Dinsdag 5 December. N°. 3627. A0. 4871. De laatste executie's in Frankrijk. Feuilleton van het „Leidscli Dagblad". JOHAN DUVE, HAfiHOVRRSCHÏ PATRIOT, BENSCHENLiEFDE EN BIJGELOOF. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT. Voor Leiden per 3 maanden...7.*....ƒ3.00. Franco per postB 3.85 Afzonderlijke Nommers0.05. Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van Zen- en Feestdagen, uitgegeven. PRIJS DER ADVEHTKNTIKN. Voor iederen regelƒ0.45. Grootere letter» naar de plaatsruimte die zy beslaan. Er zijn menschen die beweren, dat er geen sbsolute deugd, noch absolute misdaad bestaat, at beiden slechts afhangen van de omstandig heden waarin de mensch verkeert. Die leer mag men veilig aanmerken als eene der gevaarlijkste voor de publieke moraliteit; men moet eu kan baar met alle kracht bestrijden. Maar dat neeint niet weg, dat zich somtijds enkele daadzaken voordoen, die er on9 uit wanhoop bijna toe zouden brengen, genoemde leer te omhelzen en inderdaad aan alle deugd om der wille van de deugd zelve te gaan twijfelen, alle misdaad slechts te beschouweu als eene handeling, die door de maatschappij nu eenmaal als slecht wordt gebrandmerkt, doch wat hare inwendige waarde betreft met iedere andere daad gelijk staat. Zulke gedachten bezielden ons toen wij de be schrijvingen der executies lazen, die in den laatsten tijd op bevel der commissie van gratie hebben plaats gehad. Wij zullen ons nader ver klaren: Te Parijs hebben gedurende de revolutie van 18 Maart vreeselijke tooneeleu plaats gehad- Geheel Europa sidderde bij de verhalen over de vernieling der schoonste gebouwen, de geweld dadige handelingen der kortstondige bewinds mannen, maar vooral over den moord van de 'weerlooze gijzelaars. En terecht was Europa in verontwaardiging ontstokende slachting van den aartsbisschop en zijne ongelukkige lotge- nooten was een daad van wreede en lafife wraak zucht. Hij die zich aan dergelijke handelingen schuldig maakt is inderdaad waardig, dat de algemeeDe verachting hem verplettere, ja zelfs dat hij op een of andere wijze uit de beschaafde samenleving worde geweerd, Dergelijke handelingen zeiden wij, en wij consta- I teeren voor de duidelijkheid nogmaals, wat wij daarmede bedoelenHet vermoorden van weer looze personen, zonder noodzakelijkheid, door een geest van wraakzucht en schandelijke wreedheid gedreven. En na deze ondubbelzinnige omschrijving vra gen wij: waaraan maakt zich de commissie schul dig, aan welke Frankrijk de schooue taak heeft opgedragen, de strengheid der wet, voor zoover het met de algemeene veiligheid bestaanbaar is, verzachten, met de gevoelens van rechtscha- lenheid en menschelijkheid overeen te brengen? Ons antwoord op die vraag is in volle overtui ging: Die commissie maakt zich schuldig aan de lafbartigste en wreedste moordtooneelen, die ooit op het hoofd van eenig sterveling de publieke verachting hebben opgestapeld. De elementen, die ons de daad der communards als schandelijk doen brandmerken zijn bij hare handelingen allen in grootere mate aanwezig. Moord. Want wat is het anders wanneer men iemand, wiens lot ons in de hand werd gegeven, als een hond doet nederschieten Of houdt eene dergelijke handeling op, moord te leeten, wanneer men haar verricht onder be dekking van den arm der wet, wanneer men haar kan begaan in de overtuiging er niet'voor te zullen worden gestraft? Neen, zij wordt er des te schandelijker en laffer om. De mannen der commune hadden voor hunne daad nog twee verontschuldigingen, die voor de commissie van gratie (wij vragen vergeving voor het misbruik van dit schoone woord) niet zijn aan te voeren. Vooreerst gebruikten zij de gijzelaars als een middel om de executies en mishandelingen hun ner eigene partijgenooten door het leger van Versailles te verhinderen. De moord geschiedde als gevolg van eene bedreiging, en had dus, hoe wel zij er even schandelijk om blijft, eenig rai- son d'être. Ten tweede wisten zij die de daad begingen, dat zij er vreeselijk voor zouden worden gestraft, indien