te voegen, van de groote hardheid, die er voor het publiek in gelegen is, dat de accijns uitslui tend drukt op dit gedeelte van het publiek dat de veraccijnsde zeep verbruikt, terwijl een ander en zeer veel verbruikend gedeelte, zich van de niet-veraccijnsde zeep-surrogaten bedient? „Kan echter de schatkist deze 13 tonnen op brengst der veraccijnsde zeep missen Kunnen die 13 tonnen teruggevonden worden in de op brengst van de belasting op de inkomsten? Of zal men ze door een nieuw aequivalent, door eene nieuwe belasting, of de verhooging van eene bestaande, moeten vervangen? „De gegevens om deze vragen te beant woorden heeft de Minister van Financiën; wij hebben ze niet. Wij kunnen alleen als onze meeuing te kennen geven, dat eene belasting van 2 pCt. op de inkomsten genoeg zal opbrengen om ook het verlies van de opbrengsten van den zeep-accijns te dekken. En kan zij dit niet doen, dan zou het middel in aan merking moeten genomen worden, dat ook door Uwe Excellentie is aangewezen in de reeds bo ven aangehaalde Memorie van Toelichting, waar wij lezen, dat verhooging eener bestaande ver bruiksbelasting, dén te verdedigen is, „„wanneer daardoor eene verplaatsing kan worden verkregen die verlichting of opheffing te weeg brengt van den meest bezwarenden accijns."" „Wij kennen er geen die, op dit oogeublik, meer bezwarend is dan de accijns op de zeep, en geen die, van wege zijne voortdurende kwij ning, minder waard is voor de schatkist. En het is daarom, dat wij niet schromen de onmiddellijke afschaffing van dezen accijns aan Uwe Excellentie te verzekeren." In de maand Augustus zijn aan het postkantoor alhier bezorgd de volgende brieven naar het buitenland, die wegens onbekendheid der adres santen niet bezorgd zijn kunnen worden: J. Drost, te Baden; C. W. v. Overeem, teCöln A. J. Jongmaus, Louis Driessen, beiden te Hom burg; Wed. v. d. Hoeven Meijerlieck, te Osna- brück; N. Compen, te Quedlinburg; J. H. de Groot, te Wiesbaden; F. W. Mondriaan, te Londen; Joh. Enschedé, te Compiegne; J. P. N. Sanders, te Parijs. Gedurende deze week zijn dagelijksch in het werkhuis alhier opgenomen van 121 tot 136 volwassen personen en van 46 tot 57 kinderen. Aanstaanden Dinsdag zullen de afdeelingen van de Tweede Kamer der Staten-Generaal vergade ren, tot het onderzoek van de nieuw ingediende begrooting voor bet Departement van Oorlog voor 1872. Wij vernemen, dat de heer H. Polano eervol ontslagen is als consul van Denemarken te Hiogo en in zijne plaats benoemd is de heer L. Polano. (N. R. Ct.) De Kamer van Koophandel en Fabrieken te 's Hertogenbosch, heeft na breedvoerige beraad slagingen het volgend adres aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal ingezonden: „De Kamer van koophandel en fabrieken te 's-Hertogenbosch heeft met belangstelling het voorstel onderzocht, dat van 's Koning wege aan uwe vergadering is ingediend, tot afschaffing der patentbelasting en hare vervanging door eene al- gemeene belasting op de inkomsten, met gelijk tijdige opheffing van den nog overgebleven accijns op het geslacht. Zij acht het gansch overbodig iets aan te voe ren tot ondersteuning der afschaffing van het patentrecht; die belasting is zóo onbillijk, hare grondslagen zijn zóo verouderd, dat iederzelfs de ambtenaren van den fiscus daarover be schaamd moeten zijn, bij het verleenen hunner medewerking ter uitvoering der wet. „God beware u 1" was ook Liza's laatste woord terwijl zij Willem en laatsten handdruk gaf. Toen keerde zij zich om ten einde hare tranen te ver bergen. De twee jongelieden vertrokken en waren spoeuig uit het gezicht. Wij zullen hen niet volgen. Zij kwamen zonder verder ongeval over de grenzen en bereikten de stad waar de agent