niettegenstaande liet ontslag van De Decker
dan ook van art. 21 der Belgische constitutie
ior nog onbekende personen gebruik gemaakt.
de Brusselsche burgers uit te noodigen tot
il ouderteekenen van eene petitie aan den koning
het ministerie zijn ontslag te geven. Door
plakking aan de muren van verschillende ge-
usven worden zij verwittigd, dat in het Casino
nnt-Hubert tot aan den 30sten November van
tot 4 uren het stuk ter ouderteekening ligt.
teer gematigden toon wordt daarin aan zijne
sjesteit te kennen gegeven, dat de houding der
Leering, vooral in de laatste dagen, de veront-
aardiging der burgerij heeft opgewektdat door
meerderheid in het parleqient eene discussie ge-
Lord is, die bestemd was ont licht te verspreiden
Laan de manifestatiën niet door de mannen met
Uien en petten, maar voornamelijk door de ge-
[■(ii burgerij is deelgenomen. „Daarom," zoo
Ljigt de petitie, „kbmeli wij u niet alle oprecht-
ja], die onze plicht ons gebiedt, verzoeken, uw
rouwen aan de ministers te onttrekken, (want
.ebben het miskend, zoo niet gecompromitteerd)
om eiken anderen radicalen maatregel te ne
en, die de gemoederen weder tot rust kan
lengen, daar het ontslag van den gouverneur
id Limburg eene geheel secundaire quaestie
[worden is."'
Van wièn deze petitie uitgaat is, zooals wij
s zeiden, onbekend; doch zonder twijfel zal
in de tegenwoordige omstandigheden eene
senigte onderteekeniugeu krijgen; de opsteller
ielt terecht gedacht dat men het ijzer inoest
neden terwijl het heet is, en wij kunnen
iet ontkennen, dat het ons groot genoegen zou
oen indien de plaats gehad hebbende gebeurte-
issen uitwerkten, dat in het vervolg in België
een auder aanbeeld dan het clericale werd
u.
)tMoniteur, zooals een telegram ons meldt, weder-
■rak gistereu hetgeen de burgemeester Aospach
een brief aan de Indépendance verzekerd had,
imelijk dat de benoeming van den heer De
tecker aan Zijne Majesteit was opgedrongen.
Het kabinet alleen is voor alle benoemingen,
e aan 's konings handteekening waren onder-
orpen, aansprakelijk", zoo zegt het officiëele blad.
it is volkomen waar en noch de heer An-
>ach, noch iemand anders zal het tegenspreken.
burgemeester heeft dan ook volstrekt de ver-
ntwoordelijkheid niet op den koning willen
ihuiven; integendeel heeft hij alle (mogelijke
irlreerde opvatting van het volk willen voor-
omeD, door aan te toonen, dat de koning slechts
jor grooten aandrang tot de benoeming is gebracht.
dit wordt ons nog nader bevestigd door den
Itoile BtIge, die de volgende verzekering geeft van
Iheigeen gebeurd is, toen de Minister van BiDnenl.
ken de beDoeming aan 's konings goedkeuring
derwierp„Zijne Majesteit beproefde gedurende
ieer dan een uur, het kabinet van zijn plan af
brengen, en hij liet zelfs, zoo verzekert men
is, den heer De Decker ontbieden om hem te
irzoeken, voor de betrekking te bedanken. De
linisters hielden echter vol, en wel met zulk
:n aandrang, dat bij den derden aanval de ko-
ing gemeend heeft te moeten wijken voor de
reiging, dat het kabinet zijn ontslag zou
men."