zij in de handen der gerechtigheid vielen. Noch het een, uoch het ander is bij de commis sie van gratie het geval. De moord van Rossel en Gaston Crémieux heeft geen raison d'être. Geen van beiden hebben zij zich aan gewone mis daden schuldig gemaakt; hun misdrijf draagt een uitsluitend politiek karakter. Wil men als raison d'être aanvoeren, dat zij voor de maat schappij onschadelijk moeten worden gemaakt wij antwoorden: de menschelijkespitsvondigheid heeft vele en afdoende middelen uitgevonden waardoor hetzelfde doel wordt bereikt. Wij constateeren dus vooreerst dat de executie van Rossel en Crémieux (om ons bij deze twee ongelukkigen te bepalen) een noodelooie moord moet genoemd worden. Wreedheid. Wij behoeven dit karakter van de handelwijze der commissie van gratie niet nader aan te duiden voor hen, die bekend zijn met de roerende smart der ouders en betrekkin gen vaD de twee slachtoffers, met hnnne pogingen om het leven der geliefde zonen en broeders zelfs in verwisseling met eeuwlgdurenden dwangarbeid (I) te redden, met de omstandig* heden, waaronder de beide jeugdige en kracht* volle mannen in koelen bloede zijn neergeschoten. Weerloosheid der slachtoffers. Hiervoor is geen nadere toelichting noodig. Wraakzucht. Wij willen niet beweren, dat alle leden der oom missie tegen hun geweten in, hun vonnis hebben uitgesproken. Wanneer wij van de commissie spreken bedoelen wij dan ook voornamelijk die leden er van, die, zooals reeds bij hare samenstelling werd voorspeld, slechts bezield waren met den lafhartigen lust om op de „rooden" een bloedige wraak te nemen. Zij zijn de ware moor denaars en zij zijn verscheidenen. Helaas, toen de commissie werd verkozen was de vertegen woordiging nog voor de groote meerderheid uit reactionairen en legitimisten samengesteld, waar van velen niets liever wenschten dan hun haat voor de revolutie kenbaar te maken door hevige maatregelen. De commissie is dan ook voor een gedeelte uit die mannen samengesteld, en de wet, de vertegenwoordigster van het recht, geeft hun het middel in de band om eeD lagen hartstocht in het kleed der rechtvaardigheid te hullen 1 Wij hebben hiermede yrij duidelijk ODze mee ning over de commissie van gratie blootgelegd. Wij durven het ronduit erkennen, dat wij ver-| scheidene harer leden niet hooger schatten dan de moordenaars der commune. Niet in het vuur van den strijd, niet terwijl hare hartstochten zoo als bij de Parijzenaars het geval was werden opgewekt, heeft zij mannen doen ter dood bren gen, die waarlgk (wij hebbeD, het in dit blad vroeger reeds aangetoond) zulk een lot niet ver dienden. In koelen bloede tegen de warme pleit rede van den president der Republiek in, hebben zij hun wapen (den arm der gerechtigheid!) op geheven om hunne slachtoffers te treffen. En dit is hetgeen wij meenden, toen wij zei den, dat de commissie van gratie ons er bijna toe zou brengen te gaan gelooven, dat misdaad geen misdaad meer is, wanneer de menschen of liever de machthebbenden in de wereld haar eenvoudig niet als zoodanig gelieven te beschou wen. Geen wrekende hand zal zich uitstrekken naar die leden der commissie, die uil wraakzucfji hunne uitspraak hebben gedaan. Zij zullen in het parlement blijven spieken over de rechten de* volks, over het heil des lands, over de zedelijk heid eu ontwikkeling der natieI Zij zullen piel naar Toulon of Nieuw-Caiedonië worden gezon den, maar met uiterlijke eer en grootheid om geven blijven. Mapr iu het hart van alle weldenkende menschen zullen die aanzienlijke uianuen weg- krimpen tot nietige, wanstaltige gedrochten. Zoo liuu eigen geweien hun niet te eeuiger tijd zal gaau knagen; zoo het berouw over hunne handel wijze hun het uur des doods niet tot het piju- lijkstc huns levens zal makendan zal hen toch de verachting vau vele brave uieiiSchen, en, wat meer zegt, de vloek van ongelukkige ouders, broeders en zusters niet alleen op huil verderen levensweg, maar ook bij hunne ufreize naar de eeu wigheid vergezellen! Leiden, 4 December. De Tweede