer de Bruyn Kops trad in
eene eeuigszins uitvoerige beschouwing ten betooge
van de gunstige werking der door hem bedoelde
instellingen. De Minister van Finaciën wees op
de ifioeielijkheden wejke er bestonden om deze
aangelegenheid ,naar behoorea te regelen; daar:
de npodige Bouwstoffen hiertoe in_ overleg met
deskundigen verzameld werden, achtte hij het
oogenblik nog niet gekomen om dienaangaande
in bijzonderheden te treden, ook niet omtrent de
yvijzq en de hoegrootheid van uitkeeringen bij'
het opvragen van ingelegde kapitalen, eene om-;
standigheid wa^rointrent de heer du Marchie van
Voortliuyzen _gewerisclu had de zienswijze van den
Minisgej te vernprnpn.
Oytffl de .artikelen en 47 der Vlllste afdeeling
had ,eepe korte woordenwisseling plaatsde heer
ipzerda sppprde dpu ..ijinjsler aan, firn vajj ^e
bij het eerstgemeld artikel voorgestelde verhoogiog
van jaarwedde voor brievenbessellers en brieven-
.gaarpers geen tp k|arig gebrpik te uipkep, £n te
vyillen toeziep dat geene herbergiers als brieven-,
gaarders aangesteld wierden. De heer Blom wees
op de wenschelijkheid dat onze briefkaarten aan
buitenland,sche correspondentie mochten wordpn
diens|bppr gemaakt. De Miuister van Financiën
verkjaarde dat bij de toekenning van verhooging,
der bezoldigingen van de bedoelde personen steeds
naar locale omstandigheden te werk werd ge
gaan; dat benoeming van herbergiers tot brieven
gaarders in strijd met de bestaande voorschriften
zop zijn; en dat met het oog op de bestaande,
posttractaten bestond om aan het laatst geuit,
verlangen te voldoen.
Bij de behandeling van art. 66 der lX.de af
deeling stelde die heer van Naauien van Etnnes,
na zich vooraf verzekerd te hebben dat bij den
Minister van Financiën daartegen geen overwe
gend bezwaar bestond, een amendement voor,
strekkende om de daarbij uitgetrokken som van
ƒ320,000 met ƒ120,000 te verminderen. Dit voorstel
aloud in verband met de plannen tot oprichting
van een nieuw telegraafkantoor te Amsterdam,
die, naar geoordeeld werd, nog niet zoo spoedig
tot verwezenlijking zouden worden gebracht.
Nadat de Minister aangaande dat onderwerp
eenige inlichtingen had gegeven, werd het voor
stel van den heer Naameü van Emnes met 42 tegen
22 stepimen aangenomen.
Eindelijk was bij de Xde afdeeling (Kosten der
Eeredienst) de beurt aan den heer van Houten. Hij
bestreed mei het oog op Art. 68, betreffende trac
tementen voor nieuwe standplaatsen, voor predi
kanten van Protestantsche kerkgenootschappen,
en Art. 75, aangaande subsidiën ten behoeve van
kerkelijke gebouwen en pastorijen voor het
Roounsch-Katholiek kerkgenootschap, het beginsel
om subsidiën voor eerediensten te verleenen. Hij
deed dit op staatsrechtelijke en politieke gronden,
trad daarbij in herinneringen omtrent den toe
stand onder vorige staatsregelingen, en betoogde
de noodzakelijkheid om den thans gevolgden weg,
in verbaud met de bestaande scheiding tusschen
Kerk en Staat, te verlaten, en de eerste aldus;
niet afhankelijk van de laatste te maken. Het
-tegenwoordige oogenblik achtte hij gunstig om
te besluiten voor het vervolg geene subsidiën in
den bedoelden zin- meer toe te staan. AlleeD
voor het geval van opkomst van nieuwe gemeen
ten en :daardoor ontstaande behoeften zou men,
meende hij, daartoe kunnen overgaan, doch als
dan bij afzonderlijke voordrachten door de wet
gevende macht goed te keuren. Deze beschouwin
gen werden op onderscheideae gronden bestreden
door de heeren van der Maesen de Sombreff,
Heydenrijck, .van Naamen van Eemnes, Luyben
en den Minister van Financiëu. Men was van
oordeel dat van de tot nu toe gevolgde wijze van
handelen, die in het minst geen bezwaar had op
geleverd, in overeenstemming met het gehuldigde
beginsel van scheiding van Kerk en Staat, en in
aauinerking nemende de bijzonderheid dat alinea
2 van Art. 161 der" Grondwet moest worden be-,
séhonwJ als eene aanwijzing om op den weg
van vergoelijking en verzoening voort te gaan,
niét moest worden afgeweken, daar anders
ouuoodig en nutteloos de gemoederen ih eene
zoo teedere quaestio als de onderhavige vér-,
ontrust zouden worden. Daarenboven was nien
bfevréésd dat door aan te nemen het beginsel van
afzonderlijke voordrachten voor liet verleeneu van
nieuwe subsidiën de politieke hartstochten zouden
opgewekt worden, terwijl het beter was de be
slissing daaromtrent aan de Regeering over te
laten, en bij de begrooting uit le maken óf de
aangevraagde sommen te hoog te "achten waren.