)e Monileur heeft nog een even vertrouwbaar
menti gegeven over een ander punt, dat het
«nisterie werd ten laste gelegd. De Echo du Par
lent en verscheidene andere bladen hadden na-
lelijk medegedeeld, dat de verkoop der liberale
aden aan het spoorweg-station te Namen door
regeering verboden was, zoodat alleen decle
icale bladen er werden rondgevent. De Moniteur
weert daarop, dat de venter der liberale bladeu
nvoudig door den stations-chef was geweerd
idat hij te hard schreeuwde en de passagiers
lastig viel, door zelfs op de trede der wagens
klimmen (alsof de couranten-jongens dat niet
Itijd doen De Indépendance nu heeft de zaak onder-
iht en bevonden, dat de verkooper der liberale
tóen van het plate-forme is geweerd, omdat
'j in de stad, dus buiten het station, eene levens
hrijving van den minister Wasseige verkocht
ivoor dit hoofd der openbare werken juist niet
tiend was te noemen
ie Ind. Beige wijdt een artikel aau deoordeel-
[dliugen der buitenlandsche bladen over de on
|e'tgeldheden te Brussel. Velen, zoo zegt het
schijnen te gelooven, dat er in België een
'an die hevige bewegingen aari den gang is, die
tronen doen sidderen. Niets is minder waar
is eenvoudig op gematigde wijze gemanifes-
rd tegen de handelingen van het kabinet. Dat
niet (ot betreurenswaardige uitersten is ge-
■men, waarover sommigen zich schijnen te ver
onderen (en hier heelt de Ind. klaarblijkelijk
"loog op'de Fransché bladen) dit komt doordat
'j in België eene vrijheid bezitten, die elders
'"gekend is. Indien, zooals wij in naburige
"den herhaaldelijk hebben gezien, aan de mani-
"datie militair geweld was overgesteld, dan
'tóden misschien dergelijke treurige tooneelcn
''aats gehad. Maar goddank zijn de troepen in
kazernen gebleven (al had de regeering het
k anders gewenscht) en de plaatselijke politie
e' de burger-garde ziju volkomen in staat ge
weest, de wanordelijkheden te beletten. De toe
gebrachte schade bedraagt niet meer dan eenige
franken.
TELEGBAMMEN.
Berlijn, 27 November. In de troonrede, waar
mee de Koning-Keizer heden den Landdag heeft
geopend, wordt allereerst dank betuigd voor de
verhevene houding des volks tijdens den laatsten
oorlog, en gezegd dat aangezien aan het Duitsche
Rijk thans de zorg is opgedragen voor de natio
nale macht en veiligheid, de Pruisische volks-
ertegenwoordiging zich met des te meer kracht
kan wijden aan de ontwikkeling van de binnen-
landsche instellingen.
Verder worden in de troonrede een aantal
wetsontwerpen toegezegd. Tegenover de beweging
op kerkelijk gebied zal de Regeering vasthouden
aan de zelfstandigheid van het Staatsbestuur in
de handhaving van de burgerrechterlijke instel
lingen en tevens naast de zelfstandigheid der
kerken en godsdienstige vcreenigingen degeloofs-
en gewetensvrijheid van het individu beschermen.
Ten einde de constitutioneele toepassing van deze
grondbeginselen te verzekeren, zullen aan den
Landdag wetsontwerpen worden voorgelegd be
treffende het huwelijk en de regeling van den
burgerlijken stand en de rechterlijke gevolgen
van het verlaten van een kerkgenootschap.
Ten behoeve van het openbaar onderwijs wor
den zeer belangrijke middelen aangewezen tot
vervulling van vele totdusver niet bevredigde
behoeften.
Parijs, 27 November. Bij de verkiezing van
.emeenteraadsledeu te Parijs zijn gekozen de
heereuHerison, Thulie, Nadaud, radicalen, en
Dupwy, conservatief.
Rome, 27 November. Frankrijk's zaakgelas
tigde is alhier aangekomen. Hij zal de opening
van het Parlement bijwonen even als alle bij
het hof geaccrediteerde diplomaten.
De Fanfulla zegt, dat de Paus aan alle superieu
ren van geestelijke corporaties te Rome heeft
verzocht het Vaticaan niet te verlaten. De Paus
heeft van het voornemen om het Vaticaan te
verlaten geheel afgezien.
Brussel, 27 November. De Indépendance zegt:
men verzekert ons, dat heden een Ministerraad
is belegd om te beraadslagen over de quaestie
of de leden van het kabinet hun ontsla zouden
indienen.
Men verwacht morgen in de Kamer eene
interpellatie van een lid der linkerzijde, betref
fende het ontslag van den heer Dedecker.
Het Journal de Bruxelles weerspreekt het
gerucht, dat het Ministerie zijn ontslag zou aan-
vraagd hebben.