Kamer der Staten-Generaal heeft; gelijk gemeld is, Zaterdag de beraadslagingen over het budget van Binnenlandsche Zaken ten einde gebracht en dit hoofdstuk der Ötaatsbegroo- ting voor 1872 met 62 tegen 5 stemmen aaugc- nomen. De conservatieve pers heeft aan dien uitslag elk politiek karakter trachten te ontnemen door den heer Heijdenrijck als woordvoerder der op positie te proclameeren, toen dit lid bij de be weegredenen van Hoofdstuk V aan de stem die hij er vóór zon uitbrengen politieke beteekenis ontnam. lntusschen verdient opmerking dat dit lid zeer inconsequent te werk ging. Terwijl hij toch voor opstelde dat uit zijne stem geen politieke gevpjg- trekking kon worden afgeleid, besloot hij met te verklaren dat die 6teui toch wel eenige beteekenis had. Immers de Minister had zich niet af keerig be toond van eenig initiatief in zake van het Lager onderwijs af te wachten. Dit feit nu merkte de heer Heijdenrijck zeer ten onrechte aan als een verschilpunt tusschen den heer Thorbecke en de liberale partij, die de schoolwet ongewijzigd wil houden. Uit aanmerking hiervan wenschte bij -den Minister in de gelegenheid te stellen dus door aanneming der begrootiDg zijne partij te bekeeren. Zeer ten onrechte, schreven wij, want heeft niet de liberale partij steeds haren tegenstandera ip zake het onderwijs toegeroepen: „Komt met uwe voorstellen en wij zullen onderzoeken. Van ons is echter geen initiatief te verwachten." Als nu denbeer Heydenryck meent dat er in de woorden .van den heer Thorbecke eene wij dere strekking gelegen is, dan heeft zijne stem, en hebben bijgevolg ook de stemmen der oppositie, wel degelijk een politiek.-karakter, van dien aard nogtans dat de liberale,partij daarmede weinig op Reeft., iaribulg sb De beiiandeling van de begrooting werd hervat Ifij Art. 209; B.ubsidiëo, toelagen en verdere uit gaven voor de nijverheid en den laudbouw en daartoe strekkend onderwijs uitgetrokken voor 1%iïRfii feoel jan n»v MÓhJMiib alilaasn t>U Hierop stelde de heer van Lyoden van Sanden- burg een uuieudemeiH voor,, strekkende om die som niet f 30UO te verhoogen, om eene bijdrage te yeyieenen ter bevordering van de beluugeuder JNyde.rlfiudsclie .nijverheid py gelegenheid der in j8J3 te .Weeueu te jioudeu wereldteiHoons|teHing. Dit bleek echter eene voorbarige en ontioodige poging te zijn, daar de Minister van tSiunpuJaDd- sche Zaken verklaarde, van plan te zijn om de JNederlandSche nijverheid en kunst bij die gele genheid ie helpen,,indien ujlgebreide deelneming aan die .tentoonstelling van haar te verwachten ,Yvjas,i,Ip, dit geval zou hij bij een aizonderlijk -vyetsontw.Qrp; gpt het. bedoelde einde indienen. Den jieer vaq Lijnde» scheen deze verklaring niet hijzonder gerust te stellen,, Hij handhaafde gijn amendement, niet het gevolg,even wel,dat de Kaïner het piet 5i tegen 11 stemmen verwierp. Volgens het vroeger genomen besluit keerde de Kamer terug tot art. 83, waarbij werden aange vraagd f 660,000 tot verbetering en onderhoud van het Hillegat. De Kamer bleek ook nu ongenegen te zijn, dezen post toe te staan, en wel voornamelijk afgaande op het advies der technici, die ook thans van oordeel bleven dat de zaak nog niet rijp voor beslissing kon heeten. Hoewel de Ministers van Binnenlandsche Zaken en van Marine zich benepen op de adressen van den waterstaat eu op de urgentie om dit werk tot stand te doen komen, verwierp de Kamer de voordracht met 37 tegen 27 stemmen. De zaak zelve werd hierdoor minder getroffen, dan wel het oordeel uitgesproken dat de Kamer in een breedvoeriger onderzoek wenscht te treden of er aan de uitvoering van dit werk zoo groot een behoefte is. Na de aanneming der begrooting is zonder beraadslaging met algemeene stemmen besloten: a. tot de prise en considération van het voorstel OF NAAR HET HOOGDTJITSCH VAN EMILIB HEIiTRICHS. Vervolg. Erich gehoorzaamde werktuigelijk en mompelde een ontzettende uitdrukking in het gelaat iDe achtste Januari 1 Het verderf is in mijn huis Zwijgend verlieten de beide mannen het huis, ge