van den keurvorst hen wachtte. Zij overhandigden hem hun last en keerden zoo dikwijls naar de hoeve terug totdat de geheele schat in veiligheid was gebracht. Toen werd het geld naar Itzeboe, in Denemarken, gebracht. Mensing en Willem begaven zich ook derwaarts, waar ze eindelijk veilig waren. Zij hadden er niet op gerekend voor hunne zelfopoffering en moed eenige belooning te krij gen. En inderdaad kregen zij er ook geen. De keurvorst Wilhelm, scheen in hetgeen zij deden niets meer dan een plichtsvervulling te zien! Toen zij voor hem verschenen en Mensing hem mededeelde op welke wijze zij den schat gered hadden, bedankte hij hen met een genadigen glimlach, kolonel Lacroix werd daarbij als een Fransch officier aangeduid, zonder hem te noeineu. „Gij zijt een moedig en schrander man, Men sing," zeide de vorst. „Gij hebt u in die geheele zaak moedig en verstandig getoond. Ik zal het niet vergeten. Gij moet de rekening der onkos- Gelijkheid van rechten toch is in Nederland meer dan eene ijdele leus; het is een beginsel op strenge rechtvaardigheid gegrond, maar dat daarom ook gelijkheid van lasten en plichten eischt. Te lang reeds is aan het denkbeeld voedsel gegeven dat de bevolking, tegenover het Staats gezag, kan gesplitst worden in onderscheidene standen, en het kan alleen opkomen in een be neveld brein, dat handelaren en industriëelen van de overige bevolking te onderscheiden zijn, dat hunue nijverheid in 't bijionder van Staatwege beschermd wordt; veeleer indien er sprake kon zijn van schifting der bevolking, zou dat deel als kaste zijn aan te merken, dat van de staats ruif teert, van den Staat bescherming geniet, doch zonder voor die bescherming evenredig bij te dragen. Zal eindelijk die ongelijkheid kunnen worden weggenomen Deze Kamer voelt zich gedrongen, in weerwil zij vroeger de meening heeft uitgedrukt dat het doel op andere wijze ware te bereiken, tot dat einde ten krachtigste het voorstel des Konings te ondersteunen, tot invoering eener algemeene inkom sten-belasting, ter vervanging der onrechtvaardige belasting op het inkomen van een gedeelte der nijvere ingezetenenhet patentrecht. De kamer mag vertrouwen dat de volksverte genwoordiging zich niet zal laten afschrikken door allerlei bezwaren van hetzelfde gehalte als indertijd ook tegen de afschffing der plaatselijke accijnseu werdeu aangevoerd, en die allen bij het invoeren van het nieuwe plaatselijke belas tingstelsel met hoofdelijke omslagen, als sneeuw zijn versmolten. Wie zou thans de plaatselijke accijnsen nog durven verdedigen? Waar zijn de bezwaren, die men destijds zoo breed uit mat even als thans over ontduiking van belasting, valsche aangiften en ongelijken druk? De invoering der algemeene inkomsten-belasting wordt door deze kamer nog om eene andere reden wenschelijk geacht. Zoo het toch waar wordt bevonden, wat velen beweren, dat de hef fing van 2 pCt. van het inkomen een veel hooger bedrag in de schatkist zal brengen, dan de mi nister van financiën berekent, dan zal daarvan het gevolg moeten zijn dat, behalve het geslacht, nog andere veel onbillijker accijnsen wel dra uit de rij der staatsmiddelen verdwijnen, als die op zout, zeep en azijn, drie eerste levens behoeften waarvan het gebruik zeer ten uadeele der volksgezondheid en wat het zout betreft, ten schade van den veestapel, door de belasting wordt tegengegaan. Kan het noodig zijn nog iets te zeggen tegen de ongerijmde ook vroeger vaak bijgebrachte be wering, dat de afschaffing van den accijns op het vleesch geen vermindering in den prijs van dat voedingsmiddel zal medebrengen? Gewis niet aan de leden uwer vergadering zal behoeven aangetoond te worden, dat, daargelaten het accijnsbedrag, de afschaffing