14 November.
N°. 3609.
Dinsdag
A0. 4871.
Feuilletoii van het „Leidsch
Dagblad".
OP WILHELMSHÖHE
in hel jaar 1807.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJ8 DEZER COURANT.
Voor Leiden per 3 maandenƒ3.00.
Franco per post.3.85
Afzonderlijke Nominers0.05.
Deze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van
Zen- en Feestdagen, uitgegeven.
PRIJB II Kit ADVKKTKNTIKN
Voor lederen regel0.1a.
Grootere letter, naar de plaatsruimte die ZIJ beslaan.
Lelden, 13 .November.
lüjar wij vernemen is de heer Mr. C. Fock,
Li-Minister van Bionenlandsche Zaken en Lid
L ie Tweede Kamer der -StateD-Generaal, be-
|,id tot Commissaris des Konings iD de pro-
jae Zuid-Holland.
|De Burgemeester brengt ter kennis van belang-
Ibbenden dat bij hem dd. 10 November ont-
Ingen is de navolgende aanschrijving van deD
[ommissaris des Konings in de provincie Zuid-
lolland:
I De door mij verleeüde dispensatiën van art. 1
Lu het Koninklijk besluit, dd. 8 December 1870
[iuatsblad u°. 194), houdende verbod van in- en
geervoer van buitenslands van vee eu goederen,
feellte kunnen doen vreezen ze verspreiding van
veetypbus hier te lande zouden ten gevolge
tiiüeD, bevatten vroeger steeds de bepaling, dat
Vorens door belanghebbenden van de vergunning
loruik kon worden gemaakt, den heer Ontvanger
■er inkomende- en uitgaande rechten voldoende
lioest blijken, dat de in- of door te voeren voor
werpen afkomstig waren uit een door veeziekte
lubesmet land, en, voor zooveel de ontheffing be-
Irof de artikelen „onbewerkte wol,!' of „onge,
ilooie drooge schapenhuiden," dat dei^genoemded
iuibfijnaar vpldoende moest blijken, dut ze nie{
lechts rechtstreeks uit niet besmette streken waren
langevoerd, maar ook dat ze niet in besmette
rrekeo aanwezig waren geweest.
De heer Minister van Staat en van Binnen-
andscbe Zaken acht het echter doelmatiger, da(
vereischte certificaten van herkomst aan mij
ivorden vertoond, ook op grond, dat de amble»
(naren der belastingen in den regel niet voldoepde
bekend zijn met de landen, veel minder met de
landstreken, waar, op hei tijdstip van den invoer;
.veeziekte lieersoht.
In uwe gemeente ziju eeuige firma's gevestigd,
Ivoor wie de wetenschup vau het bovenstaande
wenschelijk is,'ter voorkoming, dat hare belangen
door oponthoud, voortvloeiende uit onbekendheid
met de nieuw in te voeren bepaling, noodeloos
worden geschaad.
Dien ten gevolge heb ik de eer UEd. te ver
weken die firma's, naar uw oordeel bet meest
klrokken bij de onderwerpelijke zaak, met den
Woelden maatregel in kennis te doen stellen op
wijze als aan UEd. meest raadzaam voorkomt,
haar te doen weten, dat slechts dan gunstig
tan worden beschikt op de aan mij te richten
'erzoeken om dispensatie, wanneer die tevens
rergezeld gaan van de vereischte bewijsstukken.
De heeren ftnijff en Kaptijn hebben met het
oog op het besluit der Provinciale Staten van
Utrecht, om op hunoe aanvrage om subsidie voor
den spoorweg LeidenUtrecht niet te besluiten,
voordat het waarborg-kapitaal zou zijn gestort,
kennen gegeven, dat zij met het storten van
liet waarborg kapitaal juist moeten wachten, tot
dat zij zeker zijn van de ondersteuning van pro
vinciën en gemeentebesturen.
Wegens eene lichte ongesteldheid van den
Hoogleeraar Mr. C. W. Opzoomer, is de inaugu
reele oratie, die Vrijdag 17 Nov. zou gehouden
worden, voorloopig uitgesteld.
Men verzocht ons 't volgende uit het Vaderland
over te nemen;
„Dat de heer H. VVitie, de kundige hortulanus
der Leidscbe Hoogeschool, aan een grondige
kennis van zijn belangwekkend vak de zeldzame
gave paart van er ïu aantrekkelijken en popu-
laireu, schoon toch vvetenschappelijken vorm
over te kunnen schrijven, hebben de lezers van
dit blad reeds bij herhaling kunnen ondervinden.
