Woensdag
22 November.
M HAMOViiRSCHH PATRIOT.
N°. 3616.
A0. 1871.
STADS-BERICHTEN.
Feuilleton van liet „Leidsck
Dagblad".
MENSCQENL1EFDE EN BIJGELOOF.
LEIDSCH
DAGBLAD
PRIJ8 DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maanden./3.00.
Franco per post....,3.85
Afzonderlijke Nonamersm 0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zen- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJS DER iUDVERTENTIEN.
Voor iederen regelƒ0.15.
Grootere letter* naar de plaatsruimte die zij beslaan.
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS van
lïluEN,
Met op art. 289 der Algemeene Policieverorde-
c':?, vastgesteld den 21,ten October 1867
óreagen bij deze ter kennis van de ingezetenen,
ét door ben aan rooimeesters dezer gemeente is
fkst om dezer dagen eene schouw te houden in
li branderijen, distilleerderijen, mouterijen en hare
elders, ten einde na te gaan of de vunngen, distil
Iftrketels, helmen, stutten, rollagen en alle werktui
gen en gereedschappen, in die werkplaatsen voor
landen, in dier voege zijn ingerigt dat alle gevaar
loor brand zooveel mogelijk vermeden wordt.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
v. d. BKANDELER, Burgemeester.
v. PUTTKAMMEK, Secretaris.
Leiden, 21 November 1871. ..zai,-.
Lelden, 21 Notember.
De Minister van Jusiiiie, de heer Jolles, heeft
in de zitting van de Tweede Kamer van gisteren
begroolmg voor zijn Departement verdedigd
Hij had vele sprekers te beantwoorden, geinaakie
bedenkingen te weerleggen, omtrent wenken
en bepaalde vragen zijn gevoelen, reeds in zijne
Memorie vao Beantwoording neergelegd, meer
in bijzonderheden kenbaar te maken.
Z.jn rede was geheel geschoeid op de volgorde
der sprekers in de zitting van Zaterdag en zoo
kwam de Minister het eerst tot de omvangrijke
redevoering vau den heer Wintgens.
Naar aanleiding van hetgeen daarin aange
roerd was liet de Minister zich meer of minder
breedvoerig uit.
De Minister kon dien spreker toegeven, dat in
sommige gevallen partieele verbetering van ons
rechtswezen gewenscht was. Hij kon hierop dao
ook de verzekering doen volgen dat het zijn
Heilig voornemen was, dien weg ten aanzien vau
sommige onderwerpen te volgen.
Munler bevredigend voor den heer Wintgens
dacht de Minister over de drie circulaires die deze
gedurende zijn kortstondig Ministerschap had
uitgevaardigd.
De eerste betrof eeo onderzoek naar de wer
king vau het cellulair stelsel.
De Minister kou zich niet vereenigen met
den daarin aaügeprezen weg die daarbij gevolgd
moest worden. Hij had daarom de circulaire in
getrokken o' gewijzigd. De Minister had't daarbij
niet gelaten, maar de adimnistraiiën der gevan-
gtiissen aangeschreven opgaveu te doen, die kun
tin leiden tot eeue juiste beoordeeliog van de
[iikomsten van het cellulair stelsel. Een verslag
in dien zin hoopte hij bij de verdediging eener
rolgende begrootiug te knuoeo overleggen.
In eene andere circulaire waren voorschriften
;e»even ten aanzien van 't stelsel van preven
tieve gevangenschap, om den langen duur ie voor
komen, en speciaal wat de toepassing bierbij
betrof het cellulair stelsel. Niettemin bleef de
Minister aan de cellulaire opsluiting voor pre
ventief gevangenen de voorkeur geven. De ge
volgen van gemeenschappelijke opsluiting op de
verhouding der bekentenissen van de gevangenen
tijn bekeud.
Die wijze van opsluiting schijnt eene leerschool
te zijn om te blijven ODtkennen, of zelfs aanvan
kelijk gedane bekentenissen in te trekken.
Nu ging de Minister over tot de door den heer
Gratauia aangeprezen jury; zeer kort deed hij
vao zijn tegenovergesteld gevoelen blijken, door
zich te beroepen op de bestrijding die de jury
bij den heer C. van Nispen had ondervonden en
op een Fransch sconjver, voorstander der jury,
die later van zijne gunstige ineening was terug
gekomen.
Bij het wetsontwerp op het notariaat, dat zal
voortvloeien uit het ontwerp der speciale com
missie, zou hetgeen de heer Gratama hieromtrent
in 't midden bracht breedvoeriger besproken
kunnen worden. De Minister verzekerde iat bij
opvolging van zoons op vaders in die betrekking,
alleen 't belang der jnstikabeleo in aanmerking
kwam en dat zij alleen beuoeuid worden als de
benoeming overeenkomt met het advies vao den
Procureur-Generaal en den Commissaris des
Kouiugs.