van de formali teiten tot verzekering der belasting, het vleesch- houwersbedrijf zal vrij maken, waarvan weldra eene gewenschte mededinging dc vrucht zal zijn, die alras ruimer aanbod van betere waar op de markt zal teweeg brengen. Mocht echter, door de aanvankelijke verlaging der vleeschprijzen, de vraag wegens meer algemeen verbruik, vervol gens weder toenemen en dit allengs de prijzen doen «tijgen, het zou een gelukkig verschijnsel zijn, dat ook de geringe man door krachtiger voedsel in 6taat geraakte zijn productie-vermogen te verhoogen. Die redenen hebben de Kamer van koophandel en fabrieken te 's Hertogenbosch geleid tot het eenstemmig genomen besluit, om uwe vergadering eerbiedig te verzoeken, 's Konings voorstel van wet tot algemeene belasting op de inkomsten, ten maar indienen, ik zal ze u laten uitbetalen." „Eene rekening!" antwoordde Mensing zeer ver wonderd. „Uwe Doorluchtigheid zal toch niet ver langen, dat ik mij al die kleiue uitgaven her inner. De inspecteur Seitz heeft mij duizend gul den gegeven; deze zijn, voor het heen en weer reizen, den aankoop van verkleedingen, voor drinkgelden en omkoopingen gebruiktDat is mijn rekening." „'t Is goed! 'tis zeer goed!" sprak de vorst op zachteren toon, om Mensing, die op vrij lioogen toon gesproken had, tot bedaren te brengen. „En," ging Mensing voort, „voor de omkoopiug van den Franschen officier, van wien ik zoo even sprakzijn 50,000 daalders van de schat afge nomen." „Vijftig duizend daalders! riep de vorst ver schrikt uit. Weet ge wel dat dit eene zeer groote som is." „Ja juist zooveel als noodig was." „Hm!" zeide de keurvorst, Mensing sterk aan ziende, „en gij wilt dien officier niet noemen?" „Ik gaf mijn eerewoord het niet te doen. „Ook den graad en het regiment niet?" „Ik geloof niet dat ik zulks doen mag, Door luchtigheid. „Dan moet ik u op uw woord gelooven?" Ik smeek er u om. ter vervanging van het recht van patent en van den accijns op het geslacht, te willen aannemen. Ook de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Oldenzaal heeft in een adres, aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal gericht, hare inge nomenheid betuigd met het voorstel van den Minister van Financiën, tot invoering eener be lasting op het inkomen en afschaffing van het patentrecht. Het hoofdbestuur van de Vereeniging van Chris telijke oudervvijzeis in Nederland heeft een adres gericht aan de Tweede Kamer der Staten-Gene raal, om te verzoeken art. 19 van het ontwerp van wet op de besmettelijke ziekten niet aan te nemen. Dit artikel betreft de verplichte koepok inenting voor leerlingen en onderwijzers. Naar men verneemt, worden bij het Koloniaal Werfdepot geen militairen, afkomstig van de regi menten, meer aangenomen, omdat het contingent suppletietroepen voor dit jaar voltallig is. Prof. de Bosch Kemper deelt in het Volksblad mede, dat het besluit door hem genomen, om de uitgave van het Volksblad en van de Tijdvragen te staken, hem groote opoffering heeft gekost. De hoogleeraar zegt verder „Wel heb ik, gelijk waarschijnlijk elk redac teur van een periodiek tijdschrift, teleurstellingen ondervonden. Eenigen, die aanvankelijk sympathie hadden met mijne beginselen van onpartijdig heid, zijn tot de conservatieve, anderen tot de liberale partij overgegaan; weder anderen, die met mijne beginselen instemden, konden zich niet vereenigen met sommige meeningen, enkelen zullen ook uit nieuwsgierigheid het weekblad hebben ingezien. Ik wil den invloed, dien het Volksblad gehad heeft, niet hoogstellen. Maar ik heb ook het voorrecht genoten van vele belang stellende lezers en daaronder vrienden verworven te hebben, blijken» de brieven, die ik van lezers van het Volksblad