Aan beter handen kon dan ook de Hollandsche
bewerking van Rossmassler Die vier Jahreszeiteu
bezwaarlijk worden toevertrouwd dan aan de
zijne, en de heer Wolters te Groningen, dié deze
bewerking in het licht gaf [De vier Jaargetijden),
was daarom in de gelegenheid het Nederlandsche
publiek een werk aan te bieden, dat in inhoud
ten volle beantwoorden kon aan den keurigeü
Torm, waarin die wakkere uitgever zijn uitgaven
de wereld inzendt.
Wij spreken uitdrukkelijk van het Neder
landsche pub(iek, pnidaj, d,e bevverker der ver»
faling hef werk, opdraagt „aan alle onderwijzers
in Nederland." Wij hebben hier vrede mee in
zoover de methode van Rossmassler in de aller
eerste plaats de aandacht verdient van allen, die
met het onderwijs der jeugd zijn belast; hij
geeft zijn overzicht van de botauie niet naar de
indeeling en volgorde van klassen of familiën,
maar bespreekt als het ware op een wandeling
door bosch en beemd, als in éen adem, die door
de natuur nevens en door elkander geplaatste
planten en bloemen, die de wetenschap heeft
gescheiden in eindelooze vakjes en verdeeliugen.
Dit weinig stelselmatige, dat wellicht bij den
geleerde ergernis wekken zal, maakt bet boek
inderdaad nuttig voor den onderwijzer, daar het
de aanschouwing der omringende natuur tot
grondslag neemt, eu daarom dubbel ontwikkelend
werkt. Maar deze wijze van behandeling maakt
De vier Jaargetijden ook tot een uitstekend volks
boek, wat het in Duitschland reeds geworden
is, een boek dat ieder, jong of oud, met genoegen
leest en dat bij ieder lezer, leering nalaat.
Het zal ongetwijfeld zijn weg vinden als een
nuttige lectuur in de huiskamer, het schoolver-
trek, ja zelfs in meuig salOD."
De Nieuwe Rotterdamsche Courant behelsde het
onderstaande;
„Het is, helaas! in de parlementaire geschie
denis van Nederland niet zeldzaam, dat de schrif
telijke gedachtenwisseling tusschen Regeering en
Kamer zich onderscheidt door zekeren onaange-
namen, soms bitsen toon. Maar zoover wij ons
herinneren, is het dit jaar voor de eerste maal,
dat zelfs een Eindverslag eu wel een zonder
zelfstandig rapport den weerklank geeft van
de wederzijdsche gemelijkheid. Id den jare 1871
is er tusschen de droge formule van een Eind
verslag plaats gevonden voor een klacht over den
tooij van regeeringsstukken!
Tevens heeft de commissie van rapporteurs het
van haren plicht geacht, te protesteeren tegen
de strekking der Memorie van Beantwoording,
„om de schuld, dat dit jaar zoo weinig op wet
gevend gebied is uitgericht, op de vergadering
te werpen," een voorstelling, volgens de com
missie „in strijd met den werkelyken loop der
zaken."
Of de rapporteurs terecht alzoo spreken, is
zeer twijfelachtig. Wij erkennen, dat de Kamer
in haar verwachtingen kan zijn teleurgesteld,
maar, had zij gewild, zij had meer kunDen doen
dan zij gedaan heeft. Onafgedaan heelt zij gela
ten de Tienden, de Coalmen, de besmettelijke
ziekten, de spoorwegdiensten, om niet te spreken
van haar Reglement van Orde, een zaak van
zooveelhaast. Had zij maar de wetten op de
TiendeD, de Coalitien en haar Reglement afge
daan, er zou geen reden van klagen zijn. Maar
zij ging uiteen en liet het werk liggen. JBast haar
dan een toon, als ware zij aan de onvruchtbaarheid
Van het jaar geheel onschuldig?
Is dus de Kamer alles behalve in haar recht,
als zij met fiére verontwaardiging de schold van
zich afwijst, aller'minèt behoorde 'het' in eed
Eindverslag te geschieden. Voor zooveif het gé-
schil, wie de meeste schuld had, nog niet vol
doende in de voorloopige verslagen was toege
licht, kou men ofschoon wy liever in de
behandeling der algemeene zaak dergelijke grie
ven achterwege zagen blijven in het mondej
ling debat zijn gemoed lubhtèn. Maar, tégen dé
aloude gewoonte, in een Eindverslag hét gekra
keel voort te zetten^ .en nog wel in een Eind
verslag zonder zelfstandig oordeel der rappor
teurs over de wet zelf, dat schijnt ous een daad,
waarbij de gewone bedachtzaamheid is vergetèd,
en die slechts ten nadeele der algemeene zaak
strekken kan. Wy hopen dan ook, dat noch de
Regeering noch de Kauier zich verder begeven
zullen op deze baan en liever alle talenten en
krachten wijden aau de groote belangen, waartoe
de Natie aan de Kamer en de Kouiug aan dé
Regeering hare taak heelt toevertrouwd.