Londen, 27 November. Volgens het uitgegeven
bulletin heeft de Prins van Wales een kalmer
dag doorgebracht. Sedert heden ochtend heeft
zich geeue belangrijke verandering in de ziekte
verschijnselen voorgedaan.
Weenen, 27 November. De avondbladen mei
den dat, aangezien de heer Grogolski zich heeft
teruggetrokken, de onderhandelingen met graaf
Ludwig Wodzicki wegens zijne toetreding tot
het nieuwe kabinet zijn afgebroken.
Rome, 27 November. Heden is de zitting van
het Italiaanscne parlement door den koning ge
opend met eene troonrede, waarin wordt gecon
stateerd dat Italië aau zich zelve en aan Rome
is teruggegeven.
„De ontwerpen van wet, welke u zullen
Worden aangeboden ter regeling van den toe
stand der geestelijke corporaiiën, zullen over
eenkomstig zijn met de liberale beginseleu en
alleen betreffen de persoonlijke rechtsgeldigheid
en de regeling van den eigendom, terwijl die
geestelijke instellingen, welke een deel uitmaken
aan het algemeen beheer der kerk, onaangetast
zullen worden gelaten."
De Koning gaat verder aldus voort:
„Thans, nu Italië zich geconstitueerd heeft,
moet onze eerste zorg. zijn, om zijn bloei te be
vorderen door het herstel der financiën. Eene
leening zal ons in staat stellen om de middelen
tot versterking onzer militaire organisatie te vin
den doch onze vurigste wenschen zijn voorden
vrede, er is mets dat ons voor verstoring van den
vrede zou kunnen doen vreezen. De organisatie
van het leger, de vernieuwing der bewapening, de
werken tot verdediging van het grondgebied des
rijks vorderen echter langdurige en nauwgezette
overweging; e-j inen zou ons later met recht
strenge rekenschap kunnen afvragen, indien wij
hierin nalatig waren. Er zullen u dan ook voor
stellen in dien geest worden aangeboden."
In de troonrede wordt vervolgeus de indiening
toegezegd van verscheidene wetsontwerpen be
trekking hebbende op de binnenlandsche admi
nistratie, en de hoop te kennen gegeven, dat de
voltooiing der nationale eenheid tot gevolg zal
hebben dat de worstelingen tusschen de verschil
lende partijen zich door minder hevigheid zullen
kenmerken.
Londen, 28 November. De Koningin zal heden
of morgen den prins van Wales bezoeken,
Het heden uitgegeven bulletin meldt, dat
de prins van Wales een rustiger nacht heelt
doorgebracht. De ziekteverschijnselen verminderen
in hevigheid.
De Morning Potl deelt mede, dat te Liverpool
berichten uit Mexico zijn ontvangen, loopende
van Matamoras tot den lOden en van Monterey
tot den 4den November. In die berichten wordt
o. a. gemeld, dat een expeditie met fourrages in
de nabijheid van Saltillo door de rebellen is
teruggeworpen. Trenito had Heclos en Nuitras
bevestigd en maakt zich tot den aanval gereed.
Oscobedo had de gezamenlijke strijdkrachten
waarover hij beschikt, aan de regeering aange
boden. De regeeringstroepen. onder generaal Con-
sira, te Nuevo Leon en Navamio staande, keer
den terug om Monterey aan te tasten. Naar men
beweerde, wachtte Carvajal op het geschikte oogeu-
blik om Tamanlipas in opstand te brengen.
laatste berichten.
(Per Telegraaf). 's-Geavenhage, 28 November. In
de zitting van de Tweede Kamer der Staten-
Generaal van heden werd de discussie over de
hegrooting van het Departement van Binnenland
sche Zaken hervat. Nopens hetHillegat zijn nieuwe
stukken van het Departement van Marine inge
komen, waarna op voorstel van den heer Fransen
van de Putte, de verdere behandeling van het
laartoe betrekkelijke artikel op nieuw werd uit
gesteld tot bij 't laatste artikel van het Hoofdstuk.
Daarna werd artikel 89, nopens den Rotterdam-
schen waterweg, na eenige discussie aangenomen.
Vervolgens was aan de orde artikel 108, rente
en subsidie der Auisterdamsche kanaalmaat
schappij. Morgen voortzetting.