bokt en diep bewogen. De oude, vrome, rechtscha- >ene wollenwever was een moordenaar geworden. >Ga mede naar mijn huis, doktersprak Johan 'uve zacht. Daar zal ik u eene geschiedenis ver ben, die voor dezen avond past. Zio, ik heb een ïlechtigen eed gedaaD, om door vlijt en verstand ^dom te verwerven, om de wereld, vooral mijne vaderstad, nuttig te zijn en de plannen, die ik in mijn boezem omdraag, tot welzijn van ihet algemeen ten uitvoer te brengen. Daartoe, deok ik, bestaat de rijkdom en dan eerst brengt hij den zegen, die in eene onbekwame of kwaad aardige hand zoo lichtten vloek wordt. Zie ik echter, zoo als hedenavond, in de tijdruimte van weinige mi nuten zooveel onheil en ellende vanenkeleuopeen gedrongen, dan is het mij, als ware alle hulp ver geefse!), en koin ik mij zeiven niet mijne groote plannen zoo klein en machteloos voor. Het was mij toch niet eens mogelijk mijne bedienden tot gehoorzaamheid te dwingen. Het ongelukkige bijgeloof was sterker dan alle macht en geweld (Ier rijken en dat te bestrijden, daartoe gevoel ik mij te zwak." „Het bijgeloof wordt door al het goud der aarde niet overwonnen," sprak de dokter tot Johan Duve. „Zie, mijnheer Johan, dat kan slechts de weten schap tot stand brengen." „Maar de wetenschap stak nog zelve drie jaar geleden in onze vaderstad den brandstapel aan voor de ongelukkige Adelheid Alcken," zeide Johan Duve het hoofd schuddende. „De universi teiten zeiven hebben het vonnis uitgesproken en het bijgeloof geheiligd." „Gij hebt gelijk, mijnheer!" antwoordde Horn. „Het verheugt mij van harte, dat wij daarin overeenstemmen. Ook ik beklaag, ja veroor deel dit bijgeloof en heb daarom mijne genees kunde aan de armen en onwetenden toegewijd, om misschien hier of daar een lichtje aan te steken en het ergste bijgeloof te verminderen. Tot profeet der waarheid voel ik mij niet geroe pen, mij ontbreekt de kracht tot het martelaarschap, en zonder deze kan geen profeet op aarde zege vieren. De volgende eeuwen zullen echter ook dezen nacht doen verdwijnen, totdat eens in nog later tijd de zon der waarheid alles zal be stralen en de aarde weder tot een paradijs ma ken." „Wij staan hier nu waarlijk niet in het para dijs," sprak Johan Duve met een goedig lachje, „en daar uw paradijs slechts in het verre verschiet bestaat, willen wij nu onder dak zien ie komen, opdat wij ons in dit vreeselijk weder geene verkoudheid op den hals halen." Zij stonden voor het groote huis van den rijken koopman in zijde, dat bij de Altstadter markt was. Midden op de markt stond een kunstbron, met de mythologische figuur van Actaeon ver sierd. Deze had gouden horens en wees met zijne jachtspies naar Duve's woonhuis. Met groote vreugde werd de huisheer ontvan gen, daar zijne familie reeds ongerust over hem begon te worden. Mijnheer Johan was een even goed en trouw jhuisvader als vaderlander, een man met de zeld zaamste deugden versierd, aan wien zijne va derstad nog altijd de burgerkroon verschul digd is. Hij begroette de zijnen vriendelijk en liet toen den dokter in zijne kamer, waarop hij de deur sloot, twee stoelen bij de tafel schoof, tegenover pijn gast ging zitten en het pakje met de vonden kleinooden te voorschijn haalde. „Bezie dit vrouwenbeeld eens, dokter 1" begon ,hij op diep bewogen toon. „Is het niet schoon als van een engel uit den hemel?" Hom bekeek het een oogenblik, toen riep hij /,deze vrouw ken ikl Hoe komt gij aan dat por tret, mijnheer Johan?" „Welk een vraag, mijn vriend I Heb ik het den doode niet afgenomen „Ja juist I ik ben zoo in de war, de gelijkheid is pok te groot." „Leeft zij dan vraagde Duve bijna buiten adem. „Dwaalt gij niet, dokter? Om Gods wil, mis leid u zeiven, maar mij niet. Geluk en rust han gen voor mij daarvan af. Mijn halve vermogen wil ik met vreugde aan mijne vaderstad opoffe ren, wanneer gij mij bericht kunt geven over een wezen, dat naar deze beeltenis gejükp" „Vergeef mijne verlegenheid, mijnheer Johan

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1871 | | pagina 1