In de Memorie van Antwoord van den Minis
ter van Buitenlandscbe Zaken op het Voorloopig
Verslag over zijoe begrooting werd gezegd, dat
onze Minister-resident by het Hof vau Italië zich
op dat oogeublik nog te Florence bevonddat
bijna alle vreemde gezanten aldaar nog gevestigd
waren gebleven, doch dat de meesten zich tot het
vertrek naar Rome gereed maakten. Uit een
schrijven uit Florence wordt thans vernomen, dat
tbaDS de gezanten van Engeland, Oostenrijk-
Pruisen en Rusland van daar vertrokken zijn.
Wij lezen in de Arnhemtchc Courant
„Wij ontvangen een uittreksel uit een brief met
de laatste mail van de kust van Guinea ont
vangen
De toestand hier blijft onbestemd de helft
van het personeel is dood, of met verlof. In
den Haag schijnt men zich er niet over Ie be
kommeren, dat de omvangrijke werkzaamheden
door het overblijvende gedeelte moeten worden
verricht.
De heer de Jonge zegt„de kust is vermorst,"
en hij heeft gelijk: de heer Rochusseu is de
eenigste Minister die iets voor deze gewesten
heeft gedaan. Na diens aftreding is er zelfs nooit
meer aan gedacht, en geen zijner opvolgers heeft
van de nuttige wenken gebruik gemaakt, die de
heer Gramberg, in der tijd, heeft gegeven.
De negers hebben ook geen sympathie voor
het Hollandsche bestuur, en kan bet anders In
stede van het onderwijs uit te breiden, dat uit
de opbrengst der rechten had kunnen worden
gevonden, wat zij gaarne zouden hebben ge
zien, zijn die gelden tot andere doeleinden be
steed.
Het is maar wepschelijk, dat er aan den tegen-
woordigeD toestand spoedig een einde kome, want
er zullen weldra geene ambtenaren meer zyn tot
het verrichten der werkzaamheden.
Het tractaat is door de Tweede Kamer aan
genomen, waarom wordt er nu zoo getalmd, om
de goedkeuring der Eerste Kamer, tot het alstaau
dér kust, té VeHmjgen Die onbestemde toestand
is ondragelijk en zal tot wanorde leiden. Mocht
de afstand onverhoopt niet doorgaan, dan is de
kust reeds zoodanig vermorst, dat men1 door bui
tensporige opofferingen naar een middël zal moe
ten omzien, dat strekken kan1 ooi deze gewes
ten uit hunnen achterlijken toestand op te heffen.
De gouverneur ad interim H. verliet wegens
ziekte Elrnina en droeg het bestuur-op aan eeu
luitenant-ter-zee. Is dit nu op last der Regeering
geschied? Zeer waarschijnlijk, want anders be
stond er geen enkele reden den secretaris voorbij
te gaan."
H. M. de Koningin der Nederlanden is Maandag
avoDd II. uit Rome te Florence aangekomen.
Ofschoon ouder den naam van gravin van Huren
reizende, werd H. M. met hooge onderscheiding
ontvangen. Den volgenden dag bracht 'Li M. de
Koniug vaD Italië haar een bezoek in bet hotel
de la Paix, waar H. M. haren intrek had genomen.
Des avonds ontving H. M. den heer Roest van
Limburg, gewezen Minister van Buitenlandsehe
Zaken, met mevrouw Roest van Limburg, alsmede
mevrouw van Panhuys. H. M. heeft met de grootste
belangstelling de voornaamste merkwaardigheden
van Florence bezichtigd en zal vermoedelijk den
12den dezer de stad verlaten, om den 15den of
16den in de residentie terng te keeren.
(A. ft Cf.)
De Minister van staat en van Binnenlandsche
ZakeD heeft den 28sten October jl. het volgende
schrijven gericht aan de vereeDiging' van en voor
Ned. industriëelen
„Op het adres der vereeniging van en voor
Nederlandsche industriëelen, bezwaren inbren-
(Hictoritch Terhaal.)
(Slot.)
Er bleef wel is waar altijd een schijn van
trdenking op den inspecteur Seitz rusten, ten
fvolge waarvan de oude heer dan ook wel plotse-
•ig naar het koninklijke Slot Corvey, verplaatst
'erd.
De heerschappij van kooing Jeröme was Diet
ten langen duur. Den 13den September 1813 werjl
'ij door de kozakken van Czernitschew uit zijn
'ijk verdreven.