's-Geavenhage, 28 November. Bij Kon. besluit
van 26 dezer is de heer Jhr. J. van Berensteijn,
thans ontvanger der directe belastingen en accijn-
sen te Bodegraven c. a„ benoemd tot ontvanger
der directe bel., in- en uitg. rechten en acc. te
Weesp c. a.
De afdeelingen van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal hebben hedenmorgen onderzocht
le volgende onderwerpen: 1°. Voorstel van den
heer Begram c. s. tot afwijking van de regels
Ier gemeentewet omtrent plaatselijke belastingen
ten behoeve van de gemeente Gorkum 2®. Trac-
laat tusschen Nederland en Groot-Brittannië be
treffende Sumatra; en 3°. Bevordering van den
aanvoer van vrije arbeiders in de koloniën Su
riname.
Het Weekblad van het Regl deelt mede: „Door de
arrond. rechtbank te Sneek is ter vervulling der
vacature, ontstaan door de benoeming van den
lieer Mr. M. van Heioma tot raadsheer in het
Prov. Gerechtshof van Friesland, de navolgende
voordracht opgemaakt1°. Mr. C. F. G. de Men-
thon Bake, subst. griffier bij de arrond. rechtbank
te Almelo; 2®. Mr. H. de Ranitz, griffier bij het
kantongerecht te Lochem3°. Mr. C. W. D. Pape
subst.-grifiier bij de Arrond. Rechtbank te Assen,
inet het lot tegen Mr. J. W. Telling, procureur
bijde Arrond. Rechtbank te Sneek.
STATEN-GENEBAAL.
TWEEDE KAMER.
Aan de Memorie van Toelichting van het ingeko
men wetsontwerp tot wijziging der wetten van
19 Augustus 1861 Staatsblad n®. 72) en van 22
April 1864 Staatsblad n®. 22) betrekkelijk de natio
nale militie, is het volgende ontleend
1. Het maximum van sterkte der militie vol
gens de wet van 1861, na aftrek van 3000 man
voor den dienst ter zee, 52,000 voor dien te land,
zou ook nu nog voldoende zijn, indien dat cijfer
werkelijk verkregen wierd. Doch dit is, bij be
perk ng der jaarlijksehe lichting tot 11,000 man,
onmogelijk. De in dienst zijnde lichtingen toch
ondergaan voortdurend vermindering, door over
gang van miliciens bij de zeemacht en de koloniale
troepen, door overlijden, door ontslag wegens na
de ulijving bekomen lichaamsgebreken, door
desertie en door strafrechterlijke veroordeeliugen,
welke verwijdering uit den dienst ten gevolge
heiben. Die vermindering bedraagt in de vijf
jaien ruim 14 percent. Daar ook de sterkte der
zetuiilitie in bijna gelijke reden afneemt, zal men,
ter bereiking vau het maximum vau 55,000 man,
jatrlijks ongeveer 13,000 miliciens moeteu kunnen
liciten. Vijf lichtingen van dat cijfer zullen dan
eeie sterkte opleveren van 66,000 man.
Trekt men hiervan af 14 percent
.•oir vermindering welke dein dienst
zijide lichtingen hebben ondergaan 9,100
dan blijven over 55,900 man.
laar nu door buitengewone sterfte of andere
oiistaiidigheden het verloop der lichtingen de
14pereent zou kunuen ov rtreffen, is het maximum
mart. 2 der wet p geen lager cijfer dan 13,000
min te stellen.
iet grooter aautal miliciens zal iutusscheu
wiinig honger uitgaven vorderen dau bij eene
liciling van 11,000 man uoodig waren. De inili-
cidis toch kunnen, wat den tijJ voor hunne eerste
oeeniug betreft, in twee categoriën u orden ver
dekt, waarvan de eene korter tijd tot eersie
oeenmg onder de wapenen wordt gehouden, en
lie mogelijk wordt een grooter aantal manschap-
pa te kleeden en te oefenen, zonder voor het
gaeel de jaarlijksehe uitgaven aanmerkelijk op
te voeren.
i 2. Dat de voorgestelde verhoogiug van het
mximuui der jaarlijksehe lichtiugen den druk
de militie voor de ingezeteueu met bovenmatig
za verzwaren, wordt door de uitkomsten der
seert de invoering der tegenwoordige militiewet
gdane lichtingen aangetoond.