De Minister van Financiën zeide nog, naar aan
leiding eener vraag van den heer Luyben, dat
hij het niet tVeoschelijk achtte de aangelegen
heden der kerkgenootschappen, in [plaats van bij
twee, bij slechts één Departement te behandelen
Nadat de heer van Houten zijne denkbeelden
nader toegelicht had werden de algemeene be
schouwingen gesloten. Bij de behandeling van
art. 63 stelde de heer van Houten, in overeen-
j stemming met het besproken beginsel, en daar
de door den Minister van Financiën gegevene
1 inlicntingeu hem niet voldeden op art. 63 een
amendement voor, strekkende om liet aldus te
omschrijven
„Voor personeeie toelagen jaarlijks verleend
wordende ƒ2500"; hetwelk met 38 tegen 26 stem
men werd verworpen.
De héér van 'Houten zeide daarop van zijn
voornemen af te zien om voor te stellen het cijfer
van artikel 75, uilgetrokken voor ƒ18000, met
6400, bestemd voor nieuwe subsidiën, te ver
minderen.
Al de onderdeelen van het hoofdstuk werden
zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Bij
de behandeling van den considerans gaf de heer
van Zuylen van Nyevelt te kennen tegen te zul
ten Stemmen omdat de begrooting iu strijd was
met art. 119 der Grotadwet.
Het hoofdstuk werd met 55 tegen 9 stemmen
aangenomen. ..,T
Tegen hebben gestemd de heeren van Zinnicq
Bergiuaiin, Luyben,, Wiutgens, van Kuyk, van
Wasseneer van Catvyijck, van Zuylen van Nye
velt, Hoffman, Nierstrasz en Heemskerk Az.
Het tegenwoordige tooueeljaar heeft nog niet
zulk een avond in den Schouwburg geleverd als
dien van gisteren.
Voor het eerst waren wij weer getuigen vaii
eene stemming onder het publiek, die alleen door
iets buitengewoons kan verkregen worden.
Uitbundig enthousiasme, zich uitende in da
verend applaus en herhaalde terugroepingen.
Bewijzen van kunstwaardeering en hooge inge-
n'otnenheid, gelegen in het aanbieden van prach-
'ti^e bouquetten van échtenswaardige zijdën.
Kortom eene tevredenheid die algemeen was,
ziedaar de resultaten waarin de Directeur van
het Haagsche Opéra-gezelschap, de lieer Emiie
Marrck, zich* mocht verheugen bij de opvóerrrig
'van Verdi's aanlokkelijke opéra'La Traviala.
Kon het wel anders, waar een zangeres zoo
lalentvdl als Madame Derasse bleek te zijn, de
allesbeheerschende rol van Violetta op dé meest
gelukkige vvijfee'Vervulde.
Haar krachtvolle en zuivere sopraanstem schoot
geen oogeiiblik te kort, én zoowel ib de eèrste
als in de laatste aete, waar liarepartij zeer mdei-
lij'kv is, kweet zij Zich voortreffelijk. De liooge (J
die in de wegslepende aria's van de eerste acte
tweemalen voorkonit werd door haar op éfefle
gemakkelijke en zuivere wijze gezongen, die op
liét publiek een diepèö indruk maakte. Ook haar
spel, vooral in het laatste acte, mag zeer geroemd
worden.
Aan haar komt dan ook hoofdzakelijk de eer
van den avond toe, waarvan het publiek niet
naliet de ondubbelzinnigste blijken te géven.
Twee smaakvolle bloemruikers werdén haar
vereerd en zij genoot outelbare malen de onder
scheiding teruggeroepen te worden.
Mme. Derasse Werd ongetwijfeld uitstekend ter
zijde gestaan door Rodolphè d'Orbel, den heer
Dekeghel, een tenor-léger die eene stein van uiterst
aangenaam, streélend, wellicht wel wat zacht
timbre bezit. Hij zingt echter in den waren zin
des woords, en brengt daarbij een voortreffelijke
ÖF
IENSCHENLIEFDE EN BIJGELOOF.