Dat de heer Haffinans geen genoegen nam met
het autwoord vau den Minister op zijne jeremi
aden omtrent het uitsluiten der R.-Katb. bij het
begeven van ambten en bedieningen, is te begrijpen
iu een algevaardigde die zicb door dergelijke
uiiddeleo als zoodanig moet staande houden.
Oppositie, hoe meer gemengd met bitterheid en
gift is voor dien afgevaardigde eene levensquaesiie.
Dat de Minister bij uitnemendheid wijs han
delde met dien spreker en andere afgevaardigden
die dit glibberig pad baddeu betreden te verwij
zen, naar hetgeen hij vroeger bij bet debat over
liet adres vau antwoord op de troonrede had ge
zegd, is evenzeer te begrijpen, door iedereen die
afkeer heeft van het strooien der zaden van
tweedracht tusschen de zonen van hetzelfde
vaderland, en dat uog wel|iu 's lands Raadszaal.
En dat meu dit kan doen heeft de katholieke
afsev. de heer Creuieis bewezen, die in eene dis
cussie welke zien iu den luOp der zitting n. a. vau
liet antwoord des Ministers ontspon iu eenvoudige
en bezadigde taal een wenk aan de Regeering
gaf. Het viel z. i. niet te outkeuiieu dalinvroe
geren tijd groote onbillijkheden waren gepleegd.
Sedert 1848, juist dus, sedert den triomf dei-
liberale beginselen, is hierin eeue merkwaardige
verbetering gekomen. Wij moeten trachten waar
volmaaktheid niet te bereikeu was, baar zoo
nabij mogelijk te komen, lii afwijking van hel
gevoelen iles heereu Haffinans, die gelijke ver-
deeliug der betrekkingen tusscheu de verschillende
godsdiensten verlangde, was hij van oordeel dat
in het geheel niet op godsdienst inoest worden
gelet. Dat is het ware middel om tol volkomen
gelijksteüiug te geraken.
Het was echter z. i. niet te ontkennen dat, iu
sommige gedeelten van ons land, nog afscheiding
tusscheu andersdenkenden bestond, welke leidde
tot partijdige voordrachieu. Vandaar nog dat,
blijkens de discussie bij het Adres van Antwoord
het oudste, eerste, meest bekwauie lid van een
polderbestuur, tevens uigeland, wegeus eene nu
ance in godsdienstige ineening, in eene voor
dracht werd op zijde gezet. De Regeering heeft
dien man toen terecht benoemd en wanneer zij
steeds zoo handelt zullen de klachten wel op-
hoaden.
Verreweg de meeste personen, die de voor
drachten inoeten doen behooren, niet tot het Ka
tholiek geloof; van daar dat die voordrachten zoo
dikwijls partijdig kunnen uitvallen.
Daarin zou verandering komen als de Re
geering onderzocht of eene voordracht partijdig
is opgesteld. Dan zouden dikwerf zeer overdre
ven en soms gegroode klachten van een groot
deel onzer landgeUooten van lieverlede ophouden
en dan zoude de Kamer eindelijk verlost worden
van eene discussie, die haar nu reeds tweemaal
binnen twee maanden beeft beziggehouden.
Ziet, de vorm van zulk eene redevoering kan
als model gesteld worden, aan allen die zich
iD teedere belangen gekrenkt achten. Hulde den
volksvertegenwoordiger die zijn mandaat der
wijze opvat, die zich niet verlaagt om door irri
tante phrases eo opgewonden bewoordingeu zijnen
kiezeis te behagen.
Wij zijn eigenlijk afgeweken van de rede des
Ministers, maar wij meenden beter te doen deze
qnaestie hier in eens af te bandelen, zoodat wij
de discussie die later volgde raadpleegden en
daarop dus niet terugkomen.
Op de vragen nopens de rechterlijke organisa
tie gedaan antwoordde de Minister dat hij 't noodig
achtte haar als uitgangspunt van hervorming te
behouden en dan kunnen de belangrijke pun
ten meer eigenaardig ter sprake komen. Binnen
weinige dagen wordt door de Regeering haar
otnvveip betreffende een nieuwe rechierlijke or
ganisatie van deu Raad van State terugverwacht,
zoodal zij spoedig de Kamer zal bereiken.
Op eeo later tijdstip van deo dag guude de
Miuister der Kamer een korten blik in het ont
werp. Lang genoeg echter oui te weten te ko-
ineu, dat daarbij wordt beoogd, de afschaffing
der vacatiegelden van de kamourechlers, met
vermeerdering van tracieinent, en in bet alge-
|ineeu verhoogiug der bezoldigingen van de rech
terlijke uraciit.