loordat de bevolking voortdurend toeneemt,
ei derhalve de verhoogiug der jaarlijksehe lichting
to een maximum van 13,000 man, over het ge
hele Rijk berekend, geen te groot bezwaar voor
dimihtieplichtigen zal opleveren, zou echter, gelijk
di oudervindiug heeft aangetoond, de verdeeliug
vn het aantal te lichten manschappen, over de
ppviuciëu en de gemeenten, eenig tekort op de
Lilting kunnen veroorzaken. Bommige, vooral
k(ine gemeenten, waar het getal ingeschrevenen
ei dat der vrijgestelden in min gunstige even-
idigheid stond, hebben in de afgeloopen jaren
laar aandeel iu de lichting met voltallig kunnen
Ineren.
Oui derhalve, zoo uoodig, 2000 man meer,
azjo 13,000 man jaarlijks te kunnen lichten,
behoort in de eerste plaats de samenvoeging van
gemeenten, gelijk in art. 2 van het wetsontwerp is
voorgesteld, op ruimer schaal verplichtend gemaakt
en voorts vrijstelling van de militie eenigermate
beperkt te worden. Deze beperking behoeft echter
niet verder te worden uitgestrekt, dan tot die
wegens broederdienst, wanneer het getal broeders
oneven is. In de vijf laatst verloopen jaren
(18661870) werden jaarlijks gemiddeld niet
minder dan 6331 lotelingen wegens broederdienst
vrijgesteld. Aan de grootere helft van een oneven
getal broeders verleent de wet vrijstelling. Wordt
deze tot de kleinere helft beperkt, dan zal jaar
lijks een getal van ruim 2700 lotelingen meer
voor den dienst aangewezen en het doel bereikt
worden.
Desniettemin zal van de zonen in elk gezin
altijd ten minste een van den dienst bevrijd en
voor zijne familie behouden blijven. Met inkrim
ping der vrijstellingen verder te gaan, is ter be
reiking van het doel niet vereischt. De vrijstelling,
door de wet aan den eenigen wettigen zoon toe
gekend, eene vrijstelling, waarvoor billijke grond
bestaat, kan derhalve behouden blijven. Voor
beperking dezer vrijstelling ware ook moeielijk
een redelijke en in de practijk met juistheid toe
te passen maatstaf te vinden.
3. Van niet minder belang, dan verhougiDg
van de getalsterkte der militie, is het verbeteren
van het zedelijk en verstandelijk gehalte dier
wapenmacht. Tot dosver ziju mannen van be
schaving, kennis en verstandsontwikkeling slechts
in gering aantal in hare gelederen aanwezig.
Dit kan geen bevreemding wekken, daar zoowel
de vermogenden als zij, wier geldmiddelen het
noode toelaten, hunne zonen aau den militiedienst
onttrekken, en dien aan een plaatsvervanger of
nummerverwisselaar opdragen.
Van de ruime gelegenheid, door de bestaande
wet aan de lotelingen geopend, om zich van het
persoonlijk vervullen van hun dienstplicht te
ontslaan, wordt zeer veel gebruik gemaakt.
Nagenoeg een vijfde gedeelte van de militie be
staat uit plaatsvervangers en uummerverwisse-
laars.
Vervanging in den dienst wordt den lotelingen
gemakkelijk gemaakt door maatschappijen en
zoogenaamde commissionairs, die, in het bezorgen
van plaatsvervangers en nummerverwisselaars
slechts geldelijk voordeel zoekende, meestal in de
keuze der personen niet zeer kiesch zijn, evenmin
in de middelen om hen aan te werven en over
te halen. Het meerendeel dezer manschappen
behoort tot die volksklasse, welker zedelijkheid
en verstandsontwikkeling op zeer lagen trap
staan, en welk een nadeelige invloed hierdoor
op het gehalte der militie wordt uitgeoefend, is
daaruit af te leiden, dat het zelfs moeilijk is onder
de miliciens personen te vinden, geschikt om
van elke lichting tot een getal van slechts twee
per compagnie voor den graad van korporaal te
worden opgeleid. Zoo samengesteld, kan de mi
litie de gewigtige taak, welke de landsverdediging
haar oplegt, niet naar eisch volbrengen. Daartoe
schijnt noodig, dat ook de meer ontwikkelde
mannen in de gelederen der militie worden op
genomen.