MAAB HfcT HOOG DUl'pSCH VAN
EiMilliIIE HBIiTRIOHS.
Vervolg.
//Leugen, niets dan leugenl" riep de beul met
fonkelende oogen. "Gij wilt mij mijn slachtoffer
ontrukken. Maar dat zal ik u beletten, ik zal den
getuige doen verstommen."
//Dan zal een ander voor mij opkomen," riep
ie dokter met een donderende stem, een ander,
üe machtigei getuigen zal, dan ik het vermag,
die u als moordenaar en roover op de pijnbank
2&1 brengen. Johan'Duve za^ Jkgi)qen1 en de(kin-
ieren van u eischen, Herman Ebers I En dan wee
u voor deze rechtbank!"
Bleek en ontstel^ zag de beul den dokter aan
en zijn geheels lichaam sidderde bij de zwaarte
van deze aanklacht.
Werd Johan Dure aanklager, dan was hij ver
loren en moest alle smarten, zijnen slachtoffers aan
gedaan zelf doorstaau. I
De dokter trad zonder vrees op hem toe, om
zijne zegepraal over den gevaarlijken vijand voort
te zetten.
vEén middel is er om u van de galg le redden,
Herman Ebers, ja, u voor eene aanklacht te vrij
waren.
z/Noem mij dat middelt" antwoordde deze
zacht.
//Mijnheer Johan Duve, de beste en meest ge
achte burger van Hannover, bezit op dit oogen
blik den kettiDg en den gouden ring, die gij en
uw medeplichtige hem eens ontroofd hebt."
Een doffe kreet van schrik kwam den beul J
over de lippen, de moord had hem het verlies
nog niet doen bemerken.
z/Sopliie hier, en het kind, waarmede Erich
Barnstorff uw hol vroeger ontvlucht is, zijn de,
beide kinderen, die gij met geld 'en goed negen
n geroofd hebt."
Blpek als een lijk en niet in staat een woogd.
te uiten zonk de ongelukkige op een bank
l I
irVermpprd mij ook maar," ging Horn vport,
;/en uw lot is beslist. Wilt gij liet leven en uw
vreeselijk ambt nog verder behouden, doe dan wat
ik u nu zeggén zal."
Hij hield op en luisterde een oogenblik. Al
duidelijker klonk het gelui der stormklok, al,
luider werd het geschreeuw en geraas in de
verte.
„Er is een ongeluk gebeurd," ging de dokter
ijlings voort.
„Wij hebben zeker hoog water, en God de
Heer mag weien, hoeveel onheil het reeds heeft
aangericht. Ik ga in geen geval hedennacht hier
van daan. Gij echter, Herman, ga naar buiten
en breng mij de beide vluchtelingen, Erich Barn
storff met het kind, hier ongedeerd terug, en ik,
zweer bij alles, wat heilig is in den hemel en
op de aarde, gij zult vrij komen en uw ambt
behouden."
De beul zag hem een oogenblik twijfelend aan,
sprong toeü op en verliet het huisje.
Moeder Alckeu lag op hare knieën en mompelde
gebeden, terwijl Sophie rechtóp in haar bed zat
eD met doodsangst in haar schoone gelaatstrekken
den dokter aanzék.
„Sophte," riep deze, vol vreugde naar haar toe
tredende en hare hand aangrijpende.
Het jonge meisje drukte zijne hand met eene
hartstóchtelijke beweging aan haar hart en zag
At .t. u .lo*— J/ui uoJt Jia-.fëbv usuiigoi l
hem glimlachend, met de onmiskenbare uitdruk
king van onbewuste liefde aan.
„Sophie I" fluisterde Horn met eene bevende
stem, „zijt gij mij toegenegen, hebt gij mij
lief?"
„O, onuitsprekelijk," antwoordde zij zacht.
„En Erich?" vraagde hij haar angstig aanziende.
„Gij weet toch wie ik ben?"
„Ericli is mijn bröèder," hernam zij nog zachter
maar gij zijt niijn vriend, mijn goéde engel, dien
ik aanbid. O, veracht mij niet, mijnheer de
dokter."
Met onbeschrijfelijke weemoedigheid en gqnot
bóog Hom neder en raakte haar voorhoofd aan
met de heilige verlegenheid eener reine innige
liefde.
Moeder Alcken echter mompelde gebeden,
dankzeggingen aan den God der liefde en erbar
ming, die dit onschuldige kind den vloek van het
hoofd genomen had.
Wordt vervolgd).