Een punt dat der aandacht overvvaardig is,
was toetrokken bij 's Ministers antwoord aan den
heer Heydenryk, die op verscherping der vreem
delingenwet en op berzieuiug der bepalingen
uopeus liet recht van vereeniging had aangedron-
geu, in verhand uiet de woelingen der Internationale.
De Munster was van opinie dat in de w,el
op de vreemdelingen enkele punten verandering
hehuelden en ook, dut eqnige bepalingen op het
recht vau vereeniging, b. v. art. 2 en 3, eenige
wijziging zouden uioeteu ondergaan. Hij zou duu
ook niet ualaleu banden aan het werk te slaan.
Maar de Minister nieeode toch dat het gezond
verstand en de zucht tot orde bij ons volk en
bij de arbeidende klasse in het algemeen zóo
krachtig zich vertoonden, dat de nadeelige in
vloeden van de Internationale in ons land geweerd
zullen blijven. De volksovertuiging dat dergelijke
vereenigingen nadeelig en verderfelijk zijn,
werkt dikwerf veel krachtiger dan verbodsbepa
lingen. De Minister hechtte veel aan die volks
overtuiging, hoopte en vleide zich, dat als de
zwarte wolken op sociaal gebied, waarop de
heer Wintgens bij de algemeene beraadslagingen
over de staatsbegrooting doelde, zich in ons Va
derland mochten vertoonen, die volksovertuiging
eene krachtige afleiding zal geven.
Hiermede had de Minister de voornaamste be
merkingen van verschillende sprekers beant
woord.
Bij de vele replieken zullen wij niet stilstaan.
Wat ons daaruit van belang voorkwam hebben
wij in hetgeen voorafgaat gevlochten.
Van de algemeene beraadslagingen die gisteren
gesloten werden, stappen we dus af.
Met de behandeling der artikelen; waartoe de
Kauier vervolgeus overging, vorderde zij tot de
Vijfde afdeeliug (Kosten van Algemeene Rijkspolitie).
Bij artikel 12 (Kosten van het Hoog Militair
Gerechtshof) werd discussie gevoerd, n. a. van
het amendement des heeren Lenting om het
artikel met de helft te verminderen, ten einde,
het bleek uit sprekers mondeiiuge toelichting, de
Regeering te nopen tot herziening van de. mili
taire rechtspleging over te gaan en le beginnen met
eene reorganisatie van het Hoog Militair Ge
rechtshof.
Toen de Minister van Justitie medegedeeld
had dat een ontwerp tot herziening van de mili
taire rechtspleging in gereedheid lag en dit
reeds bij zijn auiblgenoot van Oorlog in over
weging was, en andere leden met den Minister
de aanneming van het amendement haddeu ont
raden, omdat dit tot groote verwarring zou aan
leiding geven, trok de heer Lenting zijn amen
dement in, daar hij niet de verklaring van den
Minister zijn doel bereikt achtte.
Hierna werd de beraadslaging tot heden ver
daagd.
Ter rectificatie van ons bericht, gisteren in het
Leidiche Daghtad gegeven omtrent het vonnis, den
17den November II, door de Arrondisseinenls-Rechl-
bank alhier, in de zaak vau deu onderwijzer L.
.te Aarlanderveen, in liooger beroep gewezen en
ter vermijding eener onjuiste opvatting van dat
vonnis, deelen wij dit, althans wat de motieven
en de beslissing betreft, in deszelfs geheel mede.
Na de vermelding dat het Openbaar Ministerie
de bevestiging van het door den kantonrechter
le Alphen veroorder lend vonnis had gerequireerd,
juidt het vonnis der Rechtbank als volgt:
Overwegende dat aan den appellant in eersten
aanleg is ten laste gelegd, dat hij op 18 April
1871, des morgens te 9 uren heeft toegelaten op
zijne school een kind, dat niet had overgelegd
het vereischte certificaat, ten blijke, dat het de
natuurlijke kinderziekte had doorgestaan, of de
koepok-inenting had ondergaan, terwijl hem offi
cieel was medegedeeld, dat er pokken in de ge-
nieente waren;
Overwegende, dat door de bekentenis des ap
pellants geheel in overeenstemming met voormeld
JOHAN DUVE,
of
naar hst hoogdoitsch van
EMILXE HEIURICHS.
Vervolg.
«Alckcn's Sophie heeft mij het onze Vader ge-
'terd," fluisterde het kind. „Dat hoorde de moe-
'kfi en toen sloeg zij mij. Ik kan het veel mooier
Mriiop bidden, dan zoo zachtjes voor mij
telve."