Het behoud van de nummerverwisseling, soms
voorgesteld door hen, die de bedenkingen tegen
de plaatsvervanging moesien toegeven, zou groo-
tendeels de beoogde verbetering van het gehalte
der militie doen missen.
Wordt alleen de plaatsvervanging afgeschaft
en de nummerverwisseling behouden, dan is het
le verwachten, dat de 2000 lotelingen van iedere
lichting, die niet in persoon verlangen te dienen,
zich daarvan, door het stellen van een nummer
verwisselaar zullen ontslaan. Dat stofvoorhanden
zal ziju, is meer dan waarschijnlijk, daar jaar
lijks een aanmerkelijk getal lotelingen van den
dienst worden vrijgesteld of buiten oproeping
blijft. Wordt alle vervanging uitgesloten, dan zul
len weldra kundige en ontwikkelde jongelieden
zich voordoen, die in korten tijd tot korporaal
en onderofficier zijn op te leiden. Het zul dan
mogelijk worden, het permanente kader van het
leger te verminderen, waarvan bezuiniging op
de uitgaven van het Departement van Oorlog
het gevolg zal wezen. Eerst dan is voor Nederland
in verband met de financieele krachten van den
Staat, eene voldoende krijgsmacht samen te stel
len. Wanneer jougelingen uit iederen stand der
maatschappij gezamenlijk in de gelederen die
nen, zal wellicht het leger meer populair en
hooger geschat worden. Voor de schutterij zullen
lichter dan tot dusver, bekwame officieren en
verder kader te vin len zijn. De zedelijke en
militaire waarde van beide, schutterijen en leger,
zal kunnen rijzen.
Ten einde, bij het opheffen der bevoegdheid
tot vervanging, de bezwaren te vermiuderen aan
den persoonlijkeu dienst verbonden, ware voor de
lotelingen de gelegenheid open te stellen om hun
dienstplicht te vervullen op eene wijze, èn meer
doeltreffend èn aangenamer tevens. Daartoe strek
ken de wijzigingen in artt. 32 en 33 van het
ontwerp voorgesteld. De meening is voor de
militaire opleiding en verdere behandeling van
de miliciens, die van de daarbij gegeven bevoegd
heid gebruik maken, bijzondere bepalingen vast
te stellen, die hoofdzakelijk op de volgende zouden
uederkomen.
Toelating. Ieder loteling of vrijwilliger voor de
militie, die gebruik tvenschl te maken van de
bevoegdheid, verleend in art. 121 der wet, be
noort voor 15 April van het jaar waarin bij
ïugelijfd moet worden, schnlielijk ziju verlangeD
kenbaar te maken aan den Minister van Oorlog,
onder opgave van het korps «aarbij en de gar
nizoensplaats waarin hij bij voorkeur zijn dienst
zou wenschen te vervullen.
Kleeding. Zij moeteu zich voorzien van alle
Itleedingstukken welke voor den soldaat zijn
voorgeschreven. Zij kunnen die zelve aanschat-
fen of tegen betaling ontvangen alt 's Rijks
magazijnen.
De kleedingsiukken moeten overeenkomstig de
bestaande mudellen zijndoch het wordt hUu vrij
gelaten fijner laken le nemen.
Zij dragen de kwarlienniMS voor de onderofficie
ren voorsclireveu.
Onderhoud. Zij zorgen voor eigen woning en
voeding, zoolang de troep waarbij zij dienen in het
garnizoen blijft.
Op marsen en in de kaulonneinenteu wordeu
zij vau Rijkswege verpleegd. Hetzelfde geschiedt
wanneer zij m een Rijks- of garnizoenshospitaal
ziju opgenomen.
Opleiding. De compagnies kornmaudanten wor
den speciaal belast met hunne practische vorming
en opleiding. Bij ieder bataljon wordt eeu offi
cier voor hun theoretisch onderricht aangewezen.
Hun recruteutijd duurt in den regel ze4 weken.