ontvangen heb, en waarop ik hoogen prijs stel. Tot hen is inzonderheid dit woord gericht. Het doet mij leed, afscheid te moeten nemen van mijne wekelijksche gedachtenwisseling met die geestverwanten. „Maar iedereen moet met zijne krachten te rade gaan en dienovereenkomstig zijn tijd ver- deelen. „Wekelijksche beschouwingen over de alge meene gebeurtenissen op staatkundig maatschap pelijk en godsdienstig gebied, jaren lang voort gezet, terwijl toegezegde medewerking veelal in gebreke bleef, hebben iets zeer afmattends, vooral wanneer, gelijk bij ons, dezelfde onderwerpen voortdurend aan de orde blijven. „Ook heeft de reden, die mij in 1859 bewoog het volksblaadje te vergrooten om over staatkun dige en godsdienstige vraagpunten mijne beschou wingen mede te deelen, thans voor een gedeelte opgehouden. In 1859 leefden wij nog in een op- gewekteu tijd. De partijzucht heelt thans bij velen haar keerpunt bereikt. Het beste gedeelte van ons volk walgt van de eenzijdige partij voorstellingen, van die groote woorden zonder waarheid, van die eloquenlia forlis sine verilate, gelijk een schrijver ten tijde van partijtwisten in de 17de eeuw zich uitdrukte; de behoefte doet zich meer en meer gevoelen, dat men de regee- ringsbeginselen beoordeelt naar hunne innerlijke waarde en niet naar de partij, die ze voordraagt. Het zuivere liberale beginsel werkt krachtig voort als een zuurdeesem in het volksleven. Wij zijn ten volle overtuigd, dat dit beginsel zich telkens meer zal verspreiden; maar daartoe kan het misschien dienstig zijn, dat wij met onze wekelijksche be schouwingen ophouden. De partijen hebben een leader, een partijaanvoerder noodig; bij een on partijdige richting moet het alleen om de waar heid te doen zijn, de personen moeten op den Mensing sprak deze woorden op een toon uit, die den keurvorst den moed benamen, om den man aan wien hij zooveel verschuldigd was, verder te antwoorden. Mensing en Willem moohten in zijne residentie blijven alwaar zij voor alle vervolging van de zijde der Franschen zeker waren. Die vervolging liet zich dan ook niet wachten. Er werd een onderzoek ingesteld om te ontdek ken wat er in den nacht van den 21 op den 22 November 1807 op Wilhelmsböhe was gebeurd. Het verdwijnen van Mensing en Willem, de ont dekking van den opgebroken muur onder den trap, waren voldoende om het geheele hof van Koning Jerome te overtuigen, dat Mensing en Willem den schat hadden medegenomen. De ver klaringen der gendarmen, die den schat ontmoet hadden, bevestigden dit vermoeden, te meer toen zij van de slimme uitvlucht «praken, waarmede Mensing hen om den tuin geleid had. Kolonel Lacroix verzweeg natuurlijk de ware toedracht der zaak. Hij verhaalde wel hoe hij op het bal ontdekt had dat Mensing hem bedrogen had, hoe hij om Mensing te achtervolgen, dadelijk in den zadel was gesprongen, maar dat al zijne moeite om hem in te halen, te vergeefs was geweest Eene huiszoeking op de pachthoeve van moe der Mensing en haar verhoor, benevens dat der achtergrond treden, zij moeten zelfs den set vermijden van in alles gelijk te willen hebt Het beginsel moet hun meer lief zijn, da0 toepassing daarvan in meeningen over te|er zaken. Het vertrouwen op de kracht van beginsel geeft ons de vrijheid de toepassing: van, in het oordeel over de gebeurtenissen den dag, thans aan anderen over te laten. Ten slotte verklaart de heer De Bosch Keu dat hij aan het CentsVolksblaadje en de Volislil kunde zal blijven medewerken, en aan het ti schrift Nieuw en Oud als mede-redacteur j krachten wijden. Het vervolg van de Staatkm Geschiedenis van Nederland, aanvankelijk tot October 1848, wordt aangekondigd. Van goed onderrichte zijde wordt aan Zulf. Cl. medegedeeld, dat