«Bid hardop, mijn kind I
Aona vouwde de handen en bad het Onze
vader. Het klonk voor den beul nu eens als
'agelen-muziek, dan weer als de slem me des ge
flits door de ziel.
«Leid ons niet in verzoekingI"
De beul bad mede en zijn gemompel klonk
al' louter doodsangst.
«Maar verlos ons van den booze."
Beide hauden sloeg de man vuor het gezicht en
beefde van iuwendigen strijd.
Nu boog de beul tot Anna over, kuste haar
op den blonden krullebol en fluisterde: „ikzal u
van den booze verlossen, zoo waar als God uujne
aruie ziel genadig moge zijn."
„Niet waar, vaüer," zeide plotseling bet kind,
heui niet heldere, wijd geopende oogeu aanziende,
„ik inag moeder en Tüiele niet boos maken t Dat
heeft Jezus ook niet geUaau."
„Vergeef ous onze schuld, gelijk wij vergeven
onzen schuldenaars."
Herman Ebers knikte, hij kon niet meer spre
ken. Wat geen priester oer geneele wereld ge
lukt zou ziju, bad dit kind volbracht, de schors
der hardueRkigste gevoelloosheid doorgebroken
en toegang tot net berouw ontsloten.
Het uieuscbelijke hart is toch iets zonderlings I
Eene kleine, weeke plauts heeft zells de meest
verharde zoudaar en heil de gelukkige hand, aan
welke bet vergund is, dit punt van het goede
gevoel aan te raken en bet hart voor het betere
te openen.
Zwijgend liep de beul den trap af en betrad
weder de grooie beksenkamer.
Hij nam zijn langen mantel en de muts van
den spijker en maakte zich op nieuw gereed om
uit te gaan.
Niemand vraagde hem iets, uien liet hem zon
der groet gaan.
Toen de deur achter hem gesloten was, zagen
moeoer en zoon elkander weder aau en de eerste
vraagde: „weet gij, waar bij zoo laat nog heengaat?"
Tlnele bewoog spottend, bet hoofd en zeide;
„naar de kaak, andere keunissen heeft de beul
uiet, voor den anderen lieven vriend, de galg,
komt hij te laat, de poort is reeds gesloten."
„Gij kunt gelijk hebben," gnjusdq de moeder.
„Ik weet echter nog iemand, waar hij zeker van
avond heengaat,"
„Wie dan, zeg het dadelijk, voor den drommel."
„Nu, nu, waartoe die haast, Thielel De oude
gaat naar deu rijken koopman in zijde, Duve."
„Tuiele keek haar zoo verbaasd aan, dat de
oude heks in een luid gelach losbruk.
„Gij droouit of hebt brandewyp gedronken,"
mompelde Thiele met een vloek.
„Jawel, droomen!" hernam de ou()e, hout op
het vuur werpende. „Het is zooals .ik gezegd
heb. Vader heeft een kyvaad geweien en dat
moet de rijke inan met eenige beurzen vol daal
ders verlichten."
/>Gij zijt gek," knorde Thiele, spreek kort en
duidelijk.
Hangt de r|jke man misschien samen met de
kleine heks boven P
„Gij raadt gemakkelijk, inijn zoon," grijnsde
de oude.
Nauwkeurig kan ik u de geschiedenis niet
verhalen, de beul is gewoonlijk karig met zijn
woorden; slechts eens, toen hij wijn, bier en
brandewijn door elkander gedronken had, bab
belde hij van de geschiedenis. Het was anno 48,
toen Adelheid Alcken verbrand werd."
„Ja, toen was hij vreemd, de oude," merkte
Thiele op. Ik pakte het wijf lang niet hard ge
noeg naar zijn zin aau op de pijnbank. De hee
ren van het gerecht moesten hem aanbevelen,
menschelijker te zijn, daar zij Adelheid gaarne
•levend op den brandstapel hebben wilden."
Alles heeft zijne oorzaak, mijn zoon I" hernam
de moeder, en haar woeste blik vonkelde nog
onheilspellender, „lleruian Ebers was als een vijf
jarige knaap door mijn vader in buis geuomen,
omdat geen ander eerlijk mensch het heksenkind
hebben wilde. Ziet gij, de beul kan dat wagen,
hij staat met den duivel op gelijken voet. De prijs
was ik, maar ik beviel den mooien jongen met.
Hij wilde braver zijn en dong naar de hand van
Adelheid Alcken. Zij spuwde hem in 't gezicht.
Nu, dat had zij niet moeten doen. Was het dan
wonder, dat zij haar loon daarvoor kreeg, eD als
beks verbrand werd t"
„Ja, nu is het duidelijk, waarom hij Adelheid