Ternauwernood had Seitz deze blijde mare
Behoord, of hij spoedde zich naar zijn geliefkoosd
Wilhelmshöhe, waarvan hij dadelijk als inspec
teur weder bezit nam. Maar zijne vreugde was
"en voorbarig als de toebt door Czernitschew
ondernomen. Achttien dagen later keerde Ja-
'iime terug. De Russische troepen waren afge
trokken en Jeröme kwam om te reddeD wat
er nog te redden viel, en mede te nemen
wat medegenomen kon worden. Slechts acht
dagen duurde deze regeering, maar het waren
dagen vol schrik en angst. Seitz en verscheidene
anderen werden in de gevangenis geworpeu, waar
zij in vrees en twijfeling hun lot afwachtten,
totdat eindelijk de Russische voorposten nog een
maal voor de poorten der stad verschenen en Je
röme met deD rijken buit, tiiutis voor altijd, de
vlucht nam.
Toen werden de deuren dei „evangenis geopend
en Seitz was vrij.
In November 1813 keerde de keurvorst Frederik
Wilhelm I naar de woonplaats zijner vaderen
terug, onder het vreugdegejuich zijner getrouwe
onderdanen. „Ik heb zeven jaren geslapen!" zeide
de oude heer; en inderdaad, zooals hij daar in
den open wagen stond, zag hij er uit, alsof hij
Diet zeven jaren, maar zelfs het vierde eener
eeuw geslapen had. De leelijke oude man droeg
een belachlijke uniform; op het hoofd droeg
hij een monsterachtige pruik, daarbij had hij een
gezwel aan den hals, dat hem dwong het hoofd
op zijde te houden. Dit alles belette echter de
jubelkreten zijDer getrouwe onderdanen niet, die
zich thans van alle vreemden dwang eD over-
heersching bevrijd zagen. De teleurstellingen zon
den echter ook hier niet uitblijvenniemand
zouden ze echter vroeger en onverwachter tref
fen dan den getrouwsten vau alle getrouwen,
den inspecteur van „Wilhelmshöhe". Seitz zag
met gespannen verwachting naar het eerste be
zoek uit, dat zijn meester op „Wilhelmshöhe" zou
brengen. Hij kon het oogenblik haast niet afwach
ten, waarop hij heul zou weerzien, hem de hand
kussen en.... zich gelukkig gevoelen door den
dank van zijn meester.
Dit oogenblik liet zich niet lang wachten. Het
bericht, dat de keurvorst zijn geliefkoosd lustslot
zou bezoeken, ODtving Seitz zeer spoedig. Hij stond
op het punt om nog eenmaal alle kamers vau het
paleis te doorwandelen, om te zien of alles zich
op de juiste plaats bevond, toen eensklaps de
officier voor hem stond, die zoo even de wacht
aan het paleis had overgenomen. Hij overhandigde
Seitz een schriftelijk bevel met de woorden:
„Mijn waarde Seitz, het doet mij leed eeo zoo
onaaDgenamen plicht te moeten vervullen....
maar
„Betreft mij dat?" vroeg de inspecteur ver
wonderd.
„Ja, ik moet u gevangeD nemen
„Gevangen, mij?"
„Het is niet anders. Lees zelf maar het bévpl
is eigenhandig door den keurvorst geschreven."
„Onmogelijk, onbegrijpelijk!" stamelde Seitz.
„Ik begrijp er zelfs Diets van."
„Dat heb ik waarachtig toch niet verdiend!"
t Kan zijn maar
„Ik begrijp u, de vorst gebiedt, gij moet ge
hoorzamen. Ik volg u
„Indien gij wilt, volg mij dan naar de wacht,
daar kunt gij voorloopig op mijne kamer blijven.'*
De inspecteur volgde den offioier. Hij was zeer
terneergeslagen, het was hem onmogelijk eenige
reden te vinden voor die behandeling.
Een uur later bevond de keurvorst zich reeds
op het slot. Nu kwam een onderofficier in de
wachtkamer met het bevel om den inipecteur
in de bibliotheek te brengen waar hij voor zijne
Doorluchtigheid moest verschijnen.
Met wankelende schreden ging Seitz de trappen
op. De deur der zaai ging open, hij trad binnen,
en daar zag hij den keurvorst naar zich toeko
men, die hem toeriep
„Seitz!'die vijftigduizend daalders hadden niet
moeten ontbreken, ik heb u gevangen laten nemen
en zal alles door eeiie commissie streng laten
onderzoeken 1"
„Dat is mijn vurigste wensch, Doorluchtigheid,"
stamelde Sèitz, „en ik eisch het thans, alhoe
wel zoo ging hij voort, „ik nooit zou gedacht
■hebben, dat mijn meester op dié wijze mijn