de inschrijvingen t den spoorweg van Zutfen naar WestfaleD n f 250,000 maar ƒ350,000 bedragen, en dat v toezeggingen tot deelneming dit bedrag eerla' aanzienlijk zullen verhoogen. Bij het Koloniaal-Militair Invalidenhuis opB- beek zijn in den laatsten tijd wederom versci den geschenken ontvangen als blijken van langstelling in die inrichting. Zoo werd de j tret-verzameling verrijkt door Mejufvrouw L, Weerts, te Arnhem; door den oud-Minister t Oorlog, Jhr. E. A. O. de Casembroot; door c gepensioneerden generaal-majoor, Jhr. H. deH Bomme; door Dr. J. J. F. Wap, te's-Gravenbi en door den raadsheer Mr. G. J. O. Schneitk te Arnhem. Verscheiden boek- en plaatwerk werden voor de bibliotheek ontvangen van heereu Dr. W. F. Schuurman Schimmel, te A hem; W. F. van Eossum, te Werne a/d. Lip Gualtherus Kolff en J. H. van Geuns, te Vel van wien mede werd ontvangen een verzameli van eenige buitenlandsche orden en eereteeke (in étagère). Verder werd nog door een oi.' kende uit Indië een verzameling pijlen, bogr. bamboeskokers aangeboden. De Afdeeling voor Taal-, Letter-, Geschiedt: dige en Wijsgeerige Wetenschappen van de E niuklijke Akademie van Wetenschappen, zal ee gewone vergadering houden op Maandag d 13den November e. k,, des namiddags te kwarti over twaalven, in het gebouw der Akadem Trippenhuiste Amsterdam. Vanwege den Minister van Binnenlandse! Zaken wordt ter algemeene kennis gebracht, ten behoeve van herstellingswerken aan de Ar doornsche sluis, de scheepvaart op het tweed het vierde pand van het Apeldoornsche kan zal gestremd zijn van 19 tot en met 24 No«e ber aanstaande. Z. M. heeft benoemd tot burgemeester der meente Woudrichem W. A. H. Gelderman. Z. M, heeft de heer H. Schellenbaum erket en toegelaten als consul-generaal van Zwitserl" te Batavia. Z. M. heeft goedgevonden te benoemen tot n der der orde van den Nederlandschen Leeuwd: heer J. J. Maritz, gewezen geschutgieter in 'sRij! gieterij van bronzen geschut. B 1ÏV NENJLAND. Amsterdam, 10 November. Met belangstc' vernemen wij, dat in de Maatschappij „Ar'. Amicitiae" eene tentoonstelling op handen' die een zeldzaam kunstgenot belooft te verse fen. Een sedert bijna 200 jaren hier ter stel gevestigde kunstkrans, bestaande uit een tws tal van de voornaamste kunstverzamelaars, hs der Maatschappij aangeboden in hare uitnemö daartoe geschikte zalen eene tentoonstelling geven van een groot aantal der beste teekeningi en aquarellen, met groote zorg en kosten en F huisgenooten, leidde tot geen bevredigend result Ten gevolge van de verklaring van graaf Bv cheporn onder welk voorwendsel de inspeelt Seitz hen had overgehaald, den bagagewagen zijne beschikking te stellen, kwam Seitz herl)" delijk in 't verhoor. Hij bleef echter bij zij verklaring dat hij geen ander doel had get' dan zijne dochter te verwijderen, en wel om redenen die hij aan graaf de Boucheporn i toevertrouwd; had Mensing van dezegelegenb gebruik gemaakt om den schat te vervoeren, <1 had hij daarin geen de minste schuld; want b hij het gevaar dier reis kunnen voorzien, dan c hij nimmer toegegeven hebben dat zijne doet' ze gemaakt had. Iedereen kon immers wel begrijpeD, gesteld dat hij zijn vorige moeder nog gen e? was, die genegenheid toch nimmer zoo ver 1» gaan, om niet slechts zijn eigen leven, maar® dat van zijn eenig kind op 't spel te zetten! Deze beweegredenen overtuigden iedereen;: Franschman kon geens-.ins aannemen, dat H6 sische trouw zoover kou gaan en men zag1 dus van af om Seitz te vervolgen. Zoo kw® men dus nooit achter het geheim, wie de hat in deze met evenveel vermetelheid als g6'" uitgevoerde daad de hand had gehad. (Wordt vervolgd)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1871